Samenvatting Hoofdstuk 15 Criminlogical Theory

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.

O: De ontwikkeling van criminelen- levensloop theorieën

 

Criminologen hebben altijd grote interesse in de adolescentie gehad. Andere levensfases werden bijna niet onderzocht. Dit heeft te maken met het feit dat in deze fase meer criminaliteit voorkomt. Dit is te zien aan de leeftijd-criminaliteit curve, deze piekt bij 17 jaar. De lijn loopt langzaam op tussen de 7 en 17 jaar en loopt daarna weer af. Twee factoren produceren de curve: prevalentie (de duur) en incidentie (de frequentie). Caspi en Moffit vonden dat 85% van de adolescente criminelen geen crimineel gedrag meer vertoonden, wanneer ze 28 waren.

 

Zelfrapportage vragenlijsten bevestigden voor veel onderzoekers het idee dat criminaliteit ontstaat in de adolescentie. Het simpele inzicht dat de ene levensfase invloed heeft op andere levensfases zorgde voor longitudinaal onderzoek, waardoor hele andere bevindingen naar voren kwamen. In dit paradigma lag de focus bij het begin van criminele activiteiten, hoe lang de activiteiten duren, hoe frequent het voorkomt en wanneer het stopt. Ook kwam het inzicht naar voren dat de redenen om te beginnen en te stoppen met criminaliteit voor elke individu anders is. Door deze nieuwe vorm van onderzoek werd gevonden dat wat er gebeurt tijdens de kindertijd invloed heeft op delinquent gedrag in de adolescentie.

Wanneer de wortels van criminaliteit in de kindertijd zouden liggen, dan zouden dus ook veel theorieën niet kloppen.

 

Geïntegreerde theorieën over criminaiteit

Geïntegreerde theorieën verklaren criminaliteit door twee of meer theorieën samen te voegen tot één raamwerk. Veel theorieën in het boek kunnen gezien worden als geïntegreerde theorieën. Bijvoorbeeld Agnew’s general strain theory heeft kenmerken van de control, social learning en rational choice theorieën. Deze geïntegreerde theorieën hebben 2 tekortkomingen (1) er ontstaat geen kritische discussie over de juistheid van een theorie, omdat alle goede verklaringen in een theorie worden opgenomen. Dit leidt dus niet tot aanpassing en verbetering. (2) ze worden op een slordige manier gemaakt, omdat overal verklarende variabelen vandaan worden gehaald. De combinatie is geen goede balans. Door het selecteren van variabelen en ze in een bepaalde volgorde te zetten, kunnen causale processen vergeten worden. Verschillende theorieën gaan uit van verschillende aannames van de menselijke aard. Dit wordt genegeerd bij integratie ( bijvoorbeeld de social bond en social learning theorieën).

  • Integrated strain-control paradigm (Elliott et al., 19790): deze theorie is om twee redenen significant (1) de theorie stelt dat factoren van bepaalde theorieën belangrijker zouden kunnen zijn in bepaalde levensfases. (2) Ook zou er volgens Elliott et al. meer dan één pad naar delinquent gedrag kunnen zijn.

Ze concentreerden zich op vroege socialisatie uitkomsten en ze verdeelden de sociale binding in tweeën: integratie (externe binding) en ‘commitment’ (interne binding). Het eerste pad: (1) zwakke bindingen in de kindertijd leiden tot (2) deelname aan delinquente peer groepen (3) dit leidt tot stabiel crimineel gedrag. Het tweede pad is dan voor kinderen die wel goede binding in de kindertijd hebben, maar toch crimineel gedrag gaan vertonen. Deze kinderen maken gebeurtenissen mee, die ‘strain’ creëeren op de persoonlijkheid, waardoor de bindingen verzwakken. Het tweede pad: (1) sterke bindingen in de kindertijd (2) ‘strain’ vermindert de bindingen (3) jongeren worden delinquent (4) ze vertonen stabiel crimineel gedrag.

  • Interactional theory (Thornberry): menselijk gedrag gebeurt door menselijke interactie. De aard van de interactie verandert. Delinquenten zijn onderdeel van een interactief systeem. Ze worden beïnvoed door de omgeving, maar ze beïnvloeden ook zelf de omgeving. Delinquent gedrag komt door wederzijdse bekrachtigende causale netwerken. In essentie worden in deze theorie de social control en de social learning theorieën geïntegreerd. De belangrijkste inzichten zijn (1) variabelen hebben wederzijdse/’reciprocal’ effecten. De slechte bindingen leiden mogelijk tot delinquent gedrag, waardoor de bindingen nog verder verzwakt worden (cumulative disadvantage). (2) Thornberry realiseerde zich dat de effecten van variabelen verschillen per levensfase.  In de adolescentie verzwakt de band met ouders en verterkt de band met peers en later hebben ook bijvoorbeeld het huwelijk, werk en studie invloed op het doorgaan of stoppen met crimineel gedrag.
  • Thornberry bracht een herziening uit van zijn interactional theory: de life course theory. Het begin van crimineel gedrag zou voorkomen in drie verschillende fases.
    • conduct problemen in de kindertijd zijn het resultaat van disorganisatie in het gezin, ineffectief opvoeden en falen op school en worden geassocieerd met delinquente peers. Het gedrag van deze individuen zet door, omdat de tekorten extreem en verweven zijn.
    • De meeste jongeren beginnen met crimineel gedrag in het midden van de adolescentie, vanaf 12 jaar tot 16 jaar. Er zijn bij deze jongeren geen serieuze tekorten. Ze zitten in het proces van het vaststellen van autonomie die gepast is voor de leeftijd. Ze begaan geen serieuze misdaden.
    • Er zijn ook laatbloeiers. Ze zijn volwassenen als ze beginnen met delinquent gedrag. Hun tekortkomingen (laag IQ en slechte schoolresultaten) werden gebufferd door beschermende factoren, zoals een ondersteunende opvoeding. Wanneer ze de beschermende omgeving verlaten, kunnen ouders hen niet meer beschermen.

 

Levensloop criminologie

Er is continuïteit of stabiliteit in antisociaal conduct, vanaf de kindertijd tot en met de volwassenheid. Er is echter ook gezien dat er verandering en discontinuïteit is in crimineel gedrag. De meeste antisociale kinderen worden dan ook geen antisociale volwassenen. Deze relatie is dus niet altijd duidelijk aanwezig. Een grote meerderheid van antisociale kinderen, waarvan bijna de helft risico loopt op toekomstig criminele betrokkenheid, onwikkelen niet in serieuze of chronische criminelen gedurende de adolescentie. Er zijn vier types van levensloop theorieën (1) er is alleen continuïteit in crmineel gedrag (2) er is continuïteit EN verandering (3) er is continuïteit OF verandering (4) er is alleen verandering.

 

De theorie van lage zelf-controle en criminaliteit (Gottfredson en Hirschi) heeft grote invloed gehad op de levensloop criminologie, omdat het de rol van gebeurtenissen in de kindertijd erkende. Ze stelden bijvoorbeeld dat ineffectief opvoeden een grote oorzaak is van lage zelf controle. Deze theorie veroorzaakte een crisis in de criminologie, omdat ze duidelijk maakten dat bestaande theorieën fout waren. Gottfried en Hirschi stelden voor dat er stabiliteit of continuïteit was. Stabiliteit is het resultaat van stabiele onderliggende individuele verschillen. Continuïteit komt door ‘staat afhankelijkheid’. Doorzetten in criminaliteit wordt waarschijnlijker door bijvoorbeeld veranderde leefsituaties (verzwakte binding) en verandering van de crimineel (criminaliteit als voordelig zien). De vraag is of lage zelf-controle, wat een belangrijke variabele is in de theorie, de belangrijkste factor is voor de individuele verschillen die continuïteit veroorzaken. Ze ontkennen echter niet dat verandering in criminaliteit voor kan komen en dus dat criminaliteit minder kan worden, deze verandering is volgens hen alleen intra-individueel mogelijk, want interindividuele verschillen zijn stabiel (zoals de mate van zelfcontrole).

  • Social-interactional developmental model (Patterson):
  • Early onset: antisociaal gedrag lijkt een ontwikkelingseigenschap te zijn, die vroeg in het leven begint en vaak continueert in de adolescentie en volwassenheid. Verandering en stabiliteit in antisociaal gedrag komt volgens Patterson door sociaal-interactionele factoren. Kinderen en hun omgeving zitten in een actie-reactie sequentie. De start van antisociaal gedrag wordt ook door Patterson gelinkt aan slecht functionerende gezinnen (zoals harde en inconsistente discipline). Dwangmiddelen/ ‘coercion’ worden in deze gezinnen soms positief beloond. Jongeren trekken naar criminele peer groepen, omdat ze falen op school en afgewezen worden door ‘normale’ peer groepen, vanwege agressief gedrag. De beste interventie voor deze groep moet vroeg gebeuren. Ouder management training is bewezen effectief.
  • Late onset: de late beginners zouden volgens Patterson een eigen pad hebben. De marginality hypothesis wordt gebruikt, waarbij ervan uit wordt gegaan dat jongeren opgroeien in contexten die marginale tekortkomingen hebben, met ouders die marginale opvoedingstechnieken gebruiken en waarbij de jongeren sociale vaardigheden hebben die marginaal ontwikkeld zijn. Het belangrijkste causale mechanisme voor deze groep is de deviante peer groep. Deze late-onset groep is minder geneigd om de criminaliteit door te zetten, in vergelijking met de early-onset groep. En ze zullen minder serieuze misdaden begaan. De verschillende startpunten van de twee groepen kan verschillen in groeipatronen van criminaliteit bijna garanderen. Early onset is dus stabiel gedurende het leven, terwijl late-onset vooral aan adolescentie gebonden is.
  • Life course persistent/adolescence limited theory (Moffitt): misdaad is continu OF veranderlijk. De piek in crimineel gedrag tijdens de adolescentie komt door twee verschillende groepen criminelen, die dus ook hun eigen theoretische verklaring nodig hebben.
  • De ene groep is klein en laat continu crimineel gedrag zien vanaf de kindertijd tot in de volwassenheid (de life-course persistent offenders). Zij hebben neuropsychologische tekorten. Deze kinderen komen in een proces van reciproke interactie: ze zijn kwetsbaarder voor criminele omgevingen, maar de omgeving gaat ook niet goed met hen om. Er zijn drie aannames bij deze groep: (1) ze hebben een beperkte gedrags repertoire (2) ze raken verstrikt in de consequenties van hun gedrag (tienerzwangerschappen zorgen bijvoorbeeld voor blijvende gevolgen) (3) eenmaal in de volwassenheid kunnen ze niet meer ontsnappen door bijvoorbeeld verslavingen.
  • De tweede groep is groter en beslaat de meeste criminele jongeren. Deze groep vertoont alleen crimineel gedrag tijdens de adolescentie (adolescence limited offenders). Deze groep vertoont dus veranderlijk en onstabiel crimineel gedrag. De zwakte van deze theorie is de verklaring dat er maar twee groepen zouden zijn en dat jongeren of het ene of het andere pad inslaan.

Moffitt stelt dat er in elke fase sprake is van tijdelijke continuïteit. Stabiliteit van antisociaal gedrag wordt ook fundamenteel beïnvloed door cumulatieve continuïteit. Dit houdt in dat de acties van jongeren en de reacties daarop ervoor zorgen dat de jongere vast komt te zitten in een stabiele antisociale rol, waarbij de opties voor verandering verdwijnen. De oorzaak van het criminele gedrag moet in deze groep gezocht worden in de ontwikkeling tijdens de pubertijd. Ze hebben last van een maturity gap: een gat tussen wat de maatschappij wil van adolescenten en wat ze fysiek kunnen. De maatschappij wil bijvoorbeeld niet dat ze deelnemen aan seksuele activiteiten, terwijl ze daar fysiek wel klaar voor zijn. Jongeren worden ongelukkig van deze ‘gap’ en willen toch laten zien dat ze volwassen zijn, door zich onafhankelijk op te stellen. Het gedrag wordt bekrachtigd door reacties van de omgeving, want als ouders boos worden hebben ze hun doel bereikt, omdat ze autonomie nastreven. De LCP groep staat model voor de AL groep, omdat ze volwassener overkomen.

Het criminele gedrag in deze groep zet niet door tijdens de volwassenheid, omdat ze cumulatieve continuïteit ontwijken/voorkomen en ze hebben geen last van de tijdelijke continuïteit. AL’s zijn psychologisch gezond, waardoor ze op een gegeven moment de juiste volwassen rol aannemen.

Kritiek op deze theorie: zijn er maar twee groepen delinquenten? Je zou kunnen zeggen dat beide groepen in tweeën verdeeld kunnen worden: de groepen met een laag en hoog aantal misdaden. En worden de twee groepen niet gecreëerd door onderzoekers? Zij kunnen zelf bepalen op welke leeftijd het gedrag zou moeten beginnen en daar bewijs voor gaan zoeken onder misdadigers.

 

 

  • Social bond theory (Sampson en Laub): Sampson en Laub gebruikten de theorie van ‘age-graded informal social control’ om criminaliteit door heel het leven heen te verklaren. In tegenstelling tot Hirschi stelden Sampson en Laub dat de sociale bindings theorie ons begrip van continuïteit en verandering kan verklaren. Sociale binding hield nu ook sociaal kapitaal in, wat het kapitaal dat geproduceerd wordt door de kwaliteit van relaties betekent. Misdaad wordt volgens de onderzoekers gekenmerkd door continuïteit EN verandering. Ze verdeelden hun theorie, in tegenstelling tot Moffitt, niet in twee groepen.

De theorie van ‘age-graded informal social control’ is een causaal model dat stelt dat individuen en sociale controle processen niet bestaan in een vacuüm, maar dat ze eerder bestaan in een structurele context. Deze context is weer gevormd door grotere krachten op historisch en macro-niveau. Monitoring en hechting zorgen bijvoorbeeld voor sterke binding. Sampson en Laub zijn aanhangers van de cumulatieve continuïteit, want crimineel gedrag verzwakt de sociale binding, waardoor geen stabiele baan gevonden wordt en waardoor dus de criminaliteit doorzet. Sterke sociale binding kan ervoor zorgen dat er een keerpunt is in het criminele gedrag. Sampson en Laub benadrukken dus sociale bindingen in elke levensfase!

Kritiek op deze theorie: de onderzoekers linken criminele vermindering aan sociale controle, terwijl andere sociale processen hier ook voor gezorgd kunnen hebben. En het is simplistisch om te zeggen dat continuïteit alleen wordt veroorzaakt door zelfcontrole of sociale binding.

 

Sampson en Laub vonden dat iedereen op een gegeven moment stopt met crimineel gedrag. Deze vinding vormt een uitdaging voor LCP groep van Moffitt. Bovendien stopt het criminele gedrag niet door gebeurtenissen in de kindertijd, maar door gebeurtenissen van dat moment. Laub en Sampson vonden vijf aspecten die het proces van stoppen met criminaliteit verklaren (1) structurele keerpunten zorgen voor verandering (2) Deze structurele gebeurtenissen creëeren sociale bindingen (3) hun dagelijkse routine verandert hierdoor (4) de investering in het nieuwe leven (bijvoorbeeld huwelijk en werk) zorgen ervoor dat het onzin is om crimineel gedrag te vertonen, dat alles op het spel kan zetten. (5) misdadigers bepalen zelf hoe hun leven eruit ziet en kunnen dus op een gegeven moment ook bepalen dat ze willen stoppen.

 

Zie bladzijde 410, tabel 15.1 voor een overzicht van bovenstaande theorieën.

 

  • Theory of redemption scripts (Maruna): doorzettende criminelen en criminelen die stoppen met criminaliteit verschillen in cognitief begrip. De doorzettende criminelen denken dat ze veroordeeld zijn tot een crimineel leven, zonder daar enig invloed op uit te kunnen oefenen. Ze voelen zich bijvoorbeeld machteloos door drugsgebruik en armoede. De criminelen die stoppen bereiken dit door ‘redemption scripts’ (verlossende scenario’s). Volgens deze criminelen was hun gedrag gebonden aan omstandigheden en niet hun ware aard. Door te stoppen hebben ze het idee dat ze zelfredzaam zijn en dat ze controle hebben over hun toekomst.
  • Theory of cognitive transformation (Giordano et al.): bekritiseert de sociale binding theorie, omdat deze te deterministisch zou zijn. De sociale binding theorie stelt namelijk dat blootstelling aan sociale binding zou betekenen dat individuen automatisch onderworpen zouden zijn aan sociale controle en daarom hun misdaden zouden verminderen. Giordano et al. stellen dat sociale binding niet causaal verbonden is met het stoppen van criminele activiteiten. Ze zeggen dat misdadigers intentioneel en reflectief zijn. Ze stellen dat er een reciproke relatie tussen misdadiger en omgeving is. Het veranderproces komt voor een groot deel door ‘agency’. Deze ‘agency’ manifesteert zichzelf in een cognitieve transformatie. Die vier cognitieve veranderingen inhouden. (1) er moet een algemene cognitieve openheid voor verandering ontstaan, ze moeten bepaalde potentiële gebeurtenissen positief interpreteren (een goede relatie of een werkaanbod). (2) ze moeten zich binden met de kans die geboden wordt (3) ze moeten hun nieuwe gedrag zien als een aantrekkelijke vervanging en zo een nieuwe identiteit vormen (4) het voorgaande criminele gedrag wordt niet langer als positief gezien.

 

Implicaties voor beleid

Levensloop of ontwikkelings theorieën hebben als implicatie voor beleid dat er vroege interventie programma’s ingezet moeten worden. Deze programma’s focussen zich op: oudertraining, verbeteren van de cognitieve ontwikkeling van het kind en omkeren van vroege manifestaties van conduct problemen. Een voorbeeld is the “prenatal and early childhood nurse home visitation program”.

 

 

 

 

 

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!

Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Check: concept of JoHo WorldSupporter

Concept of JoHo WorldSupporter

JoHo WorldSupporter mission and vision:

  • JoHo wants to enable people and organizations to develop and work better together, and thereby contribute to a tolerant tolerant and sustainable world. Through physical and online platforms, it support personal development and promote international cooperation is encouraged.

JoHo concept:

  • As a JoHo donor, member or insured, you provide support to the JoHo objectives. JoHo then supports you with tools, coaching and benefits in the areas of personal development and international activities.
  • JoHo's core services include: study support, competence development, coaching and insurance mediation when departure abroad.

Join JoHo WorldSupporter!

for a modest and sustainable investment in yourself, and a valued contribution to what JoHo stands for

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Image

Follow the author: Vintage Supporter
Share this page!
Statistics
6947
Submenu & Search

Search only via club, country, goal, study, topic or sector