Rb Zwolle-Lelystad 31 mei 2007, BAG6952 - Arrest

Feiten

Bij besluit van 19 mei 2006 heeft het college B&W van Steenwijkerland (verweerder) aan belanghebbende aanlegvergunning verleend voor het verbreden van een waterschapssloot door middel van het afplaggen van 1 hectare grond, het aanleggen van een kikkerpoel en een wandelpad met lindebomen. Bij brief van 24 juli 2006, ingekomen op 26 juli 2006, hebben eisers bij het college bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De verweerder heeft dit niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding (onder toepassing van artikel 7:3 a Awb). Hierna hebben de eisers beroep ingesteld bij de rechtbank.

Rechtbank

Het college had gesteld dat het besluit op juiste wijze was bekendgemaakt door toezending aan belanghebbende en het zou op grond van de Awb niet gehouden zijn de aanlegvergunning ook aan omwonenden toe te sturen. Het door eisers gestelde, dat zij vanwege ziekte en overlijden van hun zwager geen tijd en aandacht hadden om kennis te nemen van de publicaties over de aanlegvergunning, maakt de termijnoverschrijding volgens de verweerder niet verschoonbaar.

De rechtbank stelt vast dat het besluit van 19 mei 2006 op 29 mei 2006 aan belanghebbende is verzonden. Hiermee is het op de voorgeschreven wijze van art. 3:41lid 1 bekendgemaakt. Eisers grief dat verweerder ten onrechte heeft verzuimd het besluit van 19 mei 2006 aan eisers als belanghebbende bekend te maken middels toezending daarvan, treft geen doel. Bekendmaking van de aanlegvergunning aan omwonenden als eisers is niet wettelijk voorgeschreven. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen het besluit van 19 mei 2006 is op grond van artikelen 6:7, 6:8 lid 1 en 6:9 lid 1 Awb aangevangen op 30 mei 2006 en geëindigd op 10 juli 2006. De eisers hebben op 24 juli 2006 bezwaar gemaakt en dit is dus niet binnen de wettelijke termijn ingediend en dus niet-ontvankelijk.

Op grond van art. 6:11 Awb blijft een niet-ontvankelijkverklaring achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De rechtbank is het eens met de verweerder dat het door eisers gestelde dat zij de publicaties in de Steenwijkerland Expres niet hebben opgemerkt vanwege ziekte en overlijden van hun zwager, en het feit dat eisers daardoor veelvuldig afwezig waren, geen rechtvaardiging is voor het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift. Het behoort namelijk tot de eigen verantwoordelijkheid om zulke publicaties in de gaten te houden of dit door derden te laten doen.

De eisers voeren ook aan dat de publicaties een foutieve plaatsaanduiding bevatten, namelijk “Vollenhove” in plaats van “Sint Jansklooster”. Volgens eisers is het voorstelbaar dat zij hierdoor de betreffende publicaties hebben gemist. Anders dan eisers is de rechtbank van oordeel dat de publicaties in de Steenwijkerland Expres voldoende duidelijkheid verschaffen over de plaats waarop de bestreden aanlegactiviteiten zien. In de publicaties wordt inderdaad ten onrechte de plaatsnaam genoemd, maar de vermelde straatnamen zijn juist. De publicatie van de vergunningaanvraag, waarin eerst de straatnamen worden genoemd en pas aan het slot de (onjuiste) plaatsnaam, had in ieder geval de aandacht van eisers redelijkerwijs moeten trekken.

Indien de vermelding van de plaatsnaam in combinatie met de straatnamen niet gelijk duidelijk zou zijn geweest op welk perceel de vergunning(-aanvraag) betrekking had, dan vormde de in die publicaties gegeven plaatsaanduiding volgens de rechtbank voldoende grond om aan te nemen dat het een perceel betrof in de nabijheid van hun woning. Zo nodig hadden zij ter opheldering hiervan contact kunnen opnemen met verweerder. Uit hetgeen eisers hebben aangevoerd volgt dus niet dat zij met het te laat indienen van het bezwaarschrift redelijkerwijs niet in verzuim zijn geweest. De verweerder heeft eisers bezwaar dus terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Kern

Foute plaatsaanduiding geeft geen verschoningsgrond voor een termijnoverschrijding.