Oefententamens Romeins Recht - UL
- 3262 reads
Brennus is regelmatig te gast geweest bij Atticus in diens villa in de kustplaats Baiae. Op zeker moment wil hij de villa kopen. Atticus gaat akkoord. Maar kort nadat de koopovereenkomst is gesloten, biedt Cicero het dubbele bedrag voor de villa aan Atticus, op voorwaarde dat Atticus het huis onmiddellijk aan hem overdraagt. Atticus hoeft niet lang te aarzelen. Hij verkoopt het huis aan Cicero en draagt het terstond geldig over. Wat is de positie van Cicero?
Appius heeft een vrachtwagen (plaustrum) gehuurd van de ondernemer Baldus. Enige dagen na het sluiten van deze huurovereenkomst en het afgeven van de vrachtwagen aan Appius, sluit Baldus een tweede huurovereenkomst, dit keer met Claudius, waarbij hij dezelfde vrachtwagen aan Claudius verhuurt. Claudius vordert afgifte van de vrachtwagen van Appius. Moet Appius de vrachtwagen afgeven?
Didius heeft 5.000 HS te vorderen van Ennius uit geldleen. Hij geeft aan Ennius de opdracht om die 5.000 HS te betalen aan Flavius, de bankier van Didius. Als Ennius zich vervoegt ten kantore van de bankier Flavius, dan ontmoet hij daar niet Flavius maar de bedrieger Gnaeus. In de veronderstelling dat hij met Flavius van doen heeft, die hij nooit eerder heeft ontmoet, overhandigt Ennius een zak met daarin 5.000 HS aan Gnaeus. Tegen de tijd dat Ennius achter de toedracht komt, ontbreekt van Gnaeus ieder spoor. Welke stelling is juist?
Ancus heeft een partij tulpenbollen verkocht aan Bulbus voor de som van 50.000 HS. Bulbus weet dat Ancus een schuld van dezelfde grootte heeft bij de financier Crassus en betaalt daarom ten behoeve van Ancus de koopsom voor de tulpenbollen direct aan Crassus. Welke stelling is juist?
Amphion is een bekende paardenfokker. Hij is eigenaar van de beroemde merrie Alceste. Op zekere dag verkoopt hij één van de twee veulens die Alceste heeft gekregen aan een andere paardenfokker, Bato. De koper laat de keuze welk veulen zal worden geleverd over aan de verkoper. Voordat een keuze is gemaakt komt één van beide veulens te overlijden door koliek, een ernstige paardenziekte. Bato eist nu dat het andere veulen aan hem wordt geleverd. Is Amphion daartoe verplicht?
Aulus en Blasius zijn uit geldlening de hoofdelijke crediteuren van Claudius voor een bedrag van 12.000 HS. Tussen Aulus en Blasius is overeengekomen dat alleen Blasius zal mogen overgaan tot het innen van het geld, omdat de opbrengst slechts aan Blasius ten goede moet komen. In weerwil van deze afspraak wordt Claudius door Aulus aangesproken tot betaling van de gehele geldsom. Claudius weet echter van de overeenkomst tussen zijn beide crediteuren en weigert aan Aulus te betalen. Welke stelling is juist?
Gaius heeft 10.000 HS uitgeleend aan Nero en Ofelia als hoofdelijke schuldenaren. Voordat het bedrag is terugbetaald aan Gaius overlijdt Nero onder achterlating van twee erfgenamen, Publius en Quintus. Van wie kan Gaius welk bedrag in rechte opeisen?
Bij welke bron van verbintenissen is het relevant of de wil van partijen gericht is op het ontstaan van een verbintenis?
Eros heeft zijn huis in Gallië verkocht en geleverd aan Flora onder het beding dat de eigendom van het huis automatisch aan hem zal terugvallen bij het overlijden van Flora. Hoe wordt dit beding in het Romeinse recht geconstrueerd?
Appius heeft zijn vakantiehuis te Capua verkocht aan Barbarus. Appius en Barbarus wisten tijdens het sluiten van de koop niet dat het huis door ontsnapte gladiatoren onder leiding van de beruchte opstandeling Spartacus in brand was gestoken en op dat moment al geheel was afgebrand. Welke stelling is juist?
Gnaeus heeft van verschillende kanten vernomen dat zijn gezworen vijand Julius in aantocht is met een machtig leger. Gnaeus vermoedt dat Julius hem niet zal sparen en beraamt zijn vlucht. Om aan voldoende contanten te komen, stelt hij aan zijn buurman Hilarius voor dat deze het huis van Gnaeus zal kopen voor een prijs die ver onder de reguliere marktprijs ligt. Hilarius gaat op dit aanbod in en tegen contante betaling wordt het huis door Gnaeus aan Hilarius overgedragen. Niet veel later hoort Gnaeus op zijn onderduikadres dat Julius reeds vóór de verkoop en overdracht van het huis door verdrinking om het leven was gekomen bij het oversteken van een klein riviertje, en dat diens leger inmiddels is uiteengevallen. Gnaeus vraagt zich af of hij de verkoop en overdracht van het huis kan aantasten. Wat is juist?
Ariovistus sluit een overeenkomst met Babrius, waarbij deze zich verplicht om aan Ariovistus’ echtgenote Claudia voor zolang als zij leeft een maandelijkse betaling van 100 HS te doen, nadat Ariovistus is overleden. Als tegenprestatie verplicht Ariovistus zich om 10 jaar lang een bedrag van 25 HS per maand aan Babrius te betalen. De afspraak wordt versterkt door een boetebeding waarin is vastgelegd dat Babrius een bedrag van 5.000 HS verschuldigd zal zijn aan de erfgenaam van Ariovistus voor iedere maand dat hij na diens dood niet aan de uitkeringsverplichting aan Claudia voldoet. Vijftien jaren later komt Ariovistus te overlijden. Hij heeft zijn dochter Drusilla ingesteld tot erfgenaam. Ook zijn echtgenote Claudia heeft hem overleefd, maar een jaar na de dood van Ariovistus heeft zij nog steeds geen uitkering van Babrius ontvangen. Welke stelling is juist?
Om welke reden hadden de Romeinen grote bezwaren tegen het derdenbeding?
Aulus heeft als aannemer een groot bouwproject van projectontwikkelaar Blasius in de wacht gesleept. Ter uitvoering daarvan moet Aulus marmer inkopen, dat hij betrekt uit de marmergroeven van Carrara. Aulus en zijn opdrachtgever Blasius zijn overeengekomen dat de opdrachtgever alle leveranciers van de bouwmaterialen (dus ook Carrara) zal betalen op basis van de rekeningen die Aulus indient. Als het bouwproject is voltooid en Blasius de aanneemsom aan Aulus heeft uitgekeerd, vordert Carrara van Aulus betaling van het geleverde marmer. Aulus verwijst Carrara door naar Blasius, omdat die heeft toegezegd de prijs voor alle bouwmaterialen te zullen betalen. Blasius verkeert echter in financiële nood. Van wie kan Carrara betaling vorderen voor het marmer?
Welke betaling bevrijdt de schuldenaar NIET van zijn verbintenis jegens de schuldeiser?
De aannemer Aulus heeft van de gemeente Verona de opdracht gekregen om een groot amfitheater te bouwen. Voor het ophijsen van zware blokken marmer moet een grote kraan (carchesium) worden gebruikt, die Aulus huurt van de ondernemer Blasius. Bij de huurovereenkomst wordt gebruik gemaakt van een standaardcontract met de bepaling dat de huurder Aulus jegens de verhuurder Blasius zal instaan voor alle schade aan de kraan. Aulus betaalt de huurprijs aan Blasius en deze laat de kraan door zijn eigen personeel opbouwen naast de bouwput voor het amfitheater. Korte tijd later breekt een hevig onweer los. De grond rondom de bouwput kan het water niet snel genoeg opnemen en de kraan glijdt met donderend geraas op een modderstroom het amfitheater in. De kraan gaat daarbij geheel verloren. Blasius stelt Aulus aansprakelijk voor het verlies van zijn kraan. Wat is juist?
Xenophon en Zenobia zijn de hoofdelijke crediteuren van Aulus tot betaling van 12.000 HS uit geldleen. Op zekere dag verkoopt Aulus een paar dromedarissen aan Zenobia voor de prijs van 12.000 HS. Aulus en Zenobia spreken af de zaak met gesloten beurzen af te doen, omdat Aulus 12.000 HS uit geldlening verschuldigd is aan Zenobia. Enige tijd nadien wordt Aulus in gebreke gesteld door Xenophon. Hij weigert aan die sommatie te voldoen, met het argument dat hij niets meer is verschuldigd. Welke stelling is juist?
Aulus heeft twee hoofdelijke schuldenaren, Blasius en Cassius, die aan hem 10.000 HS zijn verschuldigd. Als dit bedrag na enige tijd nog steeds niet is betaald, wordt Blasius door Aulus in gebreke gesteld en daarna gedagvaard. In de procedure wordt Blasius veroordeeld. Hij is echter insolvent geraakt. Aulus besluit daarom zijn andere schuldenaar Cassius aan te spreken tot betaling van de hele schuld van 10.000 HS. Kan Cassius met succes door Aulus worden aangesproken?
De Siciliaanse graanhandelaar en reder Arascantus heeft zijn schip ‘Nautilus’ samen met een voorraad graan verkocht aan de importeur Brixus. Het schip zal tegelijk met het graan daarin worden afgeleverd in de haven van Ostia. Halverwege de zeereis slaat de bliksem echter in het schip, dat inclusief de lading tot op de kiel afbrandt. Als Brixus dit verneemt, weigert hij welk bedrag dan ook aan Arascantus te betalen. Wat is rechtens?
Welke Romeinse obligatoire overeenkomst behoorde niet tot de consensuele contracten?
Gaius moet op de eerste dag van iedere maand de huur van zijn appartement voldoen aan zijn huisbaas Hesychus. Op 31 mei brandt door een opstootje na een wedstrijd in het Circus het flatgebouw (insula) af waarin het appartement is gelegen. De huur over mei is nog niet betaald. Wat is rechtens?
De Romeinse spotdichter Horatius beschrijft in een brief het bezoek dat zijn vriend Florus brengt aan een slavenmarkt. De aandacht van Florus werd daar getrokken door een slavenhandelaar (mango) die zijn handelswaar aanprees als een welgevormde mooie jongen, die een beetje Grieks kende en vlijtig was in ieder vak, niet heel goed van stem maar met kennis van vrolijke liedjes, met de mededeling dat hij één keer was weggelopen en zich had verstopt onder de trap, zoals jongens dat wel eens doen uit angst voor de zweep. Florus kocht daarop de slaaf. Toen Florus kort daarop in het badhuis zat, liep de jongen weg en verdween spoorloos. Kan Florus de slavenhandelaar met succes aansprakelijk houden?
Aristides, woonachtig te Athene, wil verhuizen naar Rome en neemt schriftelijk contact op met de makelaar (proxeneta) Prodomus om voor hem een villa op een Romeinse heuvel te kopen voor een bedrag van maximaal 150.000 HS. Bovendien neemt Aristides schriftelijk contact op met de Romeinse bankier Crassus, met het verzoek hem een krediet van 200.000 HS te verlenen. Het bankiershuis stuurt daarop een brief aan Aristides met het bericht dat het krediet voor hem beschikbaar is. Een week later bericht Prodomus aan Aristides dat hij voor 150.000 HS een villa voor hem heeft gekocht op de Aventijn, nog steeds een rustige villawijk in de Romeinse binnenstad. Nadat Aristides in Rome is aangekomen presenteert Prodomus de rekening voor zijn bemiddeling, die naar Romeins recht kwalificeert als de verhuur van diensten, en voor de aankoop van de villa. Als Aristides aan de bankier Crassus verzoekt dit bedrag aan Prodomus te betalen, stuit hij op een weigering van Crassus, die hem geen krediet meer wil verstrekken. Welke stelling is juist?
Nonus spreekt met Octavius af dat hij aan Octavius zijn paard in bruikleen zal geven. Nog voordat Octavius het paard bij Nonus heeft afgehaald is het dier bij een brand in de stal omgekomen. De staljongen van Nonus blijkt een kaars te hebben laten staan. Octavius, die erop gerekend had het paard te kunnen gebruiken, zoekt naar wegen om Nonus in rechte aan te spreken. Wat is rechtens?
Hortensius heeft onlangs een nalatenschap verkregen. Hij wordt benaderd door zijn vriend Iucundus die graag geld wil lenen om zijn verkiezingscampagne voor het ambt van quaestor te financieren. Hortensius is best bereid om Iucundus geld te lenen, maar slechts tegen een aantrekkelijke rente. Hoe kan Hortensius de afspraak over de betaling van rente het beste juridisch vormgeven?
Een aantal Romeinse overeenkomsten, zoals het contract van geldleen, was ‘van streng recht’ (stricti iuris) zodat zij niet door de rechter ambtshalve getoetst konden worden aan de goede trouw. Hoe werden de consequenties hiervan in de praktijk opgevangen?
De bankier Blasius heeft een stipulatie afgelegd waarbij hij aan Aulus een krediet van 160.000 HS heeft toegezegd. Nog voordat het krediet is opgenomen, wordt Aulus failliet verklaard. De curator in dit faillissement vordert van de bankier Blasius uitkering van het toegezegde krediet. Gelet op het faillissement van Aulus weigert de bankier aan dit verzoek te voldoen. Moet Blasius het krediet uitbetalen aan de curator?
Agrippa en Battus zijn in de vorm van een maatschap (societas) een gezamenlijke onderneming begonnen voor de import van wierook uit de Romeinse provincie Arabia. Agrippa zal als inkoper optreden en Battus zal in Rome de zaken waarnemen door de wierook te verkopen vanuit zijn winkel. Van de opbrengsten zal 70% toevallen aan Battus en 30% aan Agrippa. Met het stadsbestuur van Jerash (Gerasa) weet Agrippa vervolgens een lucratieve overeenkomst te sluiten die hem het monopolie geeft op de wierookexport, tegen betaling van 50.000 HS inééns aan uitvoerrechten. Wie is jegens het stadsbestuur aansprakelijk tot betaling van de overeengekomen som? (De overeenkomst tussen A en J zou je kunnen benoemen als een onbenoemde overeenkomst)
Generaal Sulla heeft aan zijn trouwe adjudant Marius opdracht gegeven om hooi in te kopen voor de cavaleriepaarden. Het hooi mag niet meer kosten dan 1.500 HS. Marius voert deze opdracht getrouw uit en bestelt op rekening van generaal Sulla hooi bij een lokale boer voor een bedrag van 1.250 HS. Hij betaalt evenwel niet. De boer dringt aan op betaling. Wie is er aansprakelijk voor de betaling van de koopprijs?
Agricola wil geld lenen voor de uitbreiding van zijn boerderij maar kan geen krediet verkrijgen omdat hij geen onderpand heeft. Hij vindt de kredietverzekeraar Faustus bereid om zich tegen een vergoeding bij stipulatie borg te stellen. Aldus geschiedt, en Agricola leent 15.000 HS van de bankier Tacitus met Faustus als borg. Van het geld renoveert hij zijn boerderij. Plunderende Bataven trekken echter binnen de kortste keren over de Rijn en vertrappelen de wuivende korenvelden van Agricola. Hij kan zijn lening onmogelijk aflossen, zoals ook Faustus weet. Die maakt zich zorgen. Wat is zijn positie? (het gaat hier om een stipulatieborgtocht)
De zilversmid Marius heeft Nonnus aangesteld om als bedrijfsleider (institor) in zijn winkel zilverwerk te verkopen. Op een kwade dag verkoopt Nonnus niet alleen het aanwezige zilverwerk, maar ook de verdere inventaris van de winkel aan Otho, die zelf een winkel wil beginnen. Er wordt meteen afgerekend en Otho zal de volgende dag langskomen om alles op te halen. Die volgende dag is Nonnus vertrokken met de bedrijfskas en staat Marius in de winkel. Marius weigert afgifte aan Otho met de stelling dat hij niet aan de koopovereenkomst is gebonden. Wat is rechtens?
Welke stelling over de bijzondere regels die van toepassing zijn op de overeenkomst van lastgeving (mandatum) is JUIST?
De geldschieter Mucianus heeft aan zijn vaste incassobureau Extra Justitia opdracht gegeven om een vordering van 10.000 HS te innen die Mucianus uit geldleen heeft op Lollius. Het geïnde bedrag zal Extra Justitia min een kleine provisie afstaan aan Mucianus. Het incassobureau onderneemt geen actie en de aansporingen van Mucianus blijven vruchteloos. Bovendien bereiken hem berichten dat Extra Justitia zelf in betalingsproblemen verkeert, zodat hij vreest dat hij het aan Lollius uitgeleende geld nooit zal verkrijgen als Extra Justitia ooit tot inning zou overgaan. Kan Mucianus zelf Lollius aanspreken tot terugbetaling van de geldlening?
De Romeinse praktijk nam vaak haar toevlucht tot de ingewikkelde constructie van verlening van een opdracht tot geldlening aan een derde (mandaatborgtocht) in plaats van de borgstelling bij stipulatie. Wat was hiervoor GEEN reden?
Appius is eigenaar van een schilderij dat wordt gestolen door Barbarus. Als Barbarus verneemt dat Appius hem op het spoor is en een procedure wil beginnen, overlijdt hij van schrik aan een hartaanval. Zijn enige erfgenaam is Caecus. Hoe kan Appius optreden tegen Caecus?
Aulus is 5.000 HS verschuldigd aan zijn crediteur Crassus wanneer hij komt te overlijden. Castor en Pollux hebben als erfgenamen van Aulus de nalatenschap aanvaard. Castor betaalt uit broederliefde het gehele bedrag van 5.000 HS aan de vermogensbeheerder (procurator) van Crassus. Later diezelfde dag betaalt Pollux eveneens uit broederliefde het gehele bedrag, maar nu aan Crassus zelf. Wie kan uit hoofde van onverschuldigde betaling (condictio indebiti) het teveel betaalde terugvorderen van Crassus?
Op het kantoor van de handelsonderneming Argus heerst een grote chaos ten gevolge van een bedrijfsreorganisatie. Per vergissing wordt aan de bouwonderneming Molitor het enorme bedrag van 3.000.000 HS betaald. Hetzelfde bedrag was al eerder door Argus aan Molitor betaald voor een bouwproject dat aan Molitor was uitbesteed. Argus laat onderzoeken of men bij Molitor wist dat de tweede betaling per vergissing geschiedde. Hij weet vast te stellen dat die betaling onder grote hilariteit in ontvangst is genomen en als bonus onder de directieleden is verdeeld. Wat is de positie van Argus?
In een dronken bui heeft Stichus, de slaaf van Quintus, alle bloempotten en sierstruiken van buurman Roscius vernield. Woedend spreekt Roscius zijn buurman Quintus aan tot schadevergoeding. Omdat Quintus geen zin heeft om op te draaien voor de omvangrijke schade, draagt hij zijn slaaf Stichus over aan Roscius bij wijze van vervangende schadevergoeding (noxae deditio). Vervolgens blijkt dat Stichus op zijn dronkemanstocht niet alleen de bloempotten en sierstruiken van Roscius heeft vernield, maar ook alle ramen heeft ingegooid bij de andere buurman, Titius. Wat kan Titius ondernemen?
Alexander staat op het punt om naar Egypte te vertrekken voor een Nijlcruise en geeft daarom zijn kostbare gegraveerde drinkbeker (poculum) in bewaring aan Blasius. Bij terugkeer van Alexander blijkt dat de opslagruimte van Blasius is leeggeroofd nadat Blasius was vergeten deze af te sluiten. Blasius ziet zich genoodzaakt de schade te vergoeden die Alexander heeft geleden. Door een toeval ontdekt Alexander zijn drinkbeker bij de louche antiquair Claudius. Om problemen te voorkomen staat Claudius de drinkbeker onmiddellijk af aan Alexander. Eén en ander komt Blasius ter ore. Met welke rechtsvordering kan Blasius de aan Alexander betaalde schadevergoeding terugvorderen?
De beeldhouwer Avitus heeft een verhuiskar (plaustrum demovendi) gehuurd van Bassus om daarmee een standbeeld te vervoeren. Op de Via Appia, de handelsroute van Rome naar Brundisium, komt het tot een aanrijding met de ossenwagen van Clodius, die in slaap was gesukkeld doordat zijn arbeidscontract hem verplichtte zestien uur per dag ossen te mennen. Door de aanrijding is het standbeeld echter uit de verhuiskar gevallen, met als gevolg dat het beeld zijn hoofd en armen heeft verloren. De verhuiskar is er evenmin goed aan toe. Dient Clodius enige schade aan Avitus te vergoeden?
C. 4,5,8 (Diocletianus en Maximianus, 18 oktober 294)
Aulus heeft lange tijd gebruik gemaakt van de diensten van het incassobureau van Callidus. Deze relatie is beëindigd nadat Aulus er achter kwam dat Callidus een deel van de ingevorderde gelden verduisterde. Niettemin gaat Callidus door met het innen van voor Aulus bedoelde betalingen. Hij maakt daarbij gebruik van een door hem vervalste machtiging van Aulus. Op zekere dag vervoegt Callidus zich bij Blasius, een debiteur van Aulus voor het bedrag van 10.000 HS, en sommeert deze om het geld dat Blasius aan Aulus schuldig is uit te keren aan Callidus. Op verzoek van Blasius vertoont Callidus de vervalste machtiging van Aulus, waarop Blasius het gevraagde bedrag aan Callidus ter hand stelt. Uiteraard ziet Aulus niets van die betaling terug. Enige tijd nadien vordert Aulus betaling van Blasius. Wat is de positie van Blasius?
C. 4,6,2 (Alexander Severus, 18 november 227)
De vader van Asclepiades had aan zijn dochter Penelope, de zuster van Asclepiades, een paleis (palatium) geschonken onder het beding dat zij de schuldeisers van haar vader na diens dood zou aflossen en dat de schenking bij niet-nakoming van deze verplichting zou zijn ontbonden. Nadat zij haar intrek had genomen in het paleis en na de dood van de vader bleek dat Penelope de schuldeisers niet had voldaan, en dat Asclepiades als enige erfgenaam voor die schulden aansprakelijk werd gesteld. Asclepiades legde aan de keizer de vraag voor hoe hij het aan zijn zuster Penelope geschonken paleis kon terugvorderen. Wat zal keizer Alexander hem ten antwoord hebben gegeven?
D. 18,6,13(12)-18,6,15(14) pr.
(Paulus, libro tertio Alfeni epitomarum, en Julianus, libro tertio ad Urseium Ferocem) Arrius heeft enige meubels gekocht van de antiquair Blossius. De koopprijs zal hij later betalen wanneer hij de meubels komt ophalen. Blossius worstelt met ruimtegebrek in zijn winkelpand en zet daarom op de afgesproken dag de meubels alvast voor de deur. Een passerende stadsopziener (aedilis) is van mening, geheel ten onrechte, dat de meubels de vrije doorgang van het verkeer belemmeren en laat ze door zijn personeel in kleine stukjes zagen die netjes voor de winkel van Blossius worden opgestapeld. Blossius verzet zich fel hiertegen maar moet uiteindelijk wijken voor het overheidsgezag. Nadien verschijnt Arrius. Nadat hij van het gebeurde op de hoogte is gesteld, weigert Arrius de koopprijs te betalen voor de aan stukken gezaagde meubels. Hij zegt dat Blossius maar schadevergoeding moet vorderen van de stadsopziener. Kan de verkoper Blossius de koper Arrius met succes aansprakelijk stellen voor betaling van de koopprijs?
D. 19,2,19,9 (Ulpianus, libro trigesimo secundo ad Edictum)
Na zijn opleiding tot stenograaf was Tiro voor een jaar als secretaris in dienst getreden van Aquila. Halverwege het jaar kwam Aquila te overlijden. De erfgenamen hadden geen belang bij een snelschrijver en verleenden Tiro ontslag. Het bleek lastig te zijn om een nieuwe betrekking te vinden, en dat hele verdere jaar kwam hij niet aan werk. Tiro richtte zich daarna in een verzoekschrift tot de keizer met de vraag of hij de erfgenamen kon aanspreken voor het loon dat hij niet had ontvangen over de laatste helft van het jaar. Wat zal de keizer hebben geantwoord?
D. 17,1,16 (Ulpianus, libro trigensimo primo ad Edictum)
De arts Merula ontving ieder jaar zijn goede vriend Aurelius Quietus op zijn landgoed nabij Ravenna voor een korte vakantie. Op enig moment was Quietus zozeer aan zijn vakantieoord gewend, dat hij de omgeving wilde verfraaien om het zich wat aangenamer te maken. Hij had onder andere een basketbalzaal (sphaeristerium) en vertrekken met vloerverwarming in gedachten om zijn gezondheid en welzijn te bevorderen. Quietus gaf aan Merula opdracht om die zaken op diens landgoed te installeren en Merula gaf daaraan gehoor. Nadat het werk was voltooid, overleed Quietus aan een longontsteking. Zijn erfgenaam Marius heeft geen belang bij een verwarmd kuuroord en weigert alle kosten van de verbouwing aan Merula te vergoeden. Hij voert aan dat de opdracht met de dood van Quietus is vervallen, en dat het landgoed van Merula bovendien in waarde is gestegen door de verbouwing, zodat de arts niets te vorderen heeft. Het geval werd voorgelegd aan de jurist Celsus. Hoe zal deze jurist hebben geoordeeld over de twee verweren van de erfgenaam Marius? Hij kan de kosten verhalen, zolang de kosten boven de waarde van het huis uitsijgen.
D. 12,6,1 (Ulpianus, libro vicesimo sexto ad Edictum)
Anicius is de enige erfgenaam van Basilius en daarom krijgt hij een aanslag van de keizerlijke fiscus voor betaling van 5% successiebelasting (vicesima). Tussen de fiscus en Anicius ontstaat een meningsverschil over de hoogte van de aanslag. De fiscus schat de waarde van de nalatenschap veel hoger in dan Anicius. Omdat de fiscus dreigt met inbeslagneming van de hele nalatenschap wanneer Anicius niet onmiddellijk betaalt, staat hij schoorvoetend het bedrag van de aanslag af aan de fiscus. Vervolgens richt hij zich tot de fiscale rechter om de waarde van de nalatenschap te laten vaststellen. De rechter oordeelt dat de waarde inderdaad overeenkomt met de schatting van Anicius. Daarop vordert Anicius het teveel betaalde van de fiscus terug met de actie uit onverschuldigde betaling (condictio indebiti). Hij wil bovendien dat ook de wettelijke rente van 6% wordt vergoed vanaf het moment van zijn betaling. U bent de advocaat van de fiscus en verzint een argument waarom de eis moet worden afgewezen voor elk van beide aspecten van de vordering. Er is geen sprake van onverschuldigde betaling. Er is wel een rechtsgrond en er is geen sprake van wederzijdse dwaling. Geen rente, want het wordt beoordeeld naar streng recht.
1. C | 11. | 21. D | 31. A |
2. A | 12. | 22. A | 32. C |
3. D | 13. A | 23. C | 33. A |
4. B | 14. C | 24. B | 34. D |
5. C | 15. A | 25. B | 35. A |
6. C | 16. C | 26. C | 36. D |
7. B | 17. A | 27. C | 37. C |
8. B | 18. B | 28. C | 38. D |
9. D | 19. A | 29. B | 39. C |
10. | 20. D | 30. B | 40. |
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Welke plaats nam het gemene Romeinse recht (ius commune) in binnen de hiërarchie van Middeleeuwse rechtsbronnen?
Waarom speelde de volkstribuun (tribunus plebis) potentieel een belangrijke rol in iedere Romeinse civiele procedure ten overstaan van de praetor?
Wat bevatten de rechtsboeken (codices) van Gregorius en Hermogenianus?
Onder de vele activiteiten van de Romeinse keizer was er één waarin hij concurreerde met de praktijk van de Romeinse juristen. Bij welke activiteit was dit het geval?
Aulus huurt een huis te Rome (res mancipi) van Blasius voor de duur van vijf jaar. Na een jaar bevalt het huis Aulus zo goed dat hij een bod van 250.000 HS doet aan Blasius. Het bod wordt door Blasius geaccepteerd. Korte tijd nadien ontvangt Blasius een ander bod op hetzelfde huis, dit keer van Claudius die maar liefst 500.000 HS biedt. Ook dit bod wordt door Blasius geaccepteerd en de overdracht van het huis aan Claudius vindt nog diezelfde dag plaats door mancipatio. Enige dagen later ontvangt Aulus een sommatie van Claudius om het door hem bewoonde huis te ontruimen. Moet Aulus aan deze sommatie gehoor geven?
Brennus is regelmatig te gast geweest bij Atticus in diens villa in de kustplaats Baiae. Op zeker moment wil hij de villa kopen. Atticus gaat akkoord. Maar kort nadat de koopovereenkomst is gesloten, biedt Cicero het dubbele bedrag voor de villa aan Atticus, op voorwaarde dat Atticus het huis onmiddellijk aan hem overdraagt. Atticus hoeft niet lang te aarzelen. Hij verkoopt het huis aan Cicero en draagt het terstond geldig over. Wat is de positie van Cicero?
Appius heeft een vrachtwagen (plaustrum) gehuurd van de ondernemer Baldus. Enige dagen na het sluiten van deze huurovereenkomst en het afgeven van de vrachtwagen aan Appius, sluit Baldus een tweede huurovereenkomst, dit keer met Claudius, waarbij hij dezelfde vrachtwagen aan Claudius verhuurt. Claudius vordert afgifte van de vrachtwagen van Appius. Moet Appius de vrachtwagen afgeven?
Didius heeft 5.000 HS te vorderen van Ennius uit geldleen. Hij geeft aan Ennius de opdracht om die 5.000 HS te betalen aan Flavius, de bankier van Didius. Als Ennius zich vervoegt ten kantore van de bankier Flavius, dan ontmoet hij daar niet Flavius maar de bedrieger Gnaeus. In de veronderstelling dat hij met Flavius van doen heeft, die hij nooit eerder heeft ontmoet, overhandigt Ennius een zak met daarin 5.000 HS aan Gnaeus. Tegen de tijd dat Ennius achter de toedracht komt, ontbreekt van Gnaeus ieder spoor. Welke stelling is juist?
De romeinsrechtelijke traditie is niet alleen aanwijsbaar in Europa. Waar is zij daarbuiten het duidelijkst aanwezig?
Van haar buurman Florentius heeft Agrippa een aan hun beider erf grenzend stuk grond gekocht en overgedragen gekregen, onder het aanvullend beding dat Florentius op die grond nog een boothuis zal aanleggen. Hij vervreemdt zijn erf echter aan Salacia en verhuist naar Griekenland zonder dat het boothuis is gebouwd. Wie dient Agrippa aan te spreken tot nakoming?
Met wiens taak trad het keizerlijke departement ‘van de verzoekschriften’ (procuratura a libellis) in concurrentie?
Welk staatsorgaan had gedurende de Republiek GEEN regelgevende bevoegdheden?
Bij de invoering van de Digesten in 533 na Chr. verbood keizer Justinianus om exemplaren van de wet te voorzien van aantekeningen in de marge. Wat was het doel van deze bepaling?
Hoe stelde keizer Justinianus bij de invoering van de Digesten in 533 na Chr. dat moest worden omgegaan met tegenstrijdigheden tussen verschillende fragmenten in dit wetboek?
Waarom vonden de procedure op grond van een wettelijke actie (per legis actionem) en de procedure op grond van een formule (per formulam) in twee fasen plaats?
.....read moreNB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:
N.E. = Nova Exempla
BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht
Prota = Prota
Het gemene recht (ius commune, het gerecipieerde Romeinse recht) werd in de Middeleeuwen ook wel aangeduid als ‘geleerd recht’. Waarom was dit?
De gedachte van de rechtsband tussen partijen (vinculum iuris) heeft de Romeinen gehinderd bij de ontwikkeling van bepaalde leerstukken. Bij welk leerstuk was dit NIET van toepassing?
Welke niet-eigenaar kan onder bepaalde voorwaarden toch beschikken over andermans zaak?
Het ius civile verstarde in de keizertijd, maar desondanks werd in die periode toch een rechtsbron toegevoegd aan het rijtje van de republikeinse bronnen van het ius civile. Welke bron was dit?
In het constitutionele bestel van de keizertijd sinds Augustus werd de politieke macht van de keizers bovenal gebaseerd op een ambt. Welk ambt?
Welke van de onderstaande stellingen over het Romeinse burgerschap is JUIST?
De derde-eeuwse jurist Ulpianus stelde dat alles wat de Romeinse keizer besliste, de kracht van wet in zich had. Waarop was deze wetgevende bevoegdheid gebaseerd?
Keizer Justinianus begon in 529 n. Chr. zijn grote codificatieproject met de codificatie van het keizerrecht in de Eerste Codex. Waarom deed hij dit?
.....read moreNB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:
N.E. = Nova Exempla
BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht
Prota = Prota
Wat leidt NIET tot het tenietgaan van een verbintenis?
Welke stelling over het Romeinse eigendomsbegrip is ONJUIST?
Waarom was het na de uitvaardiging van de Digesten in 533 n. Chr. noodzakelijk om over te gaan tot de uitvaardiging van de Tweede Codex (Codex repetitae praelectionis) in 534 n. Chr.?
Welke eigenschap onderscheidt een codificatie bij uitstek van een optekening van het gewoonterecht?
De Romeinse jurist Ulpianus verkondigt twee verschillende theorieën om te legitimeren dat keizerlijke beslissingen hebben te gelden als wet (lex). Welke twee theorieën zijn dit?
Welke uitspraak over de inrichting van het consulaat ten tijde van de Romeinse republiek is ONJUIST?
Gedurende welke perioden droegen de praetoren bij aan de rechtsvorming?
De receptie van het Romeinse recht vond plaats langs verschillende wegen en in verschillende mate. Wat hadden alle Europese landen ondanks de verschillen met elkaar gemeen?
Het Romeinse recht kende een onderscheid tussen enerzijds het recht van de burgers (ius civile) en anderzijds het magistratenrecht (ius honorarium). Welke rechtsbron maakte GEEN
.....read moreNB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:
N.E. = Nova Exempla
BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht
Prota = Prota
Het regeringsprogramma van ‘keizer’ Augustus (63 v. Chr. – 14 n. Chr.) bestond in naam uit het herstel van de oude staatsinstellingen van de Republiek. Hoe wist hij desondanks een centrale plaats in het nieuwe staatsbestel van het principaat (de Keizertijd) te verwerven?
Wat gebeurde er wanneer de procesovereenkomst gesloten werd? (litis contestatio)?
Het Romeinse ius civile kon slechts met moeite worden aangepast. Waarvan behoefde het daarom ondersteuning, aanvulling en correctie?
Bublicus heeft aan zijn debiteur Entradus opdracht gegeven om Entradus’ schuld te voldoen door 8.000 sestertiën te betalen aan Federius, de bankier van Bublicus. Als Entradus zich vervoegt ten kantore van de bankier Federius, dan ontmoet hij daar niet Federius maar de bedrieger Gallicus. In de veronderstelling dat hij met Federius van doen heeft, die hij nooit eerder heeft ontmoet, overhandigt Entradus een zak met daarin 8.000 sestertiën aan Gallicus. Tegen de tijd dat Entradus achter de ware toedracht komt, ontbreekt van Gallicus ieder spoor. Welke stelling is op deze casus het beste van toepassing?
NB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:
N.E. = Nova Exempla
BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht
Prota = Prota
Het Romeinse formula-proces en de buitengewone rechtsgang (extraordinaria cognitio) zijn te beschouwen als voortbrengselen van de Romeinse staatsinrichting. Welke van de volgende stellingen is juist?
Waarom was in het systeem van het formula-proces de mogelijkheid van hoger beroep uitgesloten?
De beeldhouwer Asclepius heeft vlak voor zijn plotselinge overlijden aan de pest nog een beeld (een res nec mancipi) van de godin Minerva verkocht aan de kunstverzamelaar Bravianus voor het bedrag van 12.000 sestertiën. De koopprijs is nog niet betaald en het beeld is nog niet geleverd. Asclepius laat voor gelijke delen twee erfgenamen na, zijn zonen Merfrucius en Nerpelus, die de nalatenschap vol en zuiver hebben aanvaard. Merfrucius kom echter te overlijden aan dezelfde besmettelijke ziekte als zijn vader, onder achterlating van zijn dochters Bella en Mervina als erfgenamen voor gelijke delen, die de nalatenschap van Merfrucius op hun beurt vol en zuiver aanvaarden. Welke stelling is van toepassing op de rechten en plichten van Nerpelus, Bella en Mervina?
NB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:
N.E. = Nova Exempla
BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht
Prota = Prota
Het ius honorarium/praetorium van de praetor wordt door de Romeinse jurist Marcianus aangeduid als de ‘levende stem van het recht’ (viva vox iuris civilis). Hiermee wordt gedoeld op de positie die dit recht van de praetor inneemt ten opzichte van het ius civile.
Wat was deze positie? Betrek in uw antwoord de aanduiding door Marcianus.
Op welke (twee) manieren ontwikkelde de praetor het Romeinse privaatrecht?
Benoem en beschrijf drie fundamentele verschillen tussen het formulaproces en de buitengewone rechtsgang (ook wel het cognitieproces of de cognitio extraordinaria genoemd).
Wanneer we het over het Romeinse recht in de Middeleeuwen hebben, kenmerken we het ook wel als ‘Geleerd Recht’. Verklaar deze term.
Beschrijf wat glossen zijn en leg uit hoe het komt dat de naam van de jurist Accursius met deze glossen in verband wordt gebracht.
Het praetorisch recht is het recht dat het ius civile ondersteunt, aanvult of corrigeert. Kortom, het ius praetorium vooronderstelt het ius civile. Het ius civile wordt gekenmerkt door het statische karakter ervan, terwijl het ius praetorium juist dynamisch en flexibel is en daarmee kan inspelen op actuele behoeftes. Vandaar het epitheton ‘levende stem van het recht’. Zie Beknopte Geschiedenis (BG) 23, 24, 28, 49, 57, 64, 67.
Ten eerste deed de praetor dit door het, krachtens zijn imperium, uitvaardigen van algemene regels, zogeheten ‘edicten’. Zie BG 23, 25.
Ten tweede had de praetor een allesbeslissende invloed op de procesgang: hij verschafte aan de rechtzoekenden acties en verweermiddelen, die zij met zijn toestemming mochten opnemen in de zogeheten ‘formula’, het procesformulier. Om een en ander te vergemakkelijken formuleerde hij een groot aantal standaardmodellen die konden worden gebruikt. Voldeden de bestaande acties echter niet in een aan hem voorgelegd geval, dan kon de praetor besluiten ofwel een bestaande actie aan te passen met gebruikmaking van een fictie (actio utilis), ofwel een geheel nieuwe – op het geval toegesneden – actie in het leven te roepen (actio in factum). Op deze wijze vormde hij aan de hand van praktijkgevallen de inhoud van het Romeinse privaatrecht. Zie BG 28, 39; Prota nr P. 10/13)
Het formulaproces komt op ten tijde van de Republiek, de buitengewone rechtsgang berust op de jurisdictie van de keizer. Het formulaproces wordt gevoerd in twee instanties (voor de praetor en voor de lekenrechter), de buitengewone rechtsgang wordt gevoerd
.....read moreNB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:
N.E. = Nova Exempla
BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht
Prota = Prota
Welke der onderstaande rechtsboeken is nimmer door Justinianus zelf als codificatie van het daarin opgenomen recht uitgevaardigd?
De Instituten.
De “tweede, herziene lezing” van de Codex Justinianus.
De Digesten.
De Novellen.
Bij het samenstellen van de Justiniaanse Instituten is bij voorkeur geput uit het oeuvre van
Ulpianus.
Papinianus.
Lupitius.
Stichtus.
Het edictum (‘edict’) dat door een Romeinse praetor aan het begin van zijn ambtstermijn werd uitgevaardigd
had dezelfde rechtskracht als een wet (lex), anders dan de ‘edicten’ die de magistraat lopende zijn ambtstermijnen uitvaardigde.
behield zijn rechtskracht ook na de ambtstermijn van degene die het had uitgevaardigd.
had gedurende de gehele ambtstermijn van de praetor rechtskracht.
werd door een wet (lex) bevestigd en bleef dus van kracht totdat het bij wet was herroepen.
Een zogeheten plebiscitum (‘besluit van de plebs’) verschilde, na de uitvaardiging van de lex Hortensia (286 v. Chr.), van een ‘wet in formele zin’ (lex) omdat
daaraan slechts kracht van wet was verbonden indien die voorafgaand door de senaat waren goedgekeurd.
aan de totstandkoming ervan niet door de patriciërs werd meegewerkt.
aan de totstandkoming ervan slechts door de patriciërs werd meegewerkt.
daaraan slechts kracht van wet was verbonden indien die achteraf door de senaat waren bekrachtigd.
Welke der onderstaande onderdelen van Justinianus’ codificatie is in de zogeheten ‘dark ages’ tussen 600 en 1000 in West-Europa nagenoeg geheel in de vergetelheid geraakt?
De Instituten.
De “tweede, herziene lezing” van de Codex Justinianus.
De Digesten.
De Novellen.
Welke der onderstaande rechtsbronnen heeft in het Romeinse recht nimmer formele rechtskracht gehad?
De wet.
De gewoonte.
Het natuurrecht (ius gentium).
De rechtspraak.
De Codex Theodosianus behelst een codificatie van
het zogenaamde ius
het praetorische recht.
het hele Romeinse recht.
keizerlijke constituties.
Bij de afweging van de opinies van de Romeinse rechtsgeleerden, wier geschriften in uittrekselvorm in de Digesten zijn opgenomen diende ten tijde van Justinianus
rekening te worden gehouden met de tijd waarin die geschriften tot stand zijn gekomen, zodat de
NB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:
N.E. = Nova Exempla
BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht
Prota = Prota
D. 7,1,59,1 (Lupitius, libro primo Sententiarum)
Berticius heeft zijn landgoed nabij Voorburg aan Fredicus verhuurd voor de duur van twintig jaar. Vijf jaar na het sluiten van deze overeenkomst komt Berticius te overlijden. In zijn testament heeft hij het recht van vruchtgebruik (ususfructus) van dit landgoed gelegateerd aan zijn vriend Petrarchus, die het legaat accepteert en zelf dat landgoed wil exploiteren. Hij sommeert daarom de huurder Fredicus om het landgoed te ontruimen. Fredicus beroept zich tegen deze sommatie op het huurcontract dat, naar zijn gevoelen, door de legataris dient te worden gerespecteerd.
Heeft dit verweer van de huurder jegens de legataris kans van slagen?
C. 4,54,3 (keizer Alexander Severus aan de soldaat Petritius (222)
De soldaat Petritius heeft een stuk grond (een res mancipi) verkocht aan en onmiddellijk na het sluiten van de overeenkomst feitelijk ter beschikking gesteld van Fredicus onder het beding dat Fredicus de koopprijs van dat stuk grond zal afbetalen door de jaarlijke betaling van een vaste financiële vergoeding die in mindering zal worden gebracht op de koopprijs, zodat Fredicus na twintig jaar de gehele koopsom (met rente) zal hebben afbetaald. Fredicus betaalt twintig jaar lang de overeengekomen vergoeding. Vijf jaren na de betaling van de laatste termijn ontvangt hij een schrijven van de curator in het faillissement van de enige maanden voordien failliet verklaarde Petritius, waarin hem gesommeerd wordt het stuk grond, dat hem nooit op de daarvoor voorgeschreven wijze (mancipatio) in eigendom is overgedragen, te ontruimen, opdat het vrij van lasten ten behoeve van de concurrente crediteuren van Petritius kan worden verkocht.
Beschikt Fredicus over een verweer dat hij met vrucht kan inroepen tegen de ontruimingsvordering van de curator?
D. 12,6,49 (Modestinus, libro tertio Regularum)
Cineaus heeft ooit een substantiële geldsom geleend van de bankier Fredicus. Die lening is, buiten zijn medeweten, afgelost door zijn echtgenote Catharina. Omdat hij daarvan niet op de hoogte is, voldoet Cineaus zijn (vermeende) schuld aan Fredicus, die, zonder overigens te beseffen dat de schuld reeds is voldaan, het door hem van Cineaus ontvangen bedrag onmiddellijk doorbetaalt aan zijn eigen schuldeiser Bublicus. Korte tijd nadien komt Cineaus er achter dat zijn schuld bij Fredicus reeds is gekweten door zijn echtgenote. Hij wil nu het door hem onverschuldigd betaalde bedrag terugvorderen van Fredicus. Deze is echter in de tussentijd failliet verklaard en biedt daarom geen verhaal. Cineaus, die inmiddels is geïnformeerd over de wijze waarop Fredicus gebruik heeft gemaakt van het door Cineaus aan Fredicus betaalde geld, legt aan een rechtsgeleerde de vraag voor of hij dat geld op grond van
.....read moreNB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:
N.E. = Nova Exempla
BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht
Prota = Prota
Gedurende de periode in de Romeinse geschiedenis die bekend staat als de ‘koningstijd’ werd, naar het eenstemmige oordeel van de Romeinse kroniekschrijvers, de koning opgevolgd door
Ten tijde van de Romeinse ‘Republiek’ kon de rechtskracht van een ‘wet in formele zin’ (lex of plebiscitum) worden beperkt door
De vertaling ‘volkstribuun’ voor een Romeinse tribunus plebis is misleidend, omdat hij
Op welke der onderstaande ‘Republikeinse’ bevoegdheden berustte in het staatsrecht van de Romeinse keizertijd het gezag van de keizer binnen de stad Rome?
Het ambt van ‘vreemdelingen-praetor’ (praetor peregrinus) was in Rome goeddeels overbodig geworden nadat
Welke der onderstaande rechtsboeken maakt in formele zin géén onderdeel uit van Justinianus’ codificatie?
Onder een zogeheten ‘interpolatie’ verstaat men
Het
.....read moreNB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:
N.E. = Nova Exempla
BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht
Prota = Prota
De Romeinse wetten in formele zin werden onderscheiden in zogeheten leges (‘wetten’) en plebiscita (‘volksbesluiten’). Tussen beide bestond, sinds de ‘Hortensische wet’ (lex Hortensia (286 v.Chr.)), geen verschil in rechtskracht. Het onderscheid berustte sindsdien nog slechts op het feit dat
De rechtskracht van zogeheten edicta (‘edicten’) verschilde van die van wetten in formele zin (leges (‘wetten’) en plebiscita (‘volksbesluiten’)) doordat
De zogeheten Lex XII Tabularum (‘Wet van de Twaalf Tafelen’ (449 v.Chr.)) werd in formele zin als rechtsbron afgeschaft door
De juridisch relevante rol van het college van hoge priesters (collegium pontificum) beperkte zich na de uitvaardiging van de Lex XII Tabularum (‘Wet van de Twaalf Tafelen’ (449 v.Chr.)) tot
Het Romeinse recht heeft nimmer een internationaal-privaatrechtelijk conflictenrecht tot ontwikkeling gebracht en wel omdat in rechtsgedingen tussen Romeinse burgers en vreemdelingen recht werd gesproken door een speciale praetor, de praetor peregrinus (‘vreemdelingenpraetor’), die zich daarbij liet leiden door een bijzonder onderdeel van het Romeinse recht, te weten
Rechtspraak heeft in de geschiedenis van het klassieke Romeinse recht nimmer een leidende rol gespeeld bij
.....read moreNB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:
N.E. = Nova Exempla
BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht
Prota = Prota
Het imperium van een Romeinse magistraat omvatte:
Het begrip ius civile heeft in de Romeinse rechtsbronnenleer een dubbele betekenis, omdat daardoor
De buitenproportioneel grote betekenis die in de Romeinse rechtsbronnenleer uit de tijd vóór Justinianus werd toegekend aan de opinies van rechtsgeleerden valt voornamelijk toe te schrijven aan het feit dat
Het Romeinse ‘keizerschap’ was ten tijde van Augustus en zijn onmiddellijke opvolgers géén erfelijke monarchie en wel omdat het ambt berustte op
Onder een keizerlijk ‘rescript’ (rescriptum) verstaat men
De zogeheten ‘Antonijnse wet’ (constitutio Antoniniana) uit 212 AD bepaalde dat
Het staatsrecht van de Romeinse ‘republiek’ was niet gebaseerd op de leer van de machtenscheiding. Integendeel: de soevereiniteit berustte bij één staatsrechtelijk orgaan, te weten
De zogeheten Lex XII Tabularum (‘Wet van de Twaalf Tafelen’) behelst de oudste codificatie van het Romeinse recht. De uitleg (en zelfs de toepassing ervan) is aanvankelijk toevertrouwd geweest aan
De belangrijkste bron van het Romeinse recht, naast wetten in formele zin (zoals leges en plebiscita), was ten tijde van de Romeinse ‘republiek’
Het Romeinse recht bestaat, zo leert ons Gaius, deels uit ius civile, deels uit ius gentium. Onder het laatste begreep hij in deze tegenstelling
Onder een zogeheten ‘rescript’ (rescriptum) van de Romeinse keizer verstaat men
Welke der onderstaande beroemde Romeinse juristen behoorde NIET tot de groep geleerden uit wier werken door de codificatiecommissie van Justinianus werd geput bij de vervaardiging van de Digesten?
De zogeheten ‘Citeerwet’ (lex citandi) verloor haar betekenis na de uitvaardiging van
De door Justinianus ná 534 uitgevaardigde wetgeving onderscheidt zich van de daaraan voorafgaande omdat zij
De continentaal-Westeuropese juridische traditie is bovenal gegrondvest op
Zolang het Romeinse recht, na de receptie ervan in de Middeleeuwen, op het West-Europese continent rechtskracht heeft gehad (ten onzent tot 1 mei 1809), nam het in de toenmalige hiërarchie van rechtsbronnen
In het klassieke Romeinse recht
.....read moreOnder het imperium van een Romeinse magistraat ‘met het imperium’ (cum imperio), zoals de consuls en de praetoren, dient te worden verstaan
Het college van priesters (collegium pontificum) heeft enige tijd een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van het Romeinse recht op basis van de Wet van de Twaalf Tafelen en wel omdat aan hen aanvankelijk
De Romeinse praetor kon in zijn edict
Het Romeinse recht bestaat, zo leert ons Gaius, deels uit ius civile, deels uit ius gentium. Onder het eerste begreep hij
De Romeinse keizer concurreerde in zijn zogeheten ‘rescriptenpraktijk’ met het werk van
De Romeinse rechtsgeleerde literatuur komt in het midden van de derde eeuw van onze jaartelling aan een abrupt einde. Dit werd voornamelijk veroorzaakt doordat
Aan welke der onderstaande beroemde Romeinse juristen werd in de zogeheten ‘Citeerwet’ (lex citandi) posthuum de status van ‘respondeerjurist’ verstrekt, zodat zijn opinies in rechte konden worden aangehaald:
De zogeheten ‘Novellen’ (novellae constitutiones) behelzen een inhoudelijke voortzetting op de stof die voordien door Justinianus was bijeengebracht in
De zogeheten ‘Instituten’ (Institutiones) van keizer Justinianus zijn voornamelijk gebaseerd op
Onder het zogeheten ‘gemene recht’ (ius commune) verstond men in de Middeleeuwen
Gedurende de periode in de Romeinse geschiedenis die bekend staat als de ‘koningstijd’ werd, naar het eenstemmige oordeel van de Romeinse kroniekschrijvers, de koning opgevolgd door
Ten tijde van de Romeinse ‘Republiek’ kon de rechtskracht van een ‘wet in formele zin’ (lex of plebiscitum) worden beperkt door
De vertaling ‘volkstribuun’ voor een Romeinse tribunus plebis is misleidend, omdat hij
Rechtsvorming door middel van wetgeving in formele zin (leges of plebiscita) heeft in het Romeinse privaatrecht ná de uitvaardiging van de ‘Wet van de Twaalf Tafelen’ (Lex XII Tabularum) een betrekkelijk ondergeschikte rol gespeeld. Dit vindt, onder meer, zijn verklaring in het feit dat in de rechtsvorming een belangrijke rol was toebedeeld aan
Op welke der onderstaande ‘Republikeinse’ bevoegdheden berustte in het staatsrecht van de Romeinse keizertijd het gezag van de keizer binnen de stad Rome?
Het ambt van ‘vreemdelingen-praetor’ (praetor peregrinus) was in Rome goeddeels overbodig geworden nadat
Welke der onderstaande rechtsboeken maakt in formele zin géén onderdeel uit van Justinianus’ codificatie?
Het zogeheten ‘Authenticum’ is een Latijnse vertaling van
Er bestaat een belangrijk verschil tussen de rechtskracht van een lex of plebiscitum (wetten in formele zin) en het ‘edict’ (edictum) van een Romeinse magistraat (cum imperio), zoals de praetor. Dat verschil bestaat uit het feit dat
Een zogeheten ‘volkstribuun’ (tribunus plebis) speelde potentieel een belangrijke rol in iedere Romeinse civiele procedure ten overstaan van de praetor en wel omdat hij
Onder het zogeheten ius gentium verstonden de Romeinse juristen
Rechtspraak was in het Romeinse recht geen rechtsbron. Dit vindt voornamelijk zijn verklaring in het feit dat
De ‘Instituten’ van Justinianus zijn voornamelijk gebaseerd op het gelijknamige boek van
De zogeheten ‘Codex Theodosianus’ (438) behelsde een gedeeltelijke codificatie van het Romeinse recht. Welk onderdeel ervan was slechts (gedeeltelijk) in die codificatie verwerkt?
Onder een keizerlijk ‘rescript’ verstaat men een
Welke van de vier onderstaande rechtsbronnen en/of rechtsboeken behield ook na de uitvaardiging van de eerste Codex Justinianus (529) rechtskracht?
De Justiniaanse Digesten (of Pandecten) behelzen de codificatie van
In de hiërarchie van de Romeinse rechtsbronnen gedurende de keizertijd stond
Het gezag van ‘keizer’ Augustus , de stichter van het zogeheten ‘principaat’ berustte constitutioneel op het geven dat hij
Het verschil tussen een zogeheten ‘plebisciet’ en een zogenoemde ‘lex’ was ná de les hortensia (286 v. Chr.) gelegen in het gegeven dat
Welke der onderstaande Romeinse staatsrechtelijke organen had gedurende de periode van de Romeinse republiek géén wetgevende bevoegdheid
Het zogeheten recht der volkeren (ius gentium) is voornamelijk ontwikkeld in
De Codex Justicianus bevat een selectie uit
In de middeleeuwse hiërarchie van rechtsbronnen op het West-Europese continent ging
Welk der onderstaande bronnen van het Romeinse recht in de latere keizertijd was niet verwerkt in de Codex Theodosianus?
De Instituten van keizer Justinianus zijn hoofdzakeljik gebaseerd op
Een Romeinse volkstribuun werd in de periode van de Romeinse geschiedenis die bekend staat als die van de republiek gekozen door:
Onder het begrip ius civile verstonden de Romeinse juristen:
Welk der onderstaande rechtsboeken maakte in formele zin geen onderdeel uit van de codificatie van Justinianus?
Het Romeinse recht gold sinds de zogeheten receptie ervan uitsluitend in de Westeuropese landen die:
Welke der onderstaande stellingen geeft een juiste weergave van de hiërarchie van rechtsbronnen, zoals die in een groot aantal Westeuropese landen werd gehanteerd voordat daar de moderne codificaties werden ingevoerd?
Een Romeinse magistraat kon voor het uitvaardigen van algemeen de burgers verbindende regels (wetgeving in materiële zin) zowel gebruik maken van het instrument van het zogeheten edict (edictum) als van dat van de lex (een wet in formele zin). Het verschil tussen deze beide wetgevingsinstrumenten bestaat uit het gegeven dat:
Welke der onderstaande Romeinse rechtsbronnen werd niet tot het ius civile, maar tot het ius honorarium (of ius praetorium) gerekend?
Welke der onderstaande bekende Romeinse juristen behoorde tijdens zijn leven NIET tot de gezaghebbende rechtsgeleerden, aan wier geschriften een soort wettelijke status was verbonden?
De Codex Theodosianus behelst de codificatie van (een gedeelte van)
De Romeinse keizers begaven zich bij hun rechtscheppende activiteiten ook op een terrein dat behoorde tot de competentie van de Romeinse rechtsgeleerden. Het gaat daarbij om hun
De tegenstelling tussen het ‘juristenrecht’ (Ius) en het ‘keizerrecht’ (Leges) beheerste niet langer de rechtsbronnenleer van het Romeinse recht na de uitvaardiging van
Welk der onderstaande onderdelen van Justinianus codificatie geldt als één keizerlijke constitutie, zodat de interpretatie-regel lex posteriour derogat legi priori (de latere wet gaat voor de oudere) daarin niet kan worden toegepast?
In de hiërarchie van middeleeuwse rechtsbronnen nam het gemene Romeinse recht
Welke der onderstaande rechtsbronnen in materiële zin behoorde NIET tot het Romeinse stelsel van rechtsbronnen in formele zin uit de tijd voor de Justiniaanse codificatie?
De ‘plebiscieten’(plebiscita) verschillen na de lex Hortensia (286 v. Chr.) van een lex doordat
Onder het ‘Authenticum’ verstaat men
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
vraag 9 onjuist antwoord olevanbetten contributed on 31-05-2020 21:08
Het antwoord van vraag 9 is niet A maar D.
Je hebt helemaal gelijk, ik Law Supporter contributed on 09-06-2020 09:01
Je hebt helemaal gelijk, ik heb het direct aangepast! Bedankt!
Add new contribution