Oefententamen 2013: Romeins Recht - Universiteit Leiden


Oefenvragen met antwoordindicaties Romeins Recht - UL

NB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:

  • N.E. = Nova Exempla

  • BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht

  • Prota = Prota

Vragen

Vraag 1

Het ius honorarium/praetorium van de praetor wordt door de Romeinse jurist Marcianus aangeduid als de ‘levende stem van het recht’ (viva vox iuris civilis). Hiermee wordt gedoeld op de positie die dit recht van de praetor inneemt ten opzichte van het ius civile.

  1. Wat was deze positie? Betrek in uw antwoord de aanduiding door Marcianus.

  2. Op welke (twee) manieren ontwikkelde de praetor het Romeinse privaatrecht?

Vraag 2

Benoem en beschrijf drie fundamentele verschillen tussen het formulaproces en de buitengewone rechtsgang (ook wel het cognitieproces of de cognitio extraordinaria genoemd).

Vraag 3

Wanneer we het over het Romeinse recht in de Middeleeuwen hebben, kenmerken we het ook wel als ‘Geleerd Recht’. Verklaar deze term.

Vraag 4

Beschrijf wat glossen zijn en leg uit hoe het komt dat de naam van de jurist Accursius met deze glossen in verband wordt gebracht.

Antwoordindicatie

Vraag 1

  1. Het praetorisch recht is het recht dat het ius civile ondersteunt, aanvult of corrigeert. Kortom, het ius praetorium vooronderstelt het ius civile. Het ius civile wordt gekenmerkt door het statische karakter ervan, terwijl het ius praetorium juist dynamisch en flexibel is en daarmee kan inspelen op actuele behoeftes. Vandaar het epitheton ‘levende stem van het recht’. Zie Beknopte Geschiedenis (BG) 23, 24, 28, 49, 57, 64, 67.

  2. Ten eerste deed de praetor dit door het, krachtens zijn imperium, uitvaardigen van algemene regels, zogeheten ‘edicten’. Zie BG 23, 25.

Ten tweede had de praetor een allesbeslissende invloed op de procesgang: hij verschafte aan de rechtzoekenden acties en verweermiddelen, die zij met zijn toestemming mochten opnemen in de zogeheten ‘formula’, het procesformulier. Om een en ander te vergemakkelijken formuleerde hij een groot aantal standaardmodellen die konden worden gebruikt. Voldeden de bestaande acties echter niet in een aan hem voorgelegd geval, dan kon de praetor besluiten ofwel een bestaande actie aan te passen met gebruikmaking van een fictie (actio utilis), ofwel een geheel nieuwe – op het geval toegesneden – actie in het leven te roepen (actio in factum). Op deze wijze vormde hij aan de hand van praktijkgevallen de inhoud van het Romeinse privaatrecht. Zie BG 28, 39; Prota nr P. 10/13)

Vraag 2

Het formulaproces komt op ten tijde van de Republiek, de buitengewone rechtsgang berust op de jurisdictie van de keizer. Het formulaproces wordt gevoerd in twee instanties (voor de praetor en voor de lekenrechter), de buitengewone rechtsgang wordt gevoerd in één instantie. In het formulaproces is géén hoger beroep mogelijk, in de buitengewone rechtsgang is wel hoger beroep mogelijk. Zie BG 28, 39.

Vraag 3

Op het moment dat men in Europa het Romeinse recht begon te ontdekken (eind 11e eeuw), was het Corpus Iuris Civilis van Justinianus al meer dan vijfhonderd jaar oud. Bovendien bestond het belangrijkste gedeelte daaruit, de Digesten, uit geschriften die al meer dan achthonderd jaar oud waren. Veel teksten waren dus niet toegesneden op de ‘nieuwe tijd’. Aanpassing door een wetgever was echter niet aan de orde, aangezien het recht niet werd gezien als een beleidsinstrument van de gezagsdragers, maar als een feitelijk gegeven dat zich door gewoonte vormde en dat de vorst moest eerbiedigen. Bij gebrek aan gemotiveerde vonnissen was rechtsvorming door de rechter ook uitgesloten. De enige weg die open bleef, was die van uitleg door de rechtsgeleerde die het Romeinse recht aan een van de universiteiten onderwees. Deze uitleg werd zo belangrijk dat juristen zich eerder beriepen op het commentaar van een geleerde dan op de wettekst zelf. De inhoud van het Romeinse recht werd bepaald door wat de hoogleraar zei dat het was. En dat is nog immer zo… BG 3, 9.

Vraag 4

Glossen zijn aantekeningen met verduidelijkingen van de hoofdtekst in de marges van die hoofdtekst. Het glossenapparaat dat Accursius samenstelde op het Corpus Iuris werd zo invloedrijk, dat dit de standaard werd. Zo hoefde de rechter slechts rekening te houden met die passages uit het Corpus Iuris, die in de standaardeditie van Accursius van aantekeningen (glossen) waren voorzien. Zie BG 9, BG80

Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources
Oefententamens Romeins Recht - UL

Oefententamens Romeins Recht - UL

Deze bundel bevat oefententamens voor Romeins Recht aan de Universiteit Leiden. Voor samenvattingen van boeken en arresten voor 1e jaar rechten in Leiden kan je Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp gebruiken