Oefententamen 2014: Romeins Recht - Universiteit Leiden


Oefenvragen met antwoordindicaties Romeins Recht - UL

NB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:

  • N.E. = Nova Exempla

  • BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht

  • Prota = Prota

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Het Romeinse formula-proces en de buitengewone rechtsgang (extraordinaria cognitio) zijn te beschouwen als voortbrengselen van de Romeinse staatsinrichting. Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Het formula-proces vloeide voort uit de instelling van het ambt van volkstribuun (tribunus plebis).
  2. De buitengewone rechtsgang was de uitdrukking van de groeiende invloed van de keizerlijke kanselarij op de rechtsvorming.
  3. Het formula-proces vond zijn oorsprong in de republikeinse façade van het Principaat.
  4. De buitengewone rechtsgang was een direct gevolg van de aparte jurisdictie van de marktmeester (aedilis curulis).

Vraag 2

Waarom was in het systeem van het formula-proces de mogelijkheid van hoger beroep uitgesloten?

  1. Aangezien er werd geoordeeld door een lekenrechter (iudex privatus) die het Romeinse volk vertegenwoordigde. Tegen het oordeel van het volk is hoger beroep ondenkbaar.
  2. Aangezien de formula een akte was. Eenmaal vastgesteld, stond de inhoud van een akte vast en kon deze niet meer worden getoetst op de juistheid ervan.
  3. Aangezien de litigieuze rechtsverhouding tussen partijen werd geconsumeerd door de procesovereenkomst (litis contestatio). Zij kon dus niet meer onderwerp zijn van een tweede procesgang.
  4. Aangezien het formula-proces zich eerst voor de praetor en vervolgens voor de lekenrechter afspeelde. Zodoende was er al een vorm van hoger beroep ‘ingebouwd’ in deze procesgang.

Vraag 3

De beeldhouwer Asclepius heeft vlak voor zijn plotselinge overlijden aan de pest nog een beeld (een res nec mancipi) van de godin Minerva verkocht aan de kunstverzamelaar Bravianus voor het bedrag van 12.000 sestertiën. De koopprijs is nog niet betaald en het beeld is nog niet geleverd. Asclepius laat voor gelijke delen twee erfgenamen na, zijn zonen Merfrucius en Nerpelus, die de nalatenschap vol en zuiver hebben aanvaard. Merfrucius kom echter te overlijden aan dezelfde besmettelijke ziekte als zijn vader, onder achterlating van zijn dochters Bella en Mervina als erfgenamen voor gelijke delen, die de nalatenschap van Merfrucius op hun beurt vol en zuiver aanvaarden. Welke stelling is van toepassing op de rechten en plichten van Nerpelus, Bella en Mervina?

  1. Nerpelus heeft een vordering op Bravianus tot betaling van 6.000; Bella en Mervina hebben ieder een vordering tot betaling van 3.000; en Nerpelus, Bella en Mervina zijn hoofdelijk verbonden tot levering van het schilderij.
  2. Nerpelus, Bella en Mervina hebben ieder een vordering op Bravianus tot betaling van 4.000; en Nerpelus, Bella en Mervina zijn hoofdelijk verbonden tot levering van het schilderij.
  3. Nerpelus heeft een vordering op Bravianus tot betaling van 6.000; Bella en Mervina hebben ieder een vordering tot betaling van 3.000; en Nerpelus is aansprakelijk tot levering van het schilderij.
  4. Nerpelus, Bella en Mervina hebben als hoofdelijke crediteuren een vordering op Bravianus tot betaling van 12.000; en Nerpelus is aansprakelijk tot levering van het schilderij.

Vraag 4

Judicius is een grote speler in de tarwehandel. Hij is eigenaar van verschillende tarwepakhuizen waar tarwehandelaren tegen betaling hun tarwe kunnen opslaan. Aangezien er de laatste tijd veel piraterij voorkomt in het Middellandse Zeegebied, stokt de toevoer van tarwe uit Jordanië. Hierdoor gaan de zaken ook voor Judicius slecht. Hij besluit één van zijn pakhuizen (een res mancipi) te verkopen en op de voorgeschreven wijze te leveren aan Tructus, onder het beding dat deze het niet mag verkopen aan Judicius’ concurrent Cachus, die om een of andere reden minder te lijden heeft onder de tarwecrisis. Tructus accepteert, maar verkoopt en levert het pakhuis door mancipatio dezelfde week nog aan Cachus. Judicius is woedend en wil zijn pakhuis terug. Hij komt aan bij de stadsvilla van Tructus en treft daar diens curator, die net is begonnen met het afwikkelen van het faillissement van Tructus. Wat is rechtens?

  1. Judicius kan als eigenaar het pakhuis uit de boedel van Tructus revindiceren, aangezien de schending van het beding tot gevolg heeft dat de overdracht tussen Judicius en Tructus nietig is.
  2. Judicius beschikt slechts over een vordering uit wanprestatie tegen Tructus op grond van de overeenkomst.
  3. Judicius kan als eigenaar een revindicatie instellen tegen Cachus, aangezien Tructus niet bevoegd was om het pakhuis aan Cachus over te dragen.
  4. Judicius kan een vordering uit wanprestatie instellen tegen Tructus en een vordering uit onrechtmatige daad tegen Cachus.

Vraag 5

Frictius spreekt met Berlasus af dat hij aan Berlasus zijn paard in bruikleen zal geven. Nog voordat Berlasus het paard bij Frictius heeft afgehaald is het dier bij een brand in de stal omgekomen. Berlasus, die erop gerekend had het paard te kunnen gebruiken, zoekt naar wegen om Frictius in rechte aan te spreken. Wat is rechtens?

  1. Berlasus kan Frictius niet aanspreken omdat er geen overeenkomst van bruikleen tot stand is gekomen.
  2. Berlasus kan Frictius aanspreken omdat een bruikleengever in moet staan voor de allergrootste zorgvuldigheid (custodia).
  3. Berlasus kan Frictius niet aanspreken omdat het paard door overmacht is omgekomen en Frictius geen ander paard ter beschikking heeft.
  4. Berlasus kan Frictius aanspreken omdat de redelijkheid en billijkheid (bona fides) ook van toepassing is op precontractuele verhoudingen.

Vraag 6

Cineaus heeft een vrachtwagen (plaustrum) verhuurd aan Balavius, die in acute geldnood verkeert en de vrachtwagen daarom verkoopt aan Cederus. Omdat Balavius het gebruik van de vrachtwagen wenst te behouden, vindt levering aan Cederus niet plaats door middel van feitelijke overgifte, maar door middel van een bezitsbesluit (constitutum possessorium). Enige tijd later verneemt Cineaus dat Balavius zich niet als een goed huurder gedraagt. Navraag bij Balavius leert dat deze inderdaad niet langer de intentie heeft om de vrachtwagen nog aan Cineaus terug te geven. Uiteindelijk geeft Balavius de wagen af aan Cederus. Op welk moment heeft Cineaus het bezit van de vrachtwagen verloren?

  1. Cineaus heeft zijn bezit verloren op het moment waarop Balavius de wagen heeft verkocht aan Cederus.
  2. Cineaus heeft zijn bezit verloren op het moment waarop de wagen door middel van constitutum possessorium aan Cederus is geleverd.
  3. Cineaus heeft zijn bezit verloren op het moment waarop hij van Balavius verneemt dat deze niet tot afgifte bereid is.
  4. Cineaus heeft zijn bezit verloren op het moment waarop Balavius de wagen afgeeft aan Cederus.

Vraag 7

De in Pisa woonachtige Petritius is van plan om naar Rome reizen voor de aankoop van een appartementencomplex in de Romeinse volkswijk Colossio. Omdat hij niet met een grote geldkist op pad wil gaan, stuurt hij een brief aan de Romeinse bankier Aurucuis waarin hij deze opdracht geeft een krediet van 50.000 sestertiën te verlenen tegen een rentepercentage van 5.1%. Per ommegaande brief antwoordt Aurucuis dat hij daartoe bereid is. Eenmaal aangekomen in Rome, vervoegt Petritius zich bij Aurucuis om het krediet te laten uitkeren. Aurucuis geeft hem echter te verstaan dat hij het geld inmiddels elders heeft uitgezet tegen een gunstiger rente en niet van plan is om Petritius alsnog krediet te verstrekken. Kan Petritius iets ondernemen om Aurucuis te dwingen tot uitkering van het toegezegde krediet?

  1. Petritius kan Aurucuis aanspreken met een actie uit geldleen (mutuum).
  2. Petritius kan Aurucuis aanspreken met een actie uit opdracht (mandatum).
  3. Petritius kan Aurucuis aanspreken met een actie uit stipulatie (stipulatio).
  4. Petritius kan Aurucuis in het geheel niet aanspreken.

Vraag 8

Cineaus heeft in zijn testament een damnatielegaat (legatum per damnationem) opgenomen waarin aan zijn erfgenaam Balavius de opdracht wordt gegeven om een boek (een res nec mancipi) in eigendom over te dragen aan Cederus. De erfgenaam Balavius voert deze opdracht uit. Enige tijd later duikt een jonger testament van Cineaus op waarin dit legaat niet is opgenomen. Balavius gaat bij een rechtsgeleerde te rade, die hem het volgende advies zal geven:

  1. Balavius heeft de mogelijkheid het boek onder Cederus te revindiceren; er was immers geen geldige titel aanwezig voor de overdracht.
  2. Balavius heeft de mogelijkheid het boek onder Cederus te revindiceren; door het nieuwe testament is immers met terugwerkende kracht de beschikkingsbevoegdheid van Balavius komen te vervallen.
  3. Balavius heeft niet de mogelijkheid om het boek onder Cederus te revindiceren omdat de overdracht in dit geval abstract werkt; wel kan hij de vordering uit onverschuldigde betaling (condictio indebiti) instellen tegen Cederus.
  4. Balavius heeft niet de mogelijkheid om het boek onder Cederus te revindiceren aangezien Cederus te goeder trouw was ten aanzien van de afwezigheid van het legaat in het jongere testament; wel kan hij de vordering uit onverschuldigde betaling (condictio indebiti) instellen tegen Cederus.

Vraag 9

Adriniacus bedingt door middel van een vormelijke belofte (stipulatio) dat Nersus aan Castella, de dochter van Adriniacus, bij gelegenheid van haar huwelijk een gouden broche zal geven. Tegen de tijd dat het huwelijk gesloten wordt is Adriniacus overleden, zijn bedroefde dochter Castella als enige erfgenaam achterlatend. Castella verzoekt Nersus om haar de broche te geven maar Nersus weigert. Wat is rechtens?

  1. Castella kan de broche van Nersus opeisen als rechtsopvolger van haar vader.
  2. Castella kan de broche niet van Nersus opeisen omdat zij geen partij was bij de stipulatio.
  3. Castella kan de broche van Nersus opeisen omdat hier geldt: belofte maakt schuld.
  4. Castella kan de broche niet van Nersus opeisen omdat haar vader vergeten is een boetesom te bedingen voor het geval Nersus zou weigeren de broche te geven.

Vraag 10

Cineaus is een galeriehouder die erg te lijden heeft onder de financiële crisis van 33 n. Chr. Hij heeft daarom een schilderij (een res nec mancipi), ‘de dood van koning Belator’ genaamd, gestolen van Balavius om dit in zijn eigen galerie te kunnen verkopen. Enige weken later loopt Credibilis, die niets van de diefstal weet, de winkel van Cineaus binnen en ziet het schilderij hangen. Hij is op slag verliefd en biedt Cineaus een goede prijs. Cineaus accepteert en geeft het schilderij direct mee. Niet veel later kampt Credibilis zelf met financiële problemen en ziet hij zich gedwongen het schilderij te verkopen en leveren aan Darius, die evenmin van de diefstal weet. Vier jaar later loopt Balavius langs het huis van Darius en ziet daar zijn schilderij hangen. Hij vordert afgifte van Darius met behulp van de revindicatie. Darius meent dat hij inmiddels eigenaar van het schilderij is geworden. Wat is rechtens?

  1. Darius kan zich tegen de revindicatie van Balavius verweren, aangezien hij van een derde-verkrijger te goeder trouw (Credibilis) heeft verkregen en daarom eigenaar van het schilderij is geworden.
  2. Darius kan zich niet tegen de revindicatie van Balavius verweren, aangezien hij niet door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden.
  3. Darius kan zich tegen de revindicatie van Balavius verweren met het verweermiddel van de verkochte en geleverde zaak (exceptio rei venditae et traditae).
  4. Darius kan zich niet tegen de revindicatie van Balavius verweren, maar hij kan wel als tegenprestatie een schadevergoeding van Balavius eisen.

Vraag 11

Triticus verhuurt een wagen aan Tructus. De wagen wordt, zonder dat Tructus daarvoor aansprakelijk kan worden gesteld, gestolen door Tousius. Bij toeval treft Tructus de wagen aan bij Dropus, die zegt van niets te weten. Tructus overweegt snel te handelen omdat Triticus in het buitenland verkeert. De geraadpleegde jurist zegt dat:

  1. Tructus de wagen met een ongedaanmakingsactie uit diefstal (condictio furtiva) van Dropus kan opvorderen.
  2. Tructus de actie uit diefstal (actio furti) kan instellen tegen Dropus.
  3. Tructus de wagen met de actie van de verjaringsbezitter (actio Publiciana) van Dropus kan opvorderen.
  4. Tructus in het geheel geen rechtsmiddel tegen Dropus heeft.

Vraag 12

Senator Tructus leent op 20 april van het jaar 63 v. Chr. 10.000 sestertiën (HS) van senator Mercatorus. Ter verzekering van de vordering uit geldlening geeft Tructus op dezelfde dag een kostbare, met edelstenen ingelegde ring in vuistpand (pignus) aan Mercatorus. Enige tijd later komt Mercatorus zelf in geldnood. Hij sluit op 26 april van datzelfde jaar een lening ten belope van 5.000 HS af bij de bank van Debtius. Mercatorus vestigt op de ring die hij van Tructus in vuistpand heeft gekregen een bezitloos zekerheidsrecht (hypotheca) ten behoeve van Debtius. Senator Tructus is inmiddels dieper in geldnood geraakt en heeft op 30 april van datzelfde jaar een lening ten belope van 5.000 HS afgesloten bij Rectrius. Op dezelfde dag heeft hij ten behoeve van Rectrius eveneens een bezitloos zekerheidsrecht gevestigd op de ring die hij aan Mercatorus in vuistpand had gegeven. Enige weken later gaat Mercatorus over tot parate executie. De opbrengst van de veiling van de ring bedraagt 15.000 HS. Mercatorus verrekent de vordering van 10.000 HS die hij heeft op Tructus met de opbrengst van de veiling. Na verrekening blijven er nog 5.000 HS over. Debtius en Rectrius beweren beiden dat ze recht hebben op de overgebleven 5.000 HS. Wat is juist?

  1. De 5.000 HS moeten onder Debtius en Rectrius worden verdeeld naar verhouding van hun vordering.
  2. De 5.000 HS komen toe aan Rectrius.
  3. De 5.000 HS komen toe aan Debtius.
  4. De 5.000 HS komen toe aan Tructus.

Vraag 13

In de uitvaardigingswet van de Digesten onder keizer Justinianus, de constitutio Tanta/Dedoken van 533 n. Chr., is onder meer bepaald dat het verboden was toelichtingen te schrijven in de marge van het wetboek. Wat was de reden voor dit zogeheten ‘commentaarverbod’?

  1. Het commentaar zou afbreuk doen aan het gezag van de wet.
  2. De uitlegging van de wet was voorbehouden aan de keizer zelf.
  3. Door commentaren bij de wet te schrijven bestond het gevaar van tekstcorruptie.
  4. Het schrijven van commentaren was voorbehouden aan juristen met een keizerlijke vergunning.

Vraag 14

Waarom wordt de meervoudsvorm gebruikt wanneer een jurist zegt dat hij ‘rechten’ heeft gestudeerd?

  1. De uitdrukking stamt uit de Oudheid: de Romeinen duidden daarmee aan dat zij naast hun eigen recht ook het Griekse recht hadden bestudeerd.
  2. De uitdrukking stamt uit de Middeleeuwen: op de toenmalige universiteiten moesten studenten zowel het Romeinse recht als het Canonieke recht bestuderen.
  3. De uitdrukking stamt uit de vroege Moderne tijd: na de Franse Revolutie moesten studenten op universiteiten zowel het Civiele recht als het Strafrecht bestuderen.
  4. De uitdrukking stamt uit de jaren ’60 van de vorige eeuw: dit werd ingevoerd om spanningen tussen de verschillende vakgebieden weg te nemen en om aan te geven dat ieder vak even belangrijk was.

Vraag 15

Corsa drijft een Boerenleenbank in de stad Rome. Op enig moment komt Gertradus bij haar langs voor een geldlening. Hij is door de Romeinse grootgrondbezitter Cachus aangesteld als vermogensbeheerder (procurator) voor de verpachting van diens landgoederen en heeft lokaal stukken grond in pacht uitgegeven aan verschillende boeren. Om samen investeringen te doen en het risico van misoogsten te spreiden, hebben deze pachters zich verenigd in een maatschap, waarvoor de pachters dezelfde Gertradus vanwege diens connecties in Rome gezamenlijk hebben aangesteld als bedrijfsleider (institor). Gertradus wil geld lenen om ten behoeve van de maatschap graan in te kopen. Corsa vraagt zich af wie zij voor deze geldlening aansprakelijk zou kunnen houden.

  1. Gertradus is aansprakelijk maar Cachus of de pachters zijn niet aansprakelijk.
  2. Gertradus en Cachus zijn hoofdelijk aansprakelijk, maar de pachters zijn niet aansprakelijk.
  3. Gertradus en de pachters zijn hoofdelijk aansprakelijk, maar Cachus is niet aansprakelijk.
  4. Gertradus, Cachus en de pachters zijn hoofdelijk aansprakelijk.

Vraag 16

Welke van de onderstaande vormen van eigendomsverkrijging is niet originair?

  1. Zaaksvorming (specificatio).
  2. Natrekking (accessio).
  3. Toescheiding (adiudicatio).
  4. Toe-eigening (occupatio).

Vraag 17

Gallicus heeft van verschillende kanten vernomen dat zijn gezworen vijand Petritius in aantocht is met een machtig leger. Gallicus vermoedt dat Petritius hem niet zal sparen en beraamt zijn vlucht. Om aan voldoende contanten te komen, stelt hij aan zijn buurman Herbertus voor dat deze het huis van Gallicus zal kopen voor een prijs die ver onder de reguliere marktprijs ligt. Herbertus gaat op dit aanbod in en tegen contante betaling wordt het huis (een res mancipi) door Gallicus op de voorgeschreven wijze aan Herbertus overgedragen. Niet veel later hoort Gallicus op zijn onderduikadres dat Petritius reeds vóór de verkoop en overdracht van het huis door verdrinking om het leven was gekomen bij het oversteken van een klein riviertje, en dat diens leger inmiddels is uiteengevallen. Gallicus vraagt zich af of hij de verkoop en overdracht van het huis op enige wijze kan aantasten. Wat is juist?

  1. Gallicus kan herstel in de oude toestand vragen (restitutio in integrum) op grond van dwaling (error).
  2. Gallicus kan herstel in de oude toestand vragen (restitutio in integrum) op grond van bedreiging (metus).
  3. Gallicus kan herstel in de oude toestand vragen (restitutio in integrum) op grond van misbruik van omstandigheden (abusus).
  4. Gallicus kan de overeenkomst of de overdracht niet aantasten.

Vraag 18

Wat was geen rechtsbron in het klassieke Romeinse recht?

  1. Door de volksvergadering (comitia) gemaakte wetten (leges).
  2. Jurisprudentie van rechters (iudicia).
  3. Edicten van magistraten (edicta).
  4. De adviezen van juristen (responsa).

Vraag 19

Verodus heeft opgevangen dat zijn vriend Bominicus belangstelling heeft voor een zeldzaam oud handschrift dat aangeboden wordt door de antiquaar Jodicius. Omdat Bominicus voor lange tijd in het buitenland verkeert, besluit Verodus het boek voor Bominicus te kopen. Als Bominicus is teruggekeerd, beroept Verodus zich op zaakwaarneming en vraagt om vergoeding van de door hem betaalde koopprijs. Bominicus weigert omdat hij de betaalde koopprijs te hoog vindt. Kan Verodus met succes een rechtsvordering instellen?

  1. Verodus kan Bominicus aanspreken op grond van vertegenwoordiging.
  2. Verodus kan Bominicus niet aanspreken omdat Verodus had moeten afdingen.
  3. Verodus kan Bominicus aanspreken omdat hier sprake is van een derdenbeding
  4. Verodus kan Bominicus niet aanspreken omdat er geen redelijke grond was om tot de aankoop over te gaan.

Vraag 20

Petritius is eigenaar van een koe (een res mancipi). Deze koe graast met toestemming van Lupitius al jaren op diens uitgestrekte weidevelden. In ruil mag Lupitius kaas maken van de melk van deze koe. Lupitius is zelf ook eigenaar van enige koeien, die met de koe van Petritius op de velden van Lupitius staan. Wanneer Lupitius op een kwade dag overlijdt, neemt zijn enige erfgenaam Junus het boerenbedrijf over. Junus meent dat hij eigenaar is van alle koeien die hij op het land van Lupitius aantreft, waaronder de koe van Petritius. Helaas gaat het steeds slechter met de kaasmakerij. In het vierde jaar dat Junus de boerderij van Lupitius heeft overgenomen, besluit Junus dat het zo niet langer kan. Hij wil iedere koe op zijn land laten slachten om het vlees te verkopen en aldus zijn bedrijf beëindigen. Als Petritius hiervan hoort, haast hij zich naar Junus om de koe weg te halen. Junus gelooft echter niet dat Petritius eigenaar is en verweert zich met de stelling dat, mocht Petritius ooit al eigenaar zijn geweest, Junus inmiddels eigenaar is geworden door verkrijgende verjaring (ususcapio non a domino). Wat is rechtens?

  1. Petritius is nog steeds eigenaar van de koe en wel omdat Junus geen verjaringsbezitter is geweest.
  2. Junus is door verkrijgende verjaring eigenaar geworden en wel omdat hij te goeder trouw was.
  3. Petritius is nog steeds eigenaar van de koe en wel omdat de koe een res mancipi is.
  4. Junus is eigenaar geworden en wel omdat hij de enige erfgenaam van Lupitius is.

Open vragen

A. Amelicus is al sinds jaar en dag eigenaar van een zeldzame ring (een res nec mancipi). Wanneer Amelicus op zekere dag erachter komt dat zijn aannemer Spachtus, die zojuist enige verbouwingen aan zijn luxe villa heeft uitgevoerd, de ring stiekem heeft weggenomen, is Amelicus furieus. Hij gaat naar een rechtsgeleerde (iuris peritus) toe en vertelt hem dat hij advies nodig heeft om een procedure te starten. Leg uit welke procedures Amelicus tegen Spachtus kan beginnen en bespreek daarbij ook de onderlinge verhouding tussen deze procedures.

B. Cineaus is de gelukkige eigenaar van een prachtige bibliotheek. Door enige financiële problemen is hij echter genoodzaakt zijn gehele bibliotheek te verkopen. Zijn goede vriend Balavius is bereid de bibliotheek van Cineaus over te nemen. De boeken uit de bibliotheek (res nec mancipi) moeten worden overgedragen door middel van traditio. De meeste boeken bevinden zich bij Cineaus, maar verschillende boeken zijn uitgeleend of gestolen. Op welke wijze kan Cineaus het bezit verschaffen aan Balavius van respectievelijk de in de bibliotheek aanwezige, de uitgeleende, en de gestolen boeken?

C. De praetor Aquilius Alamancus heeft het Romeinse recht verrijkt met het verweermiddel van onbehoorlijkheid (de exceptio doli). Om welke juridische reden zag hij zich genoodzaakt tot het invoeren van dit nieuwe rechtsmiddel?

D. Op welke wijze droeg de rechtspraktijk van de hoogste rechterlijke instanties in verschillende gebieden in Europa (zoals Duitsland en Schotland) bij aan de receptie van het Romeinse recht vanaf de late vijftiende eeuw?

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

1. B, BG XXVIII

6. C, N.E. 3, N.E. 2

11. D, N.E. 2

16. C

2. C, BG XXVIII

7. B, N.E. 5

12. B, N.E. 5

17. D, N.E. 5, N.E. 3

3. A, N.E. 5

8. C, N.E. 5

13. C, BG LXIII, LXXI

18. B, BG LXXXVII

4. B, N.E. 3

9. A, N.E. 5

14. B, BG IX

19. D, N.E. 5

5. A, N.E. 3

10. B, N.E. 2, N.E. 3

15. C, N.E. 5

20. A, N.E. 4

Open vragen

Vraag A

Amelicus kan als bezitter een bezitsinterdict (1) instellen, mits de procedure binnen een jaar is ingesteld binnen een jaar na de bezitsstoornis. Amelicus kan als eigenaar een revindicatie (2) instellen om zijn bezit weer terug te krijgen. Alternatief aan de revindicatie kan Amelicus een condictio furtiva (ongedaanmakingsactie uit diefstal) (3) instellen om de waarde van de ring te verkrijgen. Bovenop de revindicatie of de ongedaanmakingsactie kan een actio furti (actie uit diefstal) (4) worden ingesteld om een boete te verkrijgen.

Het noemen én adequaat uitleggen van twee verschillende procedures levert 3 punten op. Wanneer men drie of vier verschillende procedures uitlegt, levert dit 4 punten op. Het goed uitleggen van de verhouding tussen de revindicatie, de ongedaanmakingsactie en de actie uit diefstal levert één punt op. Het fout uitleggen van de verhouding kost één punt.

NB. Het instellen van een actie uit contract is niet goed.

Prota 1.3

Vraag B

De vraag bestaat in feite uit drie onderdelen: de bezitsverschaffing van a) de aanwezige boeken (1 punt), b) de uitgeleende boeken (2 punten) en c) de gestolen boeken (2 punten).

  1. Aanwezige boeken
    Het bezit van de aanwezige boeken kan worden verschaft door feitelijke afgifte, door traditio symbolica (bijvoorbeeld de overdracht van de sleutels van de bibliotheek) of door middel van een constitutum possessorium (c.p.). N.B. enkel ‘traditio’ of ‘bezitsverschaffing’ is niet voldoende.

  2. Uitgeleende boeken
    De uitgeleende boeken bevinden zich onder houders (de leners). Dit betekent dat Cineaus nog steeds bezitter van deze boeken is, maar deze alleen middels traditio solo animo kan leveren. Hij kan het bezit van de boeken door middel van een constitutum possessorium (c.p.) verschaffen. N.B. De Romeinen kenden de levering longa manu niet, een antwoord dat hierop is gebaseerd levert 1 punt op.

  3. Gestolen boeken
    Van de gestolen boeken is Cineaus het bezit verloren. Hij kan daarom het bezit hiervan niet aan Balavius verschaffen. N.B. ook goed is het antwoord dat Cineaus de boeken eerst moet revindiceren, alvorens het bezit ervan door feitelijke afgifte te verschaffen aan Balavius.

N.E. 2, N.E. 3

Vraag C

De juridische reden waarom de praetor Aqulius Alamancus zich genoodzaakt zag tot het invoeren van de exceptio doli was gelegen in het feit dat veel van de Romeinse contracten, waaronder de stipulatio, werden beheerst door ‘streng recht’, stricti iuris. Dit betekende dat de rechter enkel mocht oordelen naar de strenge, letterlijke opdracht die in de formula was vervat en dus niet de oorzaak van het contract of het gedrag van partijen in zijn oordeel mocht betrekken. De exceptio doli maakte het voor de gedaagde toch mogelijk zich bij wege van verweer te beroepen op onbehoorlijk gedrag van de eiser. Ondanks het strikte karakter van de formula kon de rechter nu de contractuele relatie aan goede trouw/billijkheid toetsen ten behoeve van de gedaagde.

  • Uitleg stricti iuris contract (2 punten).

  • Noemen exceptio doli als verweermiddel van de gedaagde tegen onbehoorlijk gedrag eiser (2 punten).

  • Noemen binnenhalen toets goede trouw/redelijkheid en billijkheid (1 punt).

Vraag D

In het antwoord dienen drie van de volgende vier elementen voor te komen:

  • Het subsidiaire karakter van het Romeinse recht

  • De (strikte) interpretatie van het lokale recht

  • De universitaire scholing van de rechters in de hoogste gerechtshoven

  • De voorbeeldfunctie van de hoogste gerechtshoven ten opzichte van lagere rechters (ook: streven naar uniformering van het recht)

Vooral de twee laatste elementen ontbraken bij de gegeven antwoorden. Over het algemeen is deze vraag behoorlijk gemaakt.

BG III, VI

Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources
Oefententamens Romeins Recht - UL

Oefententamens Romeins Recht - UL

Deze bundel bevat oefententamens voor Romeins Recht aan de Universiteit Leiden. Voor samenvattingen van boeken en arresten voor 1e jaar rechten in Leiden kan je Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp gebruiken