Weduwe Harms/De Visser - Arrest

HR 30 november 1945 (De Visser - Harms) Weduwe Harms/De Visser, NJ 1946, 62

Feiten
Harms is in derde echt getrouwd met De Visser. Uit het eerste huwelijk heeft hij één kind en uit het tweede huwelijk drie kinderen. In het testament zijn de vier kinderen tot enig erfgenaam benoemt onder de last twee legaten uit te keren aan De Visser. Zij krijgt van het werk van haar man ook al één jaarsalaris en twee uitkeringen uit de levensverzekering. De kinderen vinden dat deze aanspraken inbreuk maken op hun legitieme portie. De Visser vindt dat zij recht heeft op dit geld.

Verloop van de procedure
De kinderen enerzijds en De Visser anderzijds vorderen dit bedrag op bij de rechtbank. De rechtbank wijst de vordering toe aan de kinderen. Het Hof oordeelt hetzelfde. De Visser gaat in cassatie bij de Hoge Raad.

Rechtsregel
Voor hen die het vooruitzicht hebben op een onvoldoende verzorging van de weduwe op het moment van overlijden, wordt het naar algemeen gangbare opvattingen van moraal en fatsoen als een onafwijsbare plicht beschouwd om naar de mate van het mogelijke te zorgen voor het onderhoud van de weduwe. Dat de vervulling van deze plicht zozeer beantwoord aan hetgeen de echtgenoten van elkaar mogen verlangen, dat daarmee voldaan wordt aan een verplichting van de ene echtgenoot jegens de ander, welke als een natuurlijke verbintenis moet worden erkend. Dat daarom de nakoming van een zodanige verzorgingsplicht - hetzij bij een handeling onder de levenden, hetzij bij uiterste wilsbeschikking - is voldaan aan en verbintenis en niet is schenking.

De Hoge Raad verwijst het geding naar het Hof in den Haag om aan de hand van de gestelde feiten opnieuw te oordelen of de weduwe door de toekenning van de uitkering is bevoordeeld uit het vermogen van de erflater dan wel uit dat van de bank.