Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

TentamenTests bij de 20e druk van Inleiding in het Nederlandse recht van Verheugt

Wat houdt het Nederlandse recht in het kort in? - TentamenTests 1

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1

Vraag 1

In het Kerkdorp Meerburg mogen berkenbomen op een afstand van 1 meter van de erfgrens met het naburige erf worden geplaatst. Dat is al eeuwen het geval en alle inwoners van Meerburg zijn van oordeel dat alle burgers zich hieraan moeten houden. Gaat het hier om een regel van gewoonterecht?

  1. Nee, want gewoonterecht is alleen in het internationaal rechtsverkeer een rechtsbron.

  2. Nee, want een regel van gewoonterecht moet altijd wijken voor de wet in formele zin.

  3. Nee, want de opinio iuris is er niet.

  4. Ja.

Vraag 2

Onlangs berichtte de Telegraaf: ‘Mocht Turkije vragen om de vervolging of uitlevering van cartoonisten die zich op de vrijheid van meningsuiting kunnen beroepen, dan werkt Nederland daar niet aan mee. Nederland toetst zo’n verzoek aan de regels van de Nederlandse rechtsstaat, zegt minister Ferdinand Grapperhaus van Justitie.’ De minister erkent hiermee dat het bij de vrijheid van meningsuiting gaat om...

  1. een sociaal grondrecht met verticale werking.

  2. een sociaal grondrecht met horizontale werking.

  3. een vrijheidsrecht met verticale werking.

  4. een vrijheidsrecht met horizontale werking.

Vraag 3

Artikel 11 Grondwet luidt: ‘Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam’. Wat voor een beperking van het grondrecht is dit?

  1. Een algemene beperking.

  2. Een beperking in de vorm van een competentievoorschrift.

  3. Een beperking in de vorm van een doelcriterium.

  4. Een beperking in de vorm van een vormvoorschrift.

Open vragen bij hoofdstuk 1

Vraag 1

Thierry Baudet, partijleider van de FvD, is onlangs verschenen in een parodie bij Zondag met Lubach, waarin er de draak met hem gestoken gaat worden. Stel, hij is hier niet blij mee en vraagt zich af welke juridische stappen hij kan ondernemen om te voorkomen dat het segment op TV komt.

Leg uit op welk recht Baudet zich kan beroepen en leg uit of dit beroep kans van slagen heeft.

Vraag 2a

Leg uit welke soorten verplichtingen voortvloeien uit het in artikel 8 lid 1 EVRM opgenomen recht op privacy en familie- en gezinsleven.

Vraag 2b

Leg uit wat de onder 2a bedoelde verplichtingen inhouden.

Vraag 2c

Leg uit aan welke drie eisen een beperking van de uitoefening van het in artikel 8 lid 1 EVRM neergelegde recht dient te voldoen om gerechtvaardigd te zijn.

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1

Vraag 1

D: Ja.

Vraag 2

C: Een vrijheidsrecht met verticale werking.

Vraag 3

B: Een beperking in de vorm van een competentievoorschrift.

Antwoordsuggesties Open vragen bij hoofdstuk 1

Vraag 1

Met een beroep op het portretrecht ex art. 21 Auteurswet.

Een geportretteerde (Baudet) kan zich tegen publicatie verzetten als hij een redelijk belang heeft, dat zich tegen publicatie verzet. Zijn redelijk belang zou hier de bescherming van zijn privacy zijn, maar de kans dat dit beroep slaagt is klein, nu hij een bekend Nederlander/politicus is. Daarnaast is het filmpje van Zondag met Lubach een parodie zonder commercieel belang. Zie over de privacyrechten van bekende personen het Von Hannover II arrest).

Vraag 2a

Een negatieve en een positieve verplichting. Regelnummers: 102-106.

Vraag 2b

De negatieve verplichting houdt in dat de staat zich terughoudend dient op te stellen voor zover het gaat om het beperken van privacyrechten. De positieve verplichting houdt in dat de staat maatregelen moet nemen om deze rechten te waarborgen. Regelnummers: zelfde als onder 2a.

Vraag 2c

Een beperking van de uitoefening van het in artikel 8 lid 1 EVRM neergelegde recht dient te voldoen aan de drie eisen van artikel 8 lid 2 EVRM, inhoudende dat een beperking moet zijn voorzien bij wet, noodzakelijk dient te zijn in een democratische samenleving en een legitiem doel moet dienen. Geen regelnummers vereist (kan 90-98, maar kan ook uit artikel 8 EVRM zelf worden gehaald).

Wat is de Trias Politica en hoe is deze gedachte terug te vinden in Nederland? - TentamenTests 2

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 2

Vraag 1

In het licht van het onderscheid tussen een formele en een materiële democratie past de mogelijkheid een politieke partij met ondemocratische denkbeelden te verbieden

  1. Het best in een formele democratie.

  2. Het best in een materiële democratie.

  3. Zowel in een formele als in een materiële democratie.

  4. Noch in een formele, noch in een materiële democratie.

Vraag 2

De relatie tussen legaliteitsbeginsel en democratie wordt in Nederland gelegd doordat

  1. Het parlement is betrokken bij de vaststelling van wet in formele zin en Grondwet.

  2. De regering is betrokken bij de vaststelling van wet in formele zin en Grondwet.

  3. Er een onafhankelijke rechterlijke mach is.

  4. Voor alle rechtshandelingen die de overheid verricht er een bevoegdheid moet bestaan die is gebaseerd op de wet.

Open vragen bij hoofdstuk 2

Vraag 1

Is het een bestuurlijke taak, die de wetgever uitvoert, om een burgemeester te ontslaan?

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 2

Vraag 1

B: Het best in een materiële democratie.

Vraag 2

A: Het parlement is betrokken bij de vaststelling van wet in formele zin en Grondwet.

Antwoordsuggesties Open vragen bij hoofdstuk 2

Vraag 1

Nee. Het is wel een bestuurlijke taak, maar het wordt uitgevoerd door het bestuur, omdat het gaat om rechtsvaststelling in een concreet geval. Op grond van art. 61b Gemw geschiedt het ontslag van een burgemeester bij koninklijk besluit. Dus het ontslag geschiedt door de regering alleen op grond van art. 42 Gw, dus door het bestuur en niet door de wetgever.

Hoe ziet de wetgeving in Nederland eruit? - TentamenTests 3

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 3

Vraag 1

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen wetten in formele zin en wetten in materiële zin. Wat is in dit verband juist?

  1. Een wet in materiële zin wordt altijd tot stand gebracht door een lagere wetgever dan een wet in formele zin.

  2. Een wet in formele zin is ook altijd een wet in materiële zin.

  3. Een wet in materiële zin kan ook een besluit voor een concreet geval inhouden.

  4. Bij de vaststelling van een wet in formele zin is de Tweede Kamer altijd betrokken.

Vraag 2

Welke van de onderstaande stellingen over het toetsingsverbod is of zijn juist?

I: het toetsingsverbod van artikel 120 GW verbiedt de rechter artikel 30 Vreemdelingenwet te toetsen aan de Grondwet.

II: het toetsingsverbod van artikel 120 GW verbiedt de rechter artikel 30 Vreemdelingenwet te toetsen aan verdragen.

  1. Alleen stelling I is juist.

  2. Alleen stelling II is juist.

  3. Beide stellingen zijn juist.

  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 3

Welk van onderstaande beweringen over amvb’s zijn juist?

  1. Amvb’s behoeven de goedkeuring van het parlement.

  2. Amvb’s kunnen soms ook door Provinciale Staten worden gemaakt.

  3. Amvb’s behoeven de goedkeuring van de Raad van State.

  4. Amvb’s hebben altijd de vorm van een Koninklijk Besluit.

Vraag 4

In welk opzicht kan vergaande delegatie van regelgevende bevoegdheden een probleem vormen in het licht van het legaliteitsbeginsel.

  1. De Grondwet staat alleen in sommige specifieke gevallen delegatie van regelgevende bevoegdheden toe en dat maakt een groot deel van de gedelegeerde regelgeving ongrondwettig.

  2. Regelgeving die door (sub)delegatie tot stand is gekomen, leidt er toe dat de volksvertegenwoordiging niet langer direct betrokken is bij de vaststelling van bepaalde regels.

  3. De wetgever kan onmogelijk voorzien in de benodigde bevoegdheden om al die regelgeving te kunnen vaststellen.

  4. Er ontstaat zoveel en zo gedetailleerde regelgeving dat onmogelijk valt vast te stellen welke verplichtingen individuele burgers precies hebben.

Vraag 5

Een algemene maatregel van bestuur (amvb) blijkt in strijd met een wet in formele zin. Er is hier sprake van:

  1. Nietigheid.

  2. Vernietigbaarheid.

  3. Onverbindendheid.

  4. Onwettigheid.

Vraag 6

In welke volgorde heeft een van de regering afkomstige wet de in de alternatieven genoemde instanties gepasseerd?

  1. Ministerie, ministerraad, Raad van State, Tweede Kamer, Eerste Kamer.

  2. Ministerraad, Raad van State, ministerie, Tweede Kamer, Eerste Kamer.

  3. Ministerraad, ministerie, Tweede Kamer, Raad van State, Eerste Kamer.

  4. Ministerraad, Raad van State, Tweede Kamer, ministerie, Eerste Kamer.

Vraag 7

Artikel 2 lid 1 van de Grondwet is een

  1. Attributiebepaling zonder de mogelijkheid van delegatie.

  2. Delegatiebepaling zonder de mogelijkheid van attributie.

  3. Attributiebepaling met de mogelijkheid van delegatie.

  4. Delegatiebepaling met de mogelijkheid van attributie.

Open vragen bij hoofdstuk 3

Vraag 1

Zoek het Besluit OM-afdoening op. Is dit besluit een algemene maatregel van bestuur gemaakt op grond van een geattribueerde bevoegdheid?

Vraag 2a

Vindt het verlenen van gratie plaats door een rechter?

Vraag 2b

Is het verlenen van gratie aan Piet S. een bestuurlijke, wetgevende of rechtsprekende taak?

Vraag 3a

Wat is de rechtsregel uit het arrest ‘Schiermonnikoog’ (HR 23 december 1980, NJ 1981, 171)?

Vraag 3b

Is er nog een ander, niet tot de rechterlijke macht behorend overheidsorgaan dat de door de Hoge Raad in het onder a genoemde arrest uitgevoerde controle had kunnen uitoefenen?

Vraag 4a

Gebruik voor deze vraag art. 2 Wet op de identificatieplicht.

Is deze bepaling een wet in materiële zin?

Vraag 4b

Staat er in deze bepaling een regel van formeel recht?

Vraag 5

Is de regering op grond van attributie en/of iets anders tot regelgeving bevoegd?

Vraag 6a

Lees de considerans van de Gratiewet.

Is deze wet gemaakt op grond van een geattribueerde bevoegdheid?

Vraag 6b

Is het toegestaan om in deze wet andere organen aan te wijzen tot het opstellen van nadere regels?

Vraag 7a

Lees artikel 45 Kieswet.

Maakt deze bepaling deel uit van een wet in formele zin?

Vraag 7b

Bevat deze bepaling materieel recht?

Vraag 8a

Lees de considerans van de Regeling bloed- en urineonderzoek.

Is deze regeling een algemene maatregel van bestuur?

Vraag 8b

Is deze regeling op grond van een geattribueerde dan wel gedelegeerde bevoegdheid tot stand gebracht.

Vraag 9

Geef aan of het Besluit omgevingsrecht een wet in formele zin is en tevens een wet in materiële zin. Is dit juist of onjuist?

Vraag 10

In art. 122 lid 2 Grondwet staat een geattribueerde bevoegdheid die gedelegeerd mag worden. Is dit juist of onjuist?

Vraag 11

Een algemeen verbindend voorschrift die gemaakt is door de gemeenteraad mag de recht toetsen aan hogere regelgeving, onder andere aan de Grondwet en aan een ieder verbindende verdragsbepalingen.

Vraag 12

In de Leidraad-arresten (HR 28 maart 1990, NJ 1991, 118, 119 en 120) heeft de Hoge Raad beslist dat openbaar gemaakte beleidsregels tot het recht in de zin van artikel 79 Wet RO behoren en dus te beschouwen zijn als algemeen verbindende voorschriften. Is dit juist of onjuist?

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 3

Vraag 1

D: Bij de vaststelling van een wet in formele zin is de Tweede Kamer altijd betrokken.

Vraag 2

A: Alleen stelling I is juist.

Vraag 3

D: Amvb’s hebben altijd de vorm van een Koninklijk Besluit.

Vraag 4

B: Regelgeving die door (sub)delegatie tot stand is gekomen, leidt er toe dat de volksvertegenwoordiging niet langer direct betrokken is bij de vaststelling van bepaalde regels.

Vraag 5

C: Onverbindendheid.

Vraag 6

A: Ministerie, ministerraad, Raad van State, Tweede Kamer, Eerste Kamer.

Vraag 7

C: Attributiebepaling met de mogelijkheid van delegatie.

Antwoordsuggesties Open vragen bij hoofdstuk 3

Vraag 1

Nee, hier is wel sprake van een amvb, want:

  • Het begint met ‘Wij Beatrix’, het is dus een KB afkomstig van regering/Kroon;
  • RvS gehoord, SG niet betrokken;
  • Maar niet krachtens attributie: ‘Gelet op de artikelen 257b (etc) Sv’, dus delegatie.

Vraag 2a

Nee, zie artikel 122 lid 1 Grondwet: bij KB, dus door de Kroon.

Vraag 2b

Bestuurlijk: concreet, dus geen wetgeving, geen conflict dus geen rechtspraak.

Vraag 3a

Een APV die gemotoriseerd verkeer op Schiermonnikoog vrijwel volledig verbiedt, is in strijd met het stelsel van de Wegenverkeerswet. Die wet gaat namelijk uit van een in beginsel vrije deelname aan het verkeer. De APV werd daarom onverbindend verklaard.

Vraag 3b

Ja, de Kroon, artikel 132 lid 4 Grondwet.

Vraag 4a

Ja. Bij een wet in materiële zin is de inhoud van de bepaling een algemeen verbindend voorschrift. De toonplicht van het identificatiebewijs ex art. 2 Wid geldt voor iedereen van 14 jaar of ouder. Deze regel is van toepassing op een onbepaald aantal gevallen en een onbepaald aantal personen, dus een regel met algemene werking (het maakt niet uit dat de bepaling niet geldt voor personen onder de 14 jaar). Hierdoor is de bepaling aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift en dus een wet in materiële zin.

Vraag 4b

Nee. De wetsbepaling bevat een plicht om te voldoen aan een vordering van een bevoegde ambtenaar. Dit is materieel recht. De wetsbepaling bevat geen procedureregels.

Vraag 5

Ja. Op grond van art. 89 lid 1 Gw is de regering op grond van attributie bevoegd tot regelgeving. Als de formele wetgever in een wet in formele zin aan de regering delegeert, is de regering bevoegd tot wetgeving op grond van delegatie. Bij delegatie moet de regering binnen de grenzen blijven van art. 89 lid (1 en) 2 Gw.

Vraag 6a

Ja. De wet is gemaakt door de formele wetgever – bestaande uit de regering én Staten-Generaal – op grond van artikel 81 jo. artikel 122 lid 1 Gw. Het gaat hierbij om de uitoefening van een in de Grondwet toegekende bevoegdheid en dus om attributie.

Vraag 6b

Uit artikel 122 lid 1 Gw blijkt dat delegatie is toegestaan: ‘met inachtneming van bij of krachtens de wet te stellen voorschriften’.

NB In artikel 122 lid 1 Gw staat eveneens ‘na advies van een bij de wet aangewezen gerecht …’ Hierop slaat de vraag niet, nu dit niet ziet op een regelstellende bevoegdheid.

Vraag 7a

Ja. Bij een wet in formele zin moet worden gekeken naar de herkomst: een wet in formele zin is afkomstig van de formele wetgever (regering + S-G, art. 81 Gw). In de considerans van de Kieswet staat opgenomen: ‘Wij Beatrix’, ‘de Raad van State gehoord’ en ‘met gemeen overleg der Staten-Generaal’. Hieruit volgt dat de Kieswet afkomstig is van de regering (op te maken uit: Wij Beatrix) en Staten-Generaal tezamen en dus van de formele wetgever.

Vraag 7b

Nee. De wetsbepaling bevat geen materieel recht inhoudende een recht of plicht, maar ziet op een beroepsmogelijkheid (instellen van beroep bij de ABRvS). Het gaat dus om handhaving / procedureregels en dus om formeel recht.

Vraag 8a

Nee, hier is geen sprake van een algemene maatregel van bestuur, want:

  • het begint niet met ‘Wij Beatrix’, evt. is niet ondertekend door ons staatshoofd
  • de Raad van State is niet gehoord
  • afkomstig van minister / naam ‘regeling’ (Verheugt, p. 65)

Vraag 8b

Het moet hier wel gaan om een gedelegeerde bevoegdheid, die verkregen is op grond van de in de considerans genoemde artikelen, bijv. art. 163 lid WVW.

Vraag 9

Onjuist.

  1. Het is geen wet in formele zin. Het is een Koninklijk Besluit in de zin van een amvb opgesteld door alleen de regering. In de considerans staat: ‘Wij Beatrix’, niet de ‘SG’, de Raad van State gehoord.
  2. Het is wel een wet in materiële zin, in het besluit staan namelijk algemeen verbindende voorschriften.

Vraag 10

Juist. In de Grondwet worden bevoegdheden gecreëerd, dus is er sprake van attributie. In het artikel staat ‘bij of krachtens’ dus dat maakt delegatie mogelijk.

Vraag 11

Juist. Een algemeen verbindend voorschrift die gemaakt is door de gemeenteraad is geen wet in formele zin. In art. 120 Grondwet staat een toetsingsverbod, maar die ziet alleen op toetsing van wetten in formele zin aan de Grondwet. De rechter is bevoegd verordeningen te toetsen aan grondwettelijke bepalingen. Wettelijke voorschriften, waaronder een gemeentelijke verordening, dienen volgens art. 94 Grondwet buiten toepassing te blijven indien de toepassing ervan onverenigbaar is met een ieder verbindende verdragsbepaling. Dus mag de rechter verordeningen toetsen aan ieder verbindende verdragsbepalingen.

Vraag 12

Onjuist. Gepubliceerde beleidsregels zijn wel recht in de zin van artikel 79 RO. Maar geen avv’s.

Hoe werkt de rechtspraak? - TentamenTests 4

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 4

Vraag 1

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Systematische interpretatie is een vorm van extensieve interpretatie.

  2. Extensieve interpretatie is een vorm van systematische interpretatie.

  3. Systematische interpretatie kan leiden tot rechtsverfijning.

  4. Rechtsverfijning kan leiden tot systematische interpretatie.

Vraag 2

Artikel 12 van de Wet algemene bepalingen brengt de gedachte tot uitdrukking dat

  1. De rechter niet op de stoel van de wetgever mag gaan zitten.

  2. De rechter niet op de stoel van het bestuur mag gaan zitten.

  3. De wet niet alle denkbare gevallen kan voorzien.

  4. De wet soms vage termen gebruikt die uitleg behoeven.

Vraag 3

In HR 16 februari 2016, NJ 2016, 404, moest de Hoge Raad beslissen of verkeersboetes volledig geautomatiseerd mogen worden opgelegd, zonder tussenkomst van een daartoe bevoegde ambtenaar. De HR vond dat dat kan, omdat ‘tekst noch strekking van artikel 3, tweede lid, WAHV, zoals daarvan blijkt uit de wetsgeschiedenis, de bevoegdheid tot sanctieoplegging van de ambtenaar beperken tot gevallen waarin, alvorens de sanctie wordt opgelegd, is onderzocht of sprake is van, al dan niet door de betrokkene naar voren gebrachte, bijzondere omstandigheden die een nadere beoordeling vergen’. In dit citaat vinden we verwijzingen naar:

  1. Alleen wetshistorische argumentatie.

  2. Alleen lexicale argumentatie.

  3. Alleen teleologische argumentatie.

  4. Zowel wetshistorische, lexicale als teleologische argumentatie.

Open vragen bij hoofdstuk 4

Vraag 1a

Vragen bij Hoge Raad 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:147, NJ 2016, 167. Motiveer steeds in eigen woorden het antwoord en verwijs naar de juiste regelnummers en/of wetsartikelen.

Welke interpretatiemethode(n) hanteert de Hoge Raad bij zijn uitleg van artikel 6:165 lid 1 BW?

Vraag 1b

Wat is het effect van de gehanteerde interpretatiemethode(n)?

Vraag 2

Leg uit wat de anticiperende interpretatiemethode inhoudt.

Vraag 3a

Lees: Hoge Raad 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:757, JA 2017, 99, m.nt. L. Boersma.

De annotator hanteert een bepaalde interpretatiemethode om uit te leggen hoe de tenzij-clausule van art. 6:169 lid 2 moet worden uitgelegd. Welke?

Vraag 3b

Welk effect heeft de gebruikte interpretatiemethode?

Vraag 4a

Ten behoeve van een meerderjarige kan wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand een mentorschap worden ingesteld.

Gebeurt dit door een bestuurlijk orgaan dat een bestuurlijke taak verricht?

Vraag 4b

Wordt de beslissing tot het instellen van een mentorschap vastgelegd in een vonnis?

Vraag 5

Marcel woont in Groningen. Hij koopt voor 31.000,- een nieuwe auto van Gregorianus. Gregorianus woont in Amsterdam. Op het moment dat hij de auto ophaalt betaalt hij de verschuldigde koopsom direct. Een maand later komt Marcel erachter dat de motor kapot is vanwege slecht onderhoud. De auto blijkt slechts 2000,- waard te zijn. Marcel is heel boos, want hij heeft 29.000,- te veel betaald. Toch wil hij de auto graag houden. Marcel vordert schadevergoeding op grond van wanprestatie. De vordering beperkt hij tot 24.000,-.

De Rechtbank Amsterdam, sector kanton, is bevoegd kennis te nemen van de vordering van Marcel.

Vraag 6

In het huis van Lea staat een goudkleurig beeld. Op een dag laat haar huishoudster het beeldje vallen. Lea vordert 5000,- schadevergoeding van haar huishoudster, omdat volgens Lea het beeldje van goud is. De huishoudster zegt dat het beeld veel minder waard is, omdat het voor een veel lager bedrag is gekocht bij een grote Duitse beeldenverkoper. De rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, zegt dat het geen gouden beeld is, en wijst een schadevergoeding toe van 20,-.

Lea kan tegen dit vonnis wel hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Vraag 7a

Lees: Hoge Raad 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929.

De wet kent twee cassatiegronden. Welke cassatiegrond(en) wordt/worden aangevoerd in onderdeel 2 respectievelijk 3.2 (zie Conclusie Advocaat-Generaal De Vries Lentsch-Kostense) van het cassatiemiddel?

Vraag 8a

Lees: Hoge Raad 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929.

Pleit Advocaat-Generaal De Vries Lentsch-Kostense bij de beoordeling van onderdeel 1 van het cassatiemiddel voor een restrictieve of extensieve toepassing van artikel 6:248 lid 2 BW?

Vraag 8b

Heeft deze insteek van de Advocaat-Generaal in casu gevolgen voor haar eindoordeel over het cassatiemiddel?

Vraag 8c

Heeft deze insteek van de Advocaat-Generaal in casu gevolgen voor haar eindoordeel over het cassatiemiddel?

Vraag 9

Lees: Hoge Raad 31 januari 2012, NJ 2012, 536.

De advocaat van verdachte stelt dat het niet toegestaan en niet noodzakelijk is om een virtueel object dat valt onder de definitie ‘gegevens’ ex artikel 80quinquies Sr, aan te merken als een ‘goed’ in de zin van artikel 310 Sr. Met welke interpretatiemethode(n) onderbouwt hij deze stelling? Leg uit.

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 4

Vraag 1

C: Systematische interpretatie kan leiden tot rechtsverfijning.

Vraag 2

A: De rechter niet op de stoel van de wetgever mag gaan zitten.

Vraag 3

D: Zowel wetshistorische, lexicale als teleologische argumentatie.

Antwoordsuggesties Open vragen bij hoofdstuk 4

Vraag 1a

De wetshistorische interpretatiemethode. De Hoge Raad wijst namelijk op de parlementaire geschiedenis. De teleologische interpretatiemethode. De Hoge Raad wijst namelijk ook op de strekking van de bepaling. Regelnummers 209-221.

Vraag 1b

Het effect van de gehanteerde interpretatiemethoden is dat ‘een als een doen te beschouwen gedraging’ in de zin van artikel 6:165 lid 1 BW extensief wordt geïnterpreteerd door de Hoge Raad. Regelnummers 209-221.

Vraag 2

De anticiperende interpretatiemethode is de uitleg die aansluit bij de betekenis van de betreffende bepaling in een nieuwe reeds tot stand gekomen, maar nog niet van kracht zijnde wet.

Vraag 3a

De annotator hanteert de wetshistorische interpretatiemethode. Hij wijst namelijk op wat de wetgever zelf aangaf en op de parlementaire geschiedenis. Regelnummers 219-223.

Vraag 3b

Het effect van de wetshistorische interpretatiemethode is dat de tenzij clausule van art. 6:169 lid 2 BW extensief moet worden uitgelegd volgens de annotator. Regelnummers 219-223 (hier niet verplicht om te melden).

Vraag 4a

Nee. Op grond van artikel 1:450 BW is het de kantonrechter die een mentorschap kan instellen. Hij vervult wel een bestuurlijke taak, omdat het een rechtsvaststelling in een concreet geval betreft en geen geschilbeslechting.

Vraag 4b

Nee. De beslissing wordt niet vastgelegd in een vonnis, maar in een beschikking (zie evt. art. 1:451 lid 5 BW).

Vraag 5

Juist.

  1. De absolute competentie ligt bij de Rechtbank, sector kanton, want het betreft een vordering onder de 25.000,- art. 42 RO jo. art. 93 aanhef en sub a Rv.
  2. De relatieve competentie ligt bij de Rechtbank Amsterdam, want dat is de woonplaats van de gedaagde art. 99 Rv lid 1.

Vraag 6

Juist. Ze kan hoger beroep instellen bij het gerechtshof, art. 60 lid 1 Wet RO. De hoogte van de vordering is bepalend, en niet de hoogte van het toegekende bedrag aan de schadevergoeding, dus de appeldrempel van 1750,- is geen beletsel art. 332 lid 1 Rv.

Vraag 7

De grondslag voor onderdeel 2 is schending van het recht ex art. 79 lid 1 sub b Wet RO, omdat het een klacht betreft over de wijze waarop het hof zijn beoordeling heeft gemaakt (r. 285-291; A-G).

De grondslag voor onderdeel 3.2 is art. 79 lid 1 sub a Wet RO. In het onderdeel wordt aangevoerd dat het hof zijn oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd. Dat wijst op een verzuim van vormen en niet op een schending van het recht (r. 311-315).

Vraag 8a

De A-G pleit voor een terughoudende dus restrictieve toepassing, die hij vooral baseert op het begrip ‘onaanvaardbaar’ uit de wetstekst van art. 6:248 lid 2 BW (r. 264-268; A-G).

Vraag 8b

In casu heeft dat geen gevolgen, omdat de A-G meent dat het hof zich aan het restrictieve kader heeft gehouden (r. 269-281 (vooral 279-281; A-G).

Vraag 8c

De annotator (Wibier) nuanceert de gevolgen van dit arrest. Enerzijds kan op basis van het arrest worden vastgesteld dat ieder wettelijk beding op grond van de derogerende werking van art. 6:248 lid 2 BW opzij kan worden gezet (niet noemen art. 6:248 lid 2 BW), maar de annotator meent dat dit alleen in zeer bijzondere gevallen (uitzonderingssituaties) zal gebeuren (r. 334-340; noot).

Vraag 9

Dit is de wetshistorische interpretatiemethode. Hij verwijst naar de Kamerstukken en de bedoeling van de wetgever die daaruit volgt, namelijk dat een object dat valt onder de definitie ‘gegevens’, niet meer aangemerkt kan worden als ‘goed’ in strafrechtelijke zin. Hij wijst op het feit dat het feit in het Wetboek van Strafrecht al strafbaar is gesteld in andere artikelen waarin uitdrukkelijk over gegevens wordt gesproken. Het is dus niet noodzakelijk om het object ook te scharen onder het begrip ‘goed’ zodat het gedrag strafbaar gesteld kan worden op grond van artikel 310 Sr. Regelnummers: 50-63.

Hoe werkt het bestuursrecht in Nederland? - TentamenTests 5

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 5

Vraag 1

Wat zijn de twee hoofdtypen besluiten in de Awb?

  1. Algemeen verbindende voorschriften en beschikkingen.

  2. Beleidsregels en algemeen verbindende voorschriften.

  3. Beschikkingen en besluiten van algemene strekking.

  4. Algemeen verbindende voorschriften en besluiten van algemene strekking.

Vraag 2

Welk van de onderstaande alternatieven kan worden gekwalificeerd als een beschikking?

  1. Een besluit van een eenrichtingsverkeersbord.

  2. Een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen.

  3. Een gemeentelijke verordening inzake parkeren.

  4. Een bestemmingsplan.

Vraag 3

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerburg laten een aanschrijving uitgaan naar een inwoner tot verwijdering van een reclamebord dat zonder vergunning is geplaatst. De inwoner dient een bezwaarschrift in en tijdens de behandeling blijkt dat het bord zelf wel geaccepteerd zou kunnen worden, maar dat de betrokken wethouder zelf belangen heeft in een concurrerend bedrijf. Die heeft liever niet dat er reclame wordt gemaakt door de concurrent. Welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur lijkt hier te zijn geschonden?

  1. Het verbod van détournement de pouvoir.

  2. Het formele zorgvuldigheidsbeginsel.

  3. Het evenredigheidsbeginsel.

  4. Het materiële rechtszekerheidsbeginsel.

Open vragen bij hoofdstuk 5

Vraag 1

Leg uit wat het verschil is tussen rechtshandelingen en feitelijke handelingen.

Vraag 2a

Ronnie Beekenburg houdt erg van wandelen en de natuur. Het liefst wandelt hij in het bos bij hem in de buurt, zodat hij kan genieten van het meertje wat door het bos stroomt en de hoge bomen waar vele vogels in zitten. Ronnie komt bijna van zijn stoel wanneer hij in het nieuwsblad leest dat er een beleidsplan is opgesteld om de vele ganzen die in het bos rondlopen aan te pakken. Het plan is opgesteld door het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap Delfland gezeteld in Delft, Zuid-Holland. Met het beleidsplan wil het algemeen bestuur de vele ganzen gaan afschieten omdat zij een bedreiging vormen voor de vele picknickers in het park die regelmatig worden lastig gevallen door ze. Ronnie leest in het beleidsplan dat er jagers worden ingezet die de ganzen gaan afschieten. Ronnie is erg gecharmeerd van de ganzen en vind de aanpak van de gemeente dan ook barbaars. Hij dreigt juridische stappen te ondernemen.

Is er in casu sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht? Zo ja, welk soort besluit? Leg uit.

Vraag 2b

Welke rechter is absoluut en relatief bevoegd als Ronnie juridisch stappen wilt nemen tegen het besluit uit vraag 12? Leg uit.

Vraag 3

In een op schrift gesteld noodbevel in de zin van art. 175 Gemeentewet verbiedt de burgemeester aan Karel Willem om een rampgebied te betreden. Betreft dit een Awb-besluit? Zo ja, welk soort?

Vraag 4

Aan welke vier voorwaarden moet volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep worden voldaan voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel?

Vraag 5

Provinciale staten van Groningen besluiten tot invoering van een provinciale belasting op grond van artikel 220 Provinciewet. Gerard Doel, woonachtig te Groningen, wil tegen deze verordening opkomen bij de rechter. Hij is principieel van mening dat alleen de Rijksoverheid mag overgaan tot belastingheffing. Bovendien vreest hij dat zijn schade veroorzaakt door de verordening meer dan €30.000,- zal zijn.
Bij welke sector van de rechtbank Noord-Nederland kan hij beroep instellen tegen deze belastingverordening van de provincie Groningen?

Vraag 6

Een rapport van de Nationale ombudsman waarin behoorlijk overheidsoptreden aan de kaak wordt gesteld, is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht? Is dit juist of onjuist?

Vraag 7

Ingeval van een besluit van de minister inhoudende de verlening van een vergunning om gas te winnen in de Waddenzee is de rechtbank, sector bestuursrecht, van het arrondissement waarbinnen de woonplaats van belanghebbende is gelegen bevoegd kennis te nemen van het beroep tegen dat besluit. Is dit juist of onjuist?

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 5

Vraag 1

C: Beschikkingen en besluiten van algemene strekking.

Vraag 2

B: Een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen.

Vraag 3

A: Het verbod van détournement de pouvoir.

Antwoordsuggesties Open vragen bij hoofdstuk 5

Vraag 1

Het verschil tussen beiden is dat voor de totstandkoming van een rechtshandeling is vereist dat het rechtssubject een op rechtsgevolg gerichte wil heeft / beoogd rechtsgevolg voor ogen heeft, terwijl voor de totstandkoming van een feitelijke handeling de wil van het rechtssubject irrelevant is: het rechtsgevolg komt daar tot stand ongeacht of het al dan niet beoogd is.

Nb1: de rechtshandeling is een privaatrechtelijk begrip, bedacht door F.C. von Savigny. Ze is in ons huidig BW omschreven in 3:33 BW. Op grond van de schakelbepaling van 3:59 BW vindt de rechtsfiguur ook toepassing buiten het privaatrecht, bijvoorbeeld in het bestuursrecht. De rechtshandeling is echter niet hetzelfde als een besluit.

Nb2: veel studenten maakten de fout een a contrario redenering toe te passen en antwoordden dat het verschil lag in het feit dat bij de rechtshandelingen het rechtsgevolg beoogd was en bij feitelijke handelingen niet. Dit is dus ten aanzien van feitelijke handelingen onjuist. Een andere veel gemaakte fout was de a contrario redenering waarin men uitging dat rechtshandelingen rechtsgevolgen hadden en feitelijke handelingen dus kennelijk niet. Ook dit is onjuist: beide hebben rechtsgevolg.

Vraag 2a

Ja, te weten een beleidsregel. De besluitvereisten moeten beargumenteerd zijn afgegaan met specifieke verwijzing naar wetsartikelen. Algemene verwijzing en/of alleen vereisten opsommen uit wetsartikel is onvoldoende. Vereisten + argumentatie ex art. 1:3 lid 1 Awb:

  • Schriftelijke beslissing: ja, bekendgemaakt in het lokale nieuwsblad
  • Van een bestuursorgaan: het algemeen bestuur van het Waterschap is een a-orgaan ex art. 1:1 lid 1 onder a Awb. Waterschap is een rechtspersoon van publiekrechtelijk aard, zie art. 2:1 lid 1 BW. Het algemeen bestuur is een orgaan van deze rechtspersoon omdat het als zodanig genoemd wordt in art. 10 en Hoofdstuk IV van de Waterschapswet. Het zijn van een openbaar lichaam is niet relevant aangezien er een rechtspersoon nodig is en daarbinnen een handelend orgaan.
  • Inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling: het gaat om de uitoefening van een exclusieve overheidsbevoegdheid (daarom publiekrechtelijk) en er is sprake van een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard/ verandering in wereld van het recht dan wel het rechtsgevolg is hier het aanstellen van de muskusratbeheerders met bijbehorende bevoegdheden.
  • Type besluit: beleidsregel (0,5 pnt) ex art. 1:3 lid 4 Awb, omdat het algemene strekking heeft en om een interne instructie voor ambtenaren gaat. Noemen besluit van algemene strekking niet zijnde een avv is niet afdoende: er zijn drie besluiten met algemene strekking (avv, beleidsregel en aanwijzingsbesluit) waarvan er twee niet een avv zijn.

Vraag 2b

Er is geen sprake van een appellabel besluit, namelijk een beleidsregel, zie art. 8:3 lid 1 onder a Awb, dus naar de burgerlijke rechter. Abs. competentie is op basis van art. 42 Ro jo. art. 93 Rv de rechtbank sector civiel of kanton afhankelijk van de hoogte van de vordering. Relatieve competentie betreft de burgerlijk rechter bij de Rechtbank Zuid-Holland gezien de regel woonplaats van de gedaagde (wie eist, reist) ex art. 99 Rv. Woonplaats is zetel van het Waterschap in Delft te Zuid-Holland.

Vraag 3

Expliciet theorie toepassen op de casus, onvoldoende als slechts voorwaarden in 1:3 lid 1 Awb zijn opgesomd.
1:3 lid 1 Awb:

  • Schriftelijke beslissing: is gegeven
  • Van een bestuursorgaan: ja, burgemeester is een orgaan van een publiekrechtelijke rechtspersoon, te weten de gemeente, omdat hij op vele plekken als zelfstandig handelend orgaan wordt genoemd dan wel uit de wet blijkt dat hij over een voldoende zelfstandige positie beschikt. Art. 1:1 lid 1 onder a AWB jo. 2:1 BW jo bijv. art 6 Gemeentewet (andere wetsartikelen die op burgemeester zien ook goed gerekend).
  • publiekrechtelijke rechtshandeling: exclusieve bevoegdheid van de burgemeester gericht op verandering in wereld van het recht voor de burger, te weten de plicht om rampgebied niet te betreden

Ja, Awb-besluit, namelijk een beschikking want in casu staat er dat de burgemeester aan Peter Barends een verbod geeft dus gaat het om een besluit gericht op en aanwijsbaar persoon en noemen art. 1:3 lid 2 Awb.

Vraag 4

Voor de voorwaarden die horen bij een geslaagd beroep op het bestuursrechtelijke vertrouwensbeginsel.

  • Een tot beslissen bevoegd orgaan moet
  • ten aanzien van de aanvrager
  • uitdrukkelijke (expliciet), ondubbelzinnige (duidelijk) en ongeclausuleerde (onvoorwaardelijke)toezeggingen hebben gedaan
  • die bij betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt.

NB: Niet te verwarren met de privaatrechtelijke wilsvertrouwensleer ex 3:35 en 3:11 BW!

Vraag 5

Absolute competentie:

  • Er is sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb, immers schriftelijk, publiekrechtelijke rechtshandeling en provinciale staten is bestuursorgaan, want hij wordt genoemd in art. 125 Gw. Deze belastingverordening is meer in het bijzonder een algemeen verbindend voorschrift (een voor herhaalde toepassing vatbare zelfstandige norm die algemeen is naar persoon)
  • Tegen dit type Awb-besluit staat geen beroep open bij de bestuursrechter, zie artikel 8:3 lid 1 sub a Awb, dus is de bevoegde rechter voor deze vordering uit onrechtmatige wetgeving de Rechtbank sector civiel, art. 42 RO jo. 93 Rv, niet kanton want meer dan €25.000.

Vraag 6

Onjuist. De Nationale Ombudsman is geen bestuursorgaan. Artikel 1:1 lid 2 sub f Awb.

Vraag 7

Juist. De minister is een bestuursorgaan, er is een beschikking, artikel 7:1 en 8:1 Awb. Het betreft een besluit van een ander orgaan dan een lager bestuursorgaan, te weten een orgaan van de centrale overheid, artikel 8:7 lid 2 Awb.

Meer TentamenTests - Hoofdstuk 6 t/m 15 (Exclusief voor wie volledige online toegang heeft)

Exclusive section of this page (for members with extra services and online access)

Image

Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Law and public administration - Theme

Law and public administration - Theme

Image
Summaries, internships, tips and tools for study and work in law and public administration Definitions, Jurisprudence, Stories, Subjects, Study assistance,
This content is used in:

Tentamens: oude tentamens voor Inleiding in het Recht, oefenmateriaal en tentamentips

Tentamens: oude tentamens voor staatsrecht en bestuursrecht, oefenmateriaal en tentamentips

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
This content is also used in .....

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Submenu: Summaries & Activities
Search for summaries and study assistance

Select any filter and click on Apply to see results