Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

TentamenTests bij Brain and Cognition van Goldstein e.a. - 4e Custom UU druk

Wat houdt cognitieve psychologie in? - TentamenTests 1

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1

MC vraag 1

Wie van onderstaande onderzoekers deed onderzoek naar reactietijd?

  1. Ebbinghaus
  2. Donders
  3. Wundt

MC vraag 2

Wie bouwde het eerste psychologische laboratorium?

  1. Ebbinghaus
  2. Donders
  3. Wundt

MC vraag 3

Wie deed er onderzoek naar het vergeten van geleerde informatie over tijd?

  1. Ebbinghaus
  2. Donders
  3. Wundt

MC vraag 4

Wie introduceerde het idee van een cognitief schema?

  1. William James
  2. Chomsky
  3. Tolman

MC vraag 5

In welke stroming horen klassieke en operante conditionering thuis?

  1. Behaviorisme
  2. Structuralisme
  3. Informatieverwerkingsbenadering

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1

MC vraag 1

B. Donders

MC vraag 2

C. Wundt

MC vraag 3

A. Ebbinghaus

MC vraag 4

C. Tolman

MC vraag 5

A. Behaviorisme

Wat zegt de biologische psychologie over het visuele en de verwerking van hetgeen je ziet? - TentamenTests 5

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 5

MC vraag 1

Welk functieverlies zouden mensen het meest waarschijnlijk vertonen na een beschadiging aan de rechter hersenhelft?

  1. Verlies aan motorische controle over het rechterdeel van het lichaam.
  2. Problemen met het onthouden van namen van objecten.
  3. Indien ze gebarentaal kenden, dan zal deze vaardigheid verdwijnen.
  4. Problemen met het herkennen van emotionele gelaatsuitdrukkingen.

MC vraag 2

Staafjes (rods) en kegeltjes (cones) zijn de receptoren van het oog. Kegeltjes:

  1. Dragen hun naam door hun vorm.
  2. Reageren al bij weinig licht.
  3. Bevinden zich met name in de periferie van de retina.

MC vraag 3

Elke cel van het visuele systeem heeft een receptief veld. Wat is de meest adequate beschrijving hiervan?

  1. Een receptief veld is dat deel van het visuele veld waardoor de cel geexciteerd wordt.
  2. Een receptief veld is dat deel van het visuele veld waardoor de cel geinhibeerd wordt.
  3. Een receptief veld is dat deel van het visuele veld waardoor de cel geexciteerd of geinhibeerd wordt.

MC vraag 4

Stel je voor: je focust op een stip in het midden van je visuele veld. Helemaal rechts in je visuele veld wordt een rode stip geprojecteerd. Deze stip wordt verwerkt:

  1. In het linker corpus geniculatum laterale.
  2. In de visuele cortex van de rechter hemisfeer.
  3. In de temporale hemiretina van het rechteroog.

MC vraag 5

Staafjes (rods) en kegeltjes (cones) zijn de receptoren van het oog. Staafjes:

  1. Reageren bij fel licht.
  2. Zijn er meer dan kegeltjes.
  3. Zijn essentieel voor het zien van kleur.

MC vraag 6

Wat is de reden dat het parasympatisch zenuwstelsel ook wel het craniosacraal zenuwstelsel genoemd wordt?

  1. Omdat de uittreding uit het ruggenmerg van de zenuwen die de organen innerveren craniaal of sacraal plaatsvindt.
  2. Omdat dit deel van het zenuwstelsel alle organen van craniaal tot sacraal gelegen innerveert.
  3. Omdat de organen die door dit deel van het zenuwstelsel geinnerveerd worden craniaal of sacraal liggen.

MC vraag 7

Patiënten die moeite hebben met het zien van beweging (lijden aan ‘motion blindness’) hebben waarschijnlijk schade in:

  1. De gyrus fusiformis.
  2. De mediaal temporale cortex.
  3. De rechter pariëtale cortex.

MC vraag 8

Welke van onderstaande uitspraken over staafjes (‘rods’) in de retina van het oog is waar?

  1. Staafjes reageren vooral bij fel licht.
  2. Staafjes geven vooral input aan parvocellulaire neuronen.
  3. Relatief veel staafjes sturen hun input naar een postsynaptische cel.

MC vraag 9

Blindsight wordt veroorzaakt door schade aan:

  1. Gebied V1
  2. Gebied V2
  3. Gebied V5

MC vraag 10

Welke van de onderstaande stellingen is NIET waar?

  1. De ventrale stroom loopt door de temporale cortex.
  2. De ventrale stroom wordt ook wel het waar-pad genoemd.
  3. De ventrale stroom helpt in het identificeren van objecten.

MC vraag 11

Hoe wordt de stoornis in het herkennen van gezichten ook wel genoemd?

  1. Visuele agnosie
  2. Strabisme
  3. Prosopagnosie

MC vraag 12

Welke cellen bevinden zich in zowel gebied V1 als V2?

  1. Simpele cellen en complexe cellen.
  2. Simpele cellen en end-stopped cellen.
  3. End-stopped cellen en complexe cellen.

MC vraag 13

Welke van onderstaande uitspraken is NIET waar?

  1. Informatie van de binnenste helft (nasale helft) van de retina van het rechter oog wordt verwerkt in de visuele cortex van de linker hemisfeer.
  2. Informatie van de buitenste helft (temporale hemiretina) van het rechter oog wordt verwerkt in de visuele cortex van de rechter hemisfeer.
  3. Informatie van de gehele retina van het rechter oog wordt verwerkt in de visuele cortex van de linker hemisfeer.

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 5

MC vraag 1

D. Problemen met het herkennen van emotionele gelaatsuitdrukkingen.

MC vraag 2

A. Dragen hun naam door hun vorm.

MC vraag 3

C. Een receptief veld is dat deel van het visuele veld waardoor de cel geexciteerd of geinhibeerd wordt.

MC vraag 4

A. In het linker corpus geniculatum laterale.

MC vraag 5

B. Zijn er meer dan kegeltjes.

MC vraag 6

A. Omdat de uittreding uit het ruggenmerg van de zenuwen die de organen innerveren craniaal of sacraal plaatsvindt.

MC vraag 7

B. De mediaal temporale cortex.

MC vraag 8

C. Relatief veel staafjes sturen hun input naar een postsynaptische cel.

MC vraag 9

A. Gebied V1

MC vraag 10

B. De ventrale stroom wordt ook wel het waar-pad genoemd.

MC vraag 11

C. Prosopagnosie

MC vraag 12

A. Simpele cellen en complexe cellen.

MC vraag 13

C. Informatie van de gehele retina van het rechter oog wordt verwerkt in de visuele cortex van de linker hemisfeer.

Hoe werken de andere zintuigen? - TentamenTests 6

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 6

MC vraag 1

Receptoren voor neurotransmitters die metabotropische effecten hebben zijn proteinen die binden aan ___ buiten het membraan, en binden aan ___ binnen het membraan.

  1. G-proteinen; neurotransmitters
  2. Neurotransmitters; G-proteinen
  3. G-proteinen; receptoren
  4. Receptoren; G-proteinen

MC vraag 2

De “hammer”, “anvil” en “stirrup” zijn botjes in het oor. Waar zijn ze voor bedoeld?

  1. Geluidsgolven (luchtdruk) omzetten in een vloeistofdruk.
  2. Geluidsgolven (luchtdruk) omzetten in een vloeistofdruk en de druk van de geluidsgolven vergroten.
  3. Geluidsgolven (luchtdruk) omzetten in een neurale response.

MC vraag 3

Welke van de volgende cellen is geen receptor?

  1. Een simpele cel
  2. Een schijf van Merkel
  3. Een haarcel

MC vraag 4

Welk van de volgende structuren bereikt een geluidsgolf die het oor binnentreedt het eerst?

  1. Hamer, aambeeld, stijgbeugel (hammer, anvil, stirrup of malleus, incus, stapes)
  2. Het trommelvlies (eardrum)
  3. Het slakkenhuis (cochlea)

MC vraag 5

Geluidsgolven hebben drie karakteristieken. Welke zijn dat?

  1. Golfvorm, toonhoogte, fase
  2. Frequentie, golfvorm, amplitude
  3. Frequentie, luchtdruk, toonhoogte

MC vraag 6

Een haarcel is een receptor voor:

  1. Geluid
  2. Tast
  3. Geur

MC vraag 7

Welke uitspraak klopt?

  1. De spinale zenuwen ontvangen de sensorische informatie van de gehele huid.
  2. De verschillende dermatomen overlappen elkander niet.
  3. De huid die in verbinding staat met een enkele sensorische spinale zenuw is een dermatoom.

MC vraag 8

De route van auditieve informatieverwerking loopt via de ___, de ___ en de ___ naar de primaire auditieve cortex.

  1. Superior olive; superior colliculus; lateral geniculate
  2. Superior olive; inferior colliculus; medial geniculate
  3. Inferior olive; inferior colliculus; lateral geniculate

MC vraag 9

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

  1. Volgens de plaats theorie vertoont het basilaire membraan overeenkomsten met de snaren van een piano; elk gebied van het membraan is afgestemd op een specifieke frequentie.
  2. Volgens de frequentie theorie activeert iedere frequentie de haarcellen op slechts één locatie op het membraan en maakt het zenuwstelsel op basis van welke neuronen reageren onderscheid tussen frequenties.
  3. Volgens de toonhoogte (pitch) theorie Vibreert het basilaire membraan synchroon met een geluid, waardoor auditieve zenuwaxonen actiepotentialen op dezelfde frequentie produceren.

MC vraag 10

Hoe wordt het membraan van het binnenoor ook wel genoemd?

  1. Tympanisch membraan
  2. Ovaal venster
  3. Basilaire membraan

MC vraag 11

Welke van de onderstaande stellingen is waar:

  1. Opiaten verminderen jeuk door gevoelens van pijn te blokkeren.
  2. Opiaten verergeren jeuk door gevoelens van pijn te blokkeren.
  3. Opiaten blokkeren gevoelens van pijn, maar hebben geen invloed op jeukgevoelens.

MC vraag 12

In een systeem wat op het … principe berust, zou iedere receptor reageren op een beperkt stimulibereik. In een systeem wat berust op het … principe, zou iedere receptor reageren op een groter stimulibereik.

  1. Labeled-line; across-fiber pattern
  2. Labeled-line; medium-pitched pattern
  3. Across-fiber pattern; labeled-line

MC vraag 13

Hoe wordt de ervaring waarin stimulatie van het ene zintuig eenwaarneming van een ander zintuig oproept, waardoor weer een ander zintuig wordt waargenomen, etc. ook wel genoemd?

  1. Adaptatie
  2. De poort theorie (gate theory)
  3. Synesthesie

MC vraag 14

Conductie doofheid (of middenoor doofheid) wordt veroorzaakt

  1. Doordat de botjes in het middenoor de geluidsgolven niet goed doorgeven aan de cochlea.
  2. Door schade aan de cochlea, de haarcellen of de gehoorzenuw.
  3. Door schade aan het trommelvlies.

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 6

MC vraag 1

B. Neurotransmitters; G-proteinen

MC vraag 2

B. Geluidsgolven (luchtdruk) omzetten in een vloeistofdruk en de druk van de geluidsgolven vergroten.

MC vraag 3

A. Een simpele cel

MC vraag 4

B. Het trommelvlies (eardrum)

MC vraag 5

B. Frequentie, golfvorm, amplitude

MC vraag 6

A. Geluid

MC vraag 7

C. De huid die in verbinding staat met een enkele sensorische spinale zenuw is een dermatoom.

MC vraag 8

B. Superior olive; inferior colliculus; medial geniculate

MC vraag 9

A. Volgens de plaats theorie vertoont het basilaire membraan overeenkomsten met de snaren van een piano; elk gebied van het membraan is afgestemd op een specifieke frequentie.

MC vraag 10

B. Ovaal venster

MC vraag 11

B. Opiaten verergeren jeuk door gevoelens van pijn te blokkeren.

MC vraag 12

A. Labeled-line; across-fiber pattern

MC vraag 13

C. Synesthesie

MC vraag 14

A. Doordat de botjes in het middenoor de geluidsgolven niet goed doorgeven aan de cochlea.

Wat is de betekenis van perceptie in de cognitieve psychologie? - TentamenTests 3

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 3

MC vraag 1

Wat is het gelijkheidsprincipe van de Gestaltpsychologie?

  1. Elk stimuluspatroon wordt waargenomen op een zo eenvoudig mogelijke manier.
  2. Stimuli die op elkaar lijken worden gegroepeerd.
  3. Punten en onderbroken objecten worden ingevuld zodat ze een geheel vormen.

MC vraag 2

Waardoor wordt het oblique-effect veroorzaakt?

  1. Fysieke regelmatigheden
  2. Semantische regelmatigheden
  3. Mentale regelmatigheden

MC vraag 3

Met welk hersengebied wordt de where-pathway geassocieerd?

  1. Frontaalkwab
  2. Temporaalkwab
  3. Pariëtaalkwab

MC vraag 4

Met welk hersengebied wordt de what-pathway geassocieerd?

  1. Frontaalkwab
  2. Temporaalkwab
  3. Pariëtaalkwab

MC vraag 5

Welke van de onderstaande stellingen is NIET waar?

  1. De ventrale stroom loopt door de temporale cortex.
  2. De ventrale stroom wordt ook wel het waar-pad genoemd.
  3. De ventrale stroom helpt in het identificeren van objecten.

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 3

MC vraag 1

B. Stimuli die op elkaar lijken worden gegroepeerd.

MC vraag 2

A. Fysieke regelmatigheden

MC vraag 3

C. Pariëtaalkwab

MC vraag 4

B. Temporaalkwab

MC vraag 5

C. De ventrale stroom helpt in het identificeren van objecten.

Wat is de betekenis van aandacht in de cognitieve psychologie? - TentamenTests 4

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 4

MC vraag 1

Welk type aandacht wordt onderzocht door middel van de precueing method?

  1. Coverte aandacht
  2. Selectieve aandacht
  3. Verdeelde aandacht

MC vraag 2

In welke fase van de feature integration theory wordt informatie onbewust verwerkt?

  1. Preattentive stage
  2. Focused attention stage
  3. Postattentive stage

MC vraag 3

De attenuator analyseert de inkomende berichten niet op:

  1. De fysieke eigenschappen
  2. De taal
  3. De spreker

MC vraag 4

Welke vorm van aandacht kan onderzocht worden aan de hand van een eye tracker?

  1. Overte aandacht
  2. Coverte aandacht

MC vraag 5

Waarom is het belangrijk om niet te bellen tijdens het autorijden of tijdens het fietsen?

  1. Dan heb je beide handen beschikbaar voor de taak en kan je sneller ingrijpen mocht dat nodig zijn.
  2. Je hebt dan meer cognitive resources over.
  3. Je hebt dan minder cognitive resources over.

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 4

MC vraag 1

A. Coverte aandacht

MC vraag 2

A. Preattentive stage

MC vraag 3

C. De spreker

MC vraag 4

A. Overte aandacht

MC vraag 5

B. Je hebt dan meer cognitive resources over.

Meer TentamenTests - Hoofdstuk 5 t/m 8, 12, 8, 9, 11, 12, en 13 (Exclusief voor wie volledige online toegang heeft)

Exclusive section of this page (for members with extra services and online access)

Image

Access: 
Public

Image

This content is used in:

Tentamens: oude tentamens voor Biopsychologie en neuropsychologie, oefenmateriaal en tentamentips

Tentamens: oude tentamens voor Cognitieve psychologie, oefenmateriaal en tentamentips

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
This content is also used in .....

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Vintage Supporter
Statistics
3519 1
Search for summaries and study assistance

Select any filter and click on Apply to see results