Bestuursrecht in het Awb-tijdperk van Barkhuysen - BulletPoints (7)

Wat houdt bestuursrecht in het Awb-tijdperk in? Chapter 1

  • Bestuursrecht behoort tot het publiekrecht en regelt de bestuurlijke organisatie.

  • Bestuursrecht betreft de rechtsverhouding tussen de overheid (bestuursorganen) en burgers (natuurlijke personen en privaatrechtelijke rechtspersonen).

  • Bestuursrecht bestaat uit wetten, regels en instrumenten die de bestuursorganen publiekrechtelijke bevoegdheden geven.

  • Het betreft altijd eenzijdige rechtshandelingen van bestuursorganen.

  • Drie functies van bestuursrecht zijn: de instrumentele functie, de waarborgfunctie en de normerende functie.

  • Regelgeving van bestuursrecht is onderverdeeld in het algemene bestuursrecht en het bijzondere bestuursrecht.

  • Het algemene bestuursrecht is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • Het bijzondere bestuursrecht komt voor in tal van bijzondere regelgeving die speciaal voor een bepaald onderwerp of bestuursorgaan zijn gemaakt.

  • De bronnen van bestuursrecht zijn wet- en regelgeving,  jurisprudentie, annotaties, literatuur.

  • In het Staatsblad kan je de wetten en andere belangrijke uitvoeringsbesluiten vinden. In de Staatscourant worden ministeriële regelingen gepubliceerd.

Wat is de relatie tussen het algemeen en bijzonder bestuursrecht? Chapter 2

  • Commissie-Scheltema is in het leven geroepen na de komst van een nieuwe grondwettelijke plicht (art. 107 lid 2 Gw) tot het vaststellen van het algemene bestuursrecht in 1983.

  • De Awb is in verschillende delen, ook wel tranches genoemd, tot stand gekomen.

  • Naast deze grote Awb-wetgevingsoperaties in tranches, vinden er vaak tussentijdse wijzigingen plaats.

  • Het doel van de Awb is om meer overzicht en structuur te verschaffen, en eenheid binnen bestuursrechtelijke wet- en regelgeving bevorderen.

  • Ter bevordering van de eenheid van bestuursrecht kent de Awb een gelaagde structuur, en is het opgebouwd van “algemeen naar bijzonder”.

  • De Awb-regels zijn te onderscheiden in: dwingend recht, regelend recht, aanvullend recht, facultatief recht.

  • In bijzondere formele wetten mag niet zomaar worden afgeweken van algemene wetten.

  • De formele wetgever mag in bijzondere wetgeving afwijken, mits er goede redenen voor de afwijking zijn.

  • Om te constateren of er van bijzondere formele wetten afgeweken mag worden door de materiële wetgever moet er worden gekeken naar wat voor type recht de Awb-regel is. Is het dwingend, aanvullend of facultatief?

  • De materiële wetgever mag niet afwijken van dwingend recht.

  • De meeste regels in de Awb zijn dwingend van aard.

Bestuur en belanghebbende: wie zijn dat? Chapter 3

  • Nederland is een centraal geregeerde staat, onderverdeeld in provincies en gemeenten met een eigen bestuursorganisatie.

  • Het bestaan van verschillende soorten bestuursorganen op verschillende niveaus heeft er voor gezorgd dat er een grote bestuurlijke diversiteit binnen Nederland is.

  • De territoriale en functionele openbare lichamen hebben rechtspersoonlijkheid en kunnen eenzijdig regels stellen. De rechtspersoonlijkheid van deze lichamen staat genoteerd in artikel 2:1 BW.

  • Territoriale openbare lichamen zijn de Staat, de provincies en de gemeenten.

  • De functionele openbare lichamen staan in artikel 134 Gw genoteerd.

  • We spreken van publiekrechtelijke rechtspersonen wanneer rechtspersonen hun rechtspersoonlijkheid ontlenen aan publiekrechtelijke wetten.

  • De centrale begrippen van de Awb zijn staan omschreven in artikel 1 van hoofdstuk 1 van de Awb: bestuursorgaan, besluit en belanghebbende.

  • Artikel 1:1 Awb omschrijft het begrip “bestuursorgaan”. Onder bestuursorgaan wordt verstaan: A) een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld (a-organen), of B) een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed (b-organen).

  • Onder b-organen vallen (rechts-)personen met wettelijk openbaar gezag en (rechts-)personen met buitenwettelijk gezag, mits ze een nauwe bang met de overheid hebben.

  • De Awb is van toepassing op verhoudingen waarbij zeker één partij een publiekrechtelijke rechtspersoon is, d.w.z. een orgaan dat bestuurt, en dus regels maakt etc. Uitgezonderd van Awb zijn publiekrechtelijke rechtspersonen die niet “besturen”of geen bestuursorganen omvatten (artikel 1:6 Awb). Verder wordt in artikel 1 lid 2 Awb organen, personen en colleges genoemd die niet als bestuursorganen worden aangemerkt.

  • Belanghebbende (artikel 1:2 Awb) is degene die een rechtsstreeks belang heeft bij een besluit. Het opera-criterium: het moet gaan om een objectief bepaalbaar, persoonlijk, eigen, rechtstreeks en actueel belang. De meest voorkomende belanghebbenden zijn degene die het besluit aanvragen of tegen wie het besluit is gericht (de geadresseerden) en de derde-belanghebbenden.

Wat is bestuursbevoegdheid en welke beginselen zijn hierbij betrokken? Chapter 4

  • Onze rechtsstaat is gebaseerd op de volgende vier beginselen: Wetmatigheid van het bestuur (legaliteitsbeginsel), scheiding der machten (evenwichtsbeginsel), onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak en grondenrechten.

  • Het legaliteitsbeginsel eist dat de uitoefenen van een bestuursbevoegdheid op de wet berust en aan wettelijke normen gebonden is. Twee motieven die ten grondslag liggen aan dit beginsel zijn rechtszekerheid en gelijke behandeling.

  • Het specialiteitsbeginsel staat vastgelegd in artikel 3:4 Awb. Dit beginsel eist dat het bestuur bij het gebruik maken van een wettelijk toegekende bevoegdheid alleen die belangen mag meewegen, die de betreffende regeling specifiek beoogt te beschermen.

  • De bevoegdheidsverdeling binnen het openbaar bestuur wordt geregeld door middel van attributie, delegatie en mandaat.

  • Attributie: via een “publiekrechtelijk wettelijk voorschrift”verleent de wetgever bestuursorganen een exclusieve bevoegdheid voor het nemen van bepaalde beslissingen. Originaire attributie: het verlenen van nieuwe bevoegdheden aan bestuursorganen. Attributie kan regelgevende bevoegdheid en bestuursbevoegdheden betreffen. Bestuursbevoegdheden kunnen worden geattribueerd aan bestuursorganen en ambtenaren.

  • Het orgaan kan de bestuursbevoegdheid ook verkregen hebben van een lager orgaan. Deze bevoegdheid komt het orgaan toe krachtens delegatie door- of mandaat van de wetgever. Deze attributie wordt derivatief genoemd. Delegatie is het overdragen van een via attributie verkregen bevoegdheid door een bestuursorgaan aan een andere bestuursorgaan (artikel 10:13, 10:14 tot en met lid 20 van de Awb). Mandaat is de opdracht van een bestuursorgaan (mandans) aan een andere bestuursorgaan (mandataris).

Besturen: wat is een "besluit"? Chapter 5

  • Het bestuursrecht onderscheidt verschillende soorten van bestuurlijk handelen, en bij elk soort geldt een aparte rechtsnorm.

  • Privaatrechtelijke rechtshandelingen kunnen door particuliere (rechtspersonen) worden verricht.

  • Overheidsorganen en privaatrechtelijke rechtspersonen met geattribueerde bevoegdheden kunnen echter publiekrechtelijke rechtshandelingen verrichten.

  • Bestuurlijk handelen: privaatrechtelijke rechtshandelingen, feitelijke handelingen en publiekrechtelijke rechtshandelingen.

  • Beslissingen en besluiten vallen onder publiekrechtelijke rechtshandelingen.

  • Een beslissing is een mondeling of schriftelijk openbaar gemaakte uitkomst van afwegingen door een bestuursorgaan. Een besluit (artikel 1:3.1 Awb) is een 1) schriftelijke beslissing 2) afkomstig van een bevoegd bestuursorgaan 3) inhoudende een publiekrechtelijke (eenzijdige) rechtshandeling - en beoogt dus een rechtsgevolg, en 4) is gebaseerd op een exclusief publiekrechtelijk wettelijk voorschrift.

  • Geen besluiten in de zin van de Awb zijn privaatrechtelijke rechtshandelingen en handelingen zonder beoogde rechtsgevolgen.

  • Beschikkingen: besluiten die zicht richten op één of enkele rechtspersonen (persoonsgerichte beschikking) of een concreet object (zaaksgerichte beschikkingen).

  • Tevens vallen afwijzingen van aanvragen ook onder beschikkingen (art. 1:3, lid 2 Awb).

  • Besluiten van algemene strekking: besluiten die zich richten op een onbepaald aantal burgers, en is dus geen beschikking.

  • Beleidsregels: besluiten die overheidsbeleid bevatten.

Wat zijn bijzondere rechtsnormen? Chapter 6

  • Het legaliteitsbeginsel eist niet alleen een wettelijke basis voor de bestuursbevoegdheid (krachtens de formele regels omtrent attributie, delegatie en mandaat), maar ook wettelijke normering van de uitoefening daarvan (de inhoudelijke materiële regels).

  • Allereerst toetst de rechter of het bestuursoptreden voldoet aan de specifieke regels die in de bijzondere wetten zijn opgenomen. De rechter gaat na of deze regeling het bestuursorgaan daadwerkelijk een bevoegdheid toekent, en zo ja, met welke bijzondere normen het bestuursorgaan daarbij rekening moet houden.

  • Gelede normstelling: de bijzondere normstelling is vaak opgenomen op verschillende niveaus van regelgeving, en deze moeten dan ook worden nagegaan.

  • De wetgever kan het bestuur twee soorten beslissingsruimte geven: “beleidsvrijheid” (is het bestuur bevoegd tot beslissen?) en “beoordelingsvrijheid”(in hoeverre is het bestuur gebonden aan wettelijke beoordelingscriteria?).

  • De rechter mag slechts marginaal toetsen aan de wijze waarop het bestuur gebruik maakt van zijn beslissingsruimte.

  • De vrijheid aan het bestuur is afhankelijk van de vraag of zijn bevoegdheid “vrij”of “gebonden” is. Bij een gebonden bevoegdheid geeft de wet gedetailleerd aan hoe gehandeld moet worden. De rechter heeft bij dan de ruimte voor volle toetsing. Bij een vrije bevoegdheid geeft de wet slechts kaders waarbinnen het bestuur moet blijven, het heeft een grote discretionaire bevoegdheid. De rechter mag dan slechts marginaal toetsen.

Wat zijn algemene rechtsnormen? Chapter 7

  • Naast het feit dat de normering van bestuurshandelen vooral voorkomt in bijzondere bestuursrechtelijke wetgeving, gelden er uiteraard ook algemene regels.

  • De algemene rechtsnormen gelden ongeacht de sector van beleid, en bestaan uit zowel procedurele (formele) normen en inhoudelijke (materiële) normen. Het onderscheid heeft te maken met een ordendende functie.

  • De Awb vormt een belangrijke bron van algemene normen, echter zijn deze normen niet allemaal in de wet opgenomen.

  • De algemene beginselen van behoorlijk bestuur (a.b.b.b.) zijn niet in de rechtspraak tot stand gekomen, en worden aangemerkt als een belangrijke bron die de normen in de wet aanvullen. Met name wanneer er sprake is van discretionaire bevoegdheid.

  • Een andere bron waarmee de open wettelijke normen worden opgevuld is beleid.

  • De Awb kent diverse algemene materiële normen. Hoofdstuk 2 van de Awb geldt voor alle contacten tussen bestuur en burger, en heeft dus een heel ruime reikwijdte. Hoofdstuk 3 Awb bevat algemene rechtsnormen voor besluiten. Hoofdstuk 4 geeft extra normen voor de beschikking.

  • De belangrijkste norm in de tweede hoofdstuk is het onpartijdigheidsbeginsel. Artikel 2:4 Awb stelt dat een bestuursorgaan zonder vooringenomenheid zijn taak moet verrichten.

  • Het zorgvuldigheidsbeginsel vereist dat het bestuur een onderzoeksplicht heeft, en aan
    het besluit moet een deugdelijke feitenvaststelling ten grondslag liggen. 

  • Het willekeurverbod: Het overheidshandelen moet rationeel en voorspelbaar zijn voor de burger, inhoudende de zorgvuldigheidsbeginsel en evenredigheidsbeginsel.

  • Het motiveringsbeginsel: art 3:46 Awb stelt dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.

  • Andere ongecodificeerde beginselen van behoorlijk bestuur zijn: het vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel en rechtszekerheidsbeginsel.

Wat zijn procedurele rechtsnormen? Chapter 8

  • Procedurele normen zijn gericht op een goed verloop van het verkeer tussen bestuur en burger. (§ 8.1)

  • De procedurele normen zijn geregeld in hoofdstukken 2,3 en 4 van de Awb. (§ 8.1)

  • Ten opzichte van de burger moet het bestuur de volgende rechtsnormen in acht nemen: het recht op bijstand of vertegenwoordiging (art 2:1 Awb), de doorzendplicht (art. 2:3 Awb) van bestuursorganen, het verbod van vooringenomenheid en de geheimhoudingsplicht (art. 2.5 Awb). (§ 8.2)

  • In hoofdstuk 4 van de Awb is de aanvraag, voorbereiding en de beslistermijn geregeld. (§ 8.3)

  • Artikel 4:1 en 4:2 beschrijven de vereisten van een aanvraag:
    1) De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend (art. 4:1 Awb);

          2) De aanvraag moet worden ondertekend en bevat tenminste de naam en het adres van de aanvrager, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (art. 4:2 Awb).

  • Regels omtrent de voorbereiding van beslissingen betreffen de zorgvuldige voorbereiding en belangenafweging (art. 3:2; 3:4 Awb), beginselen van hoor en wederhoor (art. 4:7 Awb), de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb), de beslistermijnen (art. 4:14 en 4:15 Awb), de voorbereiding van samenhangende besluiten (afdeling 3:5 Awb) en advisering (afdeling 3:3 Awb). (§ 8.4)

  • Er zijn drie typen adviezen: deskundigenadvies, representatie-advies en semi-rechterlijk advies. (§ 8.4.2)

  • De vormgeving van een besluit moet aan bepaalde eisen voldoen. Een besluit dient een rechtsmiddelenverwijzing te bevatten (art. 3:45 Awb). (§ 8.5)

  • Afdeling 3.6 regelt de bekendmaking en mededeling van besluiten. Voor de bekendmaking van algemeen verbindende voorschriften gelden andere regels. (§ 8.6)

Hoe zijn de beginselen van openbaarheid en inspraak opgebouwd? Chapter 9

  • De drie fundamenten van de democratische rechtsstaat zijn: het legaliteitsbeginsel, het beginsel van inspraak en het beginsel van openbaarheid van bestuur. (§ 9.2-9.3)

  • Het inspraakbeginsel speelt een rol bij de voorbereiding van besluiten. Via een inspraakprocedure kan een bestuursorgaan informatie verzamelen over de relevante feiten om zodoende de belangen af te wegen. (§ 9.2)

  • De volgende artikelen en afdelingen zijn van belang bij de voorbereiding van besluiten:
    In afdeling 3.4 is een “uniforme openbare voorbereidingsprocedure” opgenomen.
    Artikel 4:7 Awb is van belang bij beschikkingsaanvragen, en artikel 4:8 Awb speelt een rol bij ongevraagde belastende beschikkingen. (§ 9.2)

  • Het openbaarheidsbeginsel houdt in dat het bestuur moet handelen op basis van algemene wettelijke regels zodat er sprake is van democratisch gelegitimeerd bestuurlijk handelen. (§ 9.3.1)

  • Afdeling 3.6 Awb geeft algemene regels weer omtrent de bekendmaking van besluiten en beleidsregels. De regeling ziet niet op algemene verbindende voorschriften (welke geregeld is in artikel 3:1 lid 1(b) Awb.  (§ 9.3.1)

  • Bijzondere regels omtrent de bekendmaking van besluiten van algemene strekking staan onder andere in de Bekendmakingswet en de Gemeentewet. (§ 9.3.1)

  • De openbaarheid van informatie is geregeld in de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). (§ 9.3.3)

  • De wet maakt onderscheid tussen actieve en passieve openbaarmaking. (§ 9.3.3.2)

Hoe worden bestuurlijke wetten en regels gehandhaafd? Chapter 10

  • Handhaving is een kerntaak van de overheid, en komt voor in verschillende vormen. De handhavingsinstrumenten verschillen per rechtssysteem. (§ 10.2)

  • Handhaving kan worden vormgegeven privaatrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke bevoegdheden. (§ 10.2.1)

  • Titel 5.1 Awb bevat algemene bepalingen met definities ter zake van bestuurlijk handelen. (§ 10.2.2)

  • Bestuurlijke sanctie in de zin van artikel 5.2 Awb kan worden onderscheiden in herstelsancties en bestraffende sancties. (§ 10.2.2)

  • Bij herstelsanties ontbreekt in beginsel het bestraffende element en staat onder andere geregeld in de artikelen 5:32 en 5:33 Awb. (§ 10.2.2)

  • Bestuursdwang is een krachtige handhavingsmiddel en staat gedefinëerd in artikel 5:21 Awb. Een last onder bestuursdwang kan niet worden opgelegd zonder wettelijke basis.
    (§ 10.4.1)

  • De overheid heeft de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang toe te passen, het is dus geen verplichting. Zie de bevoegdheden/dwangmiddelen beschreven in artikelen 5:27 tot en met 5:30 Awb. (§ 10.4.4)

  • Artikel 5:25 Awb geeft als hoofdregel dat de overtreder de kosten van bestuursdwang moet vergoeden. (§ 10.4.5)

  • Wanneer een overtreder zijn overtreding weigert ongedaan te maken, kan de tot bestuursdwang bevoegd orgaan een bedrag in rekening brengen, ook wel een dwangsom genoemd. Dit is beschreven in artikel 5:32 Awb. (§10.5)

  • De bestuurlijke boete is een bestraffende sanctie, en is in artikel 5.4 van de Awb opgenomen. Bestuurlijke boetes mogen niet worden opgelegd wanneer de overtreder geen verwijt treft, en er moet evenredigheid bestaan tussen de ernst van de overtreden en verwijtbaarheid enerzijds en de hoogte van de sanctie anderzijds. (§ 10.6)

  • Andere bestuurlijke sancties zijn: het intrekken of wijzigen van een begunstigende financiële beschikking, naming and shaming, ontslag ambtenaar en uitzetting van een vreemdeling. (§10.7)

  • Wanneer er sprake is van samenloop van sancties geldt een algemeen uitgangspunt dat het bestuursorgaan geen herstelsanctie oplegt zolang een andere wegens dezelfde gedraging opgelegde herstelsanctie van toepassing. Dit wordt ook wel een algemeen cumulatieverbod genoemd, en staat geregeld in artikel 5:6 Awb. (§ 10.8)

  • Met betrekking tot strafrechtelijke sancties gelden specifieke cumulatieverboden zoals ne bis in idem beginsel en una via beginsel. (§ 10.8)

Hoe wordt bestuurlijk en repressief toezicht gehouden? Chapter 11

  • Bestuurlijk toezicht heeft betrekking op toezicht van bestuursorganen op andere bestuursorganen. (§ 11.1)

  • Bestuurlijk toezicht kan worden onderscheiden in positief en negatief toezicht; preventief en repressief toezicht en generiek en specifiek toezicht. (§11.1)

  • Positief/negatief toezicht heeft als doel overheidshandelen te stimuleren/voorkomen of remmen. De Awb bevat wel regelingen met betrekking tot negatief toezicht. Regelingen met betrekking tot positief toezicht staan in bijzondere regelingen. (§ 11.1)

  • Negatief toezicht bestaat uit preventief en repressief toezicht. Het bestuursorgaan moet bij preventief toezicht toestemming verlenen voordat een besluit in werking treedt, het gaat veelal om het verlenen van goedkeuring aan een al genomen besluit (artikel 10:25 e.v. Awb).  Ook kan een vernietiging van een besluit plaats vinden, dit wordt ook wel repressief toezicht genoemd (artikel 10:33 e.v. Awb). (§11.2 en 11.3)

  • Het generieke bestaat uit de taakverwaarlozing en de schorsings- en vernietingsbevoegdheden, en is opgenomen in de Grondwet. (§ 11.2.1)

  • In de Awb zijn drie generieke negatieve toezichtsinstrumenten opgenomen, namelijk “goedkeuring”(artikel 10:25 Awb), “schorsing” (artikel 10:43 Awb) en “vernietiging” (10:33 Awb). (§ 11.1)

  • De beslistermijn van “goedkeuring” bedraagt 13 weken, tenzij wettelijk anders is voorgeschreven. Een eenmalige verlenging van 13 weken is mogelijk. Verlenging met zes maanden is mogelijk wanneer het bestuursorgaan advies moet inwinnen. (§ 11.2.2)

  • Artikel 10:43 beschrijft de gronden van een spontane vernietiging. (§ 11.3.2)

  • De rechtsgevolgen van de vernietiging van een besluit strekt zich uit tot alle rechtsgevolgen waarop het gericht was (artikel 10:42 Awb). (§ 11.3.5)

Hoe werkt bestuursrechtelijke rechtsbescherming? Chapter 12

  • Rechtsbescherming houdt in dat de burger of een privaat rechtspersoon de mogelijkheid heeft om tegen een overheidsbesluit bezwaar te maken. Dit gebeurt vaak in de eerste instantie bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen (artikel 1:5 Awb en 7:1 Awb).  Is de burger of de rechtspersoon hier niet mee eens, dan kan hij een beroep tegens het besluit van het bestuursorgaan indienen bij de bestuursrechter (artikel 8:1 Awb). (§ 12.1)

  • De nederlandse stelsel van bestuursrechtspraak is geleidelijk tot stand gekomen, en was aanvankelijk versnipperd. (§ 12.4)

  • Begin jaren 90 was het stelsel van bestuursrecht toe aan een grote herziening. In de eerste fase van de herziening werd het bestuursrechtspraak door de rechtbank geintroduceerd. In de tweede fase werden de kantongerechten opgeheven. In de derde fase, waar tot op heden aan gewerkt wordt, staat op de planning om de rechtsprekende taken van de CRvB, het CBb en de ABRvS in de gewone rechterlijke macht geïntegreerd. (§ 12.5)

  • Er is een competentieverdeling tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter. (§ 12.6)

  • De standaard bestuurlijke voorprocedure is de bezwaarschrift fase. (§ 12.6)

Hoe worden klachten door bestuur en ombudsman behandeld? Chapter 13

  • Artikel 9:1 Awb bevat een interne klachtrecht voor klachtbehandeling door bestuursorganen. Dit kan op verschillende wijze geschieden, waaronder mondeling en schriftelijk ( afdeling 9.2 Awb) of via de klachtadviesprocedure (afdeling 9.3). (§ 13.2.1)

  • De belangrijkste minimumeis is dat bestuursorganen een plicht tot behoorlijke behandeling van de burger en de klachtbehandeling hebben. (artikel 9:2 Awb). (§ 13.2.2)

  • Voor zowel mondelinge als schriftelijke klachtbehandeling geldt de behoorlijkheidseis.( § 13.2.2)

  • Voor schriftelijke klachtsbehandelingen moeten aan aanvullende eisen voldoen. Deze staan aangegeven in artikelen 9:6 tot en met 9:12 Awb. (§ 13.2.2)

  • Artikel 9:3 Awb geeft aan dat betrokkene geen beroep kunnen instellen tegen een onwelkom besluit op de klacht. (§ 13.2.1)

  • Afdeling 9.1.1. Awb bevat algemene bepalingen. (§ 13.2.3)

  • Afdeling 9.1.2 bevat bepalingen die nadere verplichtingen formuleren voor de behandeling van schriftelijke klachten. (§ 13.2.4)

  • Titel 9.2 Awb bevat regelingen voor externe klachtbehandelingen betreffende overheidsoptreden door landelijk dekkend stelsel van onafhankelijke ombudsmannen. Iedereen kan aan de ombusman verzoeken een onderzoek in te stellen. (§  13.3)

Wat is de procedure bij een bezwaar en een administratief beroep? Chapter 14

  • Het bestuurlijk rechtssysteem is zo opgezet dat de burger alvorens hij zich wilt wenden tot de bestuursrechter, eerst bezwaar moet maken bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen (artikel 7:1 Awb). (§ 14.1.1)

  • Artikel 1:5 Awb omschrijft de vereisten voor het gebruik maken van een “bezwaar” .  Er moet sprake zijn van een (1) wettelijke bevoegdheid om een voorziening tegen een (2) besluit te vragen bij (3) het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. (§ 14.1.1)

  • Er zijn twee soorten bestuurlijke voorprocedures: 1) bezwaarschriftprocedure en 2) administratief beroep. De bezwaarschriftprocedure is hoofdregel en administratief beroep is uitzondering. (§ 14.1.1 en  (§ 14.1.2)

  • Hoofdstuk 6 van de Awb bevat algemene bepalingen over bezwaar en beroep. (§ 14.2)

  • De functies van de bezwaarprocedure zijn: 1) zeeffunctie, 2) rechtsbescherming, 3) verlenging van de bestuurlijke besluitvormingsprocedure, 3) dossierfunctie en 5) signaleringsfunctie. (§ 14.2.1)

  • De indiener van een bezwaarschrift kan een rechtstreeks beroep verzoeken. (§ 14.2.2)

  • De minimumvoorschriften aan de inhoud van een bezwaarschrift zijn: 1) het bezwaarschrift moet ondertekend zijn en de naam en het adres van de indiener bevatten, 2) er moet een dagtekening zijn opgenomen 3) de bezwaarmaker dient een omschrijving te geven van het besluit waartegen het bezwaar is gemaakt, 4) ook moet het bezwaar de gronden voor bezwaar bevatten. (§ 14.2.3)

  • Hoorplicht: voordat het bestuursorgaan op een bezwaarschrift beslist moeten belangenhebbenden in gelegenheid worden gesteld om gehoord te worden. De uitzonderingen worden omschreven in artikel 7:3 Awb. (§ 14.2.7)

  • De beslissing op het bezwaarschrift moet binnen zes weken geschieden. Tien weken wanneer een adviescommissie is ingesteld. Tevens kan er een wettelijke verlenging met vier weken plaats vinden en is een grotere verlenging mogelijk bij instemming en geen schade belanghebbenden(artikel 7:10 Awb). (§ 14.2.9.1)

  • Mogelijke beslissingen zijn herroeping, wijziging van het oorspronkelijke besluit en afwijzing van het bezwaar. (§ 14.2.9.2)

Hoe wordt rechtsbescherming tegen overheidsgedragingen gegeven? Chapter 15

  • Bij bestuursrechtspraak toetst een bevoegde bestuursrechter de rechtmatigheid van een bepaalde overheidshandeling, meestal een besluit idzv artikel 1:3 Awb. (§ 15.1)

  • Algemeen bestuursrechtspraak staat omschreven in artikel 8:1 Awb. (§ 15.2)

  • De afdeling bestuursrecht is bevoegd in geschillen met betrekking tot: beschikkingen, besluiten van algemeen strekking, weigeringen van de goedkeuring van een rechtshandeling naar burgerlijk recht en van een besluit van algemeen strekking en feitelijke handelingen t.a.v. ambtenaren. (§ 15.2.2)

  • Geen Awb beroep is mogelijk tegen feitelijke handelingen, civielrechtelijke rechtshandelingen, avv’s, beleidsregels, besluiten als in artikel 8:4 en 5:5 Awb en besluiten waartegen administratief beroep mogelijk is. (§ 15.2.2)

  • Bevoegd is de rechtbank van het arrondissement staat omschreven in artikel 8:7 en 8:8 Awb. Deze wordt bepaald door te bepalen welke rechtbank bevoegd is bij een bepaald beroep. Daarbij moet er worden gekeken naar de zetel van het bestuursorgaan en de woonplaats van de indiener. (§ 15.2.3)

  • Hoger beroepsmogelijkheid bij de ABRvS, CRvB, CBb en de Gerechtshoven. (§ 15.3)

  • Er is sprake van bijzondere administratieve rechtspraak wanneer de Awb of in een andere wet beroep op een bijzondere bestuursrechter mogelijk wordt gemaakt. Bijzondere bestuursrechtspraak is mogelijk bij de ABRvS, de CRvB, het CBb, de civiele rechter en bij de belastingrechtspraak. (§ 15.4)

Wat is de procedure bij een beroepschrift? Chapter 16

  • De vier klassieke kenmerken van het bestuursprocesrecht zijn de ex tunc-toetsing, het korte beroepstermijn van zes weken, een actieve onderzoekende opstelling van de rechter en een laagdrempelig proces toegang. (§ 16.1.1)

  • Het bestuur heeft vaak een sterkere uitgangspositie dan de burger. Dit wordt onder andere gecompenseerd door de zwakkere partijen goedkope rechtsgang te verlenen, door een ruime beginsel van hoor en wederhoor toe te passen en door de “ongelijkheidscompensatie”. (§ 16.1.1)

  • Het algemen bestuursprocesrecht bestaat uit twee delen, namelijk het algemene deel (hoofdstuk 6 Awb) en het speciale deel (hoofdstuk 8 Awb). (§ 16.1.2

  • Het beroep bij de rechter begint met de indiening van een beroepschrift bij de griffie van het bevoegde gerecht. De griffie controleert of het beroep tijdig is ingediend, en beoordeelt op hoofdlijnen de ontvankelijkheid van het beroep en de bevoegdheid van de betreffende rechter. (§ 16.2.1)

  • Afdeling 8.2.2 van de Awb kent een regeling van het vooronderzoek. (§ 16.2.2)

  • Afdeling 8.2.5 van de Awb regelt de procedure van “onderzoek ter zitting”. (§ 16.2.5)

  • Het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting zorgen er voor dat het dossier volledig is en dat de rechter tot een oordeel kan komen. Artikel 8:69 Awb bepaalt de omvang van het geding. (§ 16.3.1)

  • Binnen de omvang van het geding kan de rechter ambtshalve de beroepsgronden tijdens een geschil aanvullen (artikel 8:69 lid 2 Awb), en tevens kan de rechter ambtshalve de feiten aanvullen (artikel 8:69 lid 3 Awb). (§ 16.3)

  • In uitzonderlijke gevallen kan de rechter buiten de omvang van het geding toetsen aan bepalingen van orde. (§ 16.3.4)

  • Ex tunc-toetsing is de hoofdregel van het bestuursprocesrecht. (§ 16.3.5)

  • Artikel 8:70 bevat de mogelijke uitspraken van de bestuursrechter. (§ 16.4)

  • Of de rechter bevoegd is om een uitspraak te doen over het geschil tussen partijen moet eerst worden nagegaan of de rechter bevoegd is (absoluut/relatief bevoegd) en of het beroep ontvankelijk is. Vervolgens beoordeelt de rechter de beroepsgronden van de eiser, zodoende kan hij het beroep gegrond of ongegrond verklaren. Tevens dient de rechter op grond van artikel 8:41a Awb de geschillen zoveel mogelijk definitief te beslechten. (§ 16.4)

  • De procedure van een voorlopige voorzienig staat beschreven in artikelen 8:82 en 8:83 van de Awb. (§ 16.5.3)

  • Bij een voorlopige voorzienig moet er sprake zijn van een spoedeisend belang. (§ 16.5.4)

Wat is de rol van de burgerlijke rechter? Chapter 17

  • Op grond van artikel 112 GW vervult de burgerlijke rechter op het terrein van de rechtsbescherming de rol van rest- of reserverechter binnen het bestuursrecht. (§ 17.4.1)

  • Bij de burgerlijke rechter wordt een eiser niet-ontvankelijk verklaard indien de wetgever in een andere wet een andere bestuursrechtelijke met voldoende waarborgen omkleden rechtsgang heeft open gesteld. (§ 17.4.2.1)

  • Een besluit heeft formele rechtskracht als het onaantastbaar is geworden. Dit is het geval als de beroepstermijn is verstreken. (§ 17.4.2.2)

  • Het burgerlijk procesrecht geldt op het moment dat de burgerlijke rechter bevoegd is om een oordeel te vellen over de bestuurshandelingen. (§ 17.5.1)

  • In een kort gedingprocedure kan een avv buiten werking gesteld worden. Een verklaring voor recht of schadevergoeding is niet mogelijk bij een kort gedingprocedure. (§ 17.5.2)

  • Vorderingen bij de burgelijke rechter zijn onder andere onrechtmatigedaadsactie, wanprestatie en verschuldigde betaling. (§ 17.5.2)

Met welke instrumenten regelt de overheid privaatrecht en bestuursrecht? Chapter 18

  • De overheid mag gebruik maken van privaatrechtelijke instrumenten om publieke doelen te bereiken, maar hier zijn grenzen aan verbonden. (§ 18.1)

  • De meest gebruikte instrument is de beleidsovereenkomst en de bevoegdhedenovereenkomst. (§ 18.1)

  • De belangrijkste vraag die gesteld wordt bij een beleidsovereenkomst is of het geoorloofd is. De Hoge Raad heeft enkele aanknopingspunten genoemd om te kijken of er sprake is van een onaanvaardbare doorkruising van de publiekrechtelijke regeling: 1) de bedoeling van de wetgever bij publiekrechtelijke regeling; 2) de wijze waarop en de mate waarin de belangen van de burger beschermd zijn; 3) of de overheid een vergelijkbaar resultaat kan bereiken door gebruikmaking van de publiekrechtelijke regeling; 4) de maatschappelijke gevolgen van de rechterlijke doorkruisings-afkeuring (Kunst- en antiekstudio Lelystad). (§18.2.2)

  • Twee motieven voor een bevoegdhedenovereenkomst zijn: 1) een afstemming tussen bestuur en burgers, samenwerkingsafspraken met betrekking tot bijvoorbeeld complexe projecten; 2) het verkrijgen van een tegenprestatie van de burger voor de overheidsmedewerking. (§ 18.3.1)

  • Een bevoegdhedenovereenkomsten zijn aanvaardbaar tenzij: 1) ongeoordeloofde oorzaak ontbreekt; 2) de overheid misbruik maakt van haar machtspositie; 3) een financiële tegenprestatie van de burger gevraagd is en er sprake is van a) wettelijke beletselen; b) misbruik van bevoegdheid door de overheid; c) misbruik van feitelijke machtspositie door de overheid. (§ 18.3)

Wat is de regeling bij onrechtmatige daad en nadeelcompensatie? Chapter 19

  • De criteria die artikel 6:162 BW stelt voor onrechtmatige daad zijn: 1) onrechtmatigheid; 2) toerekenbaarheid; 3) causaal verband; 4) schade; 5) relativiteit. (§ 19.1)

  • Bestuursrechtelijke onrechtmatigheid is civielrechtelijke onrechtmatigheid. (§ 19.1.1)

  • De bestuursrechter kan alleen oordelen over de onrechtmatigheid van besluiten in de zin van artikel 8:1 Awb. Overheidshandelen die niet als besluiten in de zin van artikel 1:3 Awb kunnen worden gekwalificeerd moeten worden aangevochten bij de burgerlijke rechter. De overheid is ook niet immuun voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad bij onrechtmatige wetgeving en onrechtmatig feitelijk handelen. (§ 19.1)

  • Wat toerekening op grond van artikel 6:162 lid 3 BW betreft zal de rechter niet snel aannemen dat de overheid schuld of risico voor een gebeurtenis draagt, want hij kan slechts marginaal toetsen en vaak heeft de burger eigen schuld. (§ 19.1.2)

  • De gestelde schade dient oorzakelijk verband te houden met het onrechtmatige handelen, deze schade moet redelijkerwijs aan het onrechtmatige handelen worden toegerekend. (§ 19.1.3)

  • Op basis van artikel 6:163 BW eist de relativiteitsnorm dat de geschonden norm het geschade belang dient te beschermen. (§ 19.5.1)

  • Op grond van artikel 6:162 BW en 8:88 AWB kan er van de overheid schadevergoeding ter zake van onrechtmatige daad geeist worden. (19.2.2)

Wat is het verband tussen Nederlands, Europees en internationaal recht? Chapter 20

  • Het internationale en Europese recht gaan steeds meer integraal onderdeel uitmaken van het bestuursrecht. (§ 20.1)

  • Vooral mensenrechtenverdragen en EU-recht beïnvloeden de Nederlandse bestuurlijke wetgeving. (§ 20.1)

  • Op grond van artikel 93 en 94 GW heeft het Europese recht doorwerking. Europese regelgeving heeft rechtstreekse werking, dit betekent dat het gelding heeft zonder dat het in het nationale wetgeving geïmplementeerd hoeft te zijn. Tevens zet de Europese regels conflicterende nationale regels opzij, het heeft dus voorrang. (§ 20.2.1)

  • Drie belangrijke bronnen van gemeenschapsrecht van de EG zijn: 1) Europese verdagen, zoals de VEU en de VWEU; 2) Europese verordeningen, wetten en besluiten; 3) Europese richtlijnen; 4) een Europees “besluit”; 5) Europese rechtsbeginselen en jurisprudentie. (§ 20.3.1)

  • In het Francovich-arrest wordt aangegeven dat lidstaten aansprakelijk zijn tegenover particulieren voor schending van EU-recht. (§ 20.3.2)

  • Voor de uitvoering van EU-recht door nationale bestuursorganen hanteert het Hof van Justitie twee uitgangspunten, namelijk de insititutionele en procudurele autonomie. (§ 20.3.3)

  • Het insititutionele autonomie-beginsel houdt in dat de lidstaat zelf mag bepalen welk uitvoeringsorgaan zal worden aangewezen voor de uitvoering van Unierecht. (§ 20.3.3)

  • Het procedurele autonomie-beginsel houdt in dat de lidstaat zelf mag bepalen hoe de Unieregelgeving wordt doorgevoerd in het nationale recht, voor zover de EU heen uitvoeringsregels aangeeft. (§ 20.3.3)

  • De minimale eisen die het Hof van Justitie stelt aan de lidstaten omtrent de procedurele autonomie zijn: 1) het EU-recht moet hetzelfde worden behandeld en uitgevoerd als het nationale recht, de uitvoering van het EU-recht moet effectief zijn; 2) het moet doeltreffend zijn. (§ 20.3.3)

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!

Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Check: concept of JoHo WorldSupporter

Concept of JoHo WorldSupporter

JoHo WorldSupporter mission and vision:

  • JoHo wants to enable people and organizations to develop and work better together, and thereby contribute to a tolerant tolerant and sustainable world. Through physical and online platforms, it support personal development and promote international cooperation is encouraged.

JoHo concept:

  • As a JoHo donor, member or insured, you provide support to the JoHo objectives. JoHo then supports you with tools, coaching and benefits in the areas of personal development and international activities.
  • JoHo's core services include: study support, competence development, coaching and insurance mediation when departure abroad.

Join JoHo WorldSupporter!

for a modest and sustainable investment in yourself, and a valued contribution to what JoHo stands for

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check more: related and most recent topics and summaries
Check more: study fields and working areas

Image

Follow the author: Law Supporter
Share this page!
Statistics
1471
Submenu & Search

Search only via club, country, goal, study, topic or sector