Welke theorieën over sociale ontwikkeling bestaan er? - Chapter 1
De studie van sociale ontwikkeling focust zich vooral op het beschrijven van sociaal gedrag van kinderen en hoe dit gedrag verandert. Daarbij focust deze studie zich op relaties en ideeën over zichzelf en anderen. Deze ontwikkeling wordt door factoren van buitenaf beïnvloed. Sommige onderzoekers houden zich bezig met waarom kinderen zich op een bepaalde manier ontwikkelen. Andere onderzoekers houden zich meer bezig met praktische toepassingen, zoals opvoeding.
Wanneer is de studie naar de sociale ontwikkeling begonnen?
De studie naar sociale ontwikkeling is recent, beginnende met het werk van de evolutionaire bioloog Charles Darwin (1872). Terwijl Darwin zich vooral op emoties richtte, onderzocht Watson (1913) principes van leren en conditionering, en keek Freud (1905, 1910) naar de basis driften van kinderen. Een Amerikaanse psycholoog Arnold Gesell (1928) had een verschillende kijk op sociale ontwikkeling. Hij vond dat sociale vaardigheden zich ontwikkelen in de kindertijd. De geschiedenis van de studie naar sociale ontwikkeling begon dus met tegenstrijdige visies en ideeën.
Welke vragen spelen een rol in de diverse theorieën over sociale ontwikkeling?
Een aantal vragen spelen een grote rol in de verschillende theorieën over sociale ontwikkeling:
Hoe beïnvloeden biologische- en omgevingsfactoren sociale ontwikkeling?
In de vroege jaren van de ontwikkelingspsychologie waren er twee tegengestelde posities wat bekend was als nature-nurture. Sommige onderzoekers waren aanhangers van het principe van nature, waarbij erfelijkheid en volwassenwording een grote rol spelen bij de ontwikkeling, en sommige onderzoekers waren aanhangers van het principe van nurture, waarbij leren en ervaring een grote rol spelen bij de ontwikkeling. Tegenwoordig weet men dat zowel biologische als omgevingsfactoren invloed uitoefenen op sociale ontwikkeling.
Welke rol spelen kinderen in hun eigen ontwikkeling?
Tegenwoordig bestaat het idee dat kinderen geen passieve houding hebben, maar zelf invloed uitoefenen op hun ontwikkeling. Hun interacties met de wereld om hen heen zijn transactioneel, wat betekent dat er wederzijdse beïnvloeding plaatsvindt.
Wat is de meest geschikte eenheid om sociale ontwikkeling te onderzoeken?
Waar de focus eerst lag op onderzoek doen naar het individu, ligt die nu bij de sociale dyade. Dit betekent dat er nu vooral onderzoek wordt gedaan naar de aard van sociale interacties en sociale groepen.
Is ontwikkeling continu of discontinu?
Het beoordelen van de continuïteit van ontwikkeling hangt af van de manier waarop er naar de ontwikkeling gekeken wordt. Als je van ver af kijkt naar een lange periode, lijken gebeurtenissen abrupter te zijn dan wanneer je dichtbij kijkt. Dan lijken dingen geleidelijker te gebeuren. Tegenwoordig wordt de ontwikkeling als continu gezien, afgewisseld met transitionele periodes waarin relatief abrupte veranderingen plaatsvinden.
Is sociaal gedrag het resultaat van de omgeving of van het kind?
Onderzoekers verschillen in de mate dat zij belang hechten aan persoonlijke factoren en situationele factoren. Beide hebben invloed, en vaak is het zo dat persoonlijke factoren ook bepalen in welke situaties kinderen zich bevinden.
Is sociale ontwikkeling universeel?
Onderzoekers verschillen in de mate dat zij belang hechten aan cultuur. Tegenwoordig zien ontwikkelingspsychologen enkele universele aspecten van ontwikkeling, maar hechten zij ook waarde aan culturele contexten.
Hoe verschilt sociale ontwikkeling in historische tijdperken?
Verschillen over tijd zijn bijvoorbeeld de grootte van gezinnen en moeders die gaan werken. Historische veranderingen spelen een rol in de vorming van de sociale ontwikkeling van een kind. Daarnaast wordt het sociale leven van kinderen beïnvloed door specifieke historische gebeurtenissen.
Is sociale ontwikkeling gerelateerd aan andere ontwikkelingsgebieden?
Domeinen waar sociale ontwikkeling aan gerelateerd is, zijn emotionele ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, taalontwikkeling en motorische ontwikkeling. Sociale ontwikkeling moet dus in de context van andere ontwikkelingsdomeinen geëxamineerd worden.
Hoe belangrijk zijn moeders voor de sociale ontwikkeling van kinderen?
Vroeger werd gedacht dat moeders de meest belangrijke invloed waren op de ontwikkeling van kinderen. Nu weten we dat de sociale ontwikkeling zich afspeelt in een omgeving waar naast de moeder vele individuen een rol spelen.
Is er één pad voor sociale ontwikkeling?
Ieder kind volgt zijn of haar eigen ontwikkelingspad. Wanneer twee individuen op hetzelfde punt beginnen maar eindigen op een ander punt, is er sprake van multifinaliteit. Wanneer twee individuen verschillende paden volgen maar wel een zelfde ontwikkelingsuitkomst bereiken is er sprake van equifinaliteit. Ook de manier waarop kinderen omgaan met bepaalde gebeurtenissen heeft invloed op het ontwikkelingspad.
Wat bepaalt hoe wij het sociale gedrag van kinderen beoordelen?
Kenmerken van het kind, de volwassene en de context beïnvloeden de beoordeling en het labelen van sociaal gedrag. Negatieve labeling beïnvloedt op haar beurt weer het gedrag van kinderen.
Zijn ontwikkelingspsychologen de enige die sociale ontwikkeling bestuderen?
Kinderen en hun sociale ontwikkeling worden niet in één discipline bestudeerd, maar komen terug in allerlei disciplines. Door perspectieven te combineren en samen te werken kunnen de complexiteiten van de sociale ontwikkeling het best begrepen worden.
Is sociale ontwikkeling alleen gefocust op basisonderzoek of ook op toegepast onderzoek en beleid?
De zoektocht naar de fundamentele principes en processen die ons helpen sociale ontwikkeling te verklaren is een centraal doel van de wetenschap van de sociale ontwikkeling van kinderen. Daarnaast is toegepast onderzoek naar belangrijke sociale problemen ook een grote interesse. Zowel basis als toegepast onderzoek informeren het sociale beleid die het leven van kinderen beïnvloed. Dus basis, toegepast en beleid onderzoek informeren elkaar wederzijds.
Welke theoretische perspectieven op sociale ontwikkeling zijn er?
Theorieën helpen om bestaande informatie te organiseren en te integreren in samenhangende verklaringen. Daarnaast leiden theorieën tot hypotheses die getest kunnen worden. Een theorie verklaart nooit de hele sociale ontwikkeling.
Wat houdt het psychodynamisch perspectief in?
Freud’s psychodynamische theorie stelt dat psychologische groei geregeld wordt door onbewuste biologische driften en instincten. De ontwikkelende persoonlijkheid bestaat uit de id, gericht op directe behoeftebevrediging, de ego, gericht op behoeftebevrediging door middel van gepast sociaal bedrag, en de superego. De superego verschijnt wanneer het kind moralen heeft geïnternaliseerd en die kan toepassen op het eigen gedrag. Ontwikkeling is een discontinu proces, onder te verdelen in 5 perioden. Tijdens de fallische fase voelen jongens zich aangetrokken tot hun moeder en bedreigd door hun vader, het Oedipus complex. In het Electra complex focussen meisjes hun seksuele gevoelens op hun vader. Uiteindelijk lossen deze complexen zich op doordat meisjes zich meer identificeren met hun moeder en jongens met hun vader. Volgens Freud heeft de manier waarop kinderen deze fases doorlopen invloed op hun latere gedrag en persoonlijkheid.
Erikson’s psychosociale theorie stelt dat de fases die Freud beschrijft, doorgaan tot in de volwassenheid. Problemen in eerdere fases spelen een rol in de latere fases, en beïnvloeden zo de persoonlijkheid. In de laatste fase is de integriteit van het ego het ultieme doel van oudere volwassenen. De theorieën van Freud en Erikson hebben veel invloed gehad op de studie naar sociale ontwikkeling. Kritiekpunten op deze theorieën zijn echter dat de basis van Freud’s theorie moeilijk te toetsen is. Daarbij is zijn theorie gebaseerd op informatie die hij verkregen heeft van volwassenen die therapie volgden, en niet van kinderen die sociaal gedrag vertoonden. Daarnaast is zijn manier van informatieverzameling biased en selectief. Tot slot is de focus op seksualiteit in de kindertijd te nauw en overdreven om echt een ontwikkelingstheorie te vormen. Erikson heeft wel onderzoek gedaan bij echte kinderen, maar de methodologische problemen van Freud zijn ook bij hem van toepassing.
Wat houdt het traditioneel leertheorie perspectief in?
Het werk van Pavlov, Skinner en Watson gaat over conditionering en hoe leerprincipes ontwikkeling kunnen vormen. Kinderen spelen een passieve rol; de rol van de omgeving is veel groter. Klassieke conditionering is het manipuleren van het gedrag en emoties van kinderen door er een stimulus aan te koppelen. Denk aan de hond die speeksel produceert wanneer hij een bel hoort, omdat dit geluid geassocieerd werd met het krijgen van voedsel. Operante conditionering gebeurt wanneer gedrag systematisch wordt gevolgd door een beloning of straf. Skinner benadrukte het belang van bekrachtigingsschema’s. De drive-reduction theorie van Hull stelt dat klassieke en operante conditionering alleen tot leren leidt wanneer het samengaat met het verminderen van primaire driften zoals honger en dorst.
Leertheorieën zijn nog steeds bruikbaar om sommige aspecten van de sociale ontwikkeling te verklaren, zoals het verminderen van sterke emoties (desensitisatie) en ongewenst gedrag. Conditionering kan echter wel minder invloed hebben in bepaalde fases van het leven van een kind. Daarnaast hangt de invloed ook af van andere kenmerken van het kind, zoals verbale vaardigheden en temperament.
Wat houdt het cognitief leerperspectief in?
De cognitieve sociale leertheorie van Bandura stelt dat kinderen sociaal gedrag leren door het observeren en nadoen van andere mensen. Cognities spelen een rol in dit proces. De mate van aandacht, behoud, reproductie en motivatie beïnvloeden of en hoe een kind gedrag observeert en imiteert. Kinderen beïnvloeden echter ook het model, door middel van wederkerige determinatie. Het gedrag van kinderen beïnvloedt de reactie van andere mensen, wat de sociale omgeving en het kind verandert. De mate waarin er cognitief leren plaatsvindt hangt ook af van de self-efficacy van een kind. Deze is hoog wanneer een kind zichzelf waarneemt als erg competent. Self-efficacy ontwikkelt door een aantal bronnen, zoals directe ervaring met succeservaring, het observeren van anderen die succes hebben, steun van ouders en peers, biologische en affectieve reacties op sociale situaties en het geloof van een groep in competentie. Cognitieve sociale leertheorie verklaart de invloed van modellen. Kanttekeningen bij deze theorie zijn dat hij niet gericht is op de ontwikkeling van het kind, dat er weinig aandacht is voor biologische aspecten, dat het meeste onderzoek is uitgevoerd in een laboratorium waar de omgeving geen rol speelt en dat er geen aandacht is voor culturele variaties.
Wat houdt het informatieverwerkingsperspectief in?
De processen die een computer uitvoert worden bij deze theorie gebruikt als een metafoor voor de manier waarop mensen denken. Onderzoekers zien ontwikkeling als continu. De kwaliteit van denken hangt af van de informatie die de persoon representeert, en de manier waarop die informatie wordt verwerkt. Sociale informatieverwerkingstheorie stelt dat kinderen in sociale situaties een serie van cognitieve stappen doorlopen, zoals het beoordelen van de intentie van het andere kind. Sociale informatieverwerkingstheorie heeft inzichten gebracht over de mentale stappen die kinderen doorlopen wanneer ze zich in een sociale situatie bevinden. De theorie gaat echter niet in op hoe deze processen veranderen naarmate kinderen ouder worden. Ook wordt er geen aandacht besteed aan factoren als emoties en impulsen.
Wat houdt het cognitief ontwikkelingsperspectief in?
Piaget’s cognitieve ontwikkelingstheorie stelt dat twee processen een grote rol spelen in de sociale ontwikkeling. Assimilatie is het absorberen van nieuwe ervaringen in een kader van huidige kennis. Accommoderen is het aanpassen van huidige kennis door het veranderen van mentale structuren. Kinderen hebben dus een actieve rol in de ontwikkeling, en de manier waarop zij nieuwe informatie waarnemen en organiseren hangt af van hun niveau. Cognitieve ontwikkeling is een decentrerend proces waarin het kind eerst de focus legt op zichzelf, maar uiteindelijk meer op een complex en abstract beeld van de wereld. Dit proces is ingedeeld in verschillende fases. Jonge kinderen zijn meer gevoelig voor sensorische en motorische informatie en zijn meer egocentrisch, dit betekent dat kinderen meer gericht zijn op hun eigen perspectief en niet het vermogen hebben om de gevoelens en percepties van anderen te begrijpen. Piaget’s theorie verklaart hoe sociale reacties van kinderen beïnvloed worden door cognitieve ontwikkeling. De fases die Piaget aangeeft worden echter bekritiseerd omdat ze universeel en onomkeerbaar zijn. Daarnaast is er in zijn theorie weinig aandacht voor sociale, emotionele en culturele invloeden op ontwikkeling.
Kohlberg en Turiel gebruikten Piaget’s theorie om uit te leggen hoe kinderen de wereld beoordelen en sociale en morele regels begrijpen. Kinderen categoriseren sociale problemen in verschillende domeinen, en maken beoordelingen afhankelijk van zo’n domein. Het concept van domain specificity gaat tegen Piaget in, die juist zegt dat alle domeinen van kennis beïnvloed worden door dezelfde processen en principes.
Vygotsky’s socioculturele theorie kijkt naar drie principes van culturele invloed. Ten eerste variëren culturen in setting, ten tweede faciliteert deze setting de ontwikkeling van het kind, en ten derde leren kinderen over cultuur door leden van de cultuur met veel ervaring. Volgens Vykotsky vindt ontwikkeling plaats wanneer kinderen met meer volwassen partners samenwerken om problemen op te lossen. De zone van naaste ontwikkeling is het verschil tussen het niveau van het kind wanneer het alleen werkt, en wanneer het samenwerkt met een ervaren partner. Veel onderzoekers zien de theorie van Vygotsky als een verbetering van Piaget’s theorie omdat er hier wel aandacht is voor contextuele en culturele factoren. Echter geeft de theorie weinig beschrijving van sociale interactie en is het moeilijk om de zone van naaste ontwikkeling te meten.
Wat houdt het systeemtheorie perspectief in?
Kinderen worden beïnvloed door een aantal verschillende systemen zoals familie, school en cultuur. Bronfenbrenner’s ecologische theorie focust op deze systemen. Het microsysteem is het systeem waarin het kind direct communiceert met mensen en instituten. Het mesosysteem zijn de relaties tussen componenten van het microsysteem. Het exosysteem zijn settings die indirecte invloed hebben op het kind, zoals werk van de ouder. Het macrosysteem zijn de ideologische en institutionele patronen in een cultuur. De vier systemen veranderen over tijd in het chronosysteem. De systeemtheorie heeft veel invloed in het verklaren en begrijpen van ontwikkeling van kinderen. Kanttekening bij deze theorie is dat hij niet heel uitgebreid ingaat op wat de ontwikkeling nu precies inhoudt.
Wat houdt het biologisch perspectief in?
Ethologische theorie is gebaseerd op het idee dat gedrag geobserveerd moet worden in een bepaalde setting waar het adaptieve waarde heeft. Het gedrag moet vervolgens gerelateerd worden aan de biologie en het ecosysteem van het organisme. Belangrijk concept in de ethologie is de kritieke periode. In deze periode hebben externe factoren een unieke en onomkeerbare invloed op de ontwikkeling. Limitaties van de ethologische theorie is dat deze vooral beschrijvend en niet verklarend is. Ook het concept van de kritieke periode bleek te beperkt en is nu vervangen door de sensitieve periode. In deze periode zijn kinderen het meest gevoelig voor bepaalde externe factoren.
Evolutionaire ontwikkelingstheorie focust op gedrag dat overleving van soorten waarborgt. Een centraal principe is dat mensen geprogrammeerd zijn om zich te reproduceren. Een recente toepassing van evolutionaire ontwikkelingstheorie is de life history theorie, waarin verschillende sleutelmomenten in het leven beïnvloed worden door natuurlijke selectie. Evolutionaire ontwikkelingstheorie kijkt naar enkele belangrijke sociale processen en adaptieve functies. Er wordt echter geen rekening gehouden met technologische ontwikkelingen en het is niet duidelijk wat de functie van gedrag in bepaalde groepen en tijden betekent.
Gedragsgenetische theorie kijkt naar erfelijkheid en omgeving als invloeden op verschillen in het gedrag van mensen. Er worden statistische technieken gebruikt om erfelijkheid te meten. Gedragsgenetici hebben laten zien dat op sociaal gebied zowel erfelijkheid als omgeving een rol spelen. Door deze theorie wordt er niet meer alleen gefocust op omgevingsinvloeden, maar ook op erfelijkheid. Het meten van omgevingsinvloeden en erfelijkheid is echter nog erg algemeen en moet specifieker gemaakt worden.
Wat houdt het levensloopperspectief in?
Dit perspectief kijkt naar de ontwikkeling over de hele levensloop. Veranderingen kunnen toegeschreven worden aan normatieve evenementen, die bij iedereen op ongeveer dezelfde leeftijd plaatsvinden, non-normatieve evenementen, die bij iedereen op een andere leeftijd plaatsvinden, en historische evenementen, die gedeeld worden door mensen die in dezelfde periode geboren zijn. Mensen die geboren zijn in hetzelfde jaar of leeftijdsperiode vormen age cohorts en delen dezelfde historische ervaringen. De levenslooptheorie stelt dat ontwikkeling een levenslang proces is. Het focust op veranderingen in het leven van volwassenen, en die veranderingen hebben weer invloed op het kind. Deze theorie wordt tot nu toe echter alleen als beschrijvend hulpmiddel gebruikt.
Kunnen theorieën de sociale ontwikkeling verklaren?
Ontwikkeling kan benaderd worden vanuit een verscheidenheid aan perspectieven. Geen enkele theorie slaagt erin om de gehele sociale ontwikkeling te verklaren, dus is het gebruikelijk om verschillende theorieën te benaderen om de ontwikkeling van een kind te kunnen verklaren.
Stampvragen
- Wat heeft een grote invloed op het gedrag van kinderen volgens het psychodynamisch perspectief?
- Hoe wordt gedrag aangeleerd volgens de traditionele leertheorieën?
- Welke theorie stelt dat gedrag wordt aangeleerd door observatie en imitatie?
- Wat houdt de sociale informatieverwerkingstheorie in?
- Wat is het verschil tussen de cognitieve theorieën van Piaget en Vykotsky?
- Wat is van grote invloed op de ontwikkeling volgens de systeemtheorie?
- Waar focust het biologisch perspectief op?
- Wat houdt de levenslooptheorie in?
- 1246 reads
Add new contribution