Psychology and behavorial sciences - Theme
- 16774 reads
Transdiagnostische cognitieve gedragstherapieën voor angststoornissen worden steeds vaker gebruikt. Zulke behandelingen kunnen worden toegepast voor zowel algemene angststoornissen als comorbide angst. Ondanks dat vele onderzoeken de effectiviteit van deze behandelingen aantonen, is de onderliggende theorie niet veelvoudig bevestigd. In dit onderzoek wordt dan ook gekeken naar de fundering van de transdiagnostische modellen van angststoornissen.
Transdiagnostische modellen stellen dat verschillende angststoornissen en gerelateerde stoornissen voornamelijk morfologische variaties weerspiegelen, in plaats van ontologische verschillen. Variaties tussen diagnoses zouden vooral bestaan uit verschillen tussen de uitlokkende stimuli en in sommige gevallen de coping reactie van de patiënt, maar niet uit verschillen in cognitieve, gedrag, etiologische of neurobiologische aspecten die centraal staan bij de emotionele stoornis.
De volgende conclusies kunnen worden getrokken met betrekking tot diagnostische betrouwbaarheid, comorbiditeit en diagnostische stabiliteit:
DSM-gebaseerde angststoornissen laten gematigde inter-diagnostische betrouwbaarheid zien.
De meerderheid van de individuen met angststoornissen behalen ook de criteria voor multipele comorbide angststoornissen of angst-depressie comorbiditeit, in plaats van een enkele diagnose.
Het verschil tussen primaire en comorbide angststoornissen is wellicht overdreven.
Diagnoses lijken tijden onstabiel, omdat remissie en terugval vaak voorkomen, net als transities van de ene angststoornis na de andere.
Het is al lang duidelijk dat angststoornissen een familiair component met zich mee dragen. Het wetenschappelijk begrip hierover is zich nog altijd aan het ontwikkelen. Onderzoek heeft nog altijd significante erfelijkheid van angststoornissen niet kunnen aantonen. Er is ook onderzoek dat heeft aangetoond dat de erfelijkheid met betrekking tot angststoornissen meer gerelateerd is aan neuroticisme dan aan een bepaalde specifieke pathologie of diagnose.
Definitieve conclusies over of data ondersteuning bieden aan een transdiagnostische of een DSM-achtige structuur over angststoornissen blijven onduidelijk. De duidelijke transdiagnostische rol van amygdalo-corticale circuits worden gecompenseerd door bewijs van diagnosespecifieke verschillen met betrekking tot de betrokkenheid van bepaalde regio’s en hersenverbindingen, zoals de cortico-striatale circulatie bij de obsessief compulsieve stoornis. De mate waarin potentiële diagnose specifieke neurologische betrokkenheid gerelateerd is aan kernpathologische verschillen moet verder worden onderzocht. Al wordt het bestaan van een onderliggend neuraal correlaat wel verwacht, gezien de overeenkomsten in sommige symptomen van angststoornissen.
De meerderheid van het onderzoek naar ontwikkelingsrisico’s en wegen naar het ontwikkelen van angststoornissen is niet in staat om factoren te identificeren die het verschil mediëren tussen de ontwikkeling van een bepaalde angststoornis vergeleken met andere angststoornissen. Gedurende de gehele ontwikkeling wordt hoog heterotypische stabiliteit waargenomen. Dat wijst op frequente fluctuaties in specifieke diagnoses binnen individuen in verloop van tijd. Het blijft onduidelijk of de mate waarin typische verschillen in leeftijd tussen de diagnoses de werkelijke ontologische verschillen weerspiegelen of simpelweg cognitieve ontwikkelingsverschillen in de mogelijkheid om verschillende stimuli waar te nemen.
De literatuur biedt over het algemeen ondersteuning aan de transdiagnostische modellen van angstverwerving, angstbehouding en generalisering. Er bestaan zeker verschillen tussen de angststoornissen, maar er is veel bewijs dat er op zijn minst een bepaalde mate van gemeenheid bestaat.
Ook cognitieve modellen ondersteunen het idee van een algemeen onderliggend construct dat ten grondslag ligt van angststoornissen. Het cognitieve proces is duidelijk zichtbaar: een stimuli wordt als bedreiging waargenomen, cognitieve vaardigheden richten zich op deze bedreiging, en een angststaat ontstaat en blijft bestaan.
De twee meest gebruikte behandelingen van angststoornissen zijn cognitieve gedragstherapie en farmacologische interventies zoals SSRI’s. Deze behandelingen laten dezelfde resultaten zien bij het behandelen van verschillende diagnoses. Dat betekent echter niet dat de diagnoses dan niet van elkaar verschillen. Een medisch probleem kan meerdere medische oplossingen hebben. Dat op zichzelf is geen bewijs voor het afwijzen van de verschillende aandoeningen, of het vaststellen van een enkele onderliggende oorzaak.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1454 | 1 |
Add new contribution