Werkcollege week 5 Inleiding Strafrecht

Opdrachten 

1. Subject: ten aanzien van wie wordt het middel ingezet 
   Grond: met welk doel of welke reden wordt het middel ingezet 
   Geval: ten aanzien van wat voor soort feit/welke delicten wordt het middel ingezet 
   Duur: voor hoe lang mag het middel worden ingezet 
   Autoriteit: wie is bevoegd om het middel in te zetten/te bevelen 

Staande houding (art. 52 Sv): 

• Subject: Wie mag staande gehouden worden? --> verdachte 

• Wie is de verdachte? --> (art. 27) Stormsteeg-arrest (ziet, schrikt en daardoor wegrent is verdachte) maar als de persoon als rende dan is er geen reden voor verdenking). Dus concretisbaarheid (concreet voor welk strafbaar feit), objectiveerbaarheid en individualiseerbaarheid (moet om bepaald persoon gaan) 

• Grond: verdenking 

• Geval: strafbaar feit 

• Duur: voor maar kort moment 

• Autoriteit: art. 141 Sv --> OVJ, ambtenaren politie, minister veiligheid en justitie, bijzondere opsporingsdienst 

Aanhouding (art. 53 --> heterdaad en 54 Sv (let op leden wanneer bevoegdheid niet wordt gegeven) --> buiten heterdaad) 

• Subject: verdachte (art. 27 Sv) 

• Grond: aanhouding en meenemen naar politiebureau 

• Geval: alle strafbare feiten bij art. 53 en zware feiten voor art. 54 waar voorlopige hechtenis is toegelaten (art. 67 Sv) 

• Duur: niet van toepassing, alleen reis naar politiebureau 

• Autoriteit: art. 53 iedereen, buiten heterdaad art. 54 OvJ, als het niet kan Hulp OvJ, anders zelf maar zo snel mogelijk afgeleverd bij politiebureau (kijk leden) 

Ophouden voor onderzoek (art. 56a Sv) 

• Subject: verdachte (art. 27 Sv) 

• Grond: Art. 56a lid 2, in het belang van het onderzoek 

• Geval: in alle feiten maar dan is duur anders, ligt feit 6 uur, zwaar feit 9 uur 

• Duur: 6 uur of 9 uur hangt af van feit, het kan verlengd worden bij feit van 6 uur (art. 56b) bij feit van 9 uur niet 

• Autoriteit: OvJ of de hulp OvJ 

Inverzekeringstelling (57-59a Sv): 

• Subject: verdachte (art. 27 Sv) 

• Grond: in het belang van het onderzoek 

• Geval: feit voor voorlopige hechtenis (art. 67 Sv) 

• Duur: drie dagen, als het dringend noodzakelijk is nog drie dagen (art. 58 lid 2).  

• Autoriteit: OvJ (art. 57 lid 1)  

Bewaring (art. 63 en 64 Sv): 

• Subject: verdachte (art. 27 Sv) maar op dit moment wel ernstige bezwaren hebben (art. 67 lid 3 Sv) (bijna zeker dat hij het heeft gedaan) 

• Grond: bang voor vluchten, een feit dat heel erg is namelijk 12 jaar, opsporing verhinderen (art. 67a wel kijken per lid wat welke reden is). 

• Geval: ernstige feiten (art. 67) 

• Duur: veertien dagen (art. 64 Sv)   

• Autoriteit: rechter-commissaris (art. 63 lid 1) 

• DOOR INBEWARING WORD JE VERVOLGD 

2. Stelling 1: Aftappen van telefoon is geen vervolging 
   Stelling 2: strafbeschikking is vervolging 
   Stelling 3: er is dan niet sprake van een beleidssepot, maar van een technisch sepot. En OvJ nooit verplichting te vervolgen (art. 167 Sv) 

Vraag 1 

Opsporingsambtenaar Ryan komt ter ore dat vanuit een woning aan de Pelikaanhof in Leiden illegaal radio-uitzendingen worden verzorgd. Hij parkeert zijn auto om de hoek van de Pelikaanhof aan de Oude Vest en stelt zijn radio-ontvangtoestel af op een frequentie van 95.5 MHz. Al snel ontvangt hij de clandestiene radiozender ‘Pelikaan FM’. De door Ryan genomen metingen tonen aan dat de radiopiraat zich in de onmiddellijke omgeving moet bevinden. Aan de voorzijde van de op de begane grond gelegen ruimte waar het signaal vandaan komt straalt uit alle ramen licht naar buiten. Ryan klimt over een muurtje in de achtertuin, drukt met zijn rechterschouder een van de ruiten van de slaapkamer in en gaat door het ontstane gat naar binnen. In de woonkamer treft hij Floris met zijn illegale zendinstallatie aan. Ter zitting stelt de raadsman van Floris dat de wijze waarop Ryan de woning van Floris heeft betreden in strijd is met een van de beginselen van een goede procesorde. Op welk beginsel doelt de raadsman? 

a) Het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging; 

b) Het beginsel van zuiverheid van oogmerk; 

c) Het gelijkheidsbeginsel; 

d) Het vertrouwensbeginsel. 

A

Vraag 2 

Het begrip ‘ernstige bezwaren’ (bijna zeker van) betekent hetzelfde als het begrip ‘een redelijk vermoeden van schuld’. 

a) Dit is juist; 

b) Dit is onjuist. 

B

Vraag 4 

De fouilleringsbevoegdheid van opsporingsambtenaren op grond van de Opiumwet is ruimer (hoeft niet aangehouden te zijn en mag gelijk al fouilleren. Komt tot aard van materie, omdat we drugs/wapens uit de wereld willen helpen) dan de fouilleringsbevoegdheid op grond van het Wetboek van Strafvordering. 

a) Dit is juist; 

b) Dit is onjuist. 

A

Vraag 5 

Wat houdt volgens Kronenberg en De Wilde het opportuniteitsbeginsel in de praktijk in? 

a) Dat er wordt vervolgd als het algemeen belang dit vordert; 

b) Dat er wordt vervolgd als een veroordeling haalbaar is; 

c) Dat er wordt vervolgd, tenzij er vervolgingsbeletselen bestaan; 

d) Dat er wordt vervolgd, tenzij hiervoor een contra-indicatie bestaat. 

A

Vraag 6 

Wanneer wordt niet gesproken van vervolging (wel vervolging als er een rechter inhoudelijk beoordeelt)? 

a) Als de officier van justitie aan de rechter-commissaris vordert om een verdachte in bewaring te stellen; 

b) Als de rechter-commissaris de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling beoordeelt; 

c) Als de officier van justitie een dagvaarding aan de verdachte uitbrengt; 

d) Als de officier van justitie een strafbeschikking aan de verdachte uitvaardigt. 

B

Vraag 7 

Indien de officier van justitie vermoedt dat er te weinig bewijs voorhanden is voor een veroordeling, is het legitiem om ervoor te kiezen een strafbeschikking uit te vaardigen. 

a) Dit is juist; 

b) Dit is onjuist. 

B

Vraag 8 

Welke juridische mogelijkheid heeft een slachtoffer van gekwalificeerde diefstal (art. 311 of 312 Sr) om met kans op succes op te komen tegen de beslissing van de officier van justitie om te dagvaarden voor eenvoudige diefstal (art. 310 Sr)? 

a) Het doen van beklag bij het gerechtshof; (art. 12-procedure --> onafhankelijke instantie kijkt of de procedure goed is gegaan) 

b) Het verzoeken van de rechter-commissaris tot het instellen van een onderzoek naar het gekwalificeerde delict; 

c) Het indienen van een bezwaarschrift bij de rechtbank; 

d) Het aanvoeren van een klacht hierover bij de uitoefening van haar spreekrecht. 

A