Oefententamens Romeins Recht - UL
- 3646 reads
NB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:
N.E. = Nova Exempla
BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht
Prota = Prota
Het regeringsprogramma van ‘keizer’ Augustus (63 v. Chr. – 14 n. Chr.) bestond in naam uit het herstel van de oude staatsinstellingen van de Republiek. Hoe wist hij desondanks een centrale plaats in het nieuwe staatsbestel van het principaat (de Keizertijd) te verwerven?
Wat gebeurde er wanneer de procesovereenkomst gesloten werd? (litis contestatio)?
Het Romeinse ius civile kon slechts met moeite worden aangepast. Waarvan behoefde het daarom ondersteuning, aanvulling en correctie?
Bublicus heeft aan zijn debiteur Entradus opdracht gegeven om Entradus’ schuld te voldoen door 8.000 sestertiën te betalen aan Federius, de bankier van Bublicus. Als Entradus zich vervoegt ten kantore van de bankier Federius, dan ontmoet hij daar niet Federius maar de bedrieger Gallicus. In de veronderstelling dat hij met Federius van doen heeft, die hij nooit eerder heeft ontmoet, overhandigt Entradus een zak met daarin 8.000 sestertiën aan Gallicus. Tegen de tijd dat Entradus achter de ware toedracht komt, ontbreekt van Gallicus ieder spoor. Welke stelling is op deze casus het beste van toepassing?
Amelicus en Belamus hebben gezamenlijk van hun vader Centrus een huis (een res mancipi) geërfd. In het testament is een legaat opgenomen dat de erfgenamen verplicht om het huis over te dragen aan hun neefje Daminus wanneer deze meerderjarig is geworden. Twee dagen na zijn verjaardag meldt de inmiddels meerderjarige Daminus zich bij Belamus en verzoekt hem het huis op de voorgeschreven wijze (mancipatio) in eigendom over te dragen. Belamus voelt zich genoodzaakt direct tot handelen over te gaan en voldoet aan dit verzoek zonder zijn broer Amelicus daarin te betrekken. Als Belamus nog dezelfde dag begint met inpakken, ontdekt hij tussen de spullen van zijn vader Centrus een jonger testament waarin het legaat ten behoeve van Daminus niet meer voorkomt. Een week later treft Daminus een gesloten poort met een briefje dat melding maakt van het jongere testament. Welke stelling is juist?
Aminicus en Buritus zijn door erfopvolging mede-eigenaar geworden van een beeld (een res nec mancipi). Bij de verdeling van de nalatenschap wordt het beeld aan Aminicus toebedeeld, waarbij de beide erfgenamen de afspraak maken dat het beeld, gezien zijn kunsthistorische waarde, binnen de nabije familie moet worden gehouden. Om zijn acute geldnood te lenigen, verkoopt en levert Aminicus het beeld vervolgens aan Cederus, die lid is van een andere familie. Buritus raakt daarna van de vervreemding op de hoogte. Wat is zijn juridische positie?
Cineaus verhuurt een graanpakhuis aan Balavius, die daarin 1.500 schepels tarwe opslaat. Korte tijd later verkoopt Balavius 750 schepels van de tarwe aan Credibilis, die alvast een deel van de koopprijs vooruitbetaalt. Voordat Balavius de 750 schepels aan Credibilis kan afleveren, wordt het pakhuis door de bliksem getroffen en brandt volledig af. Credibilis maant Balavius tot aflevering van de tarwe. Balavius beroept zich vervolgens op overmacht en weigert aan het verzoek van Credibilis gevolg te geven. Wat is rechtens?
Na de zeeslag bij Actium (31 v. Chr.) worden vele Egyptische kunstobjecten Rome binnen gevoerd die door Augustus zijn buitgemaakt. De elite is verzot op deze artefacten en heeft er veel voor over om een vaas of beeldje tentoon te kunnen stellen. Aangezien alle oorlogsbuit eigendom van de keizer is, ontstaat er een levendige handel in gehuurde en verhuurde kunst. Een aantal bedrijven, waaronder dat van Adocatus, huurt grote partijen beelden en vazen van de keizer en verhuurt deze vervolgens (voor een hogere prijs) aan particulieren. Tructus heeft aldus van Adocatus een beeld van een sfinx (res nec mancipi) gehuurd voor de prijs van 700 sestertiën per maand en in het atrium van zijn huis geplaatst. Op enig moment komt zijn vriend Heritus langs, die op slag verliefd is op het beeld. Tructus laat hem weten dat het beeld eigendom van Adocatus is, waarop Heritus aan Adocatus een goed bod doet. Adocatus ziet een mogelijkheid om wat extra geld te verdienen. Hij accepteert het aanbod van Heritus en levert het beeld, dat zich nog steeds bij Tructus bevindt, dezelfde dag aan Heritus. Welke van de onderstaande stellingen is juist?
Graberus heeft onlangs een nalatenschap verkregen. Hij wordt benaderd door zijn vriend Lodocus die graag geld wil lenen om zijn verkiezingscampagne voor het ambt van quaestor te financieren. Graberus is best bereid om Lodocus geld te lenen, maar slechts tegen een aantrekkelijke rente. Hoe kan Graberus de afspraak over de betaling van rente het beste juridisch vormgeven?
Adriniacus overlegt met Dracus over de vestiging van een recht van vuistpand (pignus) tot zekerheid van een geldvordering die Dracus op Adriniacus heeft. Nog voordat Adriniacus de pandzaak aan Dracus heeft afgegeven, komt Adriniacus te overlijden onder achterlating van maar liefst vier erfgenamen die de nalatenschap vol en zuiver aanvaarden. Zij betalen de verdeelde schuld van Adriniacus evenwel niet af. Juist in deze omstandigheden voelt Dracus het nut van een pandrecht. Welke mogelijkheden heeft Dracus?
Andrus is eigenaar van een kostbaar schilderij (een res nec mancipi) dat al generaties in zijn familie is. Zijn enige zoon Bradius verwacht het schilderij als erfgenaam te zullen verkrijgen na het overlijden van Andrus. Hij is zeer verbaasd wanneer het testament van Andrus na diens overlijden blijkt te bepalen dat het schilderij door middel van een vindicatielegaat (legatum per vindicationem) is vermaakt aan Cederus. Met de nodige tegenzin overhandigt de erfgenaam Bradius het schilderij aan Cederus. Omdat de zaak hem toch niet lekker zit, brengt Bradius het testament vervolgens naar een expert, die vaststelt dat de clausule betreffende het vindicatielegaat inderdaad is vervalst. Wat is rechtens?
In de Romeinse volkswijk Subura is door een hoogst toevallige brand ruimte gekomen voor stadsvernieuwing. De rijke projectontwikkelaar Cachus heeft het perceel voor een zachte prijs kunnen verkrijgen en geeft aan de aannemer Dropus opdracht om er een torenflat (insula) te bouwen. Zij komen overeen dat Dropus een boete van 10.000 sestertiën zal betalen als de torenflat niet op 1 januari gereed is. Om aan zijn verplichtingen te voldoen schakelt Dropus de onderaannemer Escapus in, die hij bij stipulatie laat beloven dat Escapus de torenflat zal bouwen ten behoeve van Cachus, op straffe van een boete van 12.000 sestertiën als de torenflat op 1 januari niet gereed is. Die datum verstrijkt echter terwijl het perceel nog nauwelijks bouwrijp is gemaakt. Op 2 januari vraagt Cachus zich af tegen wie hij een procedure moet beginnen.
Cineaus heeft een boek (een res nec mancipi) dat hij van Balavius heeft gestolen verkocht aan Cederus en door middel van bezitsverschaffing (traditio) geleverd. Cederus was niet op de hoogte van het feit dat het een gestolen boek betrof. Hij meende met de eigenaar zelf van doen te hebben. Als Cederus later van de wijkagent (vigilis) verneemt dat het boek in kwestie van Balavius is gestolen, vraagt hij zich af op welk moment hij niet meer met de revindicatie kan worden aangesproken. Een rechtsgeleerde zal hem het volgende advies geven:
Op de hellingen van de berg Etna graast ’s zomers de schaapskudde van Dracchus, totdat de veedief Hollus zich op enig moment meester maakt van deze kudde. Dracchus weet de dief te achterhalen maar de kudde blijft vooralsnog spoorloos. Hollus is slechts tegen betaling bereid om de locatie van de waardevolle schaapskudde te onthullen. Nadat Dracchus hem heeft betaald en de schapen heeft teruggevonden, blijkt dat een deel van de kudde inmiddels door gebrek aan verzorging is overleden aan de besmettelijke rotkreupel (een schapenziekte). Welke vorderingen kan Dracchus instellen tegen Hollus?
De bankier Terus heeft een vordering van 200.000 sestertiën op de vrachtvervoerder Fritius, die tot zekerheid van deze vordering ten behoeve van Terus een recht van hypotheek (hypotheca) heeft gevestigd op zijn boerderij en op zijn collectie grafstenen. Het gaat slecht in de vervoerbranche en Fritius moet regelmatig op zoek naar nieuwe financiers. Hij vindt de rijke particulier Letarchus bereid om hem een lening van 60.000 sestertiën te geven. Tot zekerheid van deze lening geeft Fritius buiten medeweten van Terus zijn grafstenen in vuistpand (pignus) aan Letarchus, die niet weet dat de stenen al eerder zijn bezwaard aan Terus. Als Fritius zich opnieuw heeft vertild aan het ondernemerschap en zijn schuld bij Letarchus niet kan afbetalen, gaat Letarchus over tot executoriale verkoop van de grafstenen. Zij worden op de executieveiling gekocht door Federius en onmiddellijk aan hem geleverd. Enkele weken later blijkt dat Fritius zijn schuld bij Terus evenmin kan voldoen. Terus wil overgaan tot uitoefening van zijn recht van hypotheek op de boerderij en de grafstenen. Welke stelling is juist?
In 212 n. Chr. verleende keizer Caracalla met één pennenstreek het Romeinse burgerschap aan (nagenoeg) alle inwoners van het Romeinse rijk. Wat was het effect van deze constitutio Antoniniana op het recht zoals dat in de provincies van het Romeinse rijk werd toegepast?
Welke stelling over de toepassing van het Romeinse recht in de Middeleeuwen is juist?
Stichtus geeft binnenkort een tuinfeestje in zijn buitenhuis. Hij heeft zijn slaaf Dolirus opdracht gegeven om het feestje voor te bereiden en ter versiering van de tuin enige standbeelden (res nec mancipi) te kopen bij de antiquair Castorus. Zulks geschiedt, en de standbeelden worden in de tuin van Stichtus geplaatst door ze op een ingegraven betonnen sokkel te metselen. Als Stichtus bij het huis arriveert en de beelden voor het eerst ziet, herkent hij de beeldengroep onmiddellijk als een collectie die recent is gestolen uit een nabijgelegen tempelcomplex. Wat is de positie van Stichtus?
Het bankiershuis van Nulitorus leek meer op een schip tijdens een storm dan op een solide investeerder. Zo kon het gebeuren dat een door Nulitorus door middel van een stipulatie toegezegde som geld wél werd uitbetaald maar niet in de boeken werd opgenomen. Toen de betreffende cliënt, Urvus, een maand later bij Nulitorus kwam klagen dat hij de toegezegde som nog niet had ontvangen, zag Nulitorus zich genoodzaakt nogmaals tot betaling over te gaan. Een half jaar later vindt de interne accountant alsnog een kwitantie van de eerste betaling. Welke vordering kan Nulitorus instellen tegen Urvus?
In een dronken bui heeft Dolirus, de slaaf van Beatitus, alle bloempotten en sierstruiken van buurman Reglarus vernield. Woedend spreekt Reglarus zijn buurman Beatitus aan tot schadevergoeding. Omdat Beatitus geen zin heeft om op te draaien voor de omvangrijke schade, draagt hij zijn slaaf Dolirus (een res mancipi) door middel van mancipatio over aan Reglarus bij wijze van vervangende schadevergoeding (noxae deditio). Vervolgens blijkt dat Dolirus op zijn dronkemanstocht niet alleen de bloempotten en sierstruiken van Reglarus heeft vernield, maar ook alle ramen heeft ingegooid bij de andere buurman, Francius. Wat kan Francius ondernemen?
Motiveer uw antwoorden
A. Kapitein Gracilus ziet zich genoodzaakt de haven van Lesbos binnen te varen om enige reparaties te laten verrichten aan zijn door storm gehavende schip. Hij neemt hiertoe de timmerman Bexus in de arm. Na een week kan Gracilus het zeegat kiezen. Op zee moet hij vaststellen dat Bexus de mast uiterst provisorisch heeft opgelapt, maar omdat de weersvooruitzichten gunstig zijn besluit hij door te varen naar Rhodos, waar hij behouden aankomt. Door een bode stelt hij de reder Nontanius, voor wie hij vaart, op de hoogte van het gebeurde. Nontanius stuurt de bode terug met een opdracht aan Gracilus om terug naar Rhodos te varen met een nieuwe lading en aldaar de mast opnieuw te laten repareren door Bexus, en deze keer deugdelijk. Ditmaal heeft Gracilus geen geluk: ter hoogte van Zakynthos gaat hij met zijn schip ten onder. Beschikt de reder Nontanius over enig rechtsmiddel tegen Bexus?
B. In de 11e en 12e eeuw vond de zogeheten Investituurstrijd plaats. Wat was het centrale punt in die Investituurstrijd en waarom is hij van belang voor de receptie van het Romeinse recht in West-Europa, en in het bijzonder in Italië en Duitsland?
C. Urbanicus had aan Basalicus een boerderij (een res mancipi) verkocht en door middel van traditio geleverd. In de koopovereenkomst was een vervalbeding (lex commissoria) opgenomen: wanneer Basalicus de koopprijs niet binnen vijf maanden zou betalen, zou de koop als niet gesloten worden beschouwd. Helaas sloeg het noodlot toe. Nog voordat de betalingstermijn was verstreken kwam Basalicus te overlijden. Hij werd opgevolgd door zijn dochter en erfgenaam Cloditia. Het meisje was dusdanig aangedaan door de dood van haar vader dat zij vergat om de koopprijs voor de boerderij binnen de gestelde termijn aan Urbanicus te voldoen. Deze had echter geen enkel begrip voor de situatie van Cloditia en riep het vervalbeding in. Urbanicus verkocht de boerderij vervolgens aan de jonge aristocraat Juridicus, aan wie hij de boerderij door mancipatio overdroeg. Juridicus meldde zich daarop bij de poorten van het landgoed om zijn eigendom op te eisen, en stelde een revindicatie tegen Cloditia in toen zij weigerde om de boerderij aan hem af te staan. Kan Cloditia zich verweren tegen de revindicatie van Juridicus?
1. D, Prota 1.3, 1.4, BG XXXIV, XL | 6. A, N.E. 1, N.E. 5 | 11. A, N.E. 5, N.E. 1 | 16. B, BG LII |
2. D, BG XXVIII | 7. B, N.E. 3 | 12. A, N.E. 5 | 17. C, BG III, V, IX |
3. A, BG XLVIII, XXIV | 8. D, N.E. 2, N.E. 1 | 13. D, N.E. 2, N.E. 1 | 18. A, N.E. 3, N.E. 4 |
4. C, N.E. 5, N.E. 3 | 9. D, N.E. 5 | 14. B, N.E. 1 | 19. B, N.E. 5, N.E. 3 |
5. A, N.E. 5, N.E. 3 | 10 D, N.E. 5 | 15. B, N.E. 5 | 20. B, N.E. 1 |
Gracilus vaart als kapitein in dienst van de reder Nontanius. Dit betekent dat een uitzondering op de algemene regel omtrent vertegenwoordiging van toepassing is. Nontanius is náást Gracilus partij bij de overeenkomst die Gracilus met Bexus heeft gesloten. (2 punten) Hij kan Bexus aanspreken met een (toegevoegde) actie, en wel met een vordering uit contract, op grond van wanprestatie. (1 punt) Daarmee zal hij slechts de schade kunnen vorderen die Bexus door een toerekenbare tekortkoming heeft veroorzaakt. Omdat Nontanius zelf opdracht heeft gegeven om met een gebrekkig schip en lading naar Rhodos te varen, komt slechts de schade voor vergoeding in aanmerking, die direct te wijten is aan de gebrekkige reparatie. Dat zijn de kosten voor de reparatie van de mast (2 punten).
NB: nakoming van de reparatieovereenkomst is blijvend onmogelijk, dus het verzuim treedt in zonder ingebrekestelling.
NB: een vordering uit onrechtmatige daad of een condictie uit onzedelijke oorzaak is onjuist. Bexus mag (en moet) immers de mast repareren krachtens het contract met Gracilus. Hij handelt nóch onrechtmatig nóch onzedelijk door dat gebrekkig te doen.
N.E. 5
De investituurstrijd was een machtsstrijd tussen de (Duitse) keizer van het Heilige Roomse Rijk en de Paus in Rome over de vraag waar het wereldlijke oppergezag / de soevereiniteit lag (2 punten). Concreet ging het daarbij om het recht om bisschoppen en andere hoge geestelijken te benoemen (1 punt). De investituurstrijd is om twee redenen van belang voor de receptie van het Romeinse recht in Italië en Duitsland. In de eerste plaats werd het Romeinse recht door beide partijen als propaganda-instrument ingezet om hun aanspraak op de soevereiniteit te ondersteunen (1 punt). In de tweede plaats bevorderde de keizer de opleiding van niet-geestelijken tot jurist via de universiteiten, om minder afhankelijk te zijn van geestelijken in zijn bestuursapparaat (1 punt).
NB: Romeins recht en canoniek recht concurreerden niet met elkaar. Zowel de Duitse keizer (als opvolger van de Romeinse keizers) en de Paus (‘de kerk van Rome leeft naar het recht van Rome’) erkenden immers het gezag van het Romeinse recht én van het canonieke recht.
Prota 1.8
Urbanicus heeft een boerderij (een res mancipi) door middel van traditio geleverd aan Basalicus. Gezien het feit dat een res mancipi door middel van mancipatio moet worden overgedragen, heeft er geen eigendomsoverdracht plaatsgevonden. (1 punt). Basalicus heeft wel de positie van verjaringsbezitter, en zelfs die van praetorisch eigenaar, verworven. De verkrijgende verjaring (i.c. usucapio a domino) vereist dat er een geldige titel bestaat. De verbintenis uit de koopovereenkomst tot levering van de boerderij is een geldige titel. Basalicus heeft als praetorisch eigenaar een verweermiddel (dat van de verkochte en geleverde zaak, de exceptio rei venditae et traditae) tegen de revindicatie van Urbanicus, de eigenaar naar civiel recht, en zelfs diens tegen diens opvolger onder bijzondere titel (1 punt). Cloditia heeft als opvolger onder algemene titel van Basalicus diens positie van praetorisch eigenaar overgenomen en is daarom gebonden aan de koopovereenkomst met het daarin opgenomen vervalbeding (lex commissoria). Dit vervalbeding houdt in dat wanprestatie bij koop de verkoper het recht geeft om de overeenkomst als ongedaan te beschouwen. Het is een ontbindende voorwaarde met goederenrechtelijke werking: het inroepen van het vervalbeding heeft het wegvallen van de titel tot gevolg. Nu de verkoper Urbanicus het vervalbeding na afloop van de gestelde betalingstermijn geldig heeft ingeroepen, vervalt de verjaringstitel met terugwerkende kracht. Als gevolg hiervan verliest Cloditia de positie van praetorisch eigenaar (1 punt). Urbanicus is altijd eigenaar naar ius civile gebleven en heeft dit recht door middel van mancipatio kunnen overdragen aan Juridicus, zonder dat het bezit van de boerderij aan hem moest worden verschaft (1 punt). Juridicus heeft als eigenaar het recht om de boerderij te revindiceren van de bezitter Cloditia. Nu het vervalbeding reeds door Basalicus is ingeroepen, kan Cloditia de revindicatie niet langer afweren met het verweermiddel van de verkochte en geleverde zaak (1 punt).
N.E. 5, N.E. 3
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefententamens voor Romeins Recht aan de Universiteit Leiden. Voor samenvattingen van boeken en arresten voor 1e jaar rechten in Leiden kan je
...There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
3037 |
Add new contribution