Oefententamen 2016 (2): Romeins Recht - Universiteit Leiden

Oefenvragen met antwoordindicaties Romeins Recht - UL

NB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:

  • N.E. = Nova Exempla

  • BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht

  • Prota = Prota

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Het gemene recht (ius commune, het gerecipieerde Romeinse recht) werd in de Middeleeuwen ook wel aangeduid als ‘geleerd recht’. Waarom was dit?

  1. Het gemene recht was samengesteld uit de teksten van Romeinse rechtsgeleerden.
  2. Het gemene recht werd aan de universiteiten ontwikkeld en onderwezen.
  3. Het gemene recht had een sterk theoretisch karakter.
  4. Het gemene recht was, anders dan het lokale recht, in een codificatie opgetekend.

Vraag 2

De gedachte van de rechtsband tussen partijen (vinculum iuris) heeft de Romeinen gehinderd bij de ontwikkeling van bepaalde leerstukken. Bij welk leerstuk was dit NIET van toepassing?

  1. De vertegenwoordiging.
  2. Het derdenbeding.
  3. De schuldvergelijking.
  4. De cessie van vorderingen.

Vraag 3

Welke niet-eigenaar kan onder bepaalde voorwaarden toch beschikken over andermans zaak?

  1. De pandhouder.
  2. De huurder.
  3. De bezitter te goeder trouw.
  4. De erfpachter.

Vraag 4

Het ius civile verstarde in de keizertijd, maar desondanks werd in die periode toch een rechtsbron toegevoegd aan het rijtje van de republikeinse bronnen van het ius civile. Welke bron was dit?

  1. Verordeningen van de praetoren en aedielen (edicta).
  2. Rechterlijke uitspraken van feitenrechters (iudicata).
  3. Besluiten van de senaat (senatus consulta).
  4. Juridische adviezen van de keizerlijke dienst (rescripta).

Vraag 5

In het constitutionele bestel van de keizertijd sinds Augustus werd de politieke macht van de keizers bovenal gebaseerd op een ambt. Welk ambt?

  1. Het ambt van volkstribuun.
  2. Het ambt van praetor.
  3. Het ambt van censor.
  4. Het ambt van consul.

Vraag 6

Welke van de onderstaande stellingen over het Romeinse burgerschap is JUIST?

  1. Men kon in de keizertijd burger van één stad zijn, zodat het onmogelijk was een ‘dubbele nationaliteit’ te hebben.
  2. Het ius civile was alleen van toepassing op Romeinse burgers.
  3. Het Romeinse burgerschap was voorbehouden aan de inwoners van de stad Rome.
  4. Het Romeinse burgerschap kon alleen door de keizer aan niet-burgers worden verleend.

Vraag 7

De derde-eeuwse jurist Ulpianus stelde dat alles wat de Romeinse keizer besliste, de kracht van wet in zich had. Waarop was deze wetgevende bevoegdheid gebaseerd?

  1. Op een wet waarin het volk zijn wetgevende bevoegdheid aan de keizer overdroeg.
  2. Op een bepaling in de Wet van de Twaalf Tafelen.
  3. Op een besluit waarin de senaat aan de keizer de wetgevende bevoegdheid toekende.
  4. Op het Romeinse constitutionele gewoonterecht.

Vraag 8

Keizer Justinianus begon in 529 n. Chr. zijn grote codificatieproject met de codificatie van het keizerrecht in de Eerste Codex. Waarom deed hij dit?

  1. Het was een kwestie van prestige om het keizerrecht vóór het juristenrecht te codificeren.
  2. De codificatie van het bestuursrecht werd meer urgent geacht dan de codificatie van het privaatrecht.
  3. Een groot deel van het keizerrecht was al verzameld zodat de keizer het werk van anderen kon gebruiken.
  4. Het was eenvoudiger om alle constituties in overeenstemming te brengen dan dit met de geschriften van de juristen te doen.

Vraag 9

Cineaus heeft 70.000 sestertiën geleend aan Polymerus. Tot zekerheid van betaling heeft Polymerus zijn gemeubileerde villa in Tusculum aan Cineaus verhypothekeerd (hypotheca). Kort daarna klopt Polymerus aan bij Literanis voor een lening. Deze verstrekt Polymerus een lening van 5.000 sestertiën op voorwaarde dat Polymerus hem het tuinmeubilair van zijn Tusculaanse villa in vuistpand geeft. Polymerus gaat akkoord en laat het tuinmeubilair afleveren bij Literanis. Omdat Polymerus zijn schuld niet tijdig heeft voldaan, wil Cineaus vervolgens overgaan tot executie van de gemeubileerde villa. Kan Cineaus afgifte van de tuinmeubels vorderen van Literanis?

  1. Nee, want de actio Serviana kan alleen worden ingesteld tegen de eigenaar van een in zekerheid gegeven zaak, en niet tegen de vuistpandhouder.
  2. Ja, want na het vestigen van het hypotheekrecht was Polymerus niet langer bevoegd om een tweede zekerheidsrecht te vestigen zonder toestemming van Cineaus.
  3. Nee, want het vuistpandrecht van Literanis gaat vóór op de voor de buitenwereld niet kenbare hypotheek van Cineaus.
  4. Ja, want het hypotheekrecht van Cineaus op het tuinmeubilair is ouder dan het vuistpandrecht van Literanis.

Vraag 10

Toen de Wet van de Twaalf Tafelen (lex Duodecim Tabularum) werd uitgevaardigd, had dit als doel om het recht voor iedere inwoner van Rome toegankelijk en begrijpelijk te maken. Waarom werd dit doel aanvankelijk niet bereikt?

  1. Het grootste deel van de inwoners van het Romeinse Rijk was ongeletterd.
  2. De regels van de Twaalftafelenwet waren niet verbindend voor rechters.
  3. De uitleg van de Twaalftafelenwet bleef een privilege voor het priestercollege.
  4. De Twaalftafelenwet was alleen van toepassing op patriciërs en niet op plebejers.

Vraag 11

Bacchus leent 15.000 sestertiën van Ceberus. Wanneer Bacchus het geld niet op tijd terugbetaalt, begint Ceberus een procedure en wordt Bacchus door de rechter (iudex) veroordeeld tot betaling. Na het veroordelende vonnis betaalt Bacchus nog steeds niet aan Ceberus. Ceberus bezint zich op mogelijkheden om Bacchus nogmaals in rechte te betrekken. Wat kan hij ondernemen?

  1. Ceberus kan Bacchus niet nog een keer in rechte betrekken omdat men niet tweemaal kan procederen op basis van dezelfde rechtsvordering (ne bis in idem).
  2. Ceberus kan een actie uit vonnis (actio iudicati) instellen tegen Bacchus.
  3. Ceberus kan nogmaals een actie uit geldleen (actio certae creditae pecuniae) instellen tegen Bacchus, maar nu voor het dubbele.
  4. Ceberus kan een actie uit bedrog (actio de dolo) instellen tegen Bacchus.

Vraag 12

In een rechtszaak werd gedrag getoetst aan de redelijkheid en billijkheid middels het verweer van onbehoorlijkheid (exceptio doli). Wiens gedrag werd hieraan getoetst?

  1. Dat van de gedaagde.
  2. Dat van de eiser.
  3. Dat van de rechter.
  4. Dat van de praetor.

Vraag 13

In een vliegende storm zijn de zeevarende broers Romulus en Remus beide omgekomen. Tijdens de rouwdienst schiet Staverus, de erfgenaam van Romulus, zijn neef Transverius aan die de erfgenaam is van Remus. Staverus produceert een schuldbekentenis waaruit blijkt dat Romulus aan Remus het bedrag van 6.000 sestertiën heeft uitgeleend. Transverius betaalt ter plekke het gevraagde bedrag, maar thuisgekomen realiseert hij zich dat het document vijfendertig jaar geleden is opgesteld zodat de vordering uit geldleen inmiddels is verjaard. Over welke mogelijkheden beschikt Transverius?

  1. Hij kan procederen met de actie uit bedrog (actio de dolo).
  2. Hij kan procederen met de actie uit onverschuldigde betaling (condictio indebiti).
  3. Hij kan procederen met de actie wegens het wegvallen van een oorzaak (condictio sine causa).
  4. Hij kan géén rechtsvordering instellen.

Vraag 14

Mercatorus leent zijn kar (een res nec mancipi) uit aan Bravarius. Bravarius verkoopt en levert de kar aan Ciscebus die niet op de hoogte is van de situatie. Welke rechtsvorderingen kan Mercatorus instellen?

  1. De actie uit bruikleen tegen Bravarius en de revindicatie tegen Ciscebus.
  2. De vordering uit onverschuldigde betaling (condictio indebiti) tegen Bravarius en de ongedaanmakingsactie uit diefstal (condictio furtiva) tegen Ciscebus.
  3. De revindicatie tegen Bravarius en de actie uit diefstal (actio furti) tegen Ciscebus.
  4. De ongedaanmakingsactie uit diefstal (condictio furtiva) tegen Bravarius en de actie uit diefstal (actio furti) tegen Ciscebus.

Vraag 15

Welke betaling bevrijdt de schuldenaar NIET van zijn verbintenis jegens de schuldeiser?

  1. Inbetalinggeving aan de schuldeiser.
  2. Betaling die wordt bekrachtigd door de schuldeiser.
  3. Betaling aan een ander in opdracht van de schuldeiser.
  4. Betaling te goeder trouw aan de vermeende schuldeiser.

Vraag 16

Aquarus heeft een geldvordering op Brexis. Hij machtigt Mercanus om de vordering in zijn naam en voor hem te innen. Met welke vordering kan Aquarus de opbrengst opeisen als Mercanus weigert om die af te staan?

  1. Met de revindicatie.
  2. Met de actie uit diefstal (actio furti).
  3. Met de actie uit lastgeving (actio mandati).
  4. Met de actie uit geldleen (condictio certae pecuniae).

Vraag 17

Hoe komt een reële overeenkomst tot stand?

  1. Door enkele wilsovereenstemming over het voorwerp van de overeenkomst.
  2. Door de overgifte van een zaak aan één van de partijen.
  3. Door een belofte in vormelijke bewoordingen.
  4. Door zaaksvorming (specificatio).

Vraag 18

Alexus heeft Severia opgedragen de geldschuld te betalen die Alexus bij Blasianus heeft. Zij doet dat ook. Achteraf blijkt dat Severia hiertoe niet jegens Alexus verplicht was, zodat Severia de opdracht in een verkeerde veronderstelling heeft uitgevoerd. Tegen wie kan Severia procederen met een actie uit onverschuldigde betaling (condictio indebiti)?

  1. Blasianus, omdat die het bedrag niet had mogen aannemen.
  2. Alexus, omdat die haar heeft bedrogen.
  3. Blasianus, omdat die verrijkt is door de betaling.
  4. Alexus, omdat die bevrijd is van zijn schuld aan Bossius.

Vraag 19

De kroppen sla van boer Havius moet van het veld, maar zijn transportwagen is in vuistpand gegeven aan de Ingusbank voor een lening waarvoor Havius al enige betalingstermijnen heeft gemist. Op een donkere nacht haalt Havius met zijn knechten de wagen uit de afgesloten loods van de Ingusbank. Welk rechtsmiddel staat NIET ter beschikking van de pandnemer?

  1. De actie uit diefstal (actio furti).
  2. De zakelijke pandactie (actio Serviana).
  3. De ongedaanmakingsactie uit diefstal (condictio furtiva).
  4. De persoonlijke pandactie (actio pigneraticia contraria).

Vraag 20

Wat was het verschil tussen het ius gentium en het ius civile, zoals die begrippen werden gehanteerd door juristen in het Romeinse Rijk?

  1. Het ius gentium valt te vergelijken met het moderne volkenrecht, terwijl het ius civile ziet op het privaatrecht.
  2. Het ius gentium werd alleen door de keizer toegepast, terwijl het ius civile door lagere magistraten werd gehandhaafd.
  3. Het ius gentium gold voor alle inwoners van het Romeinse rijk, terwijl het ius civile alleen gold voor Romeinse burgers.
  4. Het ius gentium bestond uitsluitend uit algemene rechtsbeginselen, waaruit het ius civile vervolgend werd afgeleid.

Vraag 21

Adriana is eigenaar van een marmeren beeld dat wordt gestolen door Titanius. Als Titanius verneemt dat Adriana hem op het spoor is en een procedure wil beginnen, overlijdt hij van schrik aan een hartaanval. Zijn enige erfgenaam is Urianus. Welke actie(s) kan Adriana instellen tegen Urianus?

  1. De revindicatie of de ongedaanmakingsactie uit diefstal (condictio furtiva), en daarnaast de actie uit diefstal (actio furti).
  2. De revindicatie of de ongedaanmakingsactie uit diefstal (condictio furtiva).
  3. De revindicatie en de actie uit diefstal (actio furti).
  4. De revindicatie.

Vraag 22

Gilerus heeft 25.000 sestertiën uitgeleend aan Neberis en Cotus als hoofdelijke schuldenaren. Voordat het bedrag is terugbetaald aan Gilerus overlijdt Neberis onder achterlating van twee erfgenamen, Palasius en Knarus. Van wie kan Gilerus welk bedrag in rechte opeisen?

  1. Gilerus kan 25.000 sestertiën opeisen van Cotus, of Palasius, of Knarus.
  2. Gilerus kan 25.000 sestertiën opeisen van Cotus, of 5.000 sestertiën van Palasius en 5.000 sestertiën van Knarus.
  3. Gilerus kan 12.500 sestertiën opeisen van Cotus, en 2.500 sestertiën van Palasius, en 2.500 sestertiën van Knarus.
  4. Gilerus kan 12.500 sestertiën opeisen van Cotus, en 5.000 sestertiën opeisen van Palasius of Knarus.

Vraag 23

Pespicus heeft een aantal schilderijen gekocht voor het verfraaien van zijn villa. De verkoper heeft zich garant gesteld voor de aflevering bij Pespicus en bedient zich daarbij van de diensten van transportbedrijf Currus. Onderweg naar het huis van Pespicus wordt de kar met beelden aangereden, met als gevolg dat alle doeken van de schilderijen zijn gescheurd. Beschikt Pespicus over een rechtsvordering tegen de verkoper?

  1. Hij heeft geen vordering omdat hier sprake is van overmacht.
  2. Hij heeft een vordering op grond van zaaksbeschadiging (actio legis Aquiliae).
  3. Hij heeft een vordering op grond van de koopovereenkomst (actio empti).
  4. Hij heeft een vordering op grond van de vervoersovereenkomst (actio locati).

Vraag 24

De voller Clementia heeft op zich genomen om een aantal toga’s van Baritus te reinigen. Tot zijn schrik ontdekt hij dat één van de toga’s uit zijn bedrijf is verdwenen. Clementia ziet zich genoodzaakt de schade aan Baritus te vergoeden. Enige tijd later ziet hij zijn medewerker Athenus in de toga lopen op de Breestraat (Via Bredius). Athenus is zo wijs de toga aan Clementia te geven, die de toga na grondige reiniging kosteloos bij Baritus laat bezorgen. Met welk type ongedaanmakingsactie (condictio) kan Clementia de schadevergoeding terugvorderen die hij aan Baritus heeft betaald?

  1. Uit onzedelijke oorzaak (ob turpem causam).
  2. Uit uitgebleven tegenprestatie (causa data causa non secuta).
  3. Uit onverschuldigde betaling (indebiti).
  4. Uit weggevallen oorzaak (sine causa).

Vraag 25

Door de vergadering van de plebejers (consilium plebis) werd een concessie afgedwongen door in staking te gaan en te dreigen met afscheiding in een eigen staat. Welke concessie was dit?

  1. De instelling van volkstribunen (tribuni plebis) met vetorecht.
  2. De openbaarmaking van de rechtsgeleerde uitleg van het ius civile.
  3. De openbare voedselvoorziening door graanuitdeling onder de armen (annona).
  4. De toegang tot het ambt van stadspraetor (praetor urbanus).

Vraag 26

Stagnatus draagt zijn landhuis voor een periode van drie jaar over aan zijn vriend Arborius. Als tegenprestatie belooft Arborius het landhuis te onderhouden. Na drie jaar keert Stagnatus terug naar Rome en hij verzoekt Arborius om het landhuis te verlaten. Arborius is echter zo gewend geraakt aan het luxeleventje aan de Stationsweg (Via Stationis), dat hij weigert aan dit verzoek te voldoen. Wat is rechtens?

  1. Arborius moet het landhuis verlaten. Hij is geen eigenaar van het landhuis en is dit ook nooit geweest.
  2. Arborius moet het landhuis verlaten. Hij was gedurende drie jaar eigenaar van het landhuis, maar door het verstrijken van de ontbindende termijn is de eigendom teruggevallen aan Stagnatus.
  3. Arborius hoeft het landhuis niet te verlaten. Hij is eigenaar van het landhuis hoewel de termijn van drie jaar is verlopen.
  4. Arborius hoeft het landhuis niet te verlaten. Hij was aanvankelijk geen eigenaar van het landhuis maar is dit door verkrijgende verjaring geworden.

Vraag 27

Agnabus is bezitter van een porseleinen vaas. Op een kwade dag wordt deze vaas gestolen door Budorus. Na vijf maanden wordt de vaas vervolgens van Budorus gestolen door Kryptus. Budorus vindt zes maanden na de diefstal Kryptus en stelt het bezitsinterdict voor roerende zaken (interdictum utrubi) tegen hem in. Aan wie zal de praetor het bezit van de vaas toewijzen?

  1. Aan Budorus, omdat er inbreuk op zijn bezit is gemaakt door Kryptus.
  2. Aan Kryptus, omdat Kryptus de vaas het langst in zijn bezit heeft gehad in het jaar voorafgaand aan het instellen van het interdict.
  3. Aan Agnabus, omdat Budorus en Kryptus allebei diefstal hebben gepleegd.
  4. Aan Kryptus, want de praetor handhaaft altijd de status quo.

Vraag 28

Picolus is eigenaar van vijftien zilveren kannen. Eens per jaar mag Cucio deze lenen voor een extravagant banket dat het hoogtepunt is in het Romeinse sociale kalenderjaar. Terwijl de kannen zich bij Cucio bevinden, wil Picolus ze overdragen aan Octarius, die slechts voor één dag in Rome is. Cucio’s diner vindt echter diezelfde avond plaats, zodat de kannen reeds zijn gevuld met grote hoeveelheden wijn en zijn huis niet kunnen verlaten. Hoe kan Picolus het bezit van de kannen aan Octarius verschaffen?

  1. Door een levering brevi manu.
  2. Door een levering constituto possessorio.
  3. Picolus kan het bezit van de kannen slechts verschaffen met toestemming van Cucio.
  4. Picolus kan het bezit van de kannen niet verschaffen.

Vraag 29

Waarom werd de gedaagde in een revindicatie ook wel de ‘gelukkige bezitter’ (beatus possessor) genoemd?

  1. Hij had de voorafgaande interdictenprocedure gewonnen, hetgeen werd uitgedrukt door het woord beatus.
  2. Hij was bezitter van de zaak en kon deze dus gebruiken tijdens de procedure.
  3. Hij werd geacht eigenaar te zijn, met als gevolg dat de eiser het tegendeel moest bewijzen.
  4. Hij had het processuele voordeel dat hij als eerste zijn zaak mocht bepleiten.

Vraag 30

Welke rechtsvordering kan degene die in een causaal stelsel zonder geldige titel zijn zaak heeft geleverd instellen tegen degene aan wie hij heeft geleverd en die de zaak nog onder zich heeft?

  1. De revindicatie.
  2. Een actie uit diefstal (actio furti).
  3. Een actie uit onverschuldigde betaling (condictio indebiti).
  4. Een actie uit zaakwaarneming (actio negotiorum gestorum).

Vraag 31

Amstelius is eigenaar van de slavin Doleria (res mancipi). Op zekere dag verkoopt hij haar aan Voderius en bedingt hierbij in de koopovereenkomst dat deze komt te vervallen wanneer Voderius niet binnen 24 uur de koopprijs voldoet (een zogeheten lex commissoria). De eigendomsoverdracht door middel van mancipatio vindt al wel plaats. De volgende dag heeft Amstelius de koopsom nog niet ontvangen en zijn Voderius en Doleria in geen velden of wegen te bekennen. Amstelius laat hierop de koopovereenkomst bij de praetor ontbinden en gaat op zoek naar Voderius. Wat is rechtens?

  1. Amstelius kan de slavin bij Voderius revindiceren.
  2. Amstelius kan de waarde van de slavin van Voderius vorderen met de actie uit onverschuldigde betaling (condictio indebiti).
  3. Amstelius kan zowel een revindicatie als een actie uit onverschuldigde betaling instellen tegen Voderius.
  4. Amstelius kan de slavin niet opeisen, maar wel schadevergoeding vorderen van Voderius wegens een onrechtmatige daad.

Vraag 32

In sommige gevallen vormde niet de onderliggende verbintenis de titel van de eigendomsoverdracht, maar het voldoen hieraan: de zogeheten ‘voldoeningstitel’ (titulus pro soluto). Welke van de onderstaande verbintenissen is hiervan een voorbeeld?

  1. Uit ruil.
  2. Uit koop.
  3. Uit vonnis.
  4. Uit stipulatie.

Vraag 33

Senator Nobilis leent 12.000 sestertiën van senator Bankarus. Nobilis vestigt tot zekerheid van Bankarus’s vordering een hypotheek (hypotheca) op zijn landgoed buiten Rome. Nadat de betalingstermijn is verstreken en Nobilis het geleende geld niet heeft terugbetaald, draagt Nobilis het landgoed over aan Cornelia. Wat is rechtens?

  1. Bankarus kan slechts Nobilis aanspreken met een actie uit geldleen.
  2. Bankarus kan zowel Nobilis aanspreken met een actie uit geldleen als ook de actio Serviana instellen tegen Cornelia, totdat hij volledige betaling heeft verkregen.
  3. Bankarus moet eerst Nobilis aanspreken met een actie uit geldleen en kan vervolgens, als hij nog geen volledige betaling heeft verkregen, de actio Serviana instellen tegen Cornelia.
  4. Bankarus kan voor de helft van het bedrag Nobilis aanspreken met een actie uit geldleen, en kan voor de andere helft een actio Serviana instellen tegen Cornelia.

Vraag 34

Crabacus is eigenaar van een fraai gebeeldhouwd beeldje. Op zekere dag geeft hij een feest waarbij ook Frederus aanwezig is, die lijdt aan een ernstige vorm van kleptomanie (de ziekelijke aandrang om te stelen). Als Frederus het beeldje onbewaakt ziet staan, neemt hij haar mee onder zijn toga. Vijf jaar later komt Frederus te overlijden. Zijn enige erfgenaam Gelevus treft in de boedel het beeldje aan, maar heeft er weinig interesse in: kunst is zeg maar niet echt zijn ding. Hij verkoopt en levert het beeldje nog diezelfde dag aan Agtonia. Wat is de rechtspositie van Agtonia met betrekking tot het beeldje?

  1. Zij is eigenaar van het beeldje.
  2. Zij is praetorisch eigenaar van het beeldje.
  3. Zij is bezitter van het beeldje.
  4. Zij is houder van het beeldje.

Vraag 35

Dramatis is onder curatele gesteld vanwege verkwisting. Hij verkoopt en levert een wijnton (res nec mancipi) aan de nietsvermoedende Cicero, die dezelfde ton onmiddellijk en met winst doorverkoopt en levert aan de nietsvermoedende Trabianus. Twee jaar later komt Trabianus er bij toeval achter dat het de wijnton van Dramatis betreft, en om zijn handen niet daaraan te branden verkoopt en levert hij de ton aan de nietsvermoedende Flamantis. Weer twee jaar later weet de curator van Dramatis de wijnton op te sporen onder Flamantis. Nadat hij de koopovereenkomst tussen Dramatis en Cicero heeft vernietigd, stelt de curator namens Dramatis een revindicatie in tegen Flamantis. Moet Flamantis de wijnton afgeven?

  1. Nee, Flamantis is door verkrijgende verjaring eigenaar geworden want hij zet de verjaringstermijn van zijn voorganger voort.
  2. Nee, Flamantis kan zich als praetorisch eigenaar beroepen op het verweer van de verkochte en geleverde zaak (exceptio rei venditae et traditae).
  3. Ja, Flamantis heeft verkregen van een bezitter te kwader trouw en is daarom nooit verjaringsbezitter geworden.
  4. Ja, Flamantis’s termijn als verjaringsbezitter is nog niet voltooid want die termijn loopt vanaf zijn bezitsverkrijging.

Vraag 36

Augustus verkoopt een paard (res mancipi) aan Balbinus. Beiden hebben geen tijd om het paard via mancipatio over te dragen en daarom verschaft Augustus het bezit van het paard aan Balbinus. Het paard wordt vervolgens uit de weide van Balbinus gestolen. Welke actie kan Balbinus instellen tegen de dief om zijn paard terug te krijgen?

  1. De revindicatie.
  2. De Publiciaanse actie (actio Publiciana).
  3. De actie uit onverschuldigde betaling (condictio indebiti).
  4. De actie uit diefstal (actio furti).

Vraag 37

Reveris heeft 40.000 sestertiën geleend van Blapus en tot zekerheid van betaling een hypotheek (hypotheca) gevestigd op zijn huis. Bij het overlijden van Reveris blijkt hij zijn crediteur Blapus tot erfgenaam te hebben benoemd. Reveris heeft in het testament ook een vindicatielegaat (legatum per vindicationem) opgenomen waarin hij het huis vermaakt aan zijn trouwe knecht Stibulis. Blapus accepteert de erfenis maar weigert het huis af te staan aan Stibulis. Beschikt Stibulis over een rechtsmiddel tegen Blapus?

  1. Stibulis is geen eigenaar van het huis, maar kan op grond van het testament overdracht van het huis vorderen.
  2. Stibulis is eigenaar van het huis en kan een revindicatie instellen.
  3. Stibulis is geen eigenaar van het huis en moet de schuld van Reveris aan Blapus voldoen voordat hij op grond van het testament overdracht van het huis kan vorderen.
  4. Stibulis is eigenaar van het huis maar moet de schuld van Reveris aan Blapus voldoen voordat hij een revindicatie kan instellen.

Vraag 38

Welk voordeel bood de constructie van eigendomsoverdracht ten titel van zekerheid (fiducia cum creditore) aan de debiteur?

  1. Door afbetaling van de schuld werden de overgedragen zaken onmiddellijk weer eigendom van de debiteur.
  2. Bij faillissement van de crediteur werd de overwaarde van de overgedragen zaken vóór alle andere betalingen uitgekeerd aan de debiteur.
  3. De debiteur had een persoonlijk recht tot teruglevering tegen zijn crediteur dat hij ook kon inroepen tegen derdenverkrijgers vanaf de crediteur.
  4. De debiteur kon de overgedragen zaken blijven gebruiken omdat de fiducia meestal res mancipi betrof, zodat er voor de eigendomsoverdracht geen bezitsverschaffing was vereist.

Vraag 39

Het Romeinse recht kende een aantal beperkte zakelijke genotsrechten. Welke van de onderstaande rechten is GEEN beperkt zakelijk genotsrecht?

  1. Erfpacht.
  2. Bruikleen.
  3. Vruchtgebruik.
  4. Recht van gebruik en bewoning.

Vraag 40

Welke historische gebeurtenis was NIET van invloed op de verspreiding van het Romeinse recht op het continent van West-Europa na de val van het West-Romeinse Rijk?

  1. De herovering van Italië door Justinianus.
  2. De opleving van de handel tussen de Italiaanse stadstaten.
  3. De investituurstrijd tussen de Paus en de Keizer van het Heilige Roomse Rijk.
  4. De contacten tussen de Westelijke en Oostelijke delen van het Rijk door de kruistochten.

Essayvraag

D. 14,3,13 pr. (Ulpianus, 28 ad Edictum)

De vastgoedbaas Credius heeft zijn vrijgelatene Dolurus naar de Romeinse stad Arles gestuurd om aldaar als bedrijfsleider (institor) een winkel in olijfolie te drijven. Daartoe heeft hij Dolurus uitgerust met 150.000 sestertiën in contanten, onder het uitdrukkelijke verbod om méér uit te geven dan het ter beschikking gestelde bedrag. Eenmaal aangekomen in Arles, bestelt Dolurus bij de groothandel Canisius 20 vaten buitengewoon zuivere (extra vergine) olijfolie voor 150.000 sestertiën, die de volgende dag in de winkel worden afgeleverd.

Door slechte omzetten, krappe marges is de winkel in olijfolie geen lang leven beschoren. Binnen de kortste keren wordt Dolurus failliet verklaard. Er dienen zich enige problemen aan.

a. Kan de groothandel Canisius Credius aanspreken tot betaling van de koopprijs van 150.000 sestertiën? Motiveer uw antwoord.

b. Credius meldt zich bij de curator van Dolurus omdat hij meent eigenaar te zijn van de vaten olijfolie. U bent advocaat van Credius. Beargumenteer diens standpunt.

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

1. B, BG III

11. B, N.E. 2

21. B, N.E. 5

31. B, N.E. 3

2. C

12. B, Prota 1.3

22. B, N.E. 5

32. D, N.E. 3

3. A, N.E. 1

13. D, N.E. 4

23. C, N.E. 2

33. B, N.E. 3

4. C, BG XLV

14. A, N.E. 3

24. D, N.E. 3

34. C, N.E. 5

5. A, BG XLIII

15. D, N.E. 4

25. A, BG 2

35. A, N.E. 2

6. B, BG VIII

16. C, N.E. 3

26. C, N.E. 2

36. B, N.E. 2

7. A, BG XLVII

17. B, N.E. 3

27. A, N.E. 2

37. B, N.E. 1, 5

8. C, BG LXIII

18. D, N.E. 3

28. B, N.E. 2

38. D, N.E. 1, 3

9. D, N.E. 5

19. C+D, N.E. 2

29. C, N.E. 1

39. B, N.E. 5

10. C, BG 2

20. C, BG 2

30. A, N.E. 3

40. D, BG VI, LXXXVII

Essayvraag

a. Kan de groothandel Canisius Credius aanspreken tot betaling van de koopprijs van 150.000 sestertiën? Motiveer uw antwoord.

Credius heeft Dolurus aangesteld als zijn vertegenwoordiger. Dolurus handelt dus krachtens een volmacht van Credius (2 punten). Het sluiten van een koopovereenkomst ten aanzien van olijfolie tot een maximum van 150.000 sestertiën valt binnen de termen van de volmacht (2 punten). Het Romeinse recht kent in beginsel geen vertegenwoordiging zodat de handelende partij steeds, en de achterman niet gebonden is aan de overeenkomst. In dit geval is er echter een uitzondering omdat Dolurus optreedt als institor, bedrijfsleider, en handelt binnen de termen van de volmacht (3 punten). De consequentie is dat de achterman náást de handelende partij hoofdelijk aansprakelijk is: een toegevoegde aansprakelijkheid. Credius kan dus als contractspartij worden aangesproken door Canisius (3 punten).

N.E. 3, N.E. 5

b. Credius meldt zich bij de curator van Dolurus omdat hij meent eigenaar te zijn van de vaten olijfolie. U bent advocaat van Credius. Beargumenteer diens standpunt.

Vaten olijfolie zijn res nec mancipi en moeten worden geleverd door middel van traditio. Voor een geldige eigendomsoverdracht door middel van traditio zijn beschikkingsbevoegdheid, bezitsverschaffing en een geldige titel vereist (1 punt). In casu is Canisius beschikkingsbevoegd (1 punt). Bovendien is aan Credius het bezit verschaft (2 punten), omdat Dolurus de vaten olijfolie verkrijgt zonder de wil (animus) om de vaten voor zichzelf te houden. Dolurus wordt dus een houder voor Credius en Credius wordt direct bezitter (3 punten). De titel van de eigendomsoverdracht aan Credius is de koopovereenkomst die is gesloten door Dolurus met olijfhandel Canisius. De koopovereenkomst is namelijk ook van kracht tussen Credius en Canisius (institor). Als Credius kan worden aangesproken voor de koopprijs op basis van het contract (zie vraag A), dan kan Credius zich ook beroepen op de rechten uit het contract (3 punten).

Alternatief: De tweede wijze waarop Credius eigenaar kan zijn geworden van de 20 vaten olijfolie is door middel van eigendomsoverdracht door Dolurus aan Credius. Dolurus heeft door middel van traditio (beschikkingsbevoegdheid, bezitsverschaffing en een geldige titel) eigendom overgedragen aan Credius (1 punt). Dolurus was beschikkingsbevoegd want hij heeft zelf ook geldig verkregen van een beschikkingsbevoegde (1 punt). Het bezit is door Dolurus aan Credius verschaft door een (geantecipeerd) constitutum possessorium omdat Dolurus als bedrijfsleider de wil heeft om de vaten over te dragen aan Credius , en Credius de wil heeft die vaten in eigendom te verkrijgen (4 punten). De titel van de eigendomsoverdracht door Dolurus aan Credius is de lastgeving/opdracht van Credius aan Dolurus (mandatum), op grond waarvan Dolurus al hetgeen hij bij de uitvoering van de opdracht heeft verkregen moet afstaan aan Credius (4 punten).

N.E. 1, N.E. 3

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:
This content is also used in .....

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2802