Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht - UU - Oefenmaterialen
- 2597 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Heeft John gelijk?
Indien ik ten behoeve van mijn crediteur een pandrecht vestig op mijn hond en vervolgens mijn schuld afbetaal, hoeft mijn voormalig crediteur de hond pas terug te geven, indien ik hem ook de kosten van het voer heb voldaan.
Zou deze stelling door de Romeinse rechtsgeleerde Pomponius worden ondersteund? (4 punten)
Is deze stelling in lijn met het huidige recht? (4 punten)
Bespreek welk van de navolgende kwalificaties van toepassing is (zijn) op het recht van vruchtgebruik (4 punten):
Bespreek welke van de navolgende kwalificaties van toepassing is (zijn) op het recht van erfdienstbaarheid (4 punten):
Vul de opengelaten plekken in.
In het arrest ..... heeft de HR gekozen voor een ..... stelsel van overdracht. Dit is inmiddels ook verankerd in artikel ..... van het BW.
Bespreek of de volgende stelling juist of onjuist is.
In het arrest van de HR over de 13 e Penning blijft de overweging van het hof met betrekking tot het moment van verschuldigd raken van de 13 e penning in stand (m.a.w.: de HR volgt het hof)
Frodo, voormalig docent aan de opleiding Virtual Reality, wil een Virtual Reality Truck die van alle moderne snufjes is voorzien gaan verhuren aan festivalorganisaties. Bij succes wil hij meerdere Virtual Reality Trucks gaan inzetten. Hij heeft Gwen, een briljant oud studente, opdracht gegeven om de eerste Virtual Reality Truck te ontwerpen en te bouwen. Gwen neemt die uitdaging aan. Zij spreken af dat Gwen, voordat zij de truck feitelijk zal gaan bouwen, het bouwplan ter goedkeuring aan Frodo zal voorleggen. De prijs voor de Virtual Reality Truck wordt vooraf vastgesteld en zal door Frodo in twee termijnen aan Gwen worden betaald: 50% bij goedkeuring van het bouwplan en 50% na aflevering van de Virtual Reality Truck.
Gwen gaat aan de slag. Na vier maanden legt zij het bouwplan aan Frodo voor. Frodo is onder de indruk van de nieuwe technische systemen die Gwen heeft bedacht en gaat akkoord. Een week later start Gwen met de productie van de truck. De meeste onderdelen betrekt ze van een autorecyclebedrijf (autosloperij) met uitzondering van de door haarzelf ontwikkelde zonnepanelen en de volledig in de truck geintegreerde nieuwe televisie die op 15 mei 2017 onder eigendomsvoorbehoud door Sam aan Gwen is geleverd.
Op 15 juni 2017 is de Virtual Reality Truck klaar. Gwen belt Frodo dat hij de auto kan komen ophalen. Frodo is heel tevreden, maar beschikt helaas niet meer over de financiële middelen om het tweede deel van de koopsom te voldoen. Als gevolg daarvan kan Gwen ook de rekening van Sam niet betalen. Op 30 juni 2017 krijgt Gwen een brief van de faillissementscurator van Frodo waarin hij de Virtual Reality Truck opvordert.
Wie is op 30 juni 2017 eigenaar van de Virtual Reality Truck en de televisie? Betrek in uw antwoord zowel de positie van Sam, Frodo als Gwen.
In geval de overeenkomst tussen Aristoteles en Dante wordt vernietigd, is Dante ex artikel 3:53 BW lid 1 met terugwerkende kracht geen eigenaar geworden. Een geldige titel is immers een vereiste voor de eigendomsoverdracht; art. 3:84 BW. Achteraf bezien was hij dus ten tijde van de schenking aan Arwen beschikkingsonbevoegd.
Mogelijk wordt Arwen als derde tegen die beschikkingsonbevoegdheid beschermd. Aangezien de villa een registergoed is, is de derdenbeschermingsregeling van art. 3:88 BW van toepassing op de overdracht tussen Dante en Arwen. De vereisten waaraan verder moet zijn voldaan om een beroep op art. 3:88 te laten slagen zijn:
Goede trouw van Arwen (3:11 BW); hieraan is waarschijnlijk voldaan. De casus geeft immers aan dat Arwen niet van de praktijken van Dante op de hoogte is en dat zij in de veronderstelling verkeert dat hij zijn geld verdient met een goedlopend computerbedrijf. De rechter zal wellicht concluderen dat zij geen nadere onderzoeksplicht had; 3:11 BW.
De onbevoegdheid van de vervreemder (Dante) vloeit voort uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht die niet het gevolg was van beschikkingsonbevoegdheid van de toenmalige vervreemder; ook aan dit vereiste is voldaan. De beschikkingsonbevoegdheid van Dante vloeit immers voort uit een ongeldigheid van de overdracht tussen Aristoteles en Dante en die ongeldigheid was het gevolg van een titelgebrek.
Als haar goede trouw inderdaad mag worden aangenomen, wordt Arwen beschermd in het geval van een vernietiging van de koopovereenkomst tussen Aristoteles en Dante. Na de schenking is zij eigenaar en dat blijft zij.
Conclusie: John heeft gelijk.
Pomponius neemt aan dat het pandrecht ook strekt tot zekerheid voor gemaakte kosten met betrekking tot het pandobject, in dit geval de kosten van het hondenvoer. Dat impliceert dat het pandobject – de hond – pas hoeft te worden teruggegeven als niet alleen de hoofdsom, maar óók de kosten van het voer zijn voldaan. Conclusie: deze stelling zou door Pomponius worden ondersteund. (4 punten)
Op grond van art. 3:243 lid 1 BW moet de (vuist)pandhouder als een goed pandhouder voor de zaak zorgdragen. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat door een pandhouder betaalde kosten ‘tot behoud en tot onderhoud’ van het pandobject door de pandgever aan hem moeten worden terugbetaald: ‘het pandrecht strekt mede tot zekerheid daarvoor’. Hondenvoer strekt in casu tot behoud van het pandobject (de hond). Zolang de hoofdsom en kosten van het hondenvoer niet zijn terugbetaald gaat het pandrecht dus niet teniet en mag de crediteur/pandhouder het pandobject – de hond – onder zich houden. Conclusie: de stelling is dus in lijn met het huidige recht. (4 punten)
Het recht van vruchtgebruik is een vermogensrecht ex artikel 3:6 BW omdat het overdraagbaar is en/of de rechthebbende stoffelijk voordeel biedt.
Het is een absoluut recht omdat het tegenover een ieder kan worden ingeroepen. Of:
Het is een beperkt recht en alle beperkte rechten hebben absolute werking.
Het is geen afhankelijk recht omdat het niet zodanig aan een ander recht verbonden is dat het niet zonder dat recht kan bestaan. (3:7 BW).
Een recht van vruchtgebruik is opgenomen in Boek 3 BW en kan derhalve zowel op zaken als op vermogensrechten worden gevestigd. Alleen als het recht van vruchtgebruik wordt gevestigd op een registergoed is het recht van vruchtgebruik zelf ook een registergoed. (3:98 jo 3:89 jo 3:10 BW).
Het recht van vruchtgebruik kan dus een registergoed zijn, maar dat hoeft niet.
Het recht van erfdienstbaarheid is een vermogensrecht ex artikel 3:6 BW omdat het overdraagbaar is en/of de rechthebbende stoffelijk voordeel biedt.
Het is een absoluut recht omdat het tegenover een ieder kan worden ingeroepen. Of:
Het is een beperkt recht en alle beperkte rechten hebben absolute werking.
Het is een afhankelijk recht, want gekoppeld aan het eigendomsrecht op het heersend erf; 3:7 BW.
Een recht van erfdienstbaarheid is afgeleid van het (eigendomsrecht van) een onroerende zaak.
De leveringshandeling bij overdracht van eigendom van een onroerende zaak betreft een notariële akte plus inschrijving daarvan in de openbare registers (3:89 BW). Nu er geen speciale vestigings/overdrachtsbepaling in de wet is opgenomen voor het recht van erfdienstbaarheid, geldt ook voor dit recht dat er voor de vestiging/overdracht een notariële akte en inschrijving in de openbare registers vereist is (3:98 jo 3:89 BW). Dit maakt het recht van erfdienstbaarheid een registergoed (3:10 BW).
In het arrest Damhof/ Staat heeft de Hoge Raad gekozen voor een causaal stelsel van overdracht. Dit is inmiddels ook verankerd in artikel 3:84 lid 1 BW van het Burgerlijk Wetboek.
Deze stelling is juist. Het Hof heeft overwogen (ro. 3.3 onder b) dat het recht van de dertiende penning een beperkt zakelijk recht is op een onroerende zaak en dat dit recht pas een belasting voor de eigenaar vormt vanaf het moment dat hij eigenaar is geworden van die onroerende zaak. In r.o. 3.5.3 overweegt de Hoge Raad dat het hof onder de voornoemde omstandigheden terecht betekenis heeft toegekend aan het huidige goederenrechtelijke systeem waarin beter past dat de het recht van de 13 e Penning pas is verschuldigd op het moment van de eigendomsoverdracht, dus pas na de levering en niet al op het moment waarop de koopovereenkomst werd gesloten (zoals gesteld werd door eisers).
Om de goederenrechtelijke positie goed te kunnen bepalen dienen twee vragen te worden beantwoord: is er sprake van een nieuwe zaak en zo ja heeft Gwen deze voor zichzelf gevormd of heeft Frodo de Virtual Reality Truck voor zichzelf doen vormen. Er is sprake van een nieuwe zaak omdat de Virtual Reality Truck een nieuwe identiteit heeft die afwijkt van die van de oorspronkelijke onderdelen (arrest: Hinck van der Werff); art. 5:16 lid 1 BW.
De inspanningen van Gwen met betrekking tot het ontwerp en de feitelijke bouw van de Virtual Reality Truck zijn van een zodanig omvang dat aan het vereiste “vormende arbeid” is voldaan. Er is dus sprake van een nieuwe zaak.
Of Gwen dan wel Frodo eigenaar is van de Virtual Reality Truck (inclusief televisie), hangt af van de vraag of Gwen voor zichzelf heeft gevormd, dan wel Frodo voor zichzelf heeft doen vormen; art. 5:16 lid 2 BW.
Daarvoor geeft de Hoge Raad in het arrest Breda/Antonius een tweetal criteria: “wie draagt binnen deze rechtsverhouding het economisch risico” en “wie heeft beslissende invloed op de wijze van productie en de definitieve vormgeving van het product”; ro. 3.3. In de door jou gemaakte afweging moeten deze criteria worden besproken. De casus geeft een aantal aanwijzingen:
Frodo kan aanvoeren dat de prijs vooraf is vastgesteld en dat hij ook tussentijds al een deelbetaling moet verrichten. Dit suggereert dat hij Gwen als het ware "inhuurt”.
Bovendien heeft hij het goedkeuringsrecht op het prototype en draagt hij het economisch risico als de Virtual Reality Truck geen succes blijkt te zijn.
Gwen kan aanvoeren dat zij vanwege haar eindverantwoordelijkheid voor het ontwerp en de feitelijke bouw beslissende invloed heeft gehad op het productieproces en het eindproduct. Nu de televisie volledig is geïntegreerd in de truck, is het eigendomsrecht van Sam op de oven tenietgegaan. Dat impliceert dat het eigendomsvoorbehoud (art. 3:92 BW) geen effect meer heeft en Sam dus geen eigenaar meer is van de oven.
Eindconclusie: beide opties zijn verdedigbaar. De conclusie moet consistent zijn.
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht aan de Universiteit Utrecht.
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht aan de Universiteit Utrecht.
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht aan de Universiteit Utrecht.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution