Pedagogy and education - Theme
- 12618 reads
Dit artikel gaat over onderwerpen die aan gedrag gerelateerde zijn en die gepubliceerd zijn tussen 1996 en 1999. Dit brede veld is opgesplitst. Aan de ene kant is er gedragsverandering, gedragsovertuiging en sociale invloeden. Aan de andere kant is er conceptualisering van gedrag, gedragsformatie en activering, gedragsstructuur en functie en de relatie tussen gedrag en houding. Dit artikel bespreekt de laatste kant.
Iedereen is het ermee eens dat gedrag een samenvattende evaluatie is van een psychologisch onderwerp, waaraan de volgende zaken toegeschreven kunnen worden; goed - slecht, nadelig - voordelig, plezierig - onplezierig en leuk - niet leuk.
Recent onderzoek wijst uit dat evaluatieve beoordeling op belangrijke manieren verschilt van niet evaluatieve beoordeling. En individuen verschillen in hun chronische neiging om deel te nemen aan evaluatief reageren. Kort gezegd: mensen die sneller de neiging hebben om te beoordelen, hebben ook een grotere kans om bepaalde overtuigingen te hebben over sociale en politieke problemen.
Het idee dat attitudes disposities zijn om ‘psychological objects’ te evalueren impliceert echter dat we maar één houding of mening hebben ten opzicht van een onderwerp of probleem. Dit is mogelijk te simplistisch. Dus als attitudes/houdingen veranderen, overschrijft de nieuwe houding de oude, maar vervangt hem niet. Zo ontstaan er duale houdingen, waarbij mensen simultaan twee verschillende houdingen ten opzichte van een bepaald onderwerp in dezelfde context kunnen hebben. De ene is impliciet en de andere expliciet. Motivatie en capaciteit zijn noodzakelijk om de expliciete houding te verkrijgen ten gunste van de impliciete evaluatieve reactie. Afhankelijk van het perspectief kunnen verschillende evaluaties van hetzelfde ‘psychological object’ in verschillende contexten gezien worden als bewijs voor meerdere houdingen ten opzichte van hetzelfde onderwerp of houdingen ten opzichte van verschillende ‘psychological objects’. Een mechanisme voor de ontwikkeling van verschillende context-afhankelijke houdingen is gevonden in de aanwezigheid van illusoire correlaties tussen gedrag van een deelnemer en de context waarin het gedrag wordt waargenomen. Discrepanties tussen houding en gedrag zou een reflectie zijn van de aanwezigheid van meerdere context afhankelijke houdingen ten opzichte van sociale deelnemers.
De term ‘affect’ wordt tegenwoordig omschreven als algemene stemmingen (geluk, verdriet) en specifieke emoties (angst, woede, afgunst).
De populairste conceptualisering van houding komt voort uit het verwachting-waarde model. Dit model stelt dat evaluatieve betekenis spontaan en onvermijdelijk ontstaat als we overtuigingen over objects vormen. Er wordt aangenomen dat alleen overtuigingen die toegankelijk zijn in het geheugen de houding op elke moment kunnen beïnvloeden.
Overtuigingen zijn echter maar één mogelijke invloed op gedragingen. Er zijn dus nog veel meer invloeden naast overtuigingen. Het belang van een overtuiging heeft invloed op de toegankelijkheid. Dat is bijvoorbeeld ook te zien bij rokers.
Overtuigingen en waarden kunnen bovendien onafhankelijk gerelateerd zijn aan algemene houdingen in het proces van dubbele ontkenning.
Volgens het verwachting-waarde model geldt dat als kenmerken gekoppeld worden aan een onderwerp in het proces van het vormen van een overtuiging, dan worden de vooraf bestaande evaluaties geassocieerd met het onderwerp, waarbij een algehele positieve of negatieve houding geproduceerd wordt.
Het verwachting-waarde model stelt dat een evaluatieve betekenis spontaan aan een object wordt gegeven. Dit kost geen bewuste moeite. In een experiment werd deelnemers gevraagd zo snel mogelijk een reactie te geven op stimuli. De reacties bleken automatisch te komen, maar ze waren sneller als ‘prime’ en ‘valencies’ congruent waren in plaats van incongruent.
Automatische attitude activering wordt niet beïnvloed door de toegankelijkheid tot het psychological object, maar wel door bekendheid met het object. Door gebruik te maken van een variatie van het ‘sequential priming paradigm’ werd aangetoond dat de automatische attitude activering wordt geproduceerd door ‘primes’ die bekende positieve of negatieve persoontypes vertegenwoordigen (zoals een pestkop of een slim persoon). Dit is niet het geval bij nieuw verkregen attitude objects (zoals bij fictieve personen). Ingenieuze methodes maken gebruik van reactietijden op stimuli.
Het verwachting waarde model gaat ervan uit dat evaluatieve beoordelingen het resultaat zijn van cognitieve processen: associaties tussen attitude objects en de waarde die daaraan is toegeschreven. Sommige onderzoekers stellen dat affectieve processen ook van invloed zijn. De ‘affective primacy hypothesis’ stelt zelfs dat affectiviteit eerder komt dan cognitie. Deze hypothese is naast het ‘feeling-as-information model’ getest. De test bestond uit het laten zien van ‘primes’ met Chinese ideografen.
Het ‘feeling-as-information model’ neemt aan dat positieve of negatieve gevoelens die uitgelokt worden door ‘primes’, verkeerd worden toegeschreven aan een neutrale Chinese ideograaf, waardoor een affectief ‘priming’ effect ontstaat. Dit effect werd echter niet gemodereerd door de affectieve verwachting vooraf aan het experiment. Affectief ‘priming’ wordt niet beïnvloed door cognitieve processen.
Een populaire gedachte is dat evaluaties door cognitie en affect gezamenlijk beïnvloed worden. Ze verschillen wel in toegankelijkheid, want participanten van een onderzoek hoefden korter na te denken over gevoelsvragen, dan over denkvragen, als het hun mening betrof. Affect of gevoel is dus toegankelijker. Uit een ander onderzoek kwam naar voren dat het belang van affect als voorspeller van gedrag toenam door ervaring. Individuen kunnen verschillen in hun neiging om hun gedrag te baseren op cognitie of gevoel/affect. Je hebt denkmensen en gevoelsmensen. Het is welbekend dat negatieve informatie meer invloed heeft dan extreem positieve informatie. Deze ‘negatieve bias’ komt erg vroeg in tijdens het informatieverwerken naar voren.
Een systematische benadering van de relatie tussen toegankelijkheid van overtuigingen en het effect daarvan op gedrag wordt gedaan door ‘attitude representation theory’. De afhankelijkheid van de evaluatie op de subjectieve representatie van het gedragsobject is van belang in deze theorie. De ‘goal compatibility framework’ stelt dat mensen objecten evalueren in relatie tot actieve doelen die de persoon op dat moment heeft. De makkelijkste manier om toegankelijke overtuigingen te beïnvloeden is door mensen na te laten denken over positieve of negatieve aspecten van objecten. Overtuigingen kunnen in een bepaalde richting gestuurd worden door de nadruk te leggen op positieve of negatieve aspecten. Volgens ‘temporal construal theory’ is de gewenstheid van een doel geconstrueerd op een abstract niveau, terwijl waarschijnlijkheid dat het doel behaald wordt heel concreet is. Uit onderzoek blijkt dat de gewenstheid meer naar voren komt bij lange termijn doelen en de negatieve aspecten meer bij korte termijn doelen.
Sterke houdingen zijn stabiel, niet over te halen en voorspellen manifest gedrag. Sterkte van houdingen varieert tijdens het leven en de grootste kracht is tijdens het mid-life. Sterke attitudes worden geassocieerd met toegankelijkere overtuigingen. Evaluaties komen automatisch, terwijl geloofsovertuigingen meer cognitieve moeite kosten. Bevindingen bewijzen de onafhankelijkheid van verschillende aspecten van de kracht van een houding.
Attitude of houding is functioneel, omdat het een waarde uitdrukking is, het kennis is, het is egobeschermend, het is sociaal aanpasbaar en het is nuttig.
Het belang van evaluatieve reacties is door dit artikel herbevestigd. Hierbij is er meer aandacht voor automatische processen in attitude vorming en activatie. Evaluaties gebeuren onbewust. De discussie over een cognitieve of affectieve basis is nog niet uitgepraat. De bijdrage van affect of cognitie varieert. De kracht van affect is lastig te onderzoeken. Maar er is gebleken dat deze kracht varieert door de tijd en dat het het sterkst is in de mid-life. Sterke attitudes werden geassocieerd met toegankelijkere overtuigingen. Weerstand tegen verandering was groter als de kracht van attitude beoordeeld was door relatieve object betekenis.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1275 |
Add new contribution