Boeksamenvatting bij de 1e druk van De plicht om weerstand te bieden van Meirieu


Wat is de geschiedenis van opvoeden en onderwijzen? - Chapter 1

Opvoeding is lang beschouwd als context-onafhankelijk: onderwijs en opvoeding zouden onafhankelijk van samenleving en tijdperk zijn.

Mythes en hun relatie tot nu

I. Kronos

Kronos is kind van Gaia en Ouranos. Zijn vader Ouranos was jaloers op zijn zoons en wierp ze terug in de diepte der aarde. Kronos’ moeder spoorde Kronos aan om Ouranos te castreren. Daarop werd Kronos alleenheerser. Vervolgens zorgde hij ervoor dat al zijn daarna geboren kinderen zijn plaats niet konden innemen door ze op te eten.

Hoe kunnen we het verlangen om onszelf onsterfelijk te maken weerstaan – door onze kinderen weg te nemen en onze ouders hun macht te ontzeggen? Jongeren van alle tijden vinden het lastig de samenleving te betreden, één waarin een vorige generatie de dienst uitmaakt en weigert die af te staan.

II. Gaia

Gaia probeerde haar kinderen (met hulp van henzelf overigens) te beschermen tegen Ouranos. Alleen Kronos schoot te hulp – zie boven. Het is dus lastig om zonder gevaar los te komen van je moeder, die je beschermt voor de ‘Ander’ (iets of iemand die je (nog) niet goed kent). Desondanks moet elke nieuwe generatie zijn eigen weg bepalen.

Deze mythe verklaart waarom adolescenten anderen nadoen – om zelf geen risico te hoeven nemen – en waarom de wijde wereld intrekken zo lastig is. Dit verhaal stipt het gevaar aan van de angst die ouders hebben om hun kinderen los te laten en zelf een Ander te worden.

III. Socrates

Socrates beweert dat kennis al aanwezig is in de leerling, en alleen geopenbaard hoeft te worden. Volgens hem is kennisoverdracht het “begeleiden zonder opleggen”. Hij weet wat zijn leerling niet weet, maar zijn leerling kan die kennis alleen opdoen indien deze zelf wil leren. Dat maakt een leraar machteloos.

Zo is ook de hedendaagse docent machteloos: hij kan nog zoveel weten, zolang jongeren geen behoefte hebben aan schoolse kennis, leren ze niet. Socrates helpt ons om ons verlangen naar macht over de ander (jij leert wat ik jou vertel) los te laten en leerlingen te motiveren om te leren.

De zogenaamde gedateerdheid van de mens- en geesteswetenschappen

Bovenstaande bronnen zijn niet actueel meer. Ze zijn vervangen voor nieuwe aanpakken en methoden waarmee we het hoofd kunnen bieden aan de ‘nieuwe problemen’ van deze tijd. Onderwijs wordt ‘verwetenschappelijkt’ ten koste van cultuur (o.a. romans en andere verhalen). Tegelijkertijd zorgen neuropsychologie en hersenscans ervoor dat afwijkende leerlingen ‘normaal’ gemaakt kunnen worden. Ten onrechte!

Vaststellen of voorstellen?

De sociale wetenschappen domineren het onderwijs. Ze meten en beschrijven ons gedrag, maar de uitkomst daarvan wordt vervolgens gebruikt alsof er onmogelijk van afgeweken kan worden. We hebben de sociale wetenschappen nodig om verder te komen. Wat als juist deze wetenschappen ons inzicht verschaft in ons handelen en daarmee het belang van de pedagogiek benadrukt? Meirieu’s stelling is dan ook:

“[Alleen de pedagogiek] geeft ons de sleutel om vooruitgang te boeken binnen de tegenstellingen die wij het hoofd moeten bieden.”

Wat is de noodzaak van pedagogiek? - Chapter 2

De moderne samenleving gelooft in de beginselen van de Verlichting maar wordt anderzijds bedreigd door een groeiende kloof tussen de sterken en de kwetsbaren (economisch, cultureel, genetisch). De hedendaagse mens wordt aangemoedigd alleen zijn directe impulsen na te streven.

De impulsiviteit als basis van onze ontwikkeling

Ieder kind doorstaat een fase waarin het niet begrijpt (en accepteert) dat zijn verlangens niet direct vervuld worden. Een onderwijzer zal hem moeten helpen deze impulsiviteit te beteugelen en wilskracht op te bouwen. De pedagogiek speelt hier een centrale rol.

Leraren en ouders weten als geen ander hoeveel energie het kost om weerstand te bieden aan de gril/hype en kinderen een ruimte te bieden waarin ze zich kunnen concentreren en ontwikkelen.

Dwang of motivatie?

Ons verlangen naar macht over de ander lijkt uitkomst te bieden. Met moderne middelen kunnen we iedere leerling normaliseren. Maar eigenlijk moeten we, zoals Socrates deed, ieder individu juist in staat stellen zichzelf te ontwikkelen. Het eigenlijke probleem is niet een algemeen dalend niveau, maar een gebrek aan focus en aandacht. Aandacht staat aan de basis van schoolsuccessen. Aandacht die verkregen kan worden door een omgeving te creëren waarin de leerling zich kan concentreren. De pedagogiek helpt hierbij.

Pedagogiek is essentieel

We moeten de leerling motiveren tot betrokkenheid en zijn aandacht focussen op het leerproces. Leren is een actieve bezigheid. Gezamenlijk werken aan iets groters, waarbij iedereen de mogelijkheid krijgt zich te ontwikkelen. Moet onderwijs een instituut zijn in dienst van de impulsgedreven economie, of moet het de samenleving juist voeden en richten op de toekomst? Is democratie wel mogelijk zonder pedagogiek? Opvoeding en onderwijs als fundament voor de democratie staan hier ter discussie: om deel te kunnen nemen aan een democratische samenleving heb je o.a. kennis, beheersing en tolerantie nodig.

De pedagogiek in het hart van de moderniteit? - Chapter 3

 

Iedereen heeft het recht op weten, ook zij die dat niet kunnen of willen. Dat vond Rousseau al en hebben Pestalozzi en Itard (omstreeks 1800) los van elkaar tot uitvoering gebracht. Met deze opvatting werd opvoeding en onderwijs (van voorrecht voor een kleine groep) een recht voor iedereen.

Wat is de impact van deze nieuwe opvatting?

Daarin schuilt wel een uitdaging: opvoeding is hiermee een zaak van de staat geworden. Iedereen moet worden aangemoedigd vrijwillig (uit eigen overtuiging, motivatie) deel te nemen aan een gedwongen activiteit (leerplicht) – de pedagogische paradox. Voorheen kon de onderwijzer de onwillige leerling nog negeren; tegenwoordig moet iedere leerling op één of andere manier slagen. Maar ja, hoe hem te onderwijzen die niet wil leren? Onze moderne samenleving heeft een Socrates nodig die het verlangen naar leren aanmoedigt bij alle toekomstige burgers. Pedagogen staan voor de uitzonderlijk moeilijke taak iedereen in staat te stellen tot het “weten”.

Wat zijn paradoxen in opvoeding en onderwijs? - Chapter 4

Een oppervlakkige blik op het werk van vroegere pedagogen doet lijken of ze niks met elkaar van doen hebben en werk zonder enig intellectueel belang hebben gedaan. Dat is niet zo.

Hoe helpen de ‘activerende methoden’ de pedagogiek?

Doelstelling en formalisering spelen een centrale rol in de ‘activerende methoden’ (leerlingen proberen iets bij te brengen met behulp van een gezamenlijke opdracht, zie ook hoofdstuk 7) maar lijken tegenstrijdig. De focus van pedagogen ligt vaak op het eerste: een complex gezamenlijk project om de leerling in beweging te krijgen. Het tweede punt, formalisering (het construeren/opdoen van kennis), wordt vaak gewoon aanwezig beschouwd. Door het gebrek aan aandacht daarvoor, is dat aspect minder effectief.

Onderwijs moet zo gestructureerd worden dat zo’n gezamenlijk project tevens leidt tot individuele ontwikkeling voor alle deelnemers. Kennis moet daarbij worden geformaliseerd middels ontdekking (verkrijgen van kennis over iets) en classificatie (groeperen van dingen of verschijnselen op basis van hun overeenkomsten).

De belangstelling van het kind ligt niet vanzelfsprekend in lijn met zijn belang (Decroly). We moeten daarom een situatie creëren waarin beide samengebracht worden. Aan de andere kant is de door volwassenen gedefinieerde ‘vooruitgang’ niet voor ieder kind gelijk.

Wat zijn goede pedagogische praktijken?

Opvoeding richt zich op domesticatie en emancipatie. Domesticatie (aanpassen aan een leven met anderen) om een kind voor te bereiden op de bestaande samenleving, en emancipatie door juist aan te sporen op de ontluikende vrijheid. Moeten we zijn vrijheid respecteren al voordat hij zelfstandig is? We kunnen deze tweede paradox – die op zijn beurt leidt tot discussies tot op het politieke niveau aan toe – ontstijgen. (Historische) pedagogen stellen dat beide tegelijkertijd kunnen plaatsvinden. Jacotot en Buisson’s methode hiervan is: de leerling een eigen leermethode laten bedenken (emancipatie) om zich te in te passen in de wereld om hem heen (domesticatie).

Hoe kunnen we kinderen opvoeden tot burger zonder praktijkoefening? - Chapter 5

 

Pedagogiek gaat over burgerschapsvorming. Een kind is dus nog geen burger (≈ volwassene). De vraag is dan ook: hoe kunnen we kinderen opvoeden tot burger zonder praktijkoefening (waarbij hem het kind-zijn wellicht te vroeg ontnomen wordt)?

Wat onderscheidt een kind van een volwassene?

Stel dat een kind wel als volwassene wordt gezien, dan mag hij zelf besluiten over wat hij leert. Hij kan echter niet zelf bepalen wat goed voor hem is. Er is dus een onderscheid tussen kinderen en volwassenen nodig. Deze maakt de opvoeding van kinderen mogelijk en geeft burgers hun macht. Het maakt niet uit waar deze lijn precies getrokken wordt: als hij er maar is.

Waar dient opvoeding voor?

Opvoeden tot burgerschap is volgens Gauchet echter niet goed. Onderwijs zou in combinatie met goede pedagogische praktijken zélf moeten bepalen wat het doel is – dus niet de maatschappij met zijn grillen of de nog oppervlakkige wil van het kind. Een kind heeft het recht zich tot burger te ontwikkelen maar kan daar niet zelf toe beslissen. Volwassenen hebben daarom de plicht zich als opvoeder op te werpen.

Hoe beïnvloedt het onderscheid de opvoeding?

Gauchet en Arend stellen de eerder genoemde grens bij het meerderjarig worden van een kind. Deze harde grens stelt echter dat je niet in je volwassenheid ‘groeit’, maar van de ene op de andere dag volwassen bent; in werkelijkheid gaat dat geleidelijk. Het kunnen oefenen en verkennen met een toenemende mate van vrijheid is fundamenteel voor de opvoeding. Pedagogen bedenken situaties waarin kinderen zowel leren wat volwassenen willen dat ze leren, als waarin ze hun vrijheid kunnen verruimen. Pedagogiek richt zich op oplossingen voor de spanning tussen het creëren van een beperkende situatie (leren wat volwassenen vinden dat er geleerd moet worden) en het verkennen van vrijheid.

Wat zijn de fundamenten van de pedagogiek? - Chapter 6

Pedagogiek stelt dat alle kinderen opvoedbaar zijn (= principe van opvoedbaarheid) maar daar niet toe gedwongen kunnen worden (= principe van vrijheid). Middels pedagogische dispositieven (manieren om kinderen zelf te motiveren om te leren wat volwassenen willen) wordt deze spanning aangepakt.

  • De twee principes verplichten ons om te denken over de overgang naar burgerschap.

    • Wanneer is een kind niet meer opvoedbaar?

  • Psychologie en didactiek (= leer van het onderwijzen) kunnen opvoedproblemen wel verzachten, maar de motivatie van een kind niet vervangen.

    • Medicatie en therapie helpen wel, maar mogen niet leidend zijn.

  • We worden zelfstandig doordat we leren om te leren. Dat proces en de uitkomst daarvan zijn voor iedereen anders.

  • Methode en inhoud bestaan niet zonder elkaar.

    • Een manier van uitleggen bevat per definitie inhoud.

  • Iedereen heeft hetzelfde uitgangspunt en dezelfde rechten.

    • Pedagogiek accepteert geen beperkingen (sociaal, cultureel, genetisch)

  • Niemand kan in zijn eentje leren. Onderwijs bestaat uit het verbinden van mensen via wat zij eerder al hebben gemaakt (dus: kennis, dingen, ideeën, etc.).

Door pedagogiek als paradigma (een stelsel van verschillende samenhangende modellen en theorieën waarmee we naar de werkelijkheid kijken en deze kunnen onderzoeken) te zien, geeft het de ruimte om nieuwe manieren van opvoeding te bedenken.

Hoe komt wederopbouw van het gezag tot stand? - Chapter 7

 

Jongeren van tegenwoordig negeren het gezag van volwassenen, maar laten zich wel in met ‘beïnvloeders’ (zoals sommige geestelijken, vloggers, etc.). Om gezag opnieuw bij de autoriteiten te krijgen, moet een opvoeder het kind de mogelijkheid geven om zich tegen hem af te zetten. Het streven van beïnvloeders is een gelijkvormigheid (iedereen dezelfde kleding, muzieksmaak, geloof, etc.), terwijl een opvoeder juist uniciteit aanmoedigt.

Wat is de crisis in de huidige samenleving?

Jongeren wijzen niet alleen de gebruikte methoden van opvoeding af, maar ook (en dat is nieuw) de onderliggende principes. Het feit dat opvoeders meer ervaring hebben wordt betwijfeld en (op basis van bijvoorbeeld het internet) vervolgens uit de weg gegaan. Jongeren handelen alsof het conflict de moeite niet loont.

Wat is het nieuwe gezag?

Deze verschuiving van gezag ontstaat uit eenzaamheid en een zoektocht naar identiteit. Ook zijn volwassenen niet meer in staat om een goede toekomst te beloven. ‘Beïnvloeders’ hebben gezag op basis van een streven naar uniformiteit en directe behoeftebevrediging. Ze roepen op tot nabootsing in plaats van gedrag dat anders is dan dat van de opvoeder. Imiteren en onmiddellijkheid zijn hierbij kernbegrippen, terwijl een samenleving juist behoefte heeft aan authentieke burgers: iedereen is anders en respecteert die verschillen.

Het risico van deze ontwikkeling is dat de samenleving – bestaande uit verschillende mensen met eigen opvattingen – dreigt te verdwijnen.

Waarom betwistbare autoriteiten zo belangrijk zijn

Jongeren moeten weerstand bieden aan invloeden van buitenaf en tegelijkertijd een gemeenschappelijk belang vaststellen en verdedigen. Ze moeten leren accepteren dat er al een wereld was voordat ze geboren werden, een wereld met mensen en dingen die al gemaakt zijn. Die wereld moeten ze leren kennen middels de experimentele methode (uitproberen, onderzoeken) en het brongerichte onderzoek (zoektocht onderliggende bron): alle vormen van kennis en bronnen moeten worden bevraagd, onderzocht en gecontroleerd.

De opvoeder moet de jongere helpen bij het uitstellen van een behoefte. Een kind heeft het recht op kritiek, maar moet de tijd nemen om hierop te reflecteren. Alleen zo kunnen verschillende mensen samenleven. De opvoeder moet hiervoor groepen vormen waarin een gemeenschappelijk belang voorop staat en waarin juist de onderlinge verschillen de mogelijkheid bieden om dat belang na te streven.

Wat kan de rol van het project in onderwijs zijn?

In het project worden de twee voorwaarden om burger te kunnen worden samengebracht. Het is een methode die verbindt en emancipeert: een kind kan zich in een project zowel individueel als binnen een groep ontwikkelen. Het project verschilt van een uniforme groep op de volgende punten:

Het project

De uniforme groep

Biedt perspectief op een toekomst die vooraf niet te overzien is.

Moedigt niet aan tot eigen ontwikkeling

Accepteert verschillen, maakt het onbekende je eigen

Schakel het onbegrepene uit; verstoot het

De regels beschermen iedereen

De regels zijn willekeurig & bepalen onder andere wie er wel en niet bij een groep horen

Je kunt autoriteit opbouwen door ergens goed in te zijn. Zo’n autoriteit helpt de groep verder.

De autoriteit is nergens echt bekwaam in, maar de rest volgt desondanks

Biedt plaats voor iedereen: verschillende mensen in verschillende rollen. Daarmee komen zij met elkaar in aanraking. Dat leidt tot onverwachte nieuwe ideeën.

Streeft naar zoveel mogelijk eenheid/uniformiteit

Geeft een gemeenschappelijk doel en stelt de spanning tussen individualiteit en collectiviteit aan de kaak (wanneer is iets collectief, en wanneer niet meer?)

Valt terug op eigenbelang en voortbestaan

We hebben een clinamen (spontane en onzichtbare afbuiging van atomen (Lucretius; in deze context bedoelen we spontane, onverwachte ontmoetingen)) nodig om eenzaamheid en uniformiteit te doorbreken. Het project geeft daar de ruimte voor. Sterker nog: de huidige gezagscrisis zou juist een kans kunnen zijn om deze principes een kans te geven.

Wat is het belang van de benadering van de leerling als subject in het onderwijs? - Chapter 8

 

Om de huidige trend van infantilisering (waarbij eigenlijk iedereen wordt aangemoedigd om zijn impulsen direct na te streven) te doorbreken moeten we de leerling benaderen als subject. De volgende kenmerken zijn er om de pedagogische prestaties (los van de puur meetbare dingen als tentamens en opdrachten) op school te verbeteren:

Wat de leerling moet kunnen

Hoe wij daarbij kunnen helpen

Accepteren dat in een groep niet iedereen gelijk is. Zijn eigen kennis & mening aanscherpen op basis van andermans standpunten.

Hem in verschillende rollen plaatsen en laten samenwerken.

Zijn directe impulsen beheersen

Hem tonen wat het oplevert als je afstand neemt en niet direct overgaat tot actie.

Zijn verlangen om dingen te weten omzetten in de wil om te leren

Hem veeleisende projecten bieden waarin hij problemen moet oplossen en daardoor leert

Het onderscheid zien tussen dat wat hij doet en wat hij ervan zou moeten leren

Regelmatig de volgende vragen stellen: “Wat heb je gedaan?”, “Wat heb je geleerd? “ en “Wat kun je ermee?”

Concentreren op één activiteit

Hem uitdagen met kunstvakken (muziek, schilderen, …), fysieke opdrachten (gym) of wetenschap (voorbereiden onderzoek, etc.)

Zich niet onderwerpen aan een persoon, groep of ding. Voor zichzelf denken.

Hem een veilige omgeving bieden om verschillende mensen en culturen te verkennen

Onderscheid zien tussen ‘weten’ en ‘geloven’ (zelfs als volwassene weet je nooit alles, dus blijft er een stuk over om in te geloven)

De school biedt een plek om zichzelf te onderzoeken. Iedereen in de groep mag zijn hypotheses uiten en toetsen.

Oprechte interne motivatie tonen om altijd het beste resultaat te leveren

Ook onze kennis en manier van overdracht ter discussie stellen.

In ieder mens zit mindere of meerdere mate een dier. De leerling moet leren beschaafd te blijven

Manieren bieden om zijn energie en eventueel onderliggende verlangens kwijt te kunnen. O.a. door kunst, wetenschap of sport.

De school moet weerstand blijven bieden aan de maatschappij. Alleen zo kan zij een losse instelling blijven met eigen normen en waarden. Het moet een bijzondere plek zijn waar in vrijheid en veiligheid geleerd kan worden, onder andere door de bovenstaande praktijken toe te passen. Op school moet een leerling omgesmeed worden tot ‘vrij subject die in staat is om onderdeel te zijn en deel te nemen aan een democratische samenleving’.

Wat zijn gevolgen van classificatie binnen de pedagogiek? - Chapter 9

 

De moderne samenleving lijdt aan classificatie, hokjesdenken.

Wat is het gevaar van classificatie?

Met classificatie komt verantwoordelijkheid. Het risico is dat we gaan denken dat opvoeding geen invloed heeft op de toekomst van het kind (dat wellicht al bij de geboorte al vastligt), kortom: fatalistisch. In de geschiedenis zijn genoeg voorbeelden te vinden waarin men probeerde al vroeg vast te stellen waartoe het kind in staat was. Huth (1928-1945) bijvoorbeeld probeerde kinderen al te classificeren op basis van ‘wetenschappelijk’ onderzoek. The right man at the right place vanaf dag 1. Het probleem is dat achteraf vastgestelde correlaties zeker geen causaal verband hoeven zijn. Daarvan kun je dus al helemaal geen adviezen afleiden.

Wat is de invloed van classificaties?

Classificaties zijn generalisaties. Als je een classificatie nader gaat onderzoeken, zal deze altijd weer uiteenvallen in kleinere groepen. Zo bezien bestaat de groep ‘luiaards’ niet (deze viel bij onderzoek van Binet o.a. uiteen in de groepen: ‘doof’, ‘ondervoed’, ‘ondergestimuleerd’, etc.). Snelle diagnoses en oplossingen middels medicijnen zijn daarom ongewenst. Op deze manier bedreigt de geneeskunde de pedagogiek. Natuurlijk kan het wel ziektes genezen en lijden verlichten, maar de pedagogiek kijkt breder (niet naar 1 kwaal maar naar een palet aan eigenschappen) en verder (naar de toekomst in plaats van het verleden).

Makarenko schreef in 1924 over zijn praktijk waarin hij kinderen opnam met een criminele achtergrond. In zijn praktijk keek hij juist niet naar hun achtergronden, en boekte daar groot succes mee in de ‘heropvoeding’ van deze delinquenten. Dat toont dat het contraproductief of zelfs slopend kan zijn om iemand continu op zijn eerdere fouten te blijven wijzen: het beperkt een kind in zijn opvoeding. Zie ook hoofdstuk 6 (ieder kind moet gelijk behandeld worden).

En ook de opvoeder voelt zich alsof hij geen invloed heeft in de opvoeding: als hij geen succes heeft in zijn opvoeding lijkt het te komen door een verkeerde diagnose of verkeerd medicijn. Het gevolg is fatalisme en het optreden van een verwachtingseffect (of pygmalioneffect, waarbij iemand gaat voldoen aan zijn opgelegde classificatie). Wat we zouden moeten doen is zoeken naar manieren om de ‘luiaard’ wél gemotiveerd te krijgen.

Mogen we classificeren?

Alleen pedagogen die hun eigen classificaties voortdurend bevragen mogen er gebruik van maken. Om fatalisme of het verwachtingseffect te voorkomen, moeten eventuele indelingen altijd tijdelijk zijn. Verkeerde indelingen die ook nog permanent zijn kunnen burn-outs (overschatting) en bore-outs (onderschatting) tot gevolg hebben.

Wat kan de pedagoog doen?

De pedagogiek kan het fatalisme bestrijden en moet zorgen dat opvoeding een werkelijke betekenis blijft houden. Pedagogen zijn nodig om een omgeving te construeren waarin een leerling zijn vrijheid kan verkennen (zie ook Hoe kunnen we kinderen opvoeden tot burger zonder praktijkoefening? - CH.5 en Wat is het belang van de benadering van de leerling als subject in het onderwijs? - CH.8).

Wat is het belang van het wederopbouwen van 'de school'? - Chapter 10

 

We moeten een goed alternatief bieden voor de huidige school. Een school waarin de leraar geen gezag meer lijkt te hebben, en waar de leerlingen zich meer laten leiden door beïnvloeders dan autoriteiten. Een simpele hervorming is niet genoeg; de school moet opnieuw uitgevonden worden.

Hoe kunnen we de leerling helpen?

De hedendaagse leerling weet niet wat er van hem verwacht wordt. Samen met sterkere afleidingen dan ooit (digitale media, beïnvloeders) worden ze onrustig. De school moet een veilige plek zijn waar diversiteit (van culturen, persoonlijke eigenschappen, …) en verkenning en vorming van vrijheid (emancipatie en autonomie) centraal staan. Daar moet een haalbaar plan voor worden bedacht. De pedagogiek geeft ons hiervoor de handvatten om het oude vertrouwde (strenger straffen, grote uniforme klassen, losse vakken) los te laten ten behoeve van projectgebaseerd werken.

Hoe kan een nieuw schoolgebouw daarbij helpen?

Ook het schoolgebouw moet hierop worden aangepast. Verschillende ruimtes met verschillende functies moeten worden ingericht. Deze functie moet duidelijk herkenbaar zijn op basis van inrichting en instructie (zoals we nu al een gymzaal of aula hebben). Lerarenkamers moeten verspreid door het gebouw liggen om natuurlijke interactie te bevorderen. Leerlingen zullen zich zo beter thuis voelen en uitgedaagd worden, en als vanzelf betere begeleiding krijgen.

Wat is een goede groepsindeling?

In groepen van 60 tot 100 leerlingen samen met een aantal begeleidende volwassenen is een dynamiek te creëren van verantwoordelijkheid (de groep heeft autonomie), continuïteit (een vaste groep geeft de mogelijkheid om elkaar te leren waarderen en vertrouwen) en structuur (dezelfde docenten en passende rituelen geeft zekerheid). Om dit te bereiken, streeft de pedagogiek naar samenwerking tussen de architect van het schoolgebouw, de ouders, de leraren én de leerlingen.

Hoe weerstand bieden in de dagelijkse praktijk om een onderwijsrevolutie te bevorderen? - Chapter 11

 

Conclusie

We moeten weerstand bieden aan alles dat verdeelt. Een democratische samenleving is een plek waarin verschillende mensen in vrijheid en met vrijheid van meningsuiting samen kunnen leven. Een goed functionerende school is een noodzakelijke voorwaarde voor een goed functionerende democratie (zie Wat is de noodzaak van pedagogiek? - CH.2). De leerling heeft kennis nodig om de wereld te begrijpen en respecteren: kennis van culturen, wetenschap, samenwerken… Hij moet zijn eigen gedrag en kennis kunnen onderzoeken en beoordelen. De pedagogiek geeft de burgers van morgen deze handvatten.

Slot: Om vandaag en morgen weerstand te bieden

Welke hervormingen zijn nodig om een democratische school op te bouwen?

  1. Ieder kind heeft recht op opvoeding. Daarvoor is een veilige omgeving nodig waarin dat aangemoedigd wordt;

  2. De huidige vakkenstructuur moet worden losgelaten. Een individuele benadering biedt iedere leerling de mogelijkheid op eigen tempo en volgens eigen methode te leren;

  3. Leraren moeten de ruimte krijgen om hun pedagogiek doorlopend te verbeteren (o.a. door betere verlofregelingen, continue begeleiding en het werken in teams);

  4. Onderwijs moet een leerlingen leren leren. Alleen informatie overdragen is niet voldoende;

  5. Onderwijs moet beter op elkaar afgestemd worden: door middel van werken aan projecten in grotere groepen met teams van leraren worden leerlingen uitgedaagd maximaal te presteren.

  6. Leerlingen moeten de ruimte krijgen om mensen te ontmoeten die anders zijn dan zijzelf: anders in cultuur, interesse en competenties.

  7. De keuze voor onderwijsrichting moet verlaat worden. Leerlingen moeten de kans krijgen om (minstens 1 jaar) uit te vinden waartussen ze kunnen kiezen.

  8. De school moet het ‘huis van al het leren’ worden en daarmee diversiteit en doorleren bevorderen. Verschillende culturen en leeftijden zullen er doorlopend samen blijven komen.

  9. Ouders moeten ook een stem krijgen. Niet in hoe leraren lesgeven maar wel in wat ze nastreven.

  10. De overheid moet dit faciliteren: gelijke normen en waarden garanderen voor iedereen.

Deze tien hervormingen samen maken een revolutie van ons onderwijs mogelijk en bieden daarmee de burger van de toekomst kennis en kunde om de democratie veilig te stellen.

Wat zijn de belangen van pedagogen en antipedagogen? - Chapter 12

 

Een interview van de vertaler van het boek met de oorspronkelijke schrijver.

Wat is een pedagoog?

Een pedagoog probeert theorie en praktijk samen te brengen. Mensen die alleen nadenken over pedagogiek zijn onderwijsfilosofen. Er wordt vaak neergekeken op pedagogen omdat ze van veel disciplines maar weinig weten.

Is Meirieu pedagoog of filosoof?

Meirieu is pedagoog. Door theorie en praktijk samen te voegen probeert hij een betere pedagoog te zijn.

Wat is pedagogisme?

Een neerbuigende term voor de pedagogiek, bedacht door antipedagogen.

Wat is de kritiek van antipedagogen?

Antipedagogen vinden pedagogen ‘pedagoochelaars’, het pedagogisme beoefenend. Ze doelen daarbij bijvoorbeeld het mengen van rap met Shakespeare of Pythagoras met gokken in casino’s. Ze zouden leerlingen volledige vrijheid geven om te bepalen wat (en of!) ze willen leren.

Pedagogiek is echter niks van dat alles en zoekt naar begeleiding en projecten om leerlingen zo goed mogelijk op te leiden en op te voeden. Antipedagogen zijn dan ook een gevaar voor de democratie (zie Wat is de noodzaak van pedagogiek? - CH.2). Pedagogen vinden dat alles via cultuur onderwezen moet worden. Alle jongeren hebben daarom recht op de experimentele, brongerichte en creatieve benadering (zie Hoe komt wederopbouw van het gezag tot stand? - CH.7).

Verliest de leraar zijn gezag daar niet door?

Nee! Er is gewoon te weinig geluisterd naar de pedagogiek. Gezag vroeger lag in discipline en blind vertrouwen. Om tegenwoordig nog effectief te zijn moet het zitten in het kind zelf in de positie te brengen om kennis te op te bouwen, in zijn hoofd. Dat is lastig voor leraren, aangezien ze daar niet goed voor worden opgeleid.

Welke spanning staat aan de basis van de pedagogiek?

De verdeeldheid tussen pedagogen en antipedagogen. Daarbij: pedagogiek heeft geen ultiem antwoord op alle vragen. De pedagoog gaat daarvoor op onderzoek en probeert er het beste van te maken. Hierbij vormt hij de schakel tussen verschillende disciplines (biologie, geneeskunde, natuurkunde, etc.). Het probeert samenhang de brengen in deze verschillende domeinen. Het gaat om het vinden van balans tussen axiologie (=doeleinden van het onderwijs), praxeologie (= instrumenten en methoden) en wetenschap (die verschillende domeinen). In het opleiden van leraren moet er rekening gehouden worden dat pedagogiek een vak is, waarbij niet alleen rauwe kennis maar ook cultuur een rol speelt. Dat aspect wordt tegenwoordig vaak vergeten.

Wat denkt Meirieu van de toekomst van de pedagogiek?

Pedagogiek moet de huidige situatie niet voor lief nemen. Onderwijsmethoden moeten worden bevraagd en aangescherpt. Pedagogiek is noodzakelijk om weerstand te bieden aan de trends in de samenleving (onder andere toenemende medicalisatie, zie Wat zijn gevolgen van classificatie binnen de pedagogiek? - CH.9).

BulletPoint samenvatting van De plicht om weerstand te bieden - Meirieu

Wat is de geschiedenis van opvoeden en onderwijzen? - CH.1

  • Mythologie biedt ook nu nog inzicht in de werking van de mens.

  • De mythe van Kronos helpt ons een plek te vinden tussen de oude en nieuwe generaties.

  • De mythe van Gaia helpt ons onze angsten van loslaten en opgroeien te overwinnen.

  • Socrates stelt dat de leerling zelf moet willen leren. Wij kunnen hem alleen begeleiden.

  • Dat soort bronnen worden (onterecht) vervangen voor wetenschappelijke methoden.

  • Sociale wetenschappen beschrijven gedrag, en gedrag is per definitie veranderlijk.

  • Sociale wetenschappen kunnen een goede bron van informatie zijn voor de pedagogiek.

Wat is de noodzaak van pedagogiek? - CH.2

  • In de huidige economie wordt de consument verleid zijn impulsen niet te bedwingen.

  • Ieder kind maakt zo’n fase door, maar zal deze door opvoeding de baas moeten worden.

  • Die combinatie maakt onderwijzen moeilijk.

  • Een mogelijke (maar slechte) oplossing is strenger straffen.

  • De pedagogiek is wel de oplossing (uitdagend onderwijs om motivatie en leren te bevorderen).

  • De samenleving kan alleen gered worden met behulp van goede pedagogische praktijken.

De pedagogiek in het hart van de moderniteit? - CH.3

  • Onderwijs (en bijbehorende) kennis is tegenwoordig een recht voor iedereen.

  • De pedagogische paradox: iedereen neemt in vrijheid deel aan een verplichte activiteit.

  • Hoe hen te onderwijzen die niet willen leren?

  • Pedagogen proberen deze paradox te tackelen.

Wat zijn paradoxen in opvoeding en onderwijs? - CH.4

  • Er zijn spanningen tussen:

    • Doelstelling (wat moet er geleerd worden) en formalisering (hoe leert de leerling).

    • Het belang van het kind en waar zijn belangstelling ligt. Pedagogen proberen die te combineren.

    • Domesticatie (aanpassen aan een samenleving) en emancipatie (autonomie opbouwen)

  • Deze paradoxen zijn juist zinvol: ze bieden pedagogen ruimte tot eigen invulling van pedagogische praktijken.

Hoe kunnen we kinderen opvoeden tot burger zonder praktijkoefening? - CH.5

  • Een kind is nog geen burger.

  • School is er niet voor vorming van burgerschap.

  • Er is onderscheid tussen kind en volwassene.

  • Een harde grens belemmert opgroeien (dat per definitie geleidelijk gaat).

  • Volwassenen kunnen niet meer worden opgevoed.

  • Pedagogen begeleiden het kind in zijn emancipatie.

Wat zijn de fundamenten van de pedagogiek? - CH.6

  • Iedereen heeft recht op onderwijs, maar niemand kan daartoe gedwongen worden.

  • Pedagogische praktijken motiveren de leerling om uit eigen beweging te leren.

  • Pedagogiek is een paradigma waarbinnen gezocht wordt naar manieren om de tegenstelling tussen opvoedbaarheid en vrijheid het hoofd te bieden.

Hoe komt wederopbouw van het gezag tot stand? - CH.7

  • Jongeren negeren het gezag van autoriteiten, maar luisteren alleen nog naar ‘beïnvloeders’.

  • Beïnvloeders hebben geen gezag door hun bekwaamheid maar door hun streven naar uniformiteit.

  • Jongeren onderwerpen zich aan beïnvloeders vanwege eenzaamheid en een gebrek aan toekomst.

  • Opvoeders moeten handvatten bieden om hun gezag te betwisten.

  • Jongeren moeten zelfstandig en binnen een groep kunnen zijn en handelen.

  • Opvoeders helpen om impulsen uit te stellen of middels reflectie te verfijnen.

  • ‘Het project’ brengt dat samen en helpt tegen de dreigende uniformiteit.

  • Samenwerken met verschillende mensen en in verschillende rollen helpt het kind aan onverwachte ontmoetingen, begrip en tolerantie.

Wat is het belang van de benadering van de leerling als subject in het onderwijs? - CH.8

  • Een mens is meer dan zijn impulsen. Pedagogiek biedt daar weerstand tegen.

  • Een leerling is in staat om:

    • Niet altijd het centrum te willen zijn;

    • Zijn impulsen te beheersen;

    • Te willen leren;

    • Te weten dat wat hij doet is om iets te leren;

    • Te luisteren naar anderen en daar eventueel wat mee te doen;

    • Zich te concentreren op één taak;

    • Autonoom te zijn;

    • Dat wat hij weet en dat wat hij gelooft te onderscheiden;

    • Altijd te streven naar het beste resultaat.

  • De school is een plek waar kinderen gevormd worden voor de democratische samenleving.

Wat zijn gevolgen van classificatie binnen de pedagogiek? - CH.9

  • Classificatie heeft verstrekkende gevolgen – o.a. fatalisme.

  • Snelle diagnoses als onderdeel van het medisch paradigma zijn problematisch.

  • ‘The right man at the right place’ heeft lang onderzoeken gedreven om kinderen zo vroeg mogelijk voor te sorteren.

  • Als je classificaties gebruikt, moeten je ze altijd blijven bevragen. Ze zijn ook altijd tijdelijk.

  • Als je classificaties nader onderzoekt zal je altijd subgroepen vinden.

Wat is het belang van het wederopbouwen van 'de school'? - CH.10

  • De school moet opnieuw opgebouwd worden: zowel het gebouw als de groepsamenstelling, als ook de manier waarop lesgegeven wordt:

    • Lokalen moeten eigen doelen hebben. Lerarenkamers moeten verspreid door de school liggen.

    • Klassen moeten groter (60-100 man) met een aantal volwassenen als docent.

    • Binnen die groep moeten een docent meer vrijheid en verantwoordelijkheid krijgen.

Hoe weerstand bieden in de dagelijkse praktijk om een onderwijsrevolutie te bevorderen? - CH.11

  • De school is er voor iedereen.

  • De school moet een autonoom instituut blijven (en niet een speelbal van het consumentisme worden).

  • Het is een veilige plek om in vrijheid te leren, emanciperen, luisteren naar anderen en reflecteren.

Tien benodigde hervormingen voor een onderwijsrevolutie:

  • Ieder kind heeft recht op opvoeding.

  • Onderwijs moet zich organiseren rond het individu, niet rond traditionele vakken.

  • In een groep moet iedereen gezamenlijk zijn doelen behalen.

  • Onderwijs moet zich richten op het leren leren (ipv alleen kennisoverdracht).

  • Heterogene, autonome onderwijseenheden (‘het project’) bevorderen dynamiek: ontmoetingen en uitwisseling van kennis en ervaring.

  • Leerlingen kunnen eerst de keuzes verkennen alvorens een opleidingsrichting te kiezen.

  • Je bent nooit uitgeleerd. De school speelt daarop in door naar individuele behoeften te kijken en rekening te houden met onderlinge verschillen.

  • Ouders moeten meer te zeggen krijgen over de richting van het onderwijs.

  • De staat moet dit alles faciliteren.

Supersamenvatting

Kinderen moeten leren weerstand te bieden aan hun impulsen, autonoom te worden, en inzicht krijgen in de standpunten van anderen. Dat is lastig, want: hoe hen te onderwijzen die niet willen (gebrek aan motivatie) of kunnen leren? Pedagogiek biedt een paradigma om dat te bezweren. Een handige praktijk daarvoor is het project: een methode om zowel individueel als in groepsverband te leren. Onderwijs moet fundamenteel wijzigen (andere gebouw- en groepsindeling, en meer vrijheid voor docenten) en een autonoom instituut blijven (ipv zich vormen naar de grillen van de samenleving) om kinderen adequaat op te voeden en op te leiden.

Page access
Public
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Vintage Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering