Samenvatting Networking Futures (Juris)

Deze Samenvatting bij Networking Futures (Juris) is geschreven in 2014

Introductie: de culturele logica van netwerken

Dit boek verkent nieuwe normen, vormen en technologieën binnen activisme tegen bedrijfsglobalisering gevestigd in Barcelona. Deze bewegingen tegen bedrijfsglobalisering gaan gepaard met een toenemende samenkomst van netwerktechnologieën, organisatievormen en politieke normen. Activisten reageren niet alleen op de groeiende armoede, ongelijkheid en vernietiging van het milieu, ze creëren ook sociale laboratoria voor de productie van alternatieve democratische waarden, discoursen, en praktijken.

Juris kwam in 2001 in Barcelona aan om een etnografisch onderzoek naar een activistisch netwerk te leiden. Toen de WTO vergaderingen uitgesteld werden en een enorme politierel uitbrak wist hij dat er iets groots aan het gebeuren was. Juris besloot het opkomende globale activisme tegen bedrijfsglobalisering te onderzoeken. In de jaren die volgden, werd dit fenomeen verspreid over de wereld door de digitale technologieën die communicatie tussen activisten in verschillende landen mogelijk maakte. Honderden duizenden demonstranten werden gemobiliseerd, “constitutional counterpublics” (Olesen 2005) vormden voor de verspreiding van alternatieve informatie. Opkomende netwerken veranderden de manier hoe ‘grassroots’-bewegingen zich organiseren en inspireerden tot nieuwe ideeën die directe democratische modellen van sociale, economische en politieke organisatie afstemden op lokale, regionale en globale schaal.

Het digitale netwerk werd voor Juris zijn toegang tot het veld. Zijn originele idee was om transnationaal activisme te onderzoeken door middel van etnografisch veldwerk met behulp van mensen die betrokken waren bij verschillende organisaties. Eenmaal ter plekke liep hij echter aan tegen een complex web van overlappende politieke ruimten en was het moeilijk te zeggen wie verantwoordelijk was voor wat en bij welke organisatie hoorde. “The same people are in the center, but the networks keep changing around them”. Juris kwam tot de conclusie dat hij beter kon kijken naar de manier waarop deze netwerken werden gevormd. De huidige netwerken van activisten zijn veranderlijk, niet in vaste structuren vast te leggen. Het nieuwe doel van Juris werd een etnografisch onderzoek naar transnationale netwerkpraktijken en de culturele logica die gevormd wordt door de voortdurende interactie met nieuwe digitale technologieën. Wat is de culturele logica van netwerken, hoe wordt het verspreid, en wat voor weerstand lokt het uit? Hoe vormen onenigheden over discourse, identiteit, strategieën en tactieken, alternatieve netwerken binnen bredere “movement fields” (Ray 1999)? Hoe worden activistennetwerken belichaamd tijdens grote acties en in hoeverre maken zij nieuwe onenigheden zichtbaar? Hoe wordt netwerklogica uitgedrukt door experimenten met nieuwe digitale technologieën? En wat zijn de linken tussen activistische netwerken, politieke verandering en sociale transformatie?

Antiglobalisering is niet een perfecte term voor een beweging die zelf internationaal is, communiceert door globale communicatienetwerken en waarvan de deelnemers de hele wereld over reizen om protesten en bijeenkomsten bij te wonen. De meeste activisten zijn ook niet tegen globalisering in haar geheel, maar tegen bedrijfsglobalisering: de uitbreiding van de macht van het bedrijfsleven over de hele wereld die de lokale gemeenschappen, de democratie en het milieu ondermijnt. Om deze beweging te begrijpen moeten worden gekeken naar de manier hoe globalisering opereert op verschillende niveaus.

In de breedste zin van het woord verwijst globalisering naar een radicale herindeling van tijd en ruimte, een multidimensionaal proces dat economische, sociale, culturele en politieke aspecten omvat. Globalisering creëert complexe stromen van kapitaal, goederen en mensen die los komen te staan van grenzen. Tegelijkertijd speelt globalisering ook “a key role in defining and delimiting the terrain of practical action and the formation of political identities, thereby actively shaping the very processes they purport to describe” (Hart 2002, 12). Aan de andere kant zorgt globalisering ook voor metonymische linken tussen verschillende onenigheden. Globalisering kan ook worden opgevat als een concreet politiek en economisch project dat vastgesteld wordt door regeringen, bedrijven en financiële elites. Bedrijfsglobalisering of neoliberalisme verwijst naar een vrije markt beleid: de Washington Consensus. Neoliberale projecten hebben het binnendringen van kapitalisme van bedrijven door de ruimte vergemakkelijkt, waardoor nieuwe gebieden in de mondiale productie, consumptie en arbeid circuits worden toegevoegd, terwijl gezondheidszorg, onderwijs, milieu, en zelfs het leven zelf vercommercialiseren. De resultaten zijn verschrikkelijk: groeiende armoede, ongelijkheid, sociale misplaatsing en ecologische vernietiging binnen en tussen ontwikkelende en geïndustrialiseerde werelden. Joseph Stiglitz (2002): “Until protestors came along there was little hope for change and no outlets for complaint. … It is the trade unionists, students, and environmentalists – ordinary citizens- marching in the streets of Prague, Seattle, Washington, and Genua who have put the need for reform on the agenda of the developed world” (9).

Dit boek gaat niet over de politiek achter globalisering, maar het onderzoekt de opkomende vormen van organisatie onder bewegingen die tegen de bedrijfsglobalisering zijn, vooral gezien in het licht van recente sociale, economische en technologische transformaties. Terwijl de activisten proberen de huidige politieke debatten te beïnvloeden zijn ze ook bezig met het experimenteren met nieuwe organisatorische en technologische praktijken.

De logica van netwerken brengt een ingebedde en belichaamde set van sociale en culturele bepalingen met zich mee die actoren richten tot (1) de bouw van horizontale banden en connecties tussen diverse autonome elementen, (2) de vrije en open circulatie van informatie, (3) samenwerking door een gedecentraliseerde coördinatie en op consensus gebaseerde besluitvorming en (4) zelfgestuurde netwerken.

Juris betoogt dat bewegingen tegen bedrijfsglobalisering een groeiende samenvloeiing tussen netwerken als computerondersteunde infrastructuur (technologie), netwerken als organisatiestructuren (vorm) en netwerken als politiek model (norm) omvatten, bemiddeld door concrete activistenpraktijken.

 

Computerondersteunde sociale bewegingen. Computernetwerken verschaffen de technologische infrastructuur voor de werking van huidige transnationale bewegingen.

 

Internet verspreidt informatie snel en omzeilt hiërarchieën, maar heeft ook enkele nadelen als communicatiemiddel. Sites raken al snel doordrongen met irrelevante berichten en nuances raken verloren door het gebrek aan fysiek contact en interactie. Ook kan er door de hoge onpersoonlijkheid van de lijsten die rondgestuurd worden een boosheid ontstaan bij de ontvanger die leiden tot verhitte discussies. Activisten maken gebruik van elektronische Listservs, interactieve websites, forums, tijdelijke websites met informatie over een mobilisatie, chatrooms etcetera.

 

Op netwerk gebaseerde organisatievormen. Sociale bewegingen zijn complexe velden met interne verschillen. Problemen binnen het bewegingsnetwerk vormen hoe de netwerken opkomen, ontwikkelen en hoe ze in verband staan met een breder bewegingsveld. Culturele problemen omvatten ideologie (antiglobalisering tegenover antikapitalisme), strategieën (summit hopping tegenover duurzame organisatie), tactieken (geweld tegenover geen geweld), organisatievorm (structuur tegenover structuurloos) en besluitvorming (consensus tegenover stemmen). Juris ziet dit als de culturele politiek van netwerken, de kenmerken van de beweging tegen bedrijfsglobalisering.

 

Netwerken als opkomend ideaal. Het uitbreiden en veranderen van netwerken is meer dan een concreet organisatorische doelstelling, het is ook een hoog gewaardeerd politiek doel. De zelf geproduceerde en zelfbeheerde netwerken worden een wijdverspreid cultureel ideaal, niet alleen een effectief model van politieke organisatie biedend maar ook een model om de samenleving in haar geheel te reorganiseren. De dominante bezieling hierachter kan gedefinieerd worden als anarchistisch of zoals activisten in Barcelona het noemen: libertair. Klassieke anarchistische principes als autonomie, zelfbeheer, federaties, directe actie en directe democratie behoren tot de meest belangrijke waarden van de radicalen. Deze radicalen identificeren zichzelf steeds meer als antikapitalistisch, antiautoritair of links-libertair.

 

Netwerken zijn niet per definitie democratisch of egalitair en ze kunnen gebruikt worden voor uiteenlopende doeleinden. Hun structuur doet echter wel denken aan een potentiële affiniteit met egalitaire waarden – waaronder hiërarchieën, horizontale relaties en gedecentraliseerde coördinatie – die activisten terugbrengen tot netwerktechnologieën en vormen. Wat veel activisten nu “horizontalism” noemen, kan het best opgevat worden als een richtvisie, niet een waarneembaar iets.

 

Antropologen hebben verschillende technieken voorgesteld om etnografie bruikbaar te maken voor activisten. Militante etnografie, zoals Juris het noemt, kan activisten helpen om hun eigen etnografische onderzoek uit te voeren en omvat drie met elkaar verbonden modi: (1) collectieve reflectie en visualisatie van praktijken, logica en opkomende culturele en politieke modellen van bewegingen, (2) collectieve analyse van bredere sociale processen en machtrelaties die strategische en tactische besluitvorming beïnvloeden; en (3) collectieve etnografische reflectie over diverse bewegingsnetwerken, hoe ze op elkaar inwerken en hoe ze beter betrekking zouden kunnen hebben tot kiesgroepen. Alle drie de niveaus omvatten betrokken, praktijkgericht en politiek geëngageerd onderzoek dat uitgevoerd wordt in de horizontale samenwerking met sociale bewegingen.

 

 

1. Het Seattle Effect

 

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de bewegingen tegen bedrijfsglobalisering, hun opkomst als transnationaal fenomeen onderzoekend en hun definiërende karakteristieken analyserend.

 

29 november 1999, Seattle, een groot protest tegen de World Trade Organization. Een actie gecoördineerd door een samenwerking tussen verschillende in Seattle gevestigde activistengroeperingen, genaamd Direct Action Network (DAN). De strategie ging uit van een geweldloze burgerlijke ongehoorzaamheid en werd geuit in onder andere blokkades. De besluitvorming was gebaseerd op overeenstemming en de groepsstructuur bestond uit kleinere autonome groepen van 10 tot 15 activisten die grotere clusters vormden en organiseerden door ‘spokecouncil’ vergaderingen. Deze gedecentraliseerde strategie wordt door Arquilla en Ronfeldt (2001) beschreven als “swarming”. Voordat het protest begon organiseerden de activisten verschillende publiekvoorlichtingsevenementen die zich richtten op zaken als militarisering, ontwikkeling, gezondheid, het milieu, democratie, vrouwenrechten, soevereiniteit, agricultuur en biotechnologie. Verschillende groeperingen van activisten deden mee in het protest. Zo waren er activisten voor wereldsolidariteit, milieuactivisten, vrouwennetwerken, inheemse activisten en boeren uit Zuid-Azië en Latijns-Amerika en “Black Bloc” (een militante, meer gewelddadige groepering). Alles werd vastgelegd door Indymedia, opgericht door media activisten.

 

Hoewel het WTO protest in Seattle veel omstanders verraste, was er door de activisten jaren van organisatie aan vooraf gegaan. De “antiglobalization movement” is eigenlijk een opeenhoping van netwerken, praktijken en ideeën die samen zijn gekomen om zich te verzetten tegen een bepaald model van economische, sociale en politieke organisatie. Dit werd mogelijk gemaakt door de opkomst van horizontale netwerken, gebonden aan de opkomst van het informatieve kapitalisme. Een kort historisch overzicht van de diverse wortels van activisme tegen bedrijfsglobalisering kan helpen om licht te werpen op de wijze waarop alternatieve politieke normen, vormen en praktijken interactie hadden in een context van snelle sociale, politieke en technologische veranderingen.

 

De verspreiding van structurele aanpassing in de jaren 1970 en 1980 leidde tot een explosie van volksprotest in het Zuiden (zie Walton en Seddon 1994). Twee derde van deze protesten vonden plaats in Latijns-Amerika, die snel toenamen tot 1985 en stabiel bleven in de jaren negentig (106-7). Zoals Walton en Shefner (1994) suggereren, “Before long, it was clear that the new phenomenon was an international protest wave – a recurring form consisting of large collective actions in opposition to state economic measures that stem from international pressures and aim at domestic market reforms to reduce foreign debt” (107). Grassroots inheemse en boerenbewegingen zijn ook opgekomen in de jaren 1980 om tegen grote bedreigingen van mijnbouw en oliewinning, privatisering, infrastructuurprojecten van de Wereldbank, en genetisch gemodificeerde levensmiddelen op te komen. Anderen organiseerden in deze tijd een strijd voor landhervorming. Eind jaren 1990, begonnen Amerikaanse studenten met het organiseren van protesten, sit-ins, en andere acties tegen de kledingindustrie van de universiteit om te protesteren tegen hongerlonen en de erbarmelijke arbeidsomstandigheden in fabrieken in het mondiale zuiden. Anti-sweatshop-activisten werd later actief binnen de opkomende anti-globalisering van het bedrijfsleven netwerken, het organiseren van teach-ins, de Wereldbank boycotacties en massa-acties (Featherstone en United Students tegen Sweatshops 2002). De anti-sweatshop beweging maakte deel uit van een bredere golf van activisme tegen het bedrijfsleven, waarbij studenten en jongeren uit de hele wereld betrokken waren (zie Klein 2000). Voor veel activisten begon de strijd tegen de bedrijfsglobalisering met een reeks ‘counterforums’ met betrekking tot de Verenigde Naties begin jaren ’90, naast coalities die rond diezelfde tijd gevormd werden om tegen multilaterale instellingen en vrijhandelsovereenkomsten op te komen.

 

Hoewel NGO-netwerken hebben bijgedragen aan het frame van het globaliseringprobleem, inzichtelijke analyses produceren en transnationale burgercampagnes organiseren, trok de directe actie de aandacht van de wereld in Seattle. Directe actie was niet alleen een doeltreffend protest strategie, maar heeft ook bijgedragen aan het van trekken beginnende anti-bedrijfsglobalisering bewegingen met een radicale militantisme en een gedecentraliseerde, niet-hiërarchische organisatievorm die overeenkwam met de culturele logica van netwerken die Juris beschreven heeft in de inleiding. Zoals Juris stelt in hoofdstuk 4, voeren activisten hun netwerken tijdens de massa-acties uit, als gevolg van concurrerende politieke visies en organisatievormen. De verbindingen tussen norm, vorm en techniek zijn dus fysiek belichaamd door middel van alternatieve directe actie praktijken.

 

Veel radicalen zien de oorsprong van het anti-bedrijfsglobalisering activisme als gevolg van de opkomst van de Zapatistas. Deze beweging werd wereldwijd gezien als een nieuw soort revolutie, gebaseerd op participatie van de bevolking van onderaf, in tegenstelling tot het vastleggen van staatsmacht. De Zapatistas riepen om mondiale solidariteit die gebaseerd is op diversiteit en autonomie. Bovendien is hun nadruk op overleg, of 'asking as we walk”. Zapatista solidariteitsnetwerken waren ook onder de eersten die de nieuwste digitale technologie gebruikten om een innovatief model te organiseren met betrekking tot lokaal gewortelde, maar wereldwijd verbonden, problemen. De beweging begon met de EZLN (Zapatista Nationaal Bevrijdingsleger) op Januray 1, 1994.

 

Na Seattle gingen de activisten die betrokken waren geweest bij het coördineren van het directe actie protest rondreizen door de Verenigde Staten om dat lokale uitlopers van DAN te helpen met hun organisatie. Lokale DAN-structuren bloeiden op in veel steden, vooral daar waar er een zwakke infrastructuur van activisten was. Vergelijkbare netwerkprocessen begonnen ook in de rest van de wereld op te komen, zoals bijvoorbeeld RCADE (Red Ciudana para Abolir la Deuda Externa – Citizens Network to Abolish the Foreign Debt) en later MRG (Movimiento de Objécion et des Banlieues – Movement of Immigration and the Banlieues) in Spanje, terwijl globale en Europese PGA (Peoples’s Global Action) netwerken ook verder bleven uitbreiden. In diezelfde tijd begon Indymedia uit te groeien tot een globaal alternatief nieuws en informatie project. Naast een middel tot communicatie zorgden deze gedecentraliseerde netwerkarchitecturen ervoor dat activisten overal ter wereld te coördineren waren zonder een centraal commandopunt. Ook ontwikkelden de anti-bedrijfsglobalisering bewegingen zich grotendeels, Seattle gaf niet alleen nieuwe hoop en energie maar zorgde ook voor een nieuw model voor toekomstige massale mobilisaties tegen de multilaterale financiële en politieke instellingen.

 

In plaats van één, verenigde beweging, gaat het bij activisten tegen bedrijfsglobalisering om een opeenhoping van overlappende netwerken, elk met een eigen geschiedenis, politieke visie en organisatievorm. Deze sectoren komen samen tijdens massamobilisaties en binnen meer duurzame netwerkprocessen. Bij anti-bedrijfsglobalisering bewegingen is er dus sprake van verschillende onderscheidende kenmerken. Allereerst zijn de specifieke netwerken lokaal geworteld maar wereldwijd verbonden. Coördinerend en communicerend via transnationale netwerken zijn activisten betrokken geraakt bij institutionele politiek, waaronder globale campagnes om de MAI (Multilateral Agreement on Investment) te verslaan of de buitenlandse schuld kwijt te raken, buiteninstitutionele strategieën, internationale forums en grensoverschrijdende informatiedeling. Misschien is het belangrijkste wel dat de activisten zelf wel geloven dat ze deel zijn van een wereldwijde beweging, lokale evenementen koppelend aan problemen die ergens anders voorkomen. De bewegingen zijn dus opgekomen als een transnationaal gebied, waar beelden, discoursen en tactieken van het ene continent naar het andere stromen door globale communicatiecircuits.

 

Ten tweede zijn bewegingen tegen bedrijfsglobalisering zeer bemiddeld. Ondanks dat ze opkomen in verschillende culturele contexten en verschillende protesttechnieken gebruiken, produceren ze allemaal goed zichtbare beelden voor de hele wereld om te zien. Het horizontale, direct democratische proces waardoor acties georganiseerd worden, die gedecentraliseerde coördinatie onder autonome affiniteitengroepen belichamen de bredere culturele logica van netwerken zelf.

 

Ten derde, meer radicale sectoren zien sociale transformatie als een voortdurend collectief proces. Radicalen benadrukken doorlopende uitwerking van activisme in het dagelijks leven. De interactieve natuur van nieuwe digitale technologieën biedt wordt dus gereflecteerd in de opkomst van nieuwe politieke visies die elementen van anarchisme, een benadrukking van interne democratie en autonomie, en een verplichting tot openheid en horizontale samenwerking.

 

As laatste: anti-bedrijfsglobalisering activisten zijn georganiseerd als flexibele, gedecentraliseerde netwerken. Het globale activistennetwerk van nu wordt mogelijk gemaakt door de opkomst van nieuwe digitale technologieën, die communicatie en coördinatie bieden. Het netwerk is ook opgekomen als een wijdverspreid cultureel ideaal onder radicale sectoren, de traditionele waarden van anarchisme en de logica van computernetwerken reflecterend. Netwerknormen, -vormen en –technologieën spiegelen elkaar steeds meer door lokale netwerken die op elkaar kunnen aansluiten zonder afbreuk te doen aan hun eigen autonomie en specificiteit.

 

 

2. Strijders tegen bedrijfsglobalisering in Barcelona

 

In dit hoofdstuk onderzoekt Juris de rol van plaats binnen anti-bedrijfsglobalisering bewegingnetwerken met twee argumenten. Als eerste beweert hij dat netwerklogica in de regio gevormd zijn door de unieke politieke cultuur en geschiedenis, waaronder een traditie van “unitaire” mobilisatie, tot stand gebracht door tientallen jaren van nationalistische en anti-Franco problemen en de anarchistische nasleep. Tegenstrijdigheden tussen de diep ingesleten patronen van populaire oppositie en het waargenomen oligarchische karakter van de politieke partijen hebben de recente conflicten tussen op netwerk gebaseerde en traditionele organisatiepraktijken geaccentueerd. Als tweede beweert Juris dat alternatieve netwerken van de anti-bedrijfsglobalisering beweging in Barcelona afzonderlijke configuraties van normen, vormen en technologieën betrekken, die worden beïnvloedt door hun eigen specifieke genealogieën.

 

Anti-bedrijfsglobalisering netwerken in Spanje en Catalonië zijn opgekomen door een complexe interactie tussen lokale politieke en culturele tradities, bredere wereldwijde krachten en nieuwe technologische praktijken. Het netwerk RCADE (Red Ciudana para Abolir la Deuda Externa – Citizens Network to Abolish the Foreign Debt), dat eerst bekend stond als “the Network”, werkte met locale, regionale en nationale ‘nodes’. De activisten communiceerden en coördineerden door lokale, regionale en nationale Listservs and internetpagina’s en face-to-face vergaderingen en mobilisaties. “We organized ourselves as nodes, using the nomenclature of the Internet. This was completely new, because we were thinking in network terms. The nodes were the spaces where information was produced and made public, the physical embodiment of the Internet, what we might call affinity groups today. We took the idea, not of a platform – we didn’t want to work as a platform – but rather of a network.”

 

Het internet heeft op internationaal niveau en in Catalonië een belangrijke rol gespeeld in de opkomst van de anti-bedrijfsglobalisering beweging. Internet maakte het mogelijk voor de activisten om te communiceren en coördineren zonder de aanwezigheid van een hiërarchische structuur. Er zijn echter ook nadelen aan verbonden. De oudere activisten vinden het moeilijker om bij te blijven, maar ook de jongere activisten worden soms overladen met zoveel informatie dat ze er niet mee uit de voeten kunnen. De nieuwe technologieën kunnen menselijke interactie niet vervangen, alleen aanvullen.

 

Er bestaan vier hoofdvelden in de Catalaanse beweging tegen bedrijfsglobalisering: institutionele sectoren, kritische sectoren, op netwerk gebaseerde netwerken en autonome bewegingen met verschillende organisatievormen, politieke overtuigingen etc.

 

Institutionele sectoren omvatten een uiteenlopende reeks van politieke en maatschappelijke organisaties in Barcelona, zoals de linkse politieke partijen, vakbonden en niet gouvernementele organisaties (NGO's). Ze zijn over het algemeen hervormingsgezind in politieke oriëntatie, verticaal gestructureerd, en worden gekenmerkt door vertegenwoordigers vormen van participatie. Institutionele actoren delen over het algemeen een hervormingsgezinde politieke oriëntatie, die samenvalt met hun nadruk op representatieve wijze van organisatie. Zij bevorderen concrete politieke en economische hervormingen door middel van formele deelname aan verkiezingenspolitiek.

 

Kritische sectoren bevatten antikapitalistische groepen die zich organiseren binnen ‘grassroots’ bijeenkomsten maar voorstander zijn van een gecentraliseerde coördinatie, om eenheid uit te stralen. Meestal zijn deze organisaties opgebouwd volgens een structuur van vertegenwoordigers, maar ze benadrukken deelneming aan het maken van beslissingen. Kritische sector activisten zijn antikapitalistisch en worden beïnvloedt door traditionele revolutionaire en Marxistische strategieën waarin de staat centraal staat.

 

Op netwerk gebaseerde bewegingen omvatten activisten die bijvoorbeeld betrokken zijn bij RCADE, MRG, Indymedia of andere verwante collectieven. Vaak heeft deze sector kritiek op traditionele organisatievormen, waaronder ook op de institutionele en de kritische sectoren. Naast open bijeenkomsten benadrukt deze sector gedecentraliseerde coördinatie en flexibele, verspreide structuren. Activisten in deze sector experimenteren met nieuwe vormen van politieke participatie en “geïndividualiseerde” verplichting. Deze sector gaat uit van een anarchistische politieke visie.

 

Autonome bewegingen omvatten een informeel netwerk van militante antikapitalistische collectieven. Zij nemen eenzelfde socio-economische positie in als de sector van op netwerk gebaseerde netwerken. Militante antikapitalisten hebben de neiging om gemeenschappelijke zelforganisatie binnen het dagelijks leven te benadrukken. Ze gebruiken het internet veel maar zijn hier wel sceptisch over. Deze sector drukt een meer complete afwijzing van het politieke en economische systeem uit.

 

Opkomende netwerkvormen en normen van activisten tegen bedrijfsglobalisering in Barcelona zijn gevormd door Catalonië haar unieke politieke en historische context, waaronder de geschiedenis van anarchisme, nationalisme en problemen. De activisten nemen hun achtergrond en ervaringen mee in de beweging. De Catalaanse bewegingen van activisten tegen bedrijfsglobalisering spelen een belangrijke rol wereldwijd. Ondanks de verschillen tussen de sectoren komen ze toch af en toe samen om een vorm van eenheid te tonen. Er zijn echter wel complexe problemen ontstaan tussen de bewegingssectoren, vooral rondom de organisatie structuur, identiteit en processen. Dit komt tot uiting in verschuivende en vaak verwarrende politieke bondgenootschappen.

 

 

 

3. Globalisatie van ´grassroots´ en verschuivende bondgenootschappen

 

In dit hoofstuk onderzoekt Juris hoe deze domeinen van sectoren worden bemiddeld in de praktijk als de activisten netwerken opbouwen door communicatie en conflict. Hij onderzoekt hoe netwerken geconstrueerd worden en hoe ze in verband staan met elkaar binnen grotere bewegingen. Het gaat hem hier vooral om de communicatieve interacties en verschuivende bondgenootschappen die anti-bedrijfsglobalisering bewegingen in Catalonië karakteriseren. Hij betoogt dat de flexibele en verschuivende patronen van mobilisering in Catalaanse netwerken worden opgewekt door complexe micropolitieke worstelingen met betrekking tot spanningen tussen horizontaal netwerken en verticale commando’s. Tegelijkertijd draaien zulke conflicten vaak ook om netwerk structuur en identiteit.

 

Tijdens Juris zijn tijd in het veld veranderden de bewegingen tegen bedrijfsglobalisering continu: ze kwamen op, splitsten op en werden omgevormd. Ze kwamen steeds samen en scheidden in een dynamisch proces van interactie. Men heeft deze huidige sociale bewegingsnetwerken gekarakteriseerd als “rhizomatic”. Dit dynamische patroon van mobilisatie wordt vaak gezien als een alternatief voor traditionele, statische organisatiemodellen. Juris nam waar dat deze patronen tot stand kwamen door worstelingen op microniveau over politieke visie, strategie en tactiek. Tegelijkertijd werden politieke debatten vaak gecodeerd als een conflict over organisatiestructuur en –proces. Om dit te begrijpen moest Juris dus aandacht schenken aan de mechanismes waardoor netwerken geconstrueerd worden en hoe alternatieve netwerken interactie hebben.

 

Om tegenwoordig een sociaal netwerk op te bouwen zijn er diverse wijzen van interactie waarbij activisten communiceren met elkaar terwijl ze ook uitreiken naar potentiële aanhangers. Dit gebeurt vooral op internet, waar activisten informatie over bijeenkomsten, protesten en evenementen uitwisselen, terwijl ze debatteren over ingewikkelde details van netwerkstructuur en –identiteit. Dit legt een link tussen lokale netwerken en regionale en globale processen. Het construeren van een netwerk behoeft echter ook face-to-face interactie om vertrouwen op te bouwen. Netwerken van sociale bewegingen werken het meest effectief als verschillende activisten zich op een eigen taak richten, zoals bijvoorbeeld het organiseren van een actie of logistiek.

 

Netwerken die in dit digitale tijdperk zijn opgekomen zoals RCADE en MRG zijn opgebouwd en gereproduceerd door communicatieve interactie en debatten. Activisten uiten hun politieke idealen steeds meer door concrete technologische en organisatie praktijken, waardoor het niet vreemd is dat zulke communicatie vaak ook conflicten over de structuur en het proces van organisatie omvatten. Deze debatten zijn cruciaal voor de activiteiten van het netwerk.

 

Tijdens bepaalde momenten van mobilisatie en campagne hebben activisten, collectieven en organisaties binnen de verschillende sectoren strategische bondgenootschappen gevormd. Deze verbonden zijn voorwaardelijk en veranderen continu door het dynamische proces dat gedreven wordt door concrete netwerkpraktijken en micropolitieke worstelingen met betrekking tot politieke organisatie, discours, strategie en tacieken.

 

Juris hoorde tijdens zijn veldwerk dat er activisten waren die nadachten over de mogelijkheid om een “autonome” ruimte te creëren. Autonome ruimtes – apart, maar toch verbonden met bredere campagnes, protesten en evenementen – hebben radicalere activisten toegestaan om op basis van hun eigen organisatorische dynamiek en idealen te organiseren terwijl ze verbonden blijven met grotere bewegingsvelden (zie hoofdstuk 7). In die zin reflecteert de culturele politiek van de autonome plaats de normen, formulieren en praktijken van opkomende netwerken.

 

Ondanks eerdere zorgen over manipulatie van bijeenkomsten hebben verschillende netwerken toch effectief samen kunnen werken. Toch, door in de eerste plaats de organisatie binnen relatief hechte groepen te houden die verbonden zijn door

gemeenschappelijke sociale, culturele en politieke affiniteiten, coördineren activisten

gedreven door diverse politieke logica rondom een aantal concrete doelstellingen door middel van decentrale communicatie en coördinatie. De culturele politiek van netwerken.

 

leidde dus tot de vorming, het splitsen en opnieuw samenwerken van alternatieve netwerken via steeds wisselende allianties, terwijl de culturele logica van netwerken activisten uit radicaal verschillende tradities en achtergronden toestond samen te werken binnen grote ruimten van de convergentie die voortdurend evolueerde op basis van veranderende politieke omstandigheden.

 

De verschillen tussen Catalaanse sectoren van bewegingen reflecteren een bredere worsteling tussen twee strijdende visies van democratie: een gebaseerd op democratische representatie binnen verticale structuren en de ander geworteld in directe participatie door gedecentraliseerde netwerken. Dit onderscheid brengt verder contrasterende standpunten met zich mee over de relatie tussen sociale bewegingen en politieke instituties. In het algemeen zijn grotere NGO’s, linkse partijen en vakbonden gebonden aan representatieve democratie, gebaseerd op verticaal leiderschap, politieke representatie, meerderheidsstemming en verkiezingspolitiek. Volgens deze traditie zijn sociale bewegingen maatschappelijke lobbygroepen, die druk vanuit de basis uitoefenen op institutionele actoren, die uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor de verwerking en de uitvoering van politieke voorstellen. Sociale bewegingen, partijen en vakbonden moeten dus samen te werken, om verschillende maar elkaar aanvullende rollen binnen het grotere politieke proces te vervullen.

 

Zoals della Porta et al. (2006, 197) suggereert, zijn nieuwe sociale bewegingen in het algemeen te karakteriseren door hun zoektocht naar alternatieve modellen van democratische praktijken. Netwerken bewegen verder dan het domein van technologie en organisatievormen, en beginnen te voorzien in een ​​visie voor een radicale reconstructie van politiek en samenleving. Waar rechtstreeks democratische vormen van politieke participatie in het verleden werden beperkt tot de lokale context, verschaffen digitale netwerktechnologieën en praktijken nieuwe experimenten met basisdemocratie (“grassroots democracy”), op lokale, regionale en wereldwijde schaal. De meest ambitieuze anti-bedrijfsglobalisering activisten promoten dus niet alleen participatie van de bevolking binnen hun sociale beweging netwerken, ze genereren ook innovatieve democratische normen, vormen en praktijken, waarvan ze hopen dat ze op een dag misschien de representatieve democratie overstijgen.

4. Uitvoerende netwerken bij directe actie protesten

 

In dit hoofdstuk wordt de focus verschoven van de dynamiek van netwerken naar de zichtbare momenten van sociale bewegingsactiviteit. Hier gaat Juris na hoe netwerkpraktijken fysiek belichaamd worden tijdens protesten tegen bedrijfsglobalisering. Massa acties en mobilisatie vormen terreinen waar activisten alternatieve netwerken belichamen en waar ze hun strijd zichtbaar maken terwijl ze emotionele solidariteit genereren en experimenteren met nieuwe vormen van socialiteit. Protestacties op grote schaal zijn er deels voor bedoeld om aandacht van de media te trekken terwijl ze een politieke boodschappen overbrengen op het publiek. In verloop van tijd gaat de pers echter steeds meer dramatische en spectaculaire beelden verwachten, wat het steeds moeilijker maakt om door te dringen tot de pers en de juiste boodschap over te dragen.

 

Mobilisaties tegen bedrijfsglobalisering creëren intense emoties, die de activisten helpen voorbereiden op actie. De krachtige emoties en identiteiten die ontstaan door de massale acties vormen een soort belichaamde agency.

 

Massale mobilisaties zijn volgens Juris cruciaal voor netwerken, maar ze brengen steeds minder op qua zichtbaarheid en solidariteit. Dit vormt een bijzondere uitdaging voor op netwerk gebaseerde bewegingen. Formele structuren kunnen politieke activiteiten binnen traditionele organisaties helpen behouden, maar op netwerk gebaseerde bewegingen worden gekenmerkt door “grassroots” deelneming en zijn dus afhankelijk van hogere niveaus van individuele motivatie.

 

Sociale, economische en raciale uitsluiting zijn belangrijke en lastige zaken. Een grote zwakte van de massale mobilisaties in Europa en Noord-Amerika is dat er vooral blanke mensen en mensen uit de middenklasse aan deelnemen. Om hier wat aan te veranderen zamelen wereldwijde organisaties als PGA geld in om de reiskosten van activisten uit verre landen te bekostigen. Dit probleem zal echt niet snel e makkelijk opgelost kunnen worden.

 

Veel activisten tegen bedrijfsglobalisering hebben twijfel geuit met betrekking tot de doeltreffendheid van de countersummit protesten, de symbolische waarde neemt het grotendeels over van de achterliggende gedachte. Andere activisten vinden deze protesten juist een belangrijk strategisch wapen dat de activisten toestaat om publiekelijk op te komen tegen de legitimiteit van de hedendaagse neoliberale orde.

Een massale beweging behouden is een complexe kunst, die een balans vereist tussen periodieke uitspattingen van belichaamde agency en een gecontroleerd beheer, improvisatie en georganiseerde herhaling. Massale mobilisaties kunnen helpen om bewegingen op te bouwen, maar zijn niet het doel.

 

 

5. Plaatsen van terreur: geweld en repressie in Genua

 

“Genua had become synonymous with protest violence, a metonym evoking images of tear gas, burning cars, and black-clad protestors hurling stones and Molotov cocktails at heave militarized riot police.” (Juris 2008, 161)

 

Wanneer autoriteiten weigeren protesten toe te laten en de politie sterk optreedt, kan dit zoals in Genua uitlopen op extreme geweld en levensgevaarlijke situaties. In dit hoofdstuk onderzoekt Juris de interactie tussen geweld, staatsterreur en tactische debatten tussen activisten. Juris betoogt dat de netwerknormen en vormen die het activisme tegen bedrijfsglobalisering vergemakkelijken een vervelend probleem vormen als het gaat om protestgeweld, waardoor het zeer moeilijk wordt voor activisten om de tactische keuzes van anderen tegen te gaan.

 

Honderden duizenden activisten kwamen naar Genua in 2001 voor de protesten tegen G8 (Group of Eight Nations, inclusief de 7 meest geïndustrialiseerde landen ter wereld: de Verenigde Staten, Japan, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Italië, Canada en Rusland) om het structurele geweld in verband met de kapitalistische globalisering aan de kaak te stellen en de symbolische orde die de legitimiteit van multilaterale instellingen zoals de G8 ontleent te ondermijnen. De meesten wilden dit bereiken zonder het gebruik van geweld, maar anderen kozen voor een gewelddadige manier.

 

De media geeft aandacht aan protesten maar haalt ook vaak beelden uit hun context waardoor verkeerde beelden ontstaan die potentiële aanhangers kunnen afschrikken. Zo kwamen er veel foto’s van gewelddadige activisten in Genua in het nieuws, terwijl een groter deel wel vreedzaam protesteerde. De nationale autoriteiten van Genua maakten gebruik van die angst die hierdoor ontstond om de extreme reactie van de politie (staatsterreur) te rechtvaardigen.

 

Geweld is een krachtige culturele constructie en geschillen over wat geweld betekent en wanneer het wel of niet rechtmatig gebruikt kan worden helpen alternatieve politieke identiteiten te creëren.

 

Bij de campagne van staatsterreur die zich ontketende in Genua gebruikten de autoriteiten militant geweld als excuus om gewelddadige maar ook niet-gewelddadige demonstranten aan te vallen. De autoriteiten hadden kunnen proberen de demonstranten onder te verdelen in vreedzame en gewelddadige kampen, maar de politie deed dat niet waardoor er een grote zone van onduidelijkheid ontstond. In deze situatie konden er geen afzonderlijke ruimtes worden gecreëerd voor verschillende technieken, gebruik van geweld zou anderen in een extreem risicovolle situatie plaatsen. Paradoxaal genoeg kan tolerantie voor bepaalde tactiek in feite afbreuk doen aan het vermogen van andere demonstranten om meer innovatieve directe actie in praktijk te brengen.

 

Bredere netwerken logica die diversiteit en creativiteit promoot kan ook de interne kritiek van bewegingen ontmoedigen, met name wanneer het gezien wordt alsof het van de 'buitenwereld” komt. Opkomende netwerknormen en –vormen, vormen daarmee een vervelende uitdaging met betrekking tot protestgeweld, zelfs als ze een bron van tactische innovatie blijven. Niet alleen voor de sociale bewegingorganisatie, maar ook voor de reorganisatie van de sociale, culturele en politieke betrekkingen, wijst het geval van protestgeweld op een meer algemene zwakte. In feite kan de horizontale coördinatie tussen diversiteit en verschil een effectieve manier zijn om protesten te organiseren onder sterk uiteenlopende groepen, maar als het op belangrijke lange-termijn politieke of strategische beslissingen aankomt kan wederzijdse tolerantie niet voldoende zijn. Meer complexe planning, inclusief het aanleggen van basisregels voor een duurzame interactie met het netwerk, vereist concrete mechanismen voor collectieve besluitvorming die sterk verfijnd en uitgewerkt moeten worden. Zoals Juris in de volgende hoofdstukken, verder aan het licht zal brengen hebben radicale activisten dus moeite gehad om besluitvormingstructuren te maken die zowel effectief als direct democratisch zijn binnen transnationale netwerken zoals PGA en de sociale forums.

 

 

6. Het verzet even transnationaal als het kapitaal

 

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de dynamiek van activistennetwerken op transnationale schaal door te onderzoeken hoe de meer radicale activisten tegen bedrijfsglobalisering moeite hebben om democratische netwerkstructuren te bouwen. Transnationale activistennetwerken worden in praktijk gegenereerd door voortdurende experimenten met opkomende organisatievormen. Veel van dit werk omvat debatten over netwerkprotocollen: het concrete mechanisme waardoor politieke en culturele idealen fysiek ingeschreven worden in opkomende architecturen van netwerken.

 

Transnationale netwerken van activisten voorzien in de communicatieve infrastructuur die nodig is voor de opkomst van transnationale sociale bewegingen, “transnational counterpublics” (Olesen 2005), ruimtes waar oppositionele identiteiten, discours en praktijken geproduceerd worden en waardoor ze circuleren. In plaats van gecoördineerde acties tegen vaste doelen kunnen transnationale sociale bewegingen beter gezien worden als gebieden waar “new cultural and political meanings are produced, dissent is made possible, and direct action can be imagined” (Alvarez 1997, 108). Zo bekeken zijn bewegingen tegen bedrijfsglobalisering oppositionele ruimtes waar activisten van verre locaties problemen over politieke identiteiten, visies en strategieën creëren en ermee worstelen. Tegelijkertijd maken transnationale netwerken het mogelijk om plaatsgebonden problemen uit te reiken over ruimte en te verplaatsen naar vergelijkbare doelen en projecten, terwijl de politieke en geografische kenmerken behouden worden (Escobar 2001).

 

Activisten van het Europese PGA netwerk waren het erover eens dat er tegen informele hiërarchieën in moest worden gegaan. Dit kon echter niet betekenen dat er dan een andere structuur aangebracht moest worden, die zou enkel het ene type hiërarchie met het andere vervangen, maar helemaal van een hiërarchische structuur afkomen werd ook als onmogelijk gezien. De focus verschoof naar het ontwikkelen van gedecentraliseerde structuren die zo open, transparant en direct democratisch mogelijk zouden zijn om zo de onvermijdelijke hiërarchieën onder controle te houden. Het doel was niet om macht te elimineren, maar om het te decentraliseren en effectief te beheren. Het debat ging dus niet langer om structuur tegen niet-structuur maar over wat voor soort structuur activisten zouden moeten creëren. Intussen was er ook een impliciete erkenning van het belang van leiderschap binnen het netwerk, bijvoorbeeld op logistiek gebied of om expertise en enthousiasme te verspreiden. Er kwamen voorstellen om een roterende vorm van leiderschap en enkele open werkgroepen te creëren. Deze voorstellen waren niet bedoeld om een leidingloze democratie te vormen, maar om het aantal leiders binnen het netwerk groter te maken.

 

7. Sociale forums en de culturele politiek van autonome ruimte

 

Omdat massale directe acties steeds moeilijker worden om te organiseren zijn er wereldwijd en regionaal forums opgekomen als publieke expressie van een ontwikkelend bewegingsveld tegen bedrijfsglobalisering.

 

In dit hoofdstuk onderzoekt Juris hoe netwerknormen en –vormen geproduceerd worden binnen en rondom de forums door alternatieve concepties van ruimte. Sociale forums bieden de organisatorische infrastructuur die nodig is voor de opkomst van zelfgeorganiseerde groepen, een netwerkideaal integrerend door de discours en uitvoering van “open space”. Het forum wordt gedefinieerd als een open ontmoetingsplaats voor individuen, groepen en netwerken die tegen globalisering van het bedrijfsleven zijn, niemand kan het forum vertegenwoordigen of spreken in zijn naam. Echter, hoewel veel organisatoren het model van de open ruimte ondersteunen, hebben anderen gepleit voor de noodzaak om gemeenschappelijke strategieën en eisen te ontwikkelen, die wijzen op een voortdurende strijd tussen netwerken en de logica van commando’s in het hart van het forumproces. Zulke dergelijke spanningen zijn grotendeels gecodeerd als conflicten over organisatieproces en -vorm.

 

Door etnografische analyses van regionale en wereldwijde sociale forums en de organisatie eromheen, onderzoekt dit hoofdstuk de problemen op microniveau waardoor de sociale forums in praktijk opgebouwd worden. Juris betoogt dat netwerkpolitiek binnen en rondom de forums voortdurende worstelingen bevat over opkomende organisatorische architecturen, die vooral uitgedrukt worden door alternatieve ruimtelijke discours en praktijken.

 

Forums hebben gezorgd voor een groot aandeel in de media, maar de meest belangrijke contributie was het opwekken van een globaal bewustzijn en het ontwikkelen van nieuwe organisatievormen geïnspireerd door de discours en praktijken van open ruimte.

 

In 2006 is er in Bamako een poging gedaan om gemeenschappelijke principes en strategieën te maken om “radical transformation of the capitalist system” te promoten. De reactie van Antiono Martins luidde als volgt: “Why should we rush into a ‘choice’ of campaigns supposedly capable of ‘unifying’ the Social Forums? Why should we propose them from small groups, re-establishing the barrier between those who think and those who fight and violating the simultaneous commitment to equality and diversity?”

 

De discussie die volgde op het voorstel verwijst naar twee cruciale punten met betrekking tot forums. Als eerst: hoewel de grassroots organisatoren en activisten in toenemende mate de wens uiten om collectieve strategieën te ontwikkelen, blijven ze trouw aan een open-space ideaal. Deze tegenstrijdigheid wijst op zowel de sterke als de zwakke kanten van het proces. De horizontale netwerkenlogica die ingebed is in de architectuur van het forum bevordert egalitaire relaties en diversiteit, maar kan ook een belemmering vormen voor de ontwikkeling van gecoördineerde posities en actieplannen.

Tegelijkertijd is het echter voor een groot deel het open-space-model dat mogelijk heeft gemaakt dat forums zoveel verschillende deelnemers aan kunnen trekken, zonder toe te geven aan verdeeldheid over sectoren. De beste manier om gefocuste problemen op lange termijn te ontwikkelen die nodig zijn om concrete doelen te bereiken is het gebruik van het forumprocessen. Er moet echter niet geprobeerd worden de politieke wil van het hele forum te verenigen of vertegenwoordigen. Ten tweede: een voorstel voor een gemeenschappelijke set van strategieën en actieplannen die niet overeenstemt met de opkomende netwerknormen en –vormen zal waarschijnlijk op grote schaal kritiek uitlokken, zelfs onder degenen die het eens zijn met de inhoud ervan.

 

Anti-globalisering van het bedrijfsleven bewegingen, en meer radicalen, grassrootssectoren in het bijzonder, worden gekenmerkt door een diepe betrokkenheid bij het samenwerkingsproces en een weigering om onderscheid te maken tussen middel en doel. Het is de vraag of activisten een evenwicht kunnen vinden tussen prefiguratieve politiek en hun meer instrumentele doelen. In de toekomst zal het een uitdaging zijn om een open en interactief proces op te zetten dat activisten helpt om collectieve strategieën, eisen en voorstellen uit te werken, in overeenstemming blijvend met de direct democratische idealen.

 

 

8. De opkomst van informatieve utopen

 

Door het hele boek heen heeft Juris de toenemende samenvloeiing tussen netwerknormen, -vormen en –technologieën onderzocht. Dit hoofdstuk benadrukt het domein van technologie en onderzoekt hoe utopische idealen uitgedrukt worden door innovatieve technologische praktijken. De afgelopen jaren hebben Indymedia en andere digitale netwerken honderden duizenden demonstranten over de hele wereld gemobiliseerd, waarmee een transnationaal publiek is gevormd voor de circulatie van alternatief nieuws en informatie.

 

Samuel Wilson en Leighton Peterson (2002) hebben recentelijk antropologen opgeroepen om de “link between historically constituted sociocultural practices within and outside of mediated communication and the language practices, social interactions, and ideologies” waar ze aanleiding toe geven te onderzoeken. In dit hoofdstuk neemt Juris die taak op zich door utopische visies, politieke idiomen en nieuwe vormen van opkomst van socialiteit onder grassroots activisten tegen bedrijfsglobalisering. Radicalen projecteren hun politieke ideeën op fysieke gebieden tijdens activistenkampen en -bijeenkomsten, een praktijk waar Kevin Hetherington (1998) naar verwijst als 'utopen'. Voortbouwend op dit idee, introduceert Juris het begrip “informatieve utopen” om de manier te karakteriseren waarop activisten hun politieke denkbeelden uiten door te experimenteren met nieuwe digitale technologieën, het projecteren van hun utopische waarden op netwerkterreinen en nieuwe technologische architecturen. Juris onderzoekt de opkomst van de informatieve utopen binnen de verschillende domeinen van activisme tegen bedrijfsglobalisering. Hij stelt met name dat als activisten in toenemende mate gebruik maken van digitale technologieën, ze nieuwe politieke visies, culturele grammatica, en gezamenlijke praktijken ontwikkelen die wijzen op utopische modellen voor de reorganisatie van het sociale, politieke en economische leven.

 

Alternatieve en tactische media, zoals Indymedia, ‘culture jamming’, guerilla communicatie en elektronische burgerlijke ongehoorzaamheid, hebben de opkomst van een wereldwijd netwerk van publiek vergemakkelijkt en tegelijkertijd procedures verschaft voor interventie binnen de dominante media terreinen. Zowel alternatieve als tactische media reproduceren opkomende netwerknormen en -vormen binnen hun technologische architecturen. Tegelijkertijd bouwen de radicalen aan een digitale activistencultuur terwijl ze informatieve utopen uitoefenen in en om de massa acties en mobilisaties tegen de globalisering van het bedrijfsleven. Media-hubs en hacklabs bieden activisten de kans om te experimenteren met nieuwe digitale technologieën, terwijl ze hun inzet voor open participatie en horizontale samenwerking uiten. Verdergaande initiatieven, zoals het ESC (European Social Consulta) en Infospace in Barcelona suggereren dat activisten zich voor beginnen te stellen hoe digitale netwerken sociale, politieke en economische betrekkingen meer algemeen kunnen veranderen.

 

Meer radicale anti-globalisten genereren nieuwe politieke visies, culturele grammatica's en een samenwerkingspraktijk door het toenemende gebruik van nieuwe digitale technologieën, verwijzend naar utopische modellen voor reorganisatie van de sociale, economische en politieke betrekkingen.

Theoretici die te maken hebben met het in Duitsland gevestigde Oekonux-project kijken naar open source als de kiem van een nieuwe direct democratische samenleving. Oekonux (een samenstelling van 'oekonomy' en 'Linux') is een e-mail lijst met linkse intellectuelen, marxisten, programmeurs en anderen die waarde hechten aan het onderzoek hoe FOSS principes uiteindelijk kunnen worden verplaatst naar bredere maatschappelijke domeinen, wat leidt tot postkapitalistische vormen van economische productie en sociale organisatie.

 

Mede-oprichter van het project Stefan Merten gelooft dat FOSS staat voor 'an early form of the new society embedded in the old,' which is 'no longer based on... exchange value,' but 'the individual self-unfolding... combined with self-organization and global cooperation.'

 

Oekonux richt zich op samenwerkingsvormen van economische productie, maar de netwerklogica, ingebed in open-source principes, hebben ook utopische politieke projecten geïnspireerd. Elektronische democratie voorstanders zijn geïnteresseerd in hoe “the technical possibilities of cyberspace make innovative forms of large-scale direct democracy practical,” niet alleen door internet maar ook door “the collective and continuous elaberation of problems and their cooperative, concrete resolution by those affected”(Lévy 2001, 176).

 

Projecten als Oekonux laten de groeiende samenvloeiing tussen netwerktechnologieën, organisatorische vormen en politieke normen zien. Tegelijkertijd proberen ze netwerk normen, vormen en technologieën te verspreiden om grotere sociale, politieke en economische relaties te veranderen. Dit is echter een lang proces en zal niet onmiddellijk resultaten opleveren.

 

Huidige utopische idealen worden steeds directer geuit, hier en nu, door concrete politieke, organisatorische en technologische praktijk.

 

 

 

Conclusie: politieke en culturele transformatie in een digitaal tijdperk

 

Juris heeft in zijn boek betoogt dat de bewegingen tegen bedrijfsglobalisering een toenemende samenvloeiing veroorzaken tussen netwerktechnologieën, organisatorische vormen en politieke normen. In de conclusie wil hij nog een paar reflecties met betrekking tot de implicaties van deze studie weergeven binnen elk domein.

 

Één van de meest belangrijke bijdragen van de huidige anti-globalisering van het bedrijfsleven bewegingen, is hun ontwikkeling van innovatieve netwerknormen, -vormen en –praktijken. Horizontaal netwerken verschaft een effectief model van politieke organisatie, vooral in een wereld die gekenmerkt wordt door toenemende globale verbondenheid, transnationale communicatie en technologische innovatie. Effectief de bedrijfsglobalisering tegenwerken behoeft de formatie van een brede coalitie met actoren met verschillende sociale, culturele en politieke achtergronden. In deze context zijn organisatorische strategieën die gebaseerd zijn op autonomie, diversiteit, horizontale coördinatie en het gebruik van nieuwe digitale technologieën vaak meer succesvol dan traditionele organisaties gebaseerd op top-down structuren, enkele identiteiten en ideologische overeenstemming. De meeste radicale gedecentraliseerde formaties zijn echter instabiel gebleken. Het opzetten van brede bewegingen die effectief en duurzaam zijn kan een combinatie van horizontale en meer gecentraliseerde organisatorische modellen vragen.

 

Tegelijkertijd zijn gedecentraliseerde netwerken ook prefiguratief, verwijzend naar een breder model voor reorganisatie van de samenleving gebaseerd op open toegang, directe democratie en grassroots participatie. Horizontaal netwerken kan worden gezien als een breder utopisch experiment in het bouwen van nieuwe vormen van socialiteit. Er is geen benodigde tegenstelling tussen een instrument voor sociale verandering en een microkosmos van nieuwe sociale relaties (Polletta 2002). Het cruciale punt is de behoefte aan balans.

 

Juris wil graag twee punten aanstippen met betrekking tot sociale processen en machtsrelaties die strategische en tactische debatten vormen. Als eerst: massale acties geven activisten de mogelijkheid om affectieve solidariteit te ontwikkelen terwijl ze aan spectaculaire acties deelnemen die problemen zichtbaar maken. Deze acties maken afnemende meeropbrengsten naar verloop van tijd. Hoewel strategische netwerken niet meer cruciaal zijn in het proces van sociale veranderingen op lange termijn, verlangt het opbouwen van een beweging periodieke momenten van intense fysieke interactie. Massale directe acties gaan zo door met het verzorgen van belangrijke werktuigen voor het creëren van zichtbaarheid en affectieve solidariteit. Ze zouden echter verstandig en als onderdeel van een groter strategisch doel moeten worden ingezet. Als tweede: met betrekking tot bepaalde tactieken, heeft geweld lange tijd bewegingsdebatten onder anti-bedrijfsglobalisering activisten geleid. Geweld bij protesten hebben indrukwekkende beelden als gevoel maar vervreemden ook de potentiële aanhangers en vergemakkelijken onderdrukking. De diversity-of-tactics ethiek, die een horizontale netwerklogica reflecteert op het tactische vlak, maakt het moeilijk om de tactische keuzes van anderen te bekritiseren.

Activisten zullen dus creatieve manieren moeten bedenken om kritisch protestgeweld te evalueren terwijl ze doorgaan met het respecteren van ongelijkheid en verschil.

Militante etnografie kan activisten helpen te onderhandelen met bredere bewegingsvelden door het analyseren van diverse sectoren, hoe ze gestructureerd zijn en hoe ze op elkaar inwerken.

 

Bewegingen tegen bedrijfsglobalisering zijn grotendeels weggezonken. Ondanks de acties en mobilisaties die af en toe plaatsvinden, zijn wereldwijde en regionale sociale forums nu het belangrijkste instrument voor publieke expressie en interactie tussen verschillende bewegingsnetwerken.

 

Misschien beginnen de activisten tegen bedrijfsglobalisering in te zien dat er behoefte is aan een meer gecoördineerde planning en besluitvorming. Één van de meest belangrijke uitdagingen voor de komende jaren zal de wil om een productieve balans te bereiken zijn: het op lange termijn verbeteren van strategische coördinatie en intussen verdergaan met de benadrukken van meer verstrekkende utopische doeleinden.

Access: 
Public
This content is related to:
Stamplijst Networking Futures

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
509