- Wat zijn economische basisprincipes? - TentamenTest intro
- Hoe zag de zakenwereld er vroeger uit? - TentamenTest 1
- Wat zijn de horizontale grenzen van het bedrijf? - TentamenTest 2
- Wat zijn de verticale grenzen van het bedrijf? - TentamenTest 3
- Wat is integratie en wat zijn alternatieven? - TentamenTest 4
- Hoe werkt competitie? - TentamenTest 5
- Wanneer vindt toetreding of verlating van een markt plaats? - TentamenTest 6
- Hoe heeft de competitie zich ontwikkeld? - TentamenTest 7
- Hoe analyseer je een industrie? - TentamenTest 8
- Welke strategische positie moet een bedrijf innemen? - TentamenTest 9
- Waarom is informatie belangrijk voor het toevoegen van waarde? - Tentamen 10
- Hoe behoudt een bedrijf zijn concurrentievoordeel? - TentamenTest 11
- Hoe kunnen we prestatie meten? - TentamenTest 12
- Hoe belangrijk is de organisatiestructuur? - TentamenTest 13
- Wat is de invloed van de omgeving op strategie en structuur? - TentamenTest 14
Wat zijn economische basisprincipes? - TentamenTest intro
Vragen
Vraag 1
Welke formule wordt gebruikt voor het berekenen van de AC?
Vraag 2
Wat zijn sunk costs?
Vraag 3
Wat is het Nash evenwicht?
Vraag 4
Wat zijn de marginale kosten?
Vraag 5
Wanneer is de prijselasticiteit van de vraag elastisch?
Antwoordindicatie
Vraag 1
AC=TC/Q of Gemiddelde kosten=Totale kosten/aantal eenheden.
Vraag 2
Sunk kosten zijn de kosten waar rekening mee gehouden moet worden en die niet vermeden kunnen worden.
Vraag 3
Het Nash evenwicht is het punt waar alle bedrijven de optimale keuze maken, gegeven de keuze van de concurrenten.
Vraag 4
De marginale kosten (MC) refereert naar de ratio van de verandering in totale kosten in verhouding tot de output.
Vraag 5
Als ɳ (de prijselasticiteit van de vraag) >1 dan is de vraag elastisch.
Hoe zag de zakenwereld er vroeger uit? - TentamenTest 1
Vragen
Vraag 1
Wat was tot 1840 het primaire communicatiemiddel?
Vraag 2
Noem twee verdragen die een groot effect hadden op hoe bedrijven concurreren in de wereldwijde markt.
Vraag 3
Waardoor is de productiviteit van werknemers sterk toegenomen?
Vraag 4
Wat was in 1910 het voornaamste transportmiddel voor passagiers en vracht?
Vraag 5
Waardoor waren bedrijven in 1840 gedwongen om in kleine markten te werk te gaan?
Antwoordindicatie
Vraag 1
De publieke mail
Vraag 2
De Eurozone en de NAFTA
Vraag 3
Door de ontwikkeling van Wifi gecombineerd met de verbetering van dataverwerking.
Vraag 4
Het voornaamste transportmiddel was de spoorweg.
Vraag 5
Omdat de transport en communicatie gelimiteerd waren moesten bedrijven in kleine lokale markten te werk gaan.
Wat zijn de horizontale grenzen van het bedrijf? - TentamenTest 2
Open vragen
Vraag 1
Wat zijn redenen voor schaalvoordelen?
Vraag 2
Waarom kan groter slechter zijn na een bepaalde grens?
Vraag 3
Wat houdt het leercurve effect in en wat is hiervan het gevolg?
Vraag 4
Wat is het verschil tussen leereffecten en schaaleffecten?
Vraag 5
Wat zijn de belangrijkste bronnen voor diseconomies of scale?
Vraag 6
Wat zijn de redenen van een bedrijf voor diversificatie?
Vraag 7
Welke redenen hebben managers voor diversificatie?
Meerkeuze vragen
Vraag 1
Stijgende productie omgang leidt ertoe dat gemiddelde kosten dalen. Dit wordt veroorzaakt door:
Schaalvoordelen
Scopevoordelen
Leervoordelen
Schaalnadelen
Vraag 2
Economics of density verwijst naar:
Kostenbesparingen doordat vele toeleverancier op centrale locaties gevestigd zijn
Kostenbesparingen binnen een transportnetwerk omdat klanten zich dicht bij elkaar bevinden
Vraag 3
Reclame voor een Samsung tv kan aanzetten andere producten te kopen zoals bijvoorbeeld een Samsung telefoon. Hoe wordt dit genoemd?
Umbrella branding
Economies of scale
Economies of scope
Vraag 4
Wat is geen voordeel van diversificatie?
Een spreiding van risico
Complementariteit van producten
Leereffecten
Toename van consumentenbasis
Vraag 5
Hoe succesvol verticale integratie zal zijn voor een bedrijf hangt af van:
Scale en scope economies
Marktaandeel
Mate waarin concurrenten ook verticaal geïntegreerd zijn
De asset specificatie van de productie van het betreffende product
Antwoordindicatie
Vraag 1
Redenen voor schaalvoordelen zijn: (1) Indivisibilities en het verspreiden van vaste kosten, (2) het aanhouden van voorraden (inventories), (3) de Cube-square rule en (4) toenemende productiviteit van variabele inputs.
Vraag 2
Redenen waarom groter slechter kan zijn na een bepaalde grens zijn arbeidskosten en bedrijfsgrootte, bureaucratische effecten, gespecialiseerde resources die te dun gespreid zijn en conflicting out.
Vraag 3
Het leercurve effect bestaat uit kostenvoordelen die voortkomen uit het vergroten van ervaring en know-how. Hierdoor ontstaan lagere kosten, hogere kwaliteit en effectieve prijsvoering.
Vraag 4
Het verschil hiertussen is dat het bij leereffecten om de cumulatieve output gaat, en bij schaaleffecten om de output op een bepaald moment.
Vraag 5
Arbeidskosten en bedrijfsgrootte, gespecialiseerde resources zijn te dun gespreid en negatieve effecten van bureaucratie.
Vraag 6
Diversificatie kan twee redenen hebben: (1) leidt tot voordeel voor de eigenaren doordat de efficiëntie van het bedrijf toeneemt. (2) diversificatie beslissingen kunnen een reflectie van de voorkeuren van de managers zijn, als de aandeelhouders niet direct betrokken zijn bij deze beslissingen.
Vraag 7
Managers kunnen willen diversifiëren omdat ze zelf graag een groot bedrijf willen runnen, omdat ze het leuk vinden. Ongeacht of dit leidt tot een grotere omzet voor het bedrijf of niet.
Antwoordindicatie meerkeuze vragen
A
B
A
B
C
Wat zijn de verticale grenzen van het bedrijf? - TentamenTest 3
Open vragen
Vraag 1
Wat is een relatie-specifieke asset?
Vraag 2
Welke vier vormen van asset specificiteit zijn er?
Vraag 3
Welke theoretische concepten zijn belangrijk in relatie tot transactiekosten?
Vraag 4
Waardoor worden complete contracten voorkomen?
Vraag 5
Wat is shirking?
Vraag 6
Wat wordt bedoeld met de make-or-buy beslissing?
Meerkeuze vragen
Vraag 1
Welk van de volgende stelleningen zijn juist of onjuist
I: Bedrijven moeten kopen i.p.v. maken om maakkosten te voorkomen
II: Coördinatie van productiestromen binnen de verticale waarde keten kan worden bemoeilijkt wanneer een activiteit gekocht wordt van een onafhankelijk bedrijf op de markt
Beide zijn juist
Beide zijn onjuist
1 is juist, 2 is onjuist
1 is onjuist, 2 is juist
Vraag 2
Welk concept is niet belangrijk in relatie tot transactiekosten?
Controle over essentiële resources
Relatie specifieke bezittingen
Quasi-rents
Hold-up
Antwoordindicatie open vragen
Vraag 1
Een relationship-specific asset ondersteunt een bepaalde transactie en kan niet worden herschikt naar een andere transactie zonder dat er productiviteit verloren gaat of kosten ontstaan.
Vraag 2
Site specificiteit, physical asset specificiteit, toegewijde assets en menselijke asset specificiteit.
Vraag 3
Er zijn drie theoretische concepten die belangrijk zijn in relatie tot transactie kosten: (1) relationship-specific assets, (2) quasi-rents en (3) het hold-up probleem.
Vraag 4
Complete contracten worden voorkomen door drie verschillende factoren: bounded rationality (begrensde rationaliteit), moeilijkheden in het specificeren en meten van prestatie, en asymmetrische informatie.
Vraag 5
Shirking is als managers en werknemers niet handelen in het belang van hun bedrijf.
Vraag 6
Het bedrijf moet beslissen of het de activiteiten zelf uitvoert of dat het koopt van een onafhankelijk bedrijf in de markt.
Antwoordindicatie meerkeuze vragen
D
A
Wat is integratie en wat zijn alternatieven? - TentamenTest 4
Open vragen
Vraag 1
Welke business groepen zijn het bewijs dat relaties lang stand kunnen houden?
Vraag 2
Hoe kunnen business groepen in ontwikkelingslanden gedijen?
Vraag 3
Wat zijn vier alternatieve manieren om uitwisseling te organiseren?
Vraag 4
Wat is een franchise?
Vraag 5
Wat is path dependence?
Vraag 6
Wat is tapered integration?
Meerkeuze vragen
Vraag 1
Welke stelling is juist?
I. Integratie zal het eigenbelang binnen het bedrijf niet elimineren waardoor er behoefte kan ontstaan om werknemers te belonen met bonussen en promoties.
II. Property right theorie vallen governance activiteiten onder de verantwoordelijkheid van het top management.
Beide zijn juist
1 is juist, 2 is onjuist
1 is onjuist, 2 is juist
Beide zijn onjuist
Vraag 2
Implicit contracts kunnen een substituut zijn voor:
Informele horizontale relaties
Informele verticale relaties
Formele verticale relaties
Relaties met leveranciers
Vraag 3
Welke van de volgende beweringen over de business groepen keiretsu en chaebol is onjuist?
Deze bedrijven zijn verplicht dezelfde bedrijfsnaam te gebruiken
De achtergrond is zeer divers
Banken maken vaak onderdeel uit van een business groep
Antwoordindicatie open vragen
Vraag 1
De business groepen Keiretsu en Chaebol
Vraag 2
Business groepen in de ontwikkelingslanden gedijen doordat ze uitgaan van een sterk centraal bestuur, toegang tot lokale labor markten hebben en er unieke kansen zijn om te innoveren.
Vraag 3
Vier alternatieve manieren om uitwisseling te organiseren: (1) tapered integration, (2) franchising, (3) strategic alliances en (4) close-knit (dicht-gebreide) semi-formele relaties tussen kopers en verkopers.
Vraag 4
Vier alternatieve manieren om uitwisseling te organiseren: (1) tapered integration, (2) franchising, (3) strategic alliances en (4) close-knit (dicht-gebreide) semi-formele relaties tussen kopers en verkopers.
Vraag 5
Path dependence betekent dat omstandigheden uit het verleden mogelijke bestuursregelingen in de toekomst uit kunnen sluiten.
Vraag 6
Tapered integration is integratie waarbij een bedrijf een input maakt en koopt. Deze vorm van integratie is een mix tussen verticale integratie en markt uitwisseling.
Antwoordindicatie meerkeuze vragen
B
C
A
Hoe werkt competitie? - TentamenTest 5
Open vragen
Vraag 1
Hoe bereken je de cross-prijs elasticiteit?
Vraag 2
Wat zijn de belangrijkste oligopolie modellen?
Vraag 3
Wanneer zijn twee producten vervangers (substitutes)?
Vraag 4
Wat zegt het SSNIP criterium over directe concurrentie?
Vraag 5
Wat is monopolistische competitie? Noem twee kenmerken
Meerkeuze vragen
Vraag 1
Welke stelling is juist?
I. Monopolistische competitie kenmerkt zich door relatief veel verkopers met gedifferentieerde producten
II. Een monopsonist is de enige koper in de markt waar het aankoopt (monopolist op input)
Beide zijn juist
1 is juist, 2 is onjuist
1 i onjuist, 2 is juist
Beide zijn onjuist
Vraag 2
Er is sprake van perfecte concurrentie wanneer er:
Veel verkopers op de markt zijn
Consumenten het product als homogeen ervaren
Genoeg capaciteit is
Alles wat hierboven staat
Vraag 3
Als er sprake is van Bertrand competitie, wanneer bedrijf x zijn prijs verlaagt, dan zal bedrijf Y:
Ook zijn prijzen verlagen
Zijn prijzen verhogen
Zijn prijzen hetzelfde houden
Zijn capaciteit verhogen
Vraag 4
Homogene producten hebben een aantal kenmerken waardoor de verkopen zullen stijgen als a haar prijs laat dalen. Welk gevolg is onjuist?
Extra verkopen door meer verkopers
Extra verkopen aan bestaande klanten
Extra verkopen aan klanten die van bedrijf switchen
Extra verkopen aan mensen die niet gepland hadden iets te kopen
Vraag 5
Wat voor markt is de Nederlandse biermarkt?
Monopolie
Oligopolie
Volledige concurrentie
Monopolistische concurrentie
Vraag 6
Welk van de volgende stellingen is juist?
Bij monopolistische concurrentie kan een bedrijf de prijs en opbrengsten verhogen indien de goederen sterk gedifferentieerd zijn.
Harde commitments zijn goede concurrentiële beslissingen terwijl zachte commitments slechte concurrentiële beslissingen zijn.
Productieprocessen laten vaak een U-vormige gem. totale kostencurve zien.
Vraag 7
Wat is geen definitie van een nieuwe toetreding op de markt?
Een bedrijf dat nog niet bestond voor het de markt betrad.
En bedrijf dat actief is in een bepaalde product markt, maar ervoor gekozen heeft zich te diversifiëren naar een andere product markt.
Een bedrijf dat actief is in een bepaalde geografische markt en er voor gekozen heeft zich te diversifiëren naar een andere markt
Een bedrijf dat actief is in een bepaalde product markt en er voor gekozen heeft zijn productieproces opnieuw te ontwerpen
Antwoordindicatie open vragen
Vraag 1
De cross-prijs elasticiteit kan worden berekent met de volgende formule: ɳXY = (∆Qy / Qy) / (∆Px / Px)
Vraag 2
De twee oudste en belangrijkste oligopolie modellen zijn Cournot quantity competition en Bertrand price competition. In het Cournot model kiezen bedrijven een output en in het Bertrand model kiezen bedrijven een prijs.
Vraag 3
Twee producten X en Y zijn vervangers van elkaar wanneer een toename van de prijs van X leidt tot een afname van verkopen van X en een toename van verkopen van Y, ervan uitgaande dat de prijs van Y gelijk blijft.
Vraag 4
Volgens het SSNIP criterium zullen twee bedrijven direct concurreren als een prijs toename van een bedrijf ervoor zorgt dat veel consumenten naar het andere bedrijf zullen gaan.
Vraag 5
Monopolistische competitie heeft twee belangrijke kenmerken: Er zijn veel verkopers en elke verkoper biedt een gedifferentieerd product aan.
Antwoordindicatie meerkeuze vragen
A
D
A
A
B
A
D
Wanneer vindt toetreding of verlating van een markt plaats? - TentamenTest 6
Open vragen
Vraag 1
Wat is het verschil tussen structurele barrières en strategische barrières?
Vraag 2
Wat is blockaded entry?
Vraag 3
Wat zijn de drie hoofdtypes van structurele barrières?
Vraag 4
Welke drie strategieën kan een bedrijf gebruiken om toetreders buiten te houden?
Vraag 5
Wat wordt bedoeld met de dynamiek van competitie?
Meerkeuze vragen
Vraag 1
Indien de structurele barrières laag zijn. Welke van de volgende toetreding condities van Bain is/zijn toepasbaar?
Blockaded en accommodated entry
Enkel accommodated entry
Deterred en blockaded
Accommodated en deterred entry
Vraag 2
Wat is het hoofddoel van limit pricing?
Voorkomen dat nieuwe bedrijven op de markt komen
Klanten wegkapen bij concurrenten
Andere concurrenten uit de markt drukken
Een goede marktpositie krijgen
Antwoordindicatie open vragen
Vraag 1
Structurele barrières ontstaan als de gevestigde bedrijven marketing voordelen hebben of profiteren van bepaalde regels. Strategische barrières resulteren uit agressieve actie van gevestigde bedrijven om toetreding tegen te gaan.
Vraag 2
Blockaded entry is als structurele barrières zo hoog zijn dat de gevestigde bedrijven niks hoeven te doen om toetreding te voorkomen.
Vraag 3
De drie hoofd types van structurele barrières zijn: Controle van essentiële middelen, economies of scale en scope en marketing voordelen voor gevestigden.
Vraag 4
Een gevestigd bedrijf kan drie verschillende strategieën gebruiken om toetreders buiten te houden: limit pricing, predatory pricing en strategic bundling.
Vraag 5
De dynamiek van competitie is hoe competitie en business beslissingen zich ontwikkelen in de tijd.
Antwoordindicatie meerkeuze vragen
D
A
Hoe heeft de competitie zich ontwikkeld? - TentamenTest 7
Open vragen
Vraag 1
Wat is micro dynamiek?
Vraag 2
Wat is het framework van Ghemawat?
Vraag 3
Wat is het verschil tussen strategische vervangers en strategische aanvullingen?
Vraag 4
Wat is een alternatief voor de tit-for-tat strategie?
Vraag 5
Benoem de twee verschillende prijs methoden.
Meerkeuze vragen
Vraag 1
Een reden voor een bedrijf om te kiezen voor een tit-for-tat strategie is:
Het is een eenvoudige en makkelijk te begrijpen strategie
Deze strategie is niet zichtbaar
Het is de enige manier om een monopolistische niet coöperatieve prijs te zetten
Vraag 2
Het boek van Besanko beschrijft de verschillen van strategic commitment. Een bedrijf met een soft commitment en strategic complement is welk van de volgende?
Puppy dog ploy
Hungry cat
Single dog
Fat cat effect
Antwoordindicatie open vragen
Vraag 1
Micro dynamiek is de ontwikkeling van competitie tussen een klein aantal bedrijven over tijd.
Vraag 2
Ghemawat heeft een framework van 4 stappen opgezet om de toewijding-intensieve keuzes te analyseren: (1) positie analyse, (2) duurzaamheid analyse, (3) flexibiliteit analyse en (4) oordeel analyse.
Vraag 3
Acties zijn strategische vervangers als een bedrijf ervoor kiest om meer van een actie uit te voeren terwijl zijn concurrent juist minder van die actie uit gaat voeren. Een actie is een strategische aanvulling als de concurrent dan ook meer gaat uitvoeren van die actie.
Vraag 4
Een alternatief is de grim trigger strategie: in de eerste periode de monopolie prijs wordt gevraagd. In de volgende perioden geldt dat als een bedrijf afwijkt van deze prijs dat dan de marginale kosten worden verlaagd in de volgende periode en voor eeuwig zo blijven.
Vraag 5
De eerste is uniform FOB prijzen; de verkoper zet een prijs voor het ophalen op het laadstation van de verkoper, en de koper betaalt de vrachtkosten. De tweede is het gebruik van uniform geleverde prijzen; de verkoper zet de prijs die gelijk is voor alle kopers en de vrachtkosten worden gedekt door de verkoper zelf.
Antwoordindicatie meerkeuze vragen
A
D
Hoe analyseer je een industrie? - TentamenTest 8
Open vragen
Vraag 1
Welke taken worden vergemakkelijkt door het maken van een analyse aan de hand van een bepaald kader.
Vraag 2
Wat zijn de vijf krachten?
Vraag 3
Wat doet met in een vijf-krachten analyse?
Vraag 4
Wat zijn vier nadelen van de vijf-krachten analyse?
Vraag 5
Waardoor wordt de dreiging van toetredende bedrijven beïnvloed?
Meerkeuze vragen
Vraag 1
Porter wijst naar 4 kenmerken(diamant) van de thuismarkt van een bedrijf. Wat is geen Porter kenmerk?
Vraagcondities
Gerelateerde toeleverende ondersteunende sectoren
Een dominante technische standaard in een sector
Vraag 2
1 van de 5 krachten is interne rivaliteit. Welke van de volgende factoren zal de prijsconcurrentie niet aanwoekeren?
Veel verkopers
Verschillen tussen bedrijven met betrekking tot de kosten
Bedrijfstak stagneert of krimpt
De producten zijn gedifferentieerd
Vraag 3
In het vijf-krachten model van Porter wordt gesproken over barrières voor nieuwe toetreders die hoog of laag kunnen zijn. Welke van de volgende is zo’n barrière?
Interne concurrentie
Hoge noodzakelijke investeringen
Lage switchingkosten
Lage opportunity kosten
Vraag 4
Kopers die lage switching kosten hebben en verkooporders die groot en infrequent zijn, waarvoor zijn dit condities?
Interne concurrentie
Nieuwe toetreders
Kracht van afnemers
Substituten
Antwoordindicatie open vragen
Vraag 1
Door een analyse te maken aan de hand van een bepaald kader worden verschillende taken vergemakkelijkt: (1) de beoordeling van prestatie van een bedrijf, (2) bepalen van factoren die invloed hebben op de prestatie in relaties tussen concurrenten, (3) bepalen hoe prestatie wordt beïnvloed door veranderingen in de zakenwereld en (4) het identificeren van kansen en dreigingen.
Vraag 2
De vijf krachten zijn: Interne rivaliteit, toegang, aanvullende en vervangende producten, de macht van de verkoper en de macht van de koper.
Vraag 3
De vijf-krachten analyse identificeert waardoor de winst van alle bedrijven in een industrie wordt bedreigd. Als je de vijf-krachten gaat analyseren dan bepaal je voor elke kracht afzonderlijk wat voor bedreiging de kracht is voor de winst in de industrie.
Vraag 4
Ten eerste, wordt er maar weinig aandacht besteed aan factoren die een invloed kunnen hebben op de vraag. Ten tweede, wordt er gekeken naar de gehele industrie en niet naar de individuele bedrijven. Daarnaast wordt de rol van de overheid niet expliciet opgenomen in de analyse. Ten slotte is de analyse kwalitatief.
Vraag 5
De dreiging van toetredende bedrijven wordt beïnvloed door: (1) Significante schaalvoordelen in de productie en grote MES ten opzichte van de grootte van de markt, (2) overheid bescherming van gevestigden, (3) consumenten die waarde hechten aan reputatie, (4) toegang van toetreders tot cruciale input, (5) de leercurve, (6) netwerk externaliteiten en (7) verwachtingen van competitie na toetreding.
Antwoordindicatie meerkeuze vragen
C
D
B
A
Welke strategische positie moet een bedrijf innemen? - TentamenTest 9
Open vragen
Vraag 1
Welke formule wordt gebruikt om de toegevoegde waarde te berekenen?
Vraag 2
Wat zijn de kenmerken van capaciteiten?
Vraag 3
Wat zijn de drie generieke strategieën volgens Porter?
Vraag 4
Wanneer is een kosten voordeel voordeliger dan een opbrengsten voordeel?
Vraag 5
Wat zijn de drie verschillende focus strategieën?
Meerkeuze vragen
Vraag 1
Wat is juist over de indifference curve?
Ieder punt op eenzelfde indifference curve levert hetzelfde consumentensurplus op.
Producten die een combinatie van attributen bieden onder een indifference curve worden geprefereerd over alle combinaties die liggen op de indifference curve.
De indifference curve laat het moment zien waarop de consumenten onverschillig zijn tussen het bezit van een product en de monetaire waarde van het product. Het laat dus de maximale bereidheid zien om te betalen
Wanneer twee producten zich op dezelfde indifference curve bevinden dan hebben ze consumentensurplus pariteit bereikt.
Vraag 2
Een lokaal chocolade bedrijf richt zich op consumenten door focus op biologische producten etc. In termen van benefit drivers kunnen we de strategie van hummingbird binnen de volgende dimensie classificeren:
Karakteristieken die geassocieerd zijn met de verkoop of de levering van de goederen.
Karakteristieken die geassocieerd zijn met de consumenten percepties of verwachtingen over de product prestaties.
Fysieke karakteristieken van het product zelf.
Het subjectieve imago van het product.
Vraag 3
De strategie van waarde creatie door de kostleider kan een bedrijf benefit proximity krijgen. Door het gevolg van welke van de volgende strategieën?
Producten maken die een licht groter voordeel hebben en slechts een licht hogere kostprijs dan de concurrenten.
Producten maken met een licht kleiner voordeel maar met significant lagere kosten dat de concurrenten.
Producten maken met eenzelfde ervaren voordeel voor de consumenten maar met lagere kosten dan de concurrenten.
Producten aanbieden die kwalitatief afwijken van die concurrenten.
Antwoordindicatie open vragen
Vraag 1
Toegevoegde waarde = Consumentenoverschot + Producentenoverschot = Maximale willingness-to-pay – Kosten
Vraag 2
Capaciteiten hebben bepaalde kenmerken: waardevol voor verschillende producten of markten, opgenomen in de organisatorische routines van de organisatie en zijn stilzwijgend (tacit).
Vraag 3
Porter argumenteert dat er drie generieke strategieën zijn: opbrengst leiderschap, kosten leiderschap en focus.
Vraag 4
Een opbrengsten voordeel is voordeliger als: (1) De eigenschappen van het product ervoor zorgen dat de kansen op een hoge toegevoegde waarde gelimiteerd zijn, (2) Consumenten prijs sensitief zijn en geen hoog premium willen betalen voor verbeterde productkwaliteit en (3) Het product een zoek goed is.
Vraag 5
Er zijn drie verschillende focus strategieën: consumenten specialisatie, product specialisatie en geografische specialisatie.
Antwoordindicatie meerkeuze vragen
C
D
B
Waarom is informatie belangrijk voor het toevoegen van waarde? - Tentamen 10
Vragen
Vraag 1
Op welke manieren kan een bedrijf zijn concurrentievoordeel verbeteren?
Vraag 2
Wat is het shopping probleem?
Vraag 3
Wat is disclosure?
Vraag 4
Op welke manieren vormt een product ranking een voordeel voor consumenten?
Vraag 5
Wat is multitasking?
Vraag 6
Wat is een risico aanpassing en waarom is het nodig deze uit te voeren?
Antwoordindicatie
Vraag 1
Een bedrijf kan zijn voordeel verbeteren op twee manieren. Het kan de opbrengst van het product verbeteren voor alle consumenten, dit is verticale differentiatie, of het kan bepaalde aspecten van het product veranderen zodat sommige consumenten denken dat het product meer waarde heeft terwijl anderen denken dat het juist minder waard is, dit is horizontale differentiatie.
Vraag 2
Het shopping probleem is het vinden van de goederen en diensten die het beste voldoen aan de behoeften van de consument.
Vraag 3
Disclosure (openbaring): consumenten informeren over de voordelen van het product.
Vraag 4
Een product ranking vormt een voordeel voor consumenten op drie verschillende manieren: (1) consumenten kunnen makkelijker de verkopers met hoge kwaliteit bepalen, (2) de elasticiteit van de vraag in verhouding tot kwaliteit verhoogt waardoor verkopers worden gestimuleerd de kwaliteit te verbeteren en (3) het matchen van consumenten die kwaliteit waarderen met de beste verkopers wordt verbeterd.
Vraag 5
Multitasking is als inspanningen om bepaalde verbeteringen in een dimensie te promoten worden beschaamd door veranderingen in andere dimensies van prestatie.
Vraag 6
Om de kwaliteit van de verkoper correct te kunnen evalueren is het essentieel om een risico aanpassing uit te voeren. Dit is een statistisch proces waarbij de metingen van de uitkomst worden aangepast aan factoren die de verkoper niet in de hand heeft.
Hoe behoudt een bedrijf zijn concurrentievoordeel? - TentamenTest 11
Vragen
Vraag 1
Wat is de resource-based theorie?
Vraag 2
Wat is een isolatie mechanisme en waarvoor is zo'n mechanisme belangrijk?
Vraag 3
Welke vier verschillende isolatie mechanismen vallen onder early-mover voordelen?
Vraag 4
Wat is een immobiel middel?
Vraag 5
Welke vier factoren zijn een belemmering voor imitatie?
Antwoordindicatie
Vraag 1
Volgens de resource-based theorie is er voor geen enkel bedrijf een strategie om waarde te creëren als alle bedrijven in de markt dezelfde voorraad van middelen hebben.
Vraag 2
Een isolatie mechanisme is een economische kracht die ervoor zorgt dat een concurrentievoordeel niet makkelijk kan worden gedupliceerd of geneutraliseerd door ander bedrijven door middel van het creëren van middelen. Een isolatie mechanisme is belangrijk voor het behouden van een concurrentievoordeel.
Vraag 3
Er zijn vier verschillende isolatie mechanismen die vallen onder early-mover voordelen: de leercurve, reputatie en onzekerheid van de koper, switch kosten voor de koper en netwerk effecten.
Vraag 4
Een middel is immobiel als het zichzelf niet kan verkopen aan de hoogste bieder. Getalenteerde werknemers die hun dienst kunnen verkopen aan de hoogste bieder zijn mobiele middelen.
Vraag 5
Er zijn vier factoren die een belemmering zijn voor imitatie: wettelijke beperkingen, superieure toegang tot input of consumenten, de omvang van de markt en schaalvoordelen en immateriële barrières die het imiteren van onderscheidende middelen tegengaan.
Hoe kunnen we prestatie meten? - TentamenTest 12
Open vragen
Vraag 1
Hoe kunnen bedrijven ervoor zorgen dat managers beslissingen maken in het belang van het bedrijf?
Vraag 2
Wat is het zekerheidsequivalent?
Vraag 3
Tot welke twee problemen kan het gebruik van prestatie-gebaseerde stimulansen leiden?
Vraag 4
Wat is multitasking?
Vraag 5
Wat zijn impliciete stimulans contracten?
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
Bedrijven kunnen ervoor kiezen om prestatie te belonen met salaris om zo ervoor te zorgen dat managers in het belang van het bedrijf beslissingen maken.
Vraag 2
Het zekerheidsequivalent is de hoeveelheid geld waarvoor de beslissingsmaker onverschillig is tussen het nemen van een bepaald risico of het accepteren van een betaling.
Vraag 3
Het gebruik van prestatie-gebaseerde stimulansen kan leiden tot twee problemen. Als de meting van prestatie wordt beïnvloed door willekeurige factoren waar de werknemer geen controle over heeft dan vormt dit een ongewild risico voor de werknemer. Daarnaast, kan het zo zijn dat het niet alle aspecten van prestatie worden meegenomen in de meting.
Vraag 4
Multitasking: het gebruik van prestatie-gebaseerde lonen leidt ertoe dat werknemers focussen op de aspecten die invloed hebben op prestatie en ze negeren de aspecten die niet zijn opgenomen in de prestatie meting.
Vraag 5
Impliciete stimulans contracten zijn contracten waarin de werknemers verwachten dat hun productieve inspanningen worden beloond zelfs als evaluaties subjectief zijn en er geen expliciete beloningen zijn opgeschreven.
Hoe belangrijk is de organisatiestructuur? - TentamenTest 13
Vragen
Vraag 1
Wat is de span of control?
Vraag 2
Wat is de organisatiestructuur van een bedrijf?
Vraag 3
Op welke manieren kan een makkelijke taak die wordt uitgevoerd door een kleine groep worden gestructureerd?
Vraag 4
Wat zijn complexe hiërarchieën?
Vraag 5
Wat zijn de vier verschillende basisstructuren voor grote organisaties?
Antwoordindicatie
Vraag 1
De ‘span of control’ van een bedrijf refereert naar het aantal individuen die direct verantwoording afleggen aan een manager.
Vraag 2
De organisatiestructuur van een bedrijf beschrijft de regelingen en routines die worden gebruikt en hoe beslissingen worden genomen.
Vraag 3
Een makkelijke taak die wordt uitgevoerd door een kleine groep kan op verschillende manieren worden gestructureerd: individueel, door zelf-beheerde teams of door een hiërarchie van autoriteit.
Vraag 4
Complexe hiërarchieën: de structuur van het bedrijf heeft betrekking op meerdere groepen en meerdere niveaus van groeperingen.
Vraag 5
Er zijn vier verschillende basisstructuren voor grote organisaties: de unitaire functionele structuur, de multidivisionele structuur, de matrix structuur en de netwerkstructuur.
Wat is de invloed van de omgeving op strategie en structuur? - TentamenTest 14
Vragen
Vraag 1
Wat is de sociale context van het gedrag?
Vraag 2
Wat is de resource dependence view?
Vraag 3
Hoe wordt macht gedefinieerd?
Vraag 4
Wat is het verschil tussen interne context en externe context?
Vraag 5
Wat is de zone of indifference?
Antwoordindicatie
Vraag 1
De sociale context van het gedrag van een bedrijf gaat over de activiteiten, niet-contractuele en niet markt gerelateerde relaties die essentieel zijn voor het doen van zaken.
Vraag 2
De resource dependence view laat zien dat individuen en bedrijven proberen macht te verkrijgen door afhankelijkheid van andere acteurs te verlagen, terwijl ze de afhankelijkheid van anderen op henzelf vergroten.
Vraag 3
Macht is gedefinieerd als het vermogen van een individu om zijn doelen te bereiken door gebruik te maken van middelen die zijn verkregen door niet-contractuele uitwisselingsrelaties.
Vraag 4
De externe context bevat het zaken landschap waar het bedrijf in opereert en de culturele, politieke, wettelijke en regelgeving omgeving. Interne context bevat de politieke en culturele omgeving in een bedrijf die een invloed heeft op het gedrag van de werknemers en managers.
Vraag 5
De zone of indifference bevat de zaken waar de persoon met formele macht de overhand heeft.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2592 | 1 |
Add new contribution