Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.
Meerkeuzevragen
Vraag 1:
Het beginsel van voorrang van het gemeenschapsrecht:
a. geldt niet ten opzichte van nationale regels die reeds bestonden op het moment van totstandkomen van de desbetreffende Gemeenschapsrechtelijke regel.
b. is een wezenlijk kenmerk van de communautaire rechtsorde.
c. heeft alleen betrekking op het primaire gemeenschapsrecht.
d. geldt niet ten opzichte van de nationale Grondwetten van de lidstaten.
Vraag 2:
De theorie van de acte clair:
a. is door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verworpen.
b. betekent dat een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen achterwege kan blijven als de juiste toepassing van het Gemeenschapsrecht zo duidelijk is, dat redelijkerwijze geen twijfel meer kan bestaan over de wijze waarop de prejudiciële vraag dient te worden beantwoord.
c. duidt op de rechtstreekse toepasselijkheid van een Verordening.
d. betekent dat, als een richtlijn voldoende duidelijk en precies is, er geen omzetting in het nationale recht vereist is.
Vraag 3:
Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen:
I. Ook nationale rechters zijn gebonden aan het beginsel van Gemeenschapstrouw.
II. De rechtsbasis voor het opzetten van de gemeenschappelijke handelspolitiek is artikel 3, lid 1 onder b EG.
a. beide stellingen zijn onjuist
b. beide stellingen zijn juist
c. stelling I is juist, stelling II onjuist
d. stelling I is onjuist, stelling II is juist
Vraag 4:
Welke van de volgende elementen is geen doelstelling van de interne markt?
a. vrij verkeer van derde landen onderdanen
b. vrij verkeer van kapitaal
c. vrij verkeer van goederen
d. vrij verkeer van diensten
Vraag 5:
De nationale rechter:
a. is altijd verplicht een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ingeval van onduidelijkheid van een regel van Gemeenschapsrecht.
b. mag nationale regels Gemeenschapsrechtconform interpreteren, maar is daartoe niet verplicht.
c. dient toepassing te geven aan direct werkende bepalingen van Gemeenschapsrecht, tenzij dat strijdt met nationale bepalingen.
d. dient altijd toepassing te geven aan direct werkende bepalingen van Gemeenschapsrecht.
Vraag 6:
De Europese Raad is samengesteld uit:
a. staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten en de voorzitter van.....read more
Add new contribution