Psychiatrie - Geneeskunde - Bundel
- 2445 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
1. Wat is volgens de DSM géén kenmerk van een psychische stoornis?
a. Het gedrag wijkt af van de sociaal culturele norm
b. Het gedrag kan door één specialist worden beoordeeld als afwijkend
c. Het gedrag veroorzaakt lijden, ongerief of bezorgdheid
d. Er zijn andere die hetzelfde gedrag vertonen met dezelfde consequenties
2. In welk geval is er sprake van een hetero-anamnestische observatie?
a. De partner van de verdachte zegt dat ze een slechte band heeft met de verdachte
b. De verdachte zegt een moeilijke periode gehad te hebben in zijn jeugd
c. De verdachte blijkt een beneden gemiddeld IQ te hebben
d. De beoordelaar constateert dat de verdachte zichzelf slecht verzorgd
3. Wat is volgens de Wet BOPZ géén voorwaarde om iemand op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis?
a. De betrokkene moet tenminste elf jaar oud zijn
b. Er moet sprake zijn van een stoornis van de geestvermogens
c. De stoornis moet een gevaar vormen voor de betrokkene
d. Opname in een psychiatrisch ziekenhuis is de enige manier die voor vermindering van gevaar voor de betrokkene kan zorgen
4. Wat wordt bedoeld met het ultimum remedium beginsel?
a. Iemand wordt alleen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis als de psychiatrische stoornis een gevaar vormt voor de omgeving
b. Iemand wordt alleen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis als elk ander redmiddel niet effectief is gebleken
c. Iemand wordt alleen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis als hij hier zelf toestemming voor geeft
d. Iemand wordt alleen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis als hier toestemming is van de naasten van de betrokkene
5. Waar moet een deskundige rekening houden wanneer hij rapporteert aan de rechtbank?
a. De deskundige moet aan kunnen tonen dat hij verstand heeft van zijn vak, door vaktermen te gebruiken
b. De deskundige vertelt in de rapportage welk advies hij geeft met betrekking tot de strafoplegging
c. De deskundige betrekt in zijn rapportage datgeen wat hem van belang lijkt bij het adviseren van de rechtbank
d. De deskundige houdt zich aan de vraagstelling die hem is opgelegd door de rechtbank
6. In welk opzicht is de diagnostiek van de DSM niet bruikbaar voor de forensische psychologie en psychiatrie?
a. De DSM omvat niet alle stoornissen die in het forensische veld voor kunnen komen
b. De DSM zegt niks over de beweegredenen van de verdachte en ook niet over de oorzaak en het verloop van de stoornis
c. De DSM is vooral bruikbaar gebleken in de psychologie en psychiatrie buiten het forensische veld om
d. De DSM geeft geen aanwijzing voor het gebruik door rechters en andere juristen
7. Wanneer een psychische stoornis en de omstandigheden evenredig hebben bijgedragen aan een delict is er sprake van...
a. Toerekeningsvatbaarheid
b. Ontoerekeningsvatbaarheid
c. Verminderde toerekeningsvatbaarheid
d. Sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid
8. Wat kan nog meer een behandeling zijn, in juridisch kader, behalve tbs?
a. Een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, deze geldt na de proeftijd
b. Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis bij verminderde toerekeningsvatbaarheid
c. Voorwaardelijk sepot en schorsing van de preventieve hechtenis
d. Plaatsing in een behandelingskliniek, direct wanneer de gevangenisstraf begint
9. Hoeveel procent van de gedetineerden heeft een psychische stoornis (verslaving meegerekend)?
a. 50%
b. 60%
c. 70%
d. 80%
10. Welk van de volgende beweringen is juist?
1. Bij gevangenen komen meer psychische stoornissen voor dan in de algemene bevolking.
2. Bij allochtonen en vreemdelingen bestaat een verhoogd risico op schizofrenie.
a. 1 is juist en 2 is juist
b. 1 is juist en 2 is onjuist
c. 1 is onjuist en 2 is juist
d. 1 is onjuist en 2 is onjuist
11. Wat wordt er bedoeld met een triple-rapportage?
a. Een rapportage die drie keer wordt gedaan, telkens door iemand anders, om de betrouwbaarheid van de rapportage te vergroten
b. Een rapportage waar, naast de psycholoog en de psychiater, ook een milieuonderzoeker bij betrokken is
c. Een rapportage die bestaat uit drie verschillende rapportages van testpsychologisch onderzoek
d. Een rapportage van een urgente zaak
12. Wat is niet waar over het gedragskundig onderzoeken bij allochtone verdachten?
a. De taalbarrière speelt een belangrijke rol en kan het proces moeilijker maken
b. Het toepassen van een Westerse manier van diagnosticeren is niet ideaal, maar levert wel volledige resultaten op
c. Het delict moet meestal differentiaal diagnostisch worden beoordeeld
d. Door de culturele achtergrond van de verdachte moet er tijdens het onderzoek vaak aandacht worden besteed aan de interpretatie van gedrag en testresultaten
13. Wat is waar over het geven van advies over recidivegevaar?
1. Het is belangrijk om niet te denken aan de eigen vooroordelen jegens de groep waartoe een verdachte behoort
2. Variabelen uit eerder wetenschappelijk onderzoek kunnen een goede voorspeller van recidivegevaar zijn
a. 1 is juist en 2 is juist
b. 1 is juist en 2 is onjuist
c. 1 is onjuist en 2 is juist
d. 1 is onjuist en 2 is onjuist
14. Wat is waar over delicten en daders in forensische poliklinieken?
1. Mannen zijn op alle delicten oververtegenwoordigd
2. Allochtone daders zijn oververtegenwoordigd bij zedendelicten
a. 1 is juist en 2 is juist
b. 1 is juist en 2 is onjuist
c. 1 is onjuist en 2 is juist
d. 1 is onjuist en 2 is onjuist
15. Wat is waar over tbs?
a. Tbs kan enkel worden aanbevolen bij ontoerekeningsvatbaarheid
b. De meeste tot tbs veroordeelde delinquenten zijn ontoerekeningsvatbaar
c. Tbs kan opgelegd worden, ondanks de duur van de gevangenisstraf
d. Tbs kan opgelegd worden als de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid, op het spel staat
16. Wat is waar over tbs-gestelden?
1. Meer dan de helft van de tbs-gestelden heeft een aan middelen gebonden stoornis
2. De meeste tbs-gestelden hebben een gemiddeld IQ
a. 1 is juist 2 is juist
b. 1 is juist 2 is onjuist
c. 1 is onjuist 2 is juist
d. 1 is onjuist 2 is onjuist
17. Wat is waar over seksueel delinquent gedrag?
1. Ongeveer 80% van de plegers van seksuele delicten zijn first offenders
2. De meeste plegers van seksuele delicten recidiveren niet
a. 1 is juist 2 is juist
b. 1 is juist 2 is onjuist
c. 1 is onjuist 2 is juist
d. 1 is onjuist 2 is onjuist
18. Waar is men meestal niet extra alert op bij het onderzoeken van plegers van seksuele delicten?
a. Of de persoon in kwestie een bepaalde interesse of obsessie heeft
b. Wat de aard en de intensiteit van het geweld bij het delict was
c. De opleiding die de betrokkene genoten heeft
d. De sociale vaardigheden van de betrokkene
19. Wat is géén voorwaarde voor pyromanie volgens de DSM?
a. Opzettelijke en doelgerichte brandstichting bij meer dan één gelegenheid
b. Gefascineerd zijn door, belangstelling hebben voor, nieuwsgierigheid naar, of aangetrokken worden door vuur en de situatie erom heen
c. Emotioneel oppervlakkige stemming vlak voor de daad
d. Lust, voldoening of opluchting tijdens het brandstichten
20. Wat is waar over tbs-oplegging bij verschillende delicten?
1. Procentueel gezien worden er bij bijna evenveel plegers van brandstichting als bij plegers van levensdelicten tbs opgelegd
2. Bij seksuele geweldsdelicten wordt minder vaak tbs opgelegd dan bij brandstichting
a. 1 is juist 2 is juist
b. 1 is juist 2 is onjuist
c. 1 is onjuist 2 is juist
d. 1 is onjuist 2 is onjuist
21. Wat is waar over mannen en vrouwen die brand stichten?
1. Meer mannen hebben tbs opgelegd gekregen na het stichten van brand dan vrouwen
2. Bij de mannen die tbs opgelegd gekregen hebben was er in alle gevallen van brandstichting gevaar voor personen, bij de vrouwen was dit slechts in sommige gevallen zo
a. 1 is juist 2 is juist
b. 1 is juist 2 is onjuist
c. 1 is onjuist 2 is juist
d. 1 is onjuist 2 is onjuist
22. Wat is een belangrijke contra-indicatie voor het behandelen van mensen in een polikliniek?
a. Een IQ lager dan 75
b. Een gemotiveerde houding
c. Ernstige verslavingsproblematiek
d. Goede beheersing van de Nederlandse taal
23. Wat is waar over risicotaxatie bij daders van delicten?
a. Instrumenten voor risicotaxatie uit de forensisch psychiatrische centra bleken even effectief voor de forensische poliklinieken
b. De omvang van het aantal vals positieven bij risicotaxatie betreft bijna de helft van alle ex-tbsgestelden
c. De uitkomsten van de risicotaxatie zijn niet aan geldigheid gebonden
d. De meeste testinstrumenten voor het meten van risicotaxatie zijn gevalideerd
1. b
2. a
3. a
4. b
5. d
6. b
7. c
8. c
9. d
10. a
11. b
12. b
13. c
14. d
15. d
16. b
17. a
18. c
19. c
20. a
21. c
22. c
23. b
Hoofdstuk 1 |
|
Forensische psychiatrie | De wetenschappelijke en praktische bijdrage van de psychiatrie aan de rechtspleging |
Hoofdstuk 2 |
|
Code Pénal | Het geschrift waarin tot 1881 de wetten omtrent het strafrecht vastgelegd stonden. Na 1881 werd dit vervangen door het Wetboek van Strafrecht |
Krankzinnigenwet | De voorganger van de Wet BOPZ |
Wet BOPZ | Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (zie ook hoofdstuk 5) |
L'Uomo delinquente | Werk van Lombroso waarin menselijk gedrag werd gezien als in samenhang zijnde met lichamelijke kenmerken |
Hoofdstuk 4 |
|
Subsidiariteitsbeginsel | Een centrale of hogere instantie doet niet wat door een lagere instantie gedaan kan worden |
Proportionaliteitsbeginsel | De straf of sanctie moet in verhouding staan met de begane overtreding of misdrijf |
Handelingsonbekwaamheid | Niet geschikt zijn om in het recht op te treden (bijvoorbeeld, een minderjarige)- niet mogen |
Curatele | (werd vroeger ook wel genoemd) voogdij over meerderjarigen. Beschermt alle belangen van de betrokkene |
Onbevoegdheid | Bijzondere of gedeeltelijke geschiktheid om in het recht op te treden (bijvoorbeeld in het geval van mentorschap) |
Wilsonbekwaamheid | Iemand kan de gevolgen van zijn verklaring niet overzien- niet kunnen |
Volmacht | Zelfbenoemde vertegenwoordiger. De patiënt moet bij het benoemen wel wilsbekwaam zijn |
Zaakwaarnemer | Iemand die de belangen van een ander behartigt zonder dat hij daar wettelijk toe wordt verplicht |
Beschermingsbewind | Wanneer de kantonrechter het vermogen van een patiënt onder bewind stelt |
Mentorschap | Wanneer door de rechter een wettelijke vertegenwoordiger wordt aangewezen om alle niet-vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene te beschermen |
Hoofdstuk 5 |
|
Wet BOPZ | Regelt de gedwonge opname en verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis van mensen met een stoornis |
Voorlopige machtiging | Iemand tegen zijn wil maximaal 6 maanden opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis |
Voorwaardelijke machtiging | Hiermee kan een patiënt gedwongen opname voorkomen door zich te houden aan de voorwaarden van zijn behandeling |
Inbewaringstelling | Iemand tegen zijn wil opnemen op basis van een last van de burgemeester |
Hoofdstuk 7 |
|
Triple rapportage | Rapportage waarbij een pscyholoog, psychiater en een forensisch milieuonderzoeker bij betrokken zijn |
NIFP | Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie |
Hoofdstuk 8 |
|
Contra-expertise | Wanneer de verdachte een eigen deskundige inschakelt, omdat hij bijvoorbeeld niet tevreden is over het verloop van het onderzoek |
Gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens | Wanneer sommige psychische functies niet volledig ‘volgroeid’ zijn en daarom een tekort vertonen |
Ziekelijke stoornis | Ziekteverschijnselen in psychisch functioneren. Hieronder vallen: cognitieve stoornissen, angst –en stemmingsstoornissen, identiteits –contacts –en gedragsstoornissen |
WGBO | Wet op de Geneeskundige Behandelings Overeenkomst |
De indeling van een psychiatrisch rapport: | 1 . Gespreksindrukken |
| 2. Onderzoek leidende tot een diagnose |
| 3. Relevante levensgeschiedenis en heteroanamnese |
| 4. Opmerkingen over het ten laste gelegde |
| 5. Beschouwing, zoals het verband tussen stoornis en delict |
| 6. Conclusie en advies |
Toerekeningsvatbaar | Iedereen die in contact komt met het strafrecht. Behalve kinderen jonger dan 12. |
Enigszins verminderd toerekeningsvatbaar | Wanneer er een aantal karaktertrekken aanwezig zijn die de wilsvrijheid voor een klein deel beperken |
Verminderd toerekeningsvatbaar | Wanneer de psychische stoornis en de omstandigheden evenveel hebben bijgedragen aan het ontstaan van het delict |
Sterk verminderd toerekeningsvatbaar | Grote vermindering van de wilsvrijheid als gevolg van een ernstig psychiatrisch ziektebeeld |
Ontoerekeningsvatbaar | Op het moment van het delict heeft de dader totaal geen keuzevrijheid gehad |
Hoofdstuk 10 |
|
Psychomedisch overleg | In dit overleg worden gedetineerden besproken van wie de toestand of het gedrag daartoe aanleiding geeft |
Hoofdstuk 11 |
|
RIAGG | Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg |
Forensische polikliniek | Hier kunnen mensen terecht die een delict hebben gepleegd of dit dreigen te gaan doen. Vaak zijn deze gevallen niet ernstig genoeg voor tbs |
Risicoprincipe | De intensiteit van de interventie wordt bepaald aan de hand van het recidiverisico van de cliënt |
Behoefteprincipe | Elk individu heeft een eigen combinatie aan persoonlijke factoren die tot crimineel gedrag kunnen leiden |
Responsiviteitsprincipe | Hoe moet de cliënt behandeld worden zodat hij optimaal van de behandeling kan profiteren? |
Hoofdstuk 12 |
|
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege | Deze vorm van tbs kan opgelegd worden als er de persoon een gevaar is voor anderen of voor de algemene veiligheid, waarvoor verpleging vereist is |
Terbeschikkingstelling met voorwaarden | Als er geen sprake is van tbs met verpleging dan kan de rechter ook tbs met voorwaarden opleggen. De cliënt moet zich dan wel bereid verklaren. Voorwaarden kunnen zijn: opname in een door de rechter aangewezen inrichting of de toediening van een bepaald medicijn gedogen |
Dwangverpleging | De cliënt mag zich hieraan niet onttrekken en tegen gedragingen die het goede verloop in de weg staan mag worden opgetreden |
Hoofdstuk 13 |
|
TBR | Terbeschikkingstelling van de Regering. Dit is de voorloper van de tbs |
Tbs-passant | Persoon in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting |
‘Double trouble’ | Soms ook wel ‘triple criple’ genoemd. Wanneer meerdere stoornissen samengaan. |
Studiematerialen gerelateerd aan onderwerpen omtrent psychiatrie.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution