Strafrecht 2: College aantekeningen - Rechten RUG B2
- 1514 reads
Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?
Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?
Geen sprake van onderwerpen die niet worden behandeld in de literatuur.
Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
Wat is belangrijk voor het tentamen?
1. Waarop moet opzet gericht zijn?
Hoofdregel: opzet heeft betrekking op de bestanddelen die na het opzet worden genoemd. Let op de geobjectiveerde bestanddelen! Een voorbeeld hiervn is art. 300 lid 1 jo. lid 2/3
2. Betekenis van opzet?
Opzet is willen én weten. Had kunnen weten, had moeten weten en had behoren te beweten.
3. Hoe is opzet te bewijs?
Bewijs van "weten": bewustheid van aanmerkelijke kans. Dit kan worden bewezen middels ervaringsregels en feiten van algemene bekendheid.
Voorwaarden voor strafbaarheid: wat is de structuur van een strafbaar feit?
Er is sprake van:
een gedraging
die aan bestanddelen van toepasselijke en verbindende delictsomschrijving beantwoordt,
wederrechtelijk (er mag geen rechtvaardigingsgrond zijn), als element
en aan schuld te wijten is (er mag geen schulduitsluitingsgrond zijn), als element
Strafprocessueel (rechterlijk) beslissingsmodel, art. 350 Sv
1. Is het ten laste gelegde feit bewezen?
2. Levert het bewezenverklaarde een strafbaar feit op?
De eerste twee voorwaarden voor een strafbaar feit zien we terug in deze eerste twee vragen.
3. Is de dader strafbaar? Hier wordt er gekeken of er strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn.
De laatste twee voorwaarden voor een strafbaar feit zien we terug in deze derde stap.
4. Wat is de sanctie?
Bij sommige delicten zijn er afwijkingen van dit stappenplan, in het bijzonder bij culpose gevolgsdelicten, zie hierna.
Opzet
Voorbeeld: primair wordt poging tot zware mishandeling ten laste gelegd: ‘...opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen …, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.’
Subsidiair wordt eenvoudige mishandeling ten laste gelegd: ‘...opzettelijk mishandelend een persoon een kopstoot heeft gegeven.’
Waar is het opzet op gericht? Hoofdregel: opzet heeft betrekking op de bestanddelen die na het opzet worden genoemd.
Art. 279 lid 1 Sr: ‘Hij die opzettelijk een minderjarige onttrekt aan …’ Als de rechter hier een verklaring gelooft van de verdachte die zegt dat hij niet wist van de minderjarigheid, is het opzet niet te bewijzen en volgt vrijspraak.
Art. 285b Sr: Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op een anders persoonlijke levenssfeer …’ In dit geval hoeft het opzet van de verdachte niet gericht te zijn op ‘wederrechtelijk’ of ‘stelselmatig’.
Uitzonderingen op de hoofdregel
Bij strafverzwarende omstandigheden, bijvoorbeeld art. 300 lid 1 jo. lid 2. Bij mishandeling, zwaar letsel ten gevolge hebbend hoeft het opzet niet gericht te zijn op ‘zwaar letsel ten gevolge hebbend’, slechts op het toebrengen van pijn of letsel.
Hetzelfde geldt bij gemeengevaarlijke delicten, zoals art. 157 sub 3: ‘opzettelijk brandstichting, dood ten gevolge’.
Ten slotte is er een uitzondering als er ‘opzettelijk en wederrechtelijk’ in een artikel staat, neem als voorbeeld art. 350: ‘Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat … aan een ander toebehoort, vernielt’. In dit geval hoeft het opzet niet op de wederrechtelijkheid te zijn gericht.
Wat is opzet?
Opzet = het willen en weten. Had kunnen weten, had moeten weten, had behoren te weten valt allemaal onder culpa.
Schuld/culpa = niet willen, wel weten (bewuste schuld) of niet willen, niet weten maar wel behoren te weten (onbewuste schuld).
De verschillende gradaties van opzet:
Opzet als bedoeling: het willen domineert.
Opzet als noodzakelijkheidsbewustzijn: het weten domineert, en dit impliceert het willen
Opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn: het weten domineert, en dit impliceert het willen
Voorwaardelijk opzet: het bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat een bepaald gevolg intreedt.
Onder voorwaardelijk opzet volgt de culpa: bewuste en onbewuste schuld.
Opzet-uitdrukkingen en opzet-gradaties: wanneer volstaat voorwaardelijk opzet?
Bij gebruik van ‘opzettelijk’, wat vaak wordt gebruikt indien het gericht is op het veroorzaken van een gevolg, volstaat voorwaardelijk opzet om opzet te bewijzen. Zie art. 287 Sr, doodslag: ‘Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft.’
Bij gebuik van ‘weet’/’wetende dat’, wat vaak wordt gebruikt indien het opzet gericht is op ‘begeleidende omstandigheden van de gedraging’, volstaat voorwaardelijk opzet in beginsel. Zie art. 416 lid 1 Sr, opzetheling, als voorbeeld.
Bij gebruik van ‘met het oogmerk om’ volstaat voorwaardelijk opzet in beginsel niet. Zie art. 310 Sr, diefstal, als voorbeeld.
Bij opzet als stilzwijgend/impliciet bestanddeel, zoals bij mishandeling (art. 300 lid 1 Sr), volstaat voorwaardelijk opzet in beginsel.
Voorwaardelijk opzet
‘Bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat …’
Een objectief element van voorwaardelijk opzet: is er een bestaan van een aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg intreedt?
Een subjectief element, het weten: is er een bewustheid van die aanmerkelijke kans dat …?
Een subjectief element, het willen: heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans dat … aanvaard?
Is er een bestaan van een aanmerkelijke kans?
Een kans zal niet sneller aanmerkelijk worden genoemd als de ernst van het gevolg ernstiger is. De aanmerkelijkheid is echter wel afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten (HIV arrest, RO 4.6).
Bewustheid van de kans en aanvaarding van de kans?
De enkele bewustheid dat het gevolg zou kunnen in treden, is niet voldoende, want anders zou er sprake van bewuste schuld zijn. Daarnaast moet de verdachte ook gedacht hebben: “Als het gebeurt, dan neem ik het op de koop toe. Ik aanvaard het.”
Als verdachte slechts denkt “Ik ben mij bewust van de kans dat het fout kan gaan, maar ik ga ervan uit dat het wel goed afloopt.”, is er geen voorwaardelijke opzet, maar bewuste schuld (HIV arrest).
Het bewijzen van de bewustheid van de aanmerkelijke kans
De rechter kan niet in het hoofd van de verdachte kijken, en soms weet de verdachte zelf ook niet meer wat hij wist. Daarom worden de ervaringsregels (of feiten van algemene bekendheid) gebruikt. Dit wordt het normaliteitssyllogisme genoemd. Dit wordt dus vooral gebruikt bij het bewijzen van de bewustheid van de kans. Hoe werkt dit?
Ieder normaal mens weet dat … bij het steken met een mes in hartstreek er een aanmerkelijke kans bestaat dat het slachtoffer overlijdt (niet: behoort te weten!).
Verdachte is ook een normaal mens.
En dus weet de verdachte ook dat … bij het steken met een mes in de hartstreek er een aanmerkelijke kans bestaat dat het slachtoffer overlijdt (wederom niet: behoort te weten!).
Het bewijzen van bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans
Op grond van het HIV arrest: “...indien de verklaringen van de verdachte en/of getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, zal het afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht van belang.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.”
Het bestanddeel schuld: culpa
Culpa is een aanmerkelijke, verwijtbare onvoorzichtigheid. Het moet dus gaan om een onvoorzichtige gedraging: de dader had anders moeten/anders behoren te handelen. De onvoorzichtigheid moet aanmerkelijk zijn. Ten slotte moet de gedraging ook verwijtbaar zijn: de dader had anders kunnen handelen.
Er zijn verschillende vormen:
Culpa ten aanzien van een gevolg (gevolgsschuld). Voorbeeld: art. 307 Sr: “Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is”. Bij deze vorm zit de gedraging in de delictsomschrijving ingebakken. In de d.o. staat niet op welke manier verdachte zich heeft moeten gedragen om strafbaar te zijn, het gaat puur om het gevolg.
Culpa ten aanzien van een omstandigheid die de gedraging ‘begeleidt’. Voorbeeld: art. 417bis Sr: “Hij die een goed verwerft, terwijl hij ten tijde van de verwering van het goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Bij deze vorm wordt de gedraging wel apart beschreven van de culpa.
De onvoorzichtigheid van een gedraging
Bij een onvoorzichtige gedraging had de dader moeten voorzien dat zijn gedraging tot onwenselijke gevolgen zou leiden, en omdat hij het had kunnen voorzien, had hij die gedraging achterwege moeten laten. Wanneer is een gedraging onvoorzichtig?
Ten eerste moet je kijken of er objectieve voorzienbaarheid is. Een aanknopingspunt hiervoor is de overtreding van een bestaand concreet gedragsvoorscrhrift (wettelijke voorschriften, interne veiligheidsvoorschriften) dat juist strekt ter voorkoming van het gevolg.
Zo niet, moet je kijken of er subjectieve voorzienbaarheid is. Hier is sprake van als de normale mens het gevolg kon en behoorde te voorzien. Hierbij moet je wel rekening houden met eventuele Garantenstellung.
Indien de dader had moeten voorzien dat de gedraging tot de gevolgen zou leiden, zou hij die gedraging ook achterwege moeten laten, tenzij hij een geoorloofd risico neemt (neem als voorbeeld een arts die een patiënt opereert aan een tumor) of tenzij er een rechtvaardigingsgrond aanwezig is. In dat geval had de dader niet anders moeten handelen.
De verwijtbaarheid van een gedraging
De gedraging is verwijtbaar indien de dader anders had kunnen handelen. Er mag dus geen schulduitsluitingsgrond aanwezig zijn. Het bestanddeel culpa/schuld omvat ook het element schuld en impliceert dus de afwezigheid van schulduitsluitingsgronden.
Hierbij is het Verpleegster-arrest van belang: medeschuld van anderen of het slachtoffer hoeft aan de schuld van de verdachte niet in de weg te staan.
Processuele gevolgen
Beroep op rechtvaardigings- en schulduitsluitinsgronden zijn bewijsverweren bij culpa: art. 358 lid 3 is niet van toepassing. Art. 359 lid 2 2e zin Sv is eventueel wel van toepassing, mits het een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is.
De verwijtbaarheid is meestal niet expliciet in de tenlastelegging opgenomen, maar het wordt ingelezen.
Let op de omschrijving van schuldgradatie in de tenlastelegging: roekeloosheid is de zwaarste vorm van culpa, “aanmerkelijk onvoorzichtigheid” van een gedraging is hierbij lang niet altijd voldoende.
Hierbij geldt nog steeds dat afwezigheid van strafuitsluitingsgronden aangenomen mag worden door de rechter. De verdachte moet met een verweer komen of de omstandigheden moeten anders doen vermoeden, pas dan wordt er gekeken naar aanwezigheid van strafuitsluitingsgronden.
Aanmerkelijk onvoorzichtig
Wanneer is een gedraging aanmerkelijk onvoorzichtig? De rechter moet niet kijken wat we van de meest voorzichtige mens kunnen verwachten, maar wat we van ‘normaal voorzichtige mensen’ kunnen verwachten. Deze vraag is echter lastig.
Het gedrag in het Onvoldoende rechts houden in Winssen-arrest was onvoorzichtig omdat de verdachte onvoldoende rechts hield.
“De ernst van de gevolgen van gedrag dat een verkeersvoorschrift overtreedt, zoals onvoldoende rechts houden, is niet voldoende voor aanmerklijke onvoorzichtigheid. Dat komt aan op het geheel van de gedragingen van de vedachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.” RO 3.6.: “..de bestuurder heeft zich echter toch aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen omdat zij niet een klein stukje, maar volledig naar links is gestuurd en daardoor een ongeluk heeft veroorzaakt. Zij heeft dus ernstig het verkeersvoorschrift overtreden.”
De aanmerkelijke schuld hangt dus af van het geheel van de gedragingen, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij is één verkeersovertreding niet voldoende en dit is in het algemeen ook niet te beantwoorden. Ten slotte maakt de ernst van de gevolgen de schuld nog niet aanmerkelijk onvoorzichtig, net zoals de ernst van de gevolgen de “kans” bij voorwaardelijk opzet nog niet aanmerkelijk maakt.
Opzet en schuld
Dit zijn psychische bestanddelen. We verwijten iemand dat hij feitelijk heeft gehandeld, maar dat hij ook anders had kunnen handelen en in deze omstandigheid ook anders had moeten handelen.
Het persoon van de dader staat centraal.
Opzet
Dit is een bewuste handeling en het meest voorkomende en belangrijkste subjectieve bestanddeel. Het is het belangrijkste compont van poging tot een misdrijf art. 45 Sr, voorbereiden art. 46 Sr en deelneming art. 47 en 48 Sr.
De betekenis van opzet is alleen in de memorie van toelichting te vinden (niet in de wet): Opzet is de wil om te doen en te laten die daden die bij de wet verboden of geboden zijn.
bewust handelen
willens en wetens handelen
de feitelijke strekking van de (strafbaar gestelde) gedraging kennen en ook willen
een concrete relatie tussen psyche en daad, een constatering
Opzet is een constatering en er is dus al snel aan voldaan. Wanneer een autorijder een overstekend kind wil vermijden en hierdoor een ruk aan zijn stuur geeft en tegen geparkeerde autos aanbotst, is er al sprake van opzet.
Opzet betekend dus niet het handelen met een een bepaald motief (behalve als de wet dat verlangt: oogmerk van wederrechtelijke toeeigening art. 310) of het bewust overtreden van de wet (boos opzet). Ook het handelen met een bepaalde mate van ernst hoeft geen opzet te zijn.
Opzet in de delictsomschrijving
Soms staat het woord opzet gewoon in de delictsomschrijving. Andere wettelijke varianten zijn: weten of wetende dat. In sommige woorden zit opzet ingeblikt: wegenmen (art. 310), mishandelen (art. 300), binnendringen (art. 138), valselijk opmaken (art. 225) deelnenem aan criminele organisatie (art. 140), openlijk geweld plegen (art. 141). Hieruit blijkt dus dat als iet per ongeluk is gegaan dat er dan geen sprake meer is van opzet.
Vormen van opzet
Volkomen opzet (zuiver willen en weten)
Opzet met zekerheidsbewustzijn (niet willen wel zeker weten)
Voorwaardelijk opzet ( niet willen, wel bewust een aanmerkelijke kans aanvaarden). Dit is de ondergrens van opzet. Het voorwaardelijke zit in het feit dat de voorwaarde nog niet is voorgedaan. Een synische houding.
Voorbedachte rade
DIt is echter geen aparte opzetvorm, maar meer een strafverzwarende omstandigheid.
Voorwaarden:
gedurende enige tijd kunnen beraden op het nemen of genomen besluit
niet gehandeld in en ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Schuld
Schuld in enge zin
Aan schuld te wijten (art. 307, 6 WVW)
Onachtzaam art. 199 lid 3
Gebrek aan de nodige voorzichtigheid of voorzorg (art. 429 sub 3)
Redelijkerwijs moeten vermoeden (art. 417bis)
Twee varianten van culpa
Bewuste schuld
Verdachte wist van de mogelijkheid dat het gevolg zou kunnen intreden, maar er is achteraf ten onrechte van uitgegeaan dat dit gevolg niet zou intreden. Porsche arrest -> lichtzinnige optimist max straf van 2 jaar.
Onbewuste schuld
Verdachte wist niet van de mogelijkheid dat het gevolg zou kunnen intreden, maar had daar gezien de omstandigheden van het geval wel aan moeten denken. Cynicus: max straf van 15 jaar.
Voorwaarden culpa
Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid: grove of aanmerkelijke geconstateerd onvoorzichtigheid, onzorgvuldigheid, onnadenkendheid.
Er moet sprake zijn van vermijdbaarheid waarvan hij de gevolgen had kunnen en moeten voorzien. Tevens is er de zorgplicht die de verdachte had om het gedrag achterwege te laten.
Er moet sprake zijn van verwijtbaarheid. Was hij in staat anders te handelen en dat dat van hem onder deze omstandigheden ook mag worden verwacht.
Deze voorwaarden gelden dus voor bewuste en onbewuste schuld.
Roekeloos
Roekeloosheid is een bijzondere vorm van culpa waardoor de strafmaat kan worden verhoogd (art. 307 en 308 lid 2, 6 jo 175 lid 2 en 3 WVW). Indien er sprake is van roekeloosheid buiten deze artikelen om moet het gaan om een strafverzwarende omstandigheid voor de meest roekeloze versies van bewuste, maar ook van onbewuste schuld. Dit is dan de zwaarste vorm van culpa.
In de jurisprudentie moeten er drie voorwaarden aanwezig zijn naast de gewone voorwaarden van culpa wil er sprake zijn van roekeloosheid.
een buitengewoon onvoorzichtige gedraging
dat een zeer ernstig gevaar in het leven roept
de verdachte daarvan bewust was, althans had moeten zijn
Echter uit de jurisprudentie blijkt dat er niet snel aan deze voorwaarden is voldaan. Onvoldoende is dat de verdachte voldaan heeft aan de voorwaarden van art. 175 lid 3 WvW: dronken, veel te hard reed, geen voorrang verleende, gevaarlijke inhaalde. Dit kan slechts leiden tot een verhoging van de maximum gevangenisstraf met de helft. Voorbeelden van roekeloosheid zijn deelnemen aan een snelheidswedstijd op de weg of kat-en-muis spelletjes op de weg.
Strafrecht 2 bouwt voort op strafrecht 1 en omvat voornamelijk materieelrechtelijke leerstukken, zoals opzet, culpa en verwijtbaarheid, poging en voorbereiding en daderschap. Het eerste hoorcollege zal gaan over opzet, culpa en verwijtbaarheid en wordt gegeven door professor Wolswijk.
Er zijn een aantal voorwaarden waaraan iemand moet voldoen, wil die strafbaar zijn. Er moet sprake zijn van een gedraging, die aan bestanddelen van toepasselijke en verbindende delictsomschrijving beantwoordt. Ook moet de gedraging wederrechtelijk zijn (geen rechtvaardigingsgrond) en aan zijn schuld te wijzen zijn (geen schulduitsluitingsgrond).
Het beoordelen of iemand strafbaar is, gebeurt aan de hand van het beslissingsmodel conform art. 350 Sv. De vragen zijn: kan het tenlastegelegde feit worden bewezen? Levert het bewezenverklaarde een strafbaar feit op? Is de dader strafbaar? Welke sanctie kan nu worden opgelegd? Bij sommige delicten wordt hier van afgeweken, zoals culpoze delicten.
De hoofdregel van opzet luidt: opzet heeft betrekking op de bestanddelen die na het woord opzet worden genoemd. In art. 287 Sr staat bijvoorbeeld: ‘hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag…’. In art. 141 lid 1 Sr daarentegen is het begrip opzettelijk geïmpliceerd: ‘zij die openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, worden gestraft met…’.
Er bestaan echter ook een aantal uitzonderingen op de hoofdregel. Bij strafverzwarende omstandigheden heerst er een uitzondering, zoals in art. 300 lid 1 jo. lid 2 jo. lid 3 Sr: ‘mishandeling wat zwaar letsel of de dood tot gevolg heeft…’. Indien ‘wederrechtelijk’ en ‘opzettelijk’ beide in de delictsomschrijving staan genoemd, is er eveneens sprake van een uitzondering. Hierbij wordt echter wel een onderscheid gemaakt tussen opzettelijk wederrechtelijk en opzettelijk en wederrechtelijk.
Een voorbeeld van art. 350 Sr (hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielt) luidt: een man rent door het rozenperkje van de buurman, om een kind dat in de vijver van de buurman ligt van de verdrinkingsdood te redden. Bij de vijver aangekomen, blijkt het om een levensechte pop te gaan. De buurman heeft nu wel het rozenperkje vernield. Kan de tenlastelegging nu worden bewezen? Ja, want X heeft opzettelijk rozen vernield en hij heeft dat wederrechtelijk gedaan. Er was namelijk sprake van een pop en geen kind, waardoor er geen beroep mogelijk is op overmacht-noodtoestand. Er is sprake van putatieve overmacht, omdat X dacht dat er sprake was van een noodtoestand. De dader is dus niet strafbaar, omdat hij beroep kan doen op avas.
Opzet is het willen en weten van iets. Er wordt echter wel een onderscheid gemaakt tussen iets weten en iets behoren te weten. Opzet is niet hetzelfde als iets kunnen weten, iets moeten weten of iets behoren te weten. Dit is namelijk culpa. Er bestaan verschillende gradaties van opzet, namelijk opzet als bedoeling, opzet als noodzakelijkheidsbewustzijn, opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn en voorwaardelijk opzet. Bij voorwaardelijk opzet is er sprake van een mogelijkheidsbewustzijn die wordt aanvaard.
Opzet wordt vaak gebruikt, indien het gericht is op het veroorzaken van een gevolg. In art. 287 Sr bijvoorbeeld: ‘hij die opzettelijk een ander van het leven berooft’. Ook in bijzondere wetten komt opzet veelvuldig voor, zoals in art. 2 Opiumwet: ‘het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst…’.
Overige opzet-uitdrukkingen zijn ‘weet’ of ‘wetende dat’, wat is gericht op begeleidende omstandigheden van de gedraging. Ook ‘oogmerk’ impliceert opzet; hierbij volstaat voorwaardelijk opzet niet. In andere gevallen wordt opzet als stilzwijgend bestanddeel geïmpliceerd.
Een omschrijving van voorwaardelijk opzet is: ‘bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat…’. Dit kan objectief zijn, in de definitie van ‘bestaan van aanmerkelijke kans dat…’ en subjectief zijn, in de definitie van ‘bewustheid of aanvaarden van die aanmerkelijke kans dat…’. Een voorbeeldcasus luidt: X heeft slachtoffer meermaals krachtig in de buik gestoken met een mes. Het slachtoffer is ten gevolge van dit feit overleden. Kon X dit verwachten? Ja, de rechter oordeelde dat er sprake was van een aanmerkelijke kans. X kon verwachten dat als hij het slachtoffer in de buikstreek stak, dit de dood tot gevolg kon hebben, aangezien er zich vitale organen bevinden. Hierbij kan het normaliteitssyllogisme worden gebruikt. Ieder normaal mens weet dat bij het steken met een mes in de hartstreek een aanmerkelijke kans bestaat dat het slachtoffer overlijdt. De verdachte is een normaal mens. De verdachte wist dus ook dat die aanmerkelijke kans bestond.
Van culpa zijn er twee gradaties, namelijk bewuste schuld (mogelijkheidsbewustzijn zonder aanvaarden; wel weten, maar niet willen) en onbewuste schuld (zelfs geen mogelijkheids- bewustzijn; niet weten, laat staan willen, maar wel behoren te weten). Bij culpa gaat het voornamelijk over de term ‘schuld’. De schuldige is degene die het delict heeft gepleegd. De schuldvormen zijn opzet en culpa. De schuldvorm is het bestanddeel culpa en het element schuld is verwijtbaarheid als voorwaarde voor strafbaarheid. Een delictsomschrijving, waarin gevolgschuld wordt beschreven, is art. 307 lid 1 Sr: ‘hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren’. Daarnaast bestaat er ook schuld ten aanzien van een omstandigheid die de gedraging begeleidt. Deze vorm van schuld houdt in dat er al sprake is van een situatie waar schuld aan te pas komt, waarbij je zelf ook nog een gedraging maakt, zoals schuldheling: ‘als schuldig aan schuldheling wordt gestraft hij die een goed verwerft, terwijl hij ten tijde van de verwerving wist of behoorde te weten dat het goed van diefstal afkomstig was’.
Culpa is aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag wat de dader te verwijten is. Er moet dus sprake zijn van een onvoorzichtige gedraging; de dader had anders moeten behoren te handelen. De onvoorzichtige gedraging moet aanmerkelijk zijn en verwijtbaar zijn; de dader had anders kunnen handelen, want de onvoorzichtige gedraging was vermijdbaar.
Bij aanmerkelijke onvoorzichtigheid kijkt men naar de aanmerkelijke schuld. De vraag is wat we kunnen verwachten van een normaal voorzichtig mens en niet wat we verwachten van het voorzichtigste mens. Het gaat in casu om aanmerkelijke onvoorzichtigheid en niet om aanmerkelijke verwijtbaarheid. Een voorbeeldcasus van aanmerkelijke onvoorzichtigheid is het arrest van Onvoldoende rechts houden in Winssen: door onachtzaamheid van verdachte houdt hij niet voldoende rechts, waardoor een fietser in tegengestelde richting wordt geschept. De Hoge Raad gaf echter dat dat daarmee nog niet meebrengt dat in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van deze bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder deze is begaan.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Inhoud van deze bundel
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1682 |
Add new contribution