Constitutioneel recht - UU - Extra oefententamen (2)


Vragen

Vraag 1

Tweede Kamerlid Kwetterbalk maakt in oktober 2011 een wetsvoorstel aanhangig in de Tweede Kamer waarin een verbod op het verkopen van foie gras is neergelegd. Een aantal maanden later wordt dit voorstel door de Tweede Kamer aangenomen en vervolgens naar de Eerste Kamer gezonden voor verdere behandeling. Voordat de Eerste Kamer kans heeft gezien zich over het wetsvoorstel uit te spreken, krijgt Kwetterbalk, na aanhoudend publiek protest hiertegen, echter spijt van zijn voorstel. Hierop besluit hij het voorstel in te trekken. Is dit grondwettelijk mogelijk?

  1. Ja, zolang het niet door de Eerste Kamer is aangenomen, kan Kwetterbalk het wetsvoorstel intrekken.
  2. Nee, in dit stadium van het wetgevingsproces kan uitsluitend de regering het wetsvoorstel nog intrekken.
  3. Ja, zolang de Eerste Kamer hier geen wijzigingen in aanbrengt, kan Kwetterbalk het wetsvoorstel intrekken.
  4. Nee, in dit stadium van het wetgevingsproces kan uitsluitend de Tweede Kamer het wetsvoorstel nog intrekken.

Vraag 2

Wat vormde de aanleiding voor de grondwetsherziening van 1840?

  1. De afscheiding van België.
  2. De revolutionaire gebeurtenissen in verschillende Europese landen.
  3. De kwestie Mijer.
  4. Het Meerenberg-arrest.

Vraag 3

Nieuwe wetgeving over het politie-uniform verplicht de politiekorpsen tot een volstrekt uniforme kledingcode. Alle agenten moeten voortaan dezelfde uniformen en hoofddeksels dragen. Jan is rastafari en wil wél het uniform dragen, maar niet de politiepet. In plaats daarvan wil hij over zijn dreadlocks een rood-geel-groene muts blijven dragen. Hij beroept zich op zijn vrijheid van godsdienst. Bij een beroep op dit in artikel 9 EVRM vastgelegde grondrecht zal de rechter eerst bepalen of:

  1. voldaan is aan de eis dat een eventuele beperking bij wet is voorzien.
  2. de voorgelegde situatie voldoet aan de eis dat een eventuele beperking proportioneel is.
  3. de voorgelegde situatie binnen de reikwijdte van het grondrecht valt.
  4. sprake is van een doelcriterium, zoals is terug te vinden in artikel 9, tweede lid, EVRM.

Vraag 4

De Nederlandse regering ondertekent een verdrag met tien andere Europese landen over samenwerking tussen de nationale legers. De Tweede Kamer is het niet met alle verdragsbepalingen eens.

Heeft de Tweede Kamer de juridische mogelijkheid om Nederland voor de volkenrechtelijke verbindendheid van deze verdragsbepalingen te behoeden?

  1. Nee, ingevolge van artikel 97 lid 2 Grondwet heeft de regering het  oppergezag over de krijgsmacht.
  2. Ja, door een wijziging in het verdrag aan te brengen via een amendement in de goedkeuringswet.
  3. Nee, ondertekening van een verdrag brengt ook altijd de volkenrechtelijke binding tot stand.
  4. Ja, tenzij de volkenrechtelijke verbindendheid van het verdrag reeds door ondertekening tot stand kwam.

Vraag 5.

Aan wie heeft de Grondwetgever de bevoegdheid geattribueerd de Tweede Kamer te ontbinden?

  1. De regering.
  2. De Tweede Kamer.
  3. Het staatshoofd.
  4. Het kabinet.

Vraag 6

Welke stelling is juist?

  1. Iedere minister dient krachtens de Grondwet een staatssecretaris te hebben.
  2. Staatssecretarissen hebben stemrecht in de ministerraad.
  3. De minister aan wie een staatssecretaris is toegevoegd kan niet ter verantwoording worden geroepen voor het handelen van deze staatssecretaris.
  4. Indien zijn minister door de Kamer naar huis wordt gestuurd, dient de staatssecretaris ook zijn ontslag aan te bieden.

Vraag 7

Welke stelling is juist?

  1. Een minister kan niet politiek verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen van zijn ambtenaren, indien hij niet van dit handelen op de hoogte was.
  2. Een minister is voor alle privé-handelingen van de Koning politiek verantwoordelijk.
  3. Een minister die een besluit van de ministerraad niet voor zijn politieke verantwoording wil nemen, moet ontslag nemen.
  4. Een minister is niet politiek verantwoordelijk voor zijn handelen in het kader van de Europese Raad of Raad.

Vraag 8

Welke stelling is juist?

  1. De vertrouwensregel is gecodificeerd in artikel 42 lid 2 Grondwet.
  2. De vertrouwensregel maakt als ongeschreven recht geen deel uit van het Nederlandse staatsrecht.
  3. Indien een minister onvoldoende verantwoording aflegt in de Tweede Kamer moet deze Kamer de vertrouwenskwestie stellen.
  4. De vertrouwensregel kan op ieder moment door de Tweede Kamer worden gesteld.

Vraag 9

In Nederland wordt algemeen aangenomen dat de voorrang van het Unierecht boven het nationale recht blijkt uit:

  1. De uitspraak Van Gend & Loos.
  2. De uitspraak Costa  ENEL.
  3. De uitspraak Grenstractaat Aken.
  4. Art. 93 en 94 Grondwet.

Vraag 10

In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV)  van de gemeente Groningen is een bepaling opgenomen met betrekking tot het geluidsniveau waarmee geluidswagens in de gemeente mogen rijden.

Is het opnemen van een dergelijke bepaling in de APV verenigbaar met de Grondwet?

  1. Nee, de Grondwet verbiedt censuur en de gemeentelijke bepaling houdt in wezen censuur in.
  2. Nee, de vrijheid van meningsuiting kan alleen bij formele wet worden beperkt.
  3. Ja, deze beperking is toegestaan aangezien het een beperking betreft ten aanzien van de verspreiding van de meningsuiting.
  4. Ja, de betreffende bepaling valt buiten de reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting omdat het hier een regulering betreft van de verspreiding van de meningsuiting.

Vraag 11

Het Nederlandse recht kent regels van een verschillend hiërarchisch niveau. In welk van de volgende antwoorden is de hiërarchie van hoog naar laag juist weergegeven?

  1. Een ieder verbindende verdragsbepaling – ministeriële regeling – algemene maatregel van bestuur.
  2. Statuut – Grondwet – gemeentelijke verordening.
  3. Formele wet – provinciale verordening – algemene maatregel van bestuur.
  4. Ministeriële regeling – algemene maatregel van bestuur – gemeentelijke verordening.

Vraag 12

Kunnen besluiten van provinciale staten die binnen hun autonome bevoegdheid vallen door een hoger overheidsorgaan ongedaan gemaakt worden?

  1. Nee, aangezien artikel 132, vierde lid, Grondwet uitsluitend ziet op bevoegdheden die in medebewind worden uitgeoefend.
  2. Nee, bevoegdheden die provinciale staten binnen hun autonome bevoegdheid nemen, zijn zelfstandig en niet aantastbaar door een hoger overheidsorgaan, gezien het bepaalde in artikel 124, eerste lid, Grondwet.
  3. Ja, de minister van Binnenlandse Zaken kan dergelijke besluiten vernietigen, omdat hij politiek verantwoordelijk is voor het handelen van provinciale staten, gezien het bepaalde in artikel 42, tweede lid, Grondwet.
  4. Ja, besluiten die binnen de autonome bevoegdheid van provinciale staten vallen, kunnen door de regering ongedaan gemaakt worden, gezien het bepaalde in artikel 132, vierde lid, Grondwet.

Vraag 13

Welke van de onderstaande stellingen is niet juist?

  1. Wethouders hebben zelfstandige uitvoerende bevoegdheden.
  2. De burgemeester heeft zelfstandige uitvoerende bevoegdheden.
  3. De burgemeester heeft een regelgevende bevoegdheid.
  4. De gemeenteraad heeft een regelgevende bevoegdheid.

Vraag 14

Als een bepaling in een gemeentelijke verordening volledig treedt in de bijzondere belangen der ingezetenen, overschrijdt deze:

  1. de benedengrens.
  2. de benedengrens, maar splitsing van de bepaling is eventueel nog mogelijk.
  3. de bovengrens.
  4. de bovengrens, maar splitsing van de bepaling is eventueel nog mogelijk.

Vraag 15

Artikel 9 lid 1 Wegenwet luidt:

Een weg, niet behorende tot de in artikel 8 bedoelde, kan aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van den raad der gemeente, waarin de weg is gelegen.

Deze wet:

  1. attribueert de bevoegdheid tot het sluiten van een weg aan de gemeenteraad.
  2. delegeert de bevoegdheid tot het sluiten van een weg aan de gemeenteraad.
  3. mandateert de bevoegdheid tot het sluiten van een weg aan de gemeenteraad.
  4. subdelegeert de bevoegdheid tot het sluiten van een weg aan de gemeenteraad.

Vraag 16

Artikel 110a Wegenverkeerswet 1994 biedt de grondslag voor de (technische) eisen die aan lesauto's worden gesteld. Het tweede lid van dat artikel bepaalt:

"Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels ter uitvoering van het eerste lid worden vastgesteld."

Kan de minister deze bevoegdheid aan een ander orgaan subdelegeren?

  1. Ja, want de minister heeft de bevoegdheid rechtstreeks van de wetgever in formele zin gekregen.
  2. Ja, want er staat 'regels' in artikel 110a, tweede lid, Wegenverkeerswet en dat geeft aan dat subdelegatie mogelijk is.
  3. Nee, want dan had in artikel 110a, eerste lid, Wegenverkeerswet 'bij of krachtens algemene maatregel van bestuur' moeten staan.
  4. Nee, artikel 110a, tweede lid, Wegenverkeerswet maakt geen subdelegatie mogelijk.

Vraag 17

Een van de belangrijkste kenmerken van het ons vertrouwde stelsel van representatieve democratie is dat parlementariërs in het bezit zijn van een vrij mandaat. Welke van de onderstaande Verlichtingsdenkers keerde zich expliciet tegen deze figuur?

  1. Locke.
  2. Montesquieu.
  3. Rousseau.
  4. Burke.

Vraag 18

Nadat in 1795 de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ophoudt te bestaan, volgen tot 1813 achttien jaren van Franse overheersing. Nederland is in deze periode achtereenvolgens een:

  1. onderdeel van het Franse keizerrijk, een republiek, en een koninkrijk.
  2. een republiek, een koninkrijk, en een onderdeel van het Franse keizerrijk.
  3. koninkrijk, een onderdeel van het Franse keizerrijk, en een republiek.
  4. een republiek, een onderdeel van het Franse keizerrijk, en een koninkrijk.

Vraag 19

Artikel 77, eerste lid, Grondwet bepaalt: "De leden van de Algemene Rekenkamer worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd uit een voordracht van drie personen, opgemaakt door de Tweede Kamer der Staten-Generaal".

In deze bepaling is in ieder geval sprake van attributie:

  1. van een bestuursbevoegdheid aan de regering.
  2. van een regelgevende bevoegdheid aan de regering.
  3. van een bestuursbevoegdheid aan de leden van de Algemene Rekenkamer.
  4. van een regelgevende bevoegdheid aan de Tweede Kamer.

Vraag 20

Monistische verhoudingen tussen het kabinet en de Tweede Kamer vinden hun oorzaak niet in:

  1. gedetailleerde regeerakkoorden.
  2. meerderheidskabinetten.
  3. politieke leiders die in het kabinet zitten.
  4. minderheidskabinetten.

Vraag 21

In het Plakkaat van Verlatinghe (1581) stellen de zeven, kort daarvoor via de Unie van Utrecht met elkaar verbonden, Nederlandse gewesten zich op het standpunt dat zij rechtmatig handelden door tegen hun landsheer, Philips II, in opstand te komen. Door welke van de latere onderstaande denkers wordt dit recht van opstand ook sterk benadrukt?

  1. Bodin.
  2. Montesquieu.
  3. Locke.
  4. Rousseau.

Vraag 22

De vertrouwensregel in Nederland is negatief geformuleerd. Dit betekent dat in ons constitutionele systeem:

  1. het vertrouwen in een bewindspersoon of kabinet aanwezig wordt geacht, totdat het tegendeel blijkt.
  2. de vertrouwensregel alleen kan worden geactiveerd als een bewindspersoon of kabinet zelf eerst de vertrouwenskwestie stelt.
  3. een bewindspersoon of kabinet bij zijn eerste optreden een uitdrukkelijk vertrouwensvotum van het parlement behoeft.
  4. de vertrouwensregel alleen kan worden geactiveerd als het parlement een motie van wantrouwen indient.

Vraag 23

Welke stelling is juist?

De rechter kan een bepaling in een:

  1. wet in formele zin die mogelijk strijdig is met een bepaling in de Grondwet toetsen aan deze grondwetsbepaling.
  2. amvb die mogelijk strijdig is met een bepaling in de Grondwet toetsen aan deze grondwetsbepaling.
  3. wet in formele zin die mogelijk in strijd is met een niet 'een ieder verbindende' verdragsbepaling toetsen aan deze verdragsbepaling.
  4. verdrag dat mogelijk in strijd is met een grondwetsbepaling toetsen aan deze grondwetsbepaling.

Vraag 24

Uit de uitspraak “Drugspand Venlo” kan worden afgeleid dat:

  1. de sluiting van een – mede als drugspand in gebruik zijnde – woning niet onder de reikwijdte van art. 10 Grondwet valt.
  2. art. 35b van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Venlo een afdoende wettelijke basis bood om art. 10 Grondwet te beperken.
  3. art. 35b van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Venlo in strijd met de Opiumwet is vastgesteld en daarom onverbindend is.
  4. het College van B&W een woning die mede in gebruik is als drugspand slechts mag sluiten wanneer daarvoor een specifieke grondslag in een wet in formele zin bestaat.

Vraag 25

Een extreemrechtse organisatie wil een demonstratie houden in het centrum van Amsterdam. Burgemeester Van der Laan verbiedt de demonstratie, omdat hij vermoedt dat er discriminerende leuzen zullen worden gescandeerd die het imago van de stad mogelijk schade toebrengen. Mag de burgemeester de demonstratie op deze grond verbieden?

  1. Ja, artikel 1 Grondwet stelt immers dat discriminatie niet is toegestaan. Omdat dit artikel geen beperkingsclausule bevat, heeft het voorrang boven het wél geclausuleerde artikel 9 Grondwet.
  2. Ja, de burgemeester kan er van uitgaan dat de demonstratie zal leiden tot imagoschade. Gelet op de Wet openbare manifestaties mag hij de vrijheid van betoging van de demonstranten daarom beperken op grond van de vrees voor discriminerende leuzen.
  3. Nee, gelet op artikel 9 lid 2 Grondwet en de Wet openbare manifestaties kan alleen de gemeenteraad een demonstratie verbieden op grond van de vrees voor discriminerende leuzen.
  4. Nee, het is de burgemeester gelet op de Wet openbare manifestaties verboden een demonstratie te verbieden op grond van de vrees voor discriminerende leuzen.

Vraag 26

Welk van het volgende rijtje grondwetsbepalingen bevat een zogeheten sociaal grondrecht?

  1. Artikel 8 Grondwet.
  2. Artikel 12 Grondwet.
  3. Artikel 16 Grondwet.
  4. Artikel 20 Grondwet.

Vraag 27

Welke stelling met betrekking tot het Nederlandse constitutionele recht is juist?

  1. Internationaal recht heeft voorrang boven nationaal recht.
  2. Alleen bepalingen over klassieke mensenrechten uit verdragen hebben   voorrang boven nationaal recht.
  3. Alleen een ieder verbindende bepalingen uit verdragen hebben voorrang boven nationaal recht.
  4. Nationaal recht heeft voorrang boven internationaal recht.

Vraag 28

Bij Lobith, het punt waar de Rijn Nederland vanuit Duitsland binnenstroomt, vindt een ongeluk plaats met een binnenvaartschip dat chemische stoffen vervoert. In een straal van 20 km zorgt dit ongeluk voor fikse milieuschade. Gezien de grensoverschrijdende aard van de schade spreken Nederland en Duitsland in een haastig opgesteld verdrag met elkaar af dit samen op te lossen. De regering besluit vervolgens dit verdrag, dat een looptijd heeft van twee jaar, niet ter goedkeuring aan de Staten-Generaal voor te leggen en het Koninkrijk terstond aan de overeenkomst te binden. Dit vanwege het spoedeisende karakter van de operatie alsmede het grote belang dat ermee gemoeid is. Is dit staatsrechtelijk toelaatbaar?

  1. Ja, mits het verdrag daarna zo spoedig mogelijk aan de goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen.
  2. Ja, tenzij binnen dertig dagen na de sluiting door ten minste een vijfde van het aantal grondwettelijke leden van één van beide Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring wordt onderworpen.
  3. Ja, mits het verdrag het Koninkrijk geen belangrijke geldelijke verplichtingen oplegt.
  4. Nee, het Koninkrijk kan niet aan verdragen worden gebonden zonder voorafgaande goedkeuring van de Staten-Generaal.

Vraag 29

In het Meerenberg-arrest oordeelde de Hoge Raad dat de regering enkel jegens burgers werkende voorschriften mag vaststellen indien:

  1. hiervoor een grondslag in een wet aanwezig is;
  2. hiervoor een grondslag in de Grondwet of een wet aanwezig is;
  3. deze voorschriften door straffen worden gehandhaafd;
  4. deze voorschriften niet door straffen worden gehandhaafd.

Vraag 30

Welke stelling is juist?

  1. Een wet in formele zin mag niet aan het rechtszekerheidsbeginsel worden getoetst.
  2. De Grondwet mag niet aan hogere regelgeving worden getoetst.
  3. Een wet in materiële zin mag niet onverbindend worden verklaard.
  4. Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden mag aan de Grondwet worden getoetst.

Antwoordindicatie

Vraag 1

D

Vraag 2

A

Vraag 3

C

Vraag 4

D

Vraag 5

A

Vraag 6

D

Vraag 7

C

Vraag 8

D

Vraag 9

B

Vraag 10

C

Vraag 11

B

Vraag 12

D

Vraag 13

A

Vraag 14

A

Vraag 15

A

Vraag 16

D

Vraag 17

C

Vraag 18

B

Vraag 19

A

Vraag 20

D

Vraag 21

C

Vraag 22

A

Vraag 23

B

Vraag 24

D

Vraag 25

D

Vraag 26

D

Vraag 27

C

Vraag 28

A

Vraag 29

B

Vraag 30

A

Check page access:
Public
Check more or recent content:
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use and find summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Follow the author: Law Supporter
Check more of topic:
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.