Uitwerking colleges KV IER II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Collegeverslag 1

 

Wat voor type structuur heeft de Europese Unie?

Actualiteit:

BANKENUNIE: te risicovolle ondernemingen etc. Activiteit van banken moet gereguleerd worden. Niet meer beperkt tot enkele lidstaat, bezig over hele Europese Uni. Zelfs mondiaal. Toezicht in Europa. Het plan is om de Europese Centrale Bank een grote functie te geven. Wat gaan we doen als het misgaat? Politiek gezien heel lastig. Nationale soevereiniteit?

 

Syrie: Je ziet niet veel inmenging in deze kwestie vanuit de Europese Unie. We hebben wel een systeem voor het buitenlands beleid. Hoge vertegenwoordiger voor het buitenlandbeleid. Interessant: Functie van vertegenwoordiger lijkt op functie minister van buitenlandse zaken van de EU.

Art 26. EU verdrag(VEU): Europese raad stelt vast. Raad van ministers voert uit en als derde komen de lidstaten.

 

De Europese Unie

Structuur: 2 verdragen:

>(grondwettelijk) basis verdrag, het Verdrag van de Europese Unie(VEU)

> Werkingsverdrag van de Europese Unie (VWEU)

Wijziging EEG verdrag van Rome(1957) vindt plaats bij de Europese Akte(1986). Bij Maastricht (1992) weer een wijziging van EG, het wordt vanaf dan EG genoemd. Bij Maastricht ontstaat ook de EU. Verdrag van Amsterdam (1997) en verdrag van Nice (2001) vormen beide amendementen voor het EG en het EU verdrag.

In 2007 verdwijnt pijlerstructuur bij het verdrag van Lissabon. EG verdrag veranderd in VWEU. Het EU verdrag sinds Maastricht is drastisch veranderd omdat de pijlerstructuur is verdwenen. Hierdoor kun je verdrag van Lissabon zien als weer een amendement op EG en EU.

 

Pijlerstructuur: EG, Buitenlandsbeleid, Justitie.

Je kunt er met verschillende blikken naar kijken:

  • Economisch

  • Historisch

  • Politiek: Spannend. Afhankelijk van de Europese raad een de raad van ministers.

Dilemma: laten we ons niet te veel leiden door de economie?

Vragen over soevereiniteit lidstaten. Lidstaat vs. EU. Hoe groot is de soevereiniteit.

Supranationale vs Inter-gouvernementele instellingen.

 

Juridisch perspectief

Rechtsgemeenschap/rechtsstaat:

Autonome rechtsorde van de Europese unie. Doorwerkingsvraagstukken.

Hoe komt het recht tot stand in de EU?: Rechtsvorming.

Primair: verdragen

Secundair: wetgeving

Tertiair: uitspraken van het hof/niet bindende maatregelen etc.

 

Wat is nou de Europese Unie?Is de Europese Unie een federale staat? Gaat de ontwikkeling van de Europese Unie naar een federale staat toe? Kijk je dan naar de wetgeving of juist naar hoe de wetgeving tot stand is gekomen? Wetgeving is namelijk wel echt afgenomen, maar juist de totstandkoming van de wetgeving is wel meer van de lidstaten gekomen. Het argument is dat de lidstaten zelf ja hebben gezegd op de verdragen en dat deze verdragen parlementair of via referendums zijn goedgekeurd. In Nederland heeft het begrip soevereiniteit nooit een hele belangrijke plek ingenomen in de samenleving. Ook niet naar de vraag waar de soevereiniteit vandaan komt. Wat is nu precies onze verhouding tot de Europese Unie?

Zijn we een federale staat? De EU wordt soms wel een omgekeerde federatie genoemd; zaken die normaal in federatie centraal worden geregeld, worden juist niet centraal geregeld in de EU. Voorbeeld: veiligheid, belastingen. Op andere terreinen gaat centralisatie juist heel ver.

Conflicterende visie: federatie vs. basisstructuur: traditionele/internationale organisatie.

Beoordelingselementen: instellingen, besluitvormingsprocedures, rechtshandelingen, politieke controle, rechterlijke controle/handhaving.

We zitten echt een beetje in het grijze tussengebied. Beoordelingselementen:

Je kunt kijken naar de instellingen, of naar het proces van de besluitvorming, daarnaast kun je ook zien wat de invloed van de lidstaten is. Ook kun je zien wat de invloed van de burgers is op de gang van zaken binnen de Europese Unie. Rechtshandelingen zijn ook een belangrijk punt en ook politieke controle is van groot belang. Daarnaast dient rechterlijke controle/handhaving niet te vergeten worden als beoordelingselement.

 

Dilemma’s

In de Europese Unie botst het vaak met nationale soevereiniteit. Hoe maak je de Europese Unie effectief, dat is het grote dilemma wat nu in de euro crisis heel belangrijk wordt gevonden. Je moet keuzes maken tussen soevereiniteit en effectiviteit. Legitimiteit is ook een groot issue binnen de Europese Unie. Waar macht wordt uitgeoefend moet sprake zijn van legitimiteit. De landen hebben allemaal verschillende belangen en posities. Als je dit overlaat aan het Europees Parlement loopt het heel anders dan als je het de lidstaten zelf meer laat beslissen. Het is belangrijk dat je de keuzes meer laat lopen via de lidstaten en hun parlementen. Concreet: als het gaat om de nationale soevereiniteit in het land, waar kijk je dan naar? Kijk je naar de bevoegdheden of naar de uitoefening van de bevoegdheden door middel van veto’s? Dan leg je het dus niet bij de bevoegdheden neer, maar bij de besluitvorming en dan gebeurt er pas iets waar soevereiniteit aan de orde is. Je kunt ook pragmatisch zijn: wat betekenen de regels eigenlijk voordat ze worden nageleefd, bijvoorbeeld door de Europese politie? Arresten. Costa/Enel, Van Gend en Loos. Hierbij zei het hof dat als we naar de geest van het verdrag kijken moeten we constateren dat de lidstaten hun soevereiniteit hebben beperkt. Sinds 1964 is geen uitspraak meer over geweest van het hof, omtrent soevereiniteit. De raad: effectieve besluitvorming vs soevereiniteit. Hoe bereik je de legitimiteit van de Eu? Via de lidstaten (bij raad of nationale parlementen.) Strategie dan vooral op nationaal niveau. Of moet de legitimiteit via het Europees parlement worden gehaald? Verdrag van Lissabon: versterking nationale parlementen en ook van Europese unie; een dubbel spoor. Europees rechtssysteem; de niveaus zijn niet zo goed meer gescheiden. Europese en nationale systemen worden steeds meer vervlochten met elkaar.

 

Instellingen en institutioneel evenwicht

3 verdelingen: uitvoerende macht, rechterlijke macht en wetgevende macht. Dit is het basisbeginsel wat eigenlijk alle lidstaten hebben. Hoe zit dat in de Europese Unie? Daar hebben we dat eigenlijk niet. Een alternatief voor de machtsverdeling is het constitutioneel evenwicht. In vieren verdeelt: Raad van ministers, Europees parlement, Commissie en Hof van Justitie.

 

Wetgevingsprocedure Europese Unie: Dit wordt geregeld door de Raad, de commissie en het Europees parlement, dat maakt de procedure wel heel ingewikkeld. Zo kan je wel vaststellen dat er een wetgevende macht is, niet die geconcentreerd is in 1 instelling, maar die dus verdeeld is over 3 instellingen. Met het beoordelen van de procedure balanceren we tussen intergouvernementele en supranationale kenmerken. Moet je hier dan ook gaan kijken naar de nationale laag? Ja eigenlijk wel.

 

Europees Parlement

Is het Europees Parlement een echt parlement? Wat is een echt parlement? De kenmerken hiervan zijn controle van de regering, wetgevende macht en het budgetrecht. Het Europees Parlement is wel een wetgevende instelling. Het heeft daar een belangrijke rol in. Maar bijzonder is: Het Europees Parlement heeft geen initiatiefrecht. Alle initiatieven van wetgeving komen van de Commissie. Het Europees Parlement heeft hierin dus een passieve rol. Het Europees Parlement heeft wel een recht van amendement. Kan het Europees Parlement ook voorstellen blokkeren? Dat is wel een belangrijk punt en dan ben je eigenlijk ook pas echt wetgever. Het Europees Parlement kan dit en doet dit ook. Dus ook in die zin is het Europees Parlement een volwaardig wetgever. Heeft het Europees Parlement ook controlerende macht? Zeggenschap bij de begroting? Daar heeft het Europees Parlement vrij weinig over te zeggen. Ze hebben alleen zeggenschap over de Europese begroting. Heeft het Europees Parlement ook politieke controle? Nee, over de Raad heeft het Europees parlement niets te zeggen. De nationale ministers zitten in de Raad. (Gewone wetgevingsprocedure, art. 294 VWEU)

 

Is de commissie dan een soort Europese regering?

In de Europese regering heb je eigenlijk niet echt een politieke kleur. De keuze van de politieke kleur hangt af van de lidstaten. De taken die het heeft: Uitvoerende macht: soms wel. Vaak ook niet, vaak is het ook de Raad of zijn het de lidstaten zelf. Wie is de regering als het gaat om de eurocrisis? De commissie heeft er wel een rol in, maar is wel heel erg afhankelijk van de Europese Raad. En als het gaat om de wetgevende macht? Dat heeft de commissie ook. De enige die het initiatief mag nemen in wetgeving is de Commissie. Maar politiek gezien staan ze ook weer naast de Europese Raad. Je hebt dus wel formeel juridisch initiatiefrecht, maar politiek gezien valt het allemaal wel weer mee.

 

Europese raad en Raad

Wat is het verschil tussen de ? De Raad van de Europese Unie (ook wel de raad van ministers genoemd) zit bij de wetgeving. De Europese Raad heeft niet een wetgevende rol. De Europese Raad heeft veel meer een politieke rol. De Europese Raad maakt zelf vaak geen wetgeving en deze mag je dan ook niet rekenen tot de wetgevende macht van de Europese Unie. Veel plannen beginnen bij de Europese Raad.

 

Collegeverslag 2

 

Bevoegdheden en rechtsbronnen

De EU regelt verschillende dingen op verschillende terreinen. Onder andere interne markt, landbouw, onderwijs, burgerlijk recht, ondernemingsrecht, arbeidsrecht, familierecht en intellectuele eigendomsrecht. Er is geen terrein van nationaal recht wat immuun is voor Europees recht. Dit komt onder andere doordat bijvoorbeeld de interne markt zich heel ver uitstrekt.

Discussie: over bevoegdheden van de EU. Strategieën Cameron en Rutte als voorbeelden.

 

Uitgangspunten bevoegdheden

De EU is op veel verschillende gebieden actief. Bijvoorbeeld op gebied van landbouw, milieu en onderwijs. Het burgerlijk wetboek bevat voor een groot deel Europese wetgeving. Nederland heeft recht op verdachten verhoren etc. uit andere lidstaten, dit blijkt uit een besluit uit 2004. Dit heeft veel invloed op Europese burgers. Staat ver van de economie, interne markt maar valt wel onder de invloed van de Europese unie.

 

Hoe zit het met de Soevereiniteit? Lidstaten zijn de dragers van de soevereiniteit. De EU heeft alleen afgeleide bevoegdheden; bevoegdheden die zijn afgeleid van de lidstaten. Er bestaan geen originaire rechten voor de EU. Dit gaat alleen via attributie. De bevoegdheidsattributie gaat bij verdrag. Alle bevoegdheden moeten dan ook te herleiden zijn tot de verdragen.

Artikel 5 VEU: een rechtsgrondslag is vereist.

Ultra vires controle: is de unie binnen zijn bevoegdheden gebleven? Het hof controleert dit. Constitutionele rol van het hof.

Hoe kan het dat het Europese recht op alle terreinen actief is en ook zo vervlochten raakt met het nationale recht?

Het uitganspunt van de Europese Unie is nog wel steeds dat de lidstaten dragers zijn van de soevereiniteit en niet de Europese Unie in zijn geheel. Dat betekent dat de Europese Unie van zichzelf niet over bevoegdheden beschikt. De bevoegdheden die de Europese Unie heeft zijn afgeleid van de bevoegdheden van de lidstaten. De Europese Unie is slechts bevoegd door attributie. De bevoegdheidsattributie gebeurt bij verdrag.

 

Basisbeginsel in het verdrag
 

Attributiebeginsel: de unie is slechts bevoegd tot handelen als pas een uitdrukkelijke bevoegdheid is toegekend. Onze nationale wetgever is altijd bevoegd, tenzij in strijd met een grondrecht. In de Europese Unie is het dus precies andersom. De Europese Unie is eigenlijk niet bevoegd, tenzij deze uitdrukkelijk bevoegd is op dat gebied. Ook bestuurlijke en rechterlijke bevoegdheden moeten zich houden aan dat attributiebeginsel. Dat betekent ook dat het Hof van Justitie geen algemene bevoegdheden heeft. Ook bij hun moet er sprake zijn van uitdrukkelijke bevoegdheidserkenning van de lidstaten. Er is ook rechterlijke controle op dit attributiebeginsel. Het attributiebeginsel is ook een volledig juridisch beginsel, omdat bijvoorbeeld het parlement of een lidstaat ook naar het Hof kan stappen om een bepaalde wetgeving nietig te verklaren.

 

Aanmerkingen attributiebeginsel

  1. Artikel 352: hier staat dat voor zo ver er geen specifiekere bevoegdheid voor handen is, dit artikel gebruikt mag worden om alsnog een wet te bewerkstelligen in de Europese Unie. Dit is wel heel raar, want er moet eigenlijk altijd een specifieke grondslag zijn, maar uiteindelijk kun je altijd nog bij dit artikel terecht. Aan de andere kant is artikel 352 zelf natuurlijk ook een specifieke grondslag. Dit is echter wel algemeen en deze grondslag wordt dan ook niet vaak gebruikt. Deze grondslag heeft wel als punt dat er unanimiteit van de Raad wordt geëist.

  2. Een andere aanmerking: leer van de impliciete bevoegdheden. AETR: interne markt regelen maar niet met derde laden. Toen heeft het hof gezegd dat uit intern ook extern is af te leiden.

De 2 issues zijn dus of er überhaupt wel een rechtsgrondslag beschikbaar is? en als er een rechtsgrondslag is, wat is dan de goede grondslag? (Tabaksreclame arrest)

Na Lissabon supranationale instelling. Niet zomaar harmonisatie. Als iemand in land X is veroordeeld, is men dat ook n lidstaat Y van de EU.

Het Verdrag van Lissabon heeft iets gedaan met die bron van rechtsgrondslagen. Ze hebben namelijk een bevoegdhedencatalogus geïntroduceerd. Er moest duidelijk worden gemaakt wat de bevoegdheden van de Europese Unie waren.

 

art 2-6 Wv: bevoegdhedencatalogus.

Doel: meer grip op de activiteiten van de EU. Ook het beter afbakenen van nationale bevoegdheden en de bevoegdheden van de EU.

 

Soorten bevoegdheden:

  • Exclusieve EU bevoegdheden – dat er bevoegdheden zijn waar de lidstaten dus helemaal niks meer over te zeggen hebben. (bijvoorbeeld: handel)

  • Gedeelde bevoegdheden – dit zijn de meeste bevoegdheden. De bevoegdheid wordt door de lidstaten overgedragen aan de Europese Unie, maar aan de andere kant raken de lidstaten niet al hun bevoegdheden kwijt. (bijvoorbeeld: interne markt en RVVR) Dit is wel een bron van conflict. Want als de lidstaten samen met de Europese Unie optreden, zit je met een probleem. Daar is de voorrangsregel dan ook van belang. Op het moment dat beide regels botsen gaat de regel van de Europese Unie voor.

  • Ondersteunde/coördinerende bevoegdheden – Onderwijs. De Europese Unie heeft geen wetgeving, maar wel ondersteuning.

  • Buiten categorieën: categorieën van bevoegdheden die niet echt ergens tussen passen. Bijvoorbeeld: buitenlands beleid, coördinatie van werkgelegenheid. Het Verdrag zegt hierover dat dit even apart wordt gezet, omdat de verhoudingen tussen lidstaten en de EU anders liggen.

Er zijn dus geen exclusieve nationale bevoegdheden en daarom zijn er dus ook geen terreinen totaal immuun voor de Europese Unie.

 

Einde aan de conflicten

De meeste bevoegdheden in de bevoegdhedencatalogus worden gedeelde bevoegdheden genoemd. Dat is de eerste complicatie. Daarnaast heb je nog een complicatie. Volksgezondheid: dit is een ondersteunende bevoegdheid van de Europese Unie. Op het terrein van volksgezondheid mag de Europese Unie geen wetgeving regelen. Toch is er allemaal wetgeving dat te maken heeft met de volksgezondheid. Hoe kan dat dan? De Europese wetgever zegt dan dat de wetgeving te maken heeft met andere gebieden dan volksgezondheid. Dit is dus een mooi voorbeeld van hoe competenties kunnen overlappen. Hier zie je eigenlijk hoe weinig zin het afbakenen van bevoegdheden heeft.

 

Subsidiariteitsbeginsel

Als het gaat om het Europese bevoegdheidsbeginsel: eerst kijk je naar het attributiebeginsel en dan naar het subsidiariteitsbeginsel. Dit beginsel is neergelegd in art. 5 lid 3 VEU. De achtergrond hiervan is dat wetgeving zo dicht mogelijk bij de burger moet staan. Dit heet ook wel burgerperspectief. Het subsidiariteitsbeginsel zegt dat als iets op nationaal niveau kan worden geregeld, dit dan ook op nationaal niveau moet worden gedaan en niet op Europees niveau. Sinds Lissabon zitten er zelfs nog meer lagen in. Als het op een nog lager niveau kan, moet het daar worden uitgevoerd. Hoe verhaalt zich dit tot het attributiebeginsel? Subsidiariteit gaat over een uitoefening van een bevoegdheid. Eerst krijg je dan de vraag, is er een geschikte rechtsgrondslag? Dit is attributie. Pas als deze er inderdaad is, dan moet de Europese wetgever zich de vraag stellen of ze ook werkelijk van de bevoegdheid gebruik moeten maken. Als er een bevoegdheid is, zegt het niet gelijk dat ze de bevoegdheid ook moeten gebruiken. Het grote verschil met het attributiebeginsel is, is dat het subsidiariteitsbeginsel heel slecht afdwingbaar is. Het Hof heeft nog nooit een wet/regel nietig verklaard, omdat het niet voldeed aan de subsidiariteit. Sinds het verdrag van Lissabon hebben de nationale lidstaten de bevoegdheid om de subsidiariteit te toetsen. (Barroso initiatief)

 

Proportionaliteit (Evenredigheid)

Art. 5 lid 4 EU. Als er een bevoegdheid is, wordt er eerst naar de subsidiariteit gekeken en daarna naar de proportionaliteit. Dan ga je kijken of de regeling wel geschikt is om het doel te bereiken. Het betekent dat je een goede afweging maakt tussen het middel wat je kiest, de regeling/de wet, en het doel wat je daar mee bereikt. Ook wordt er naar de noodzakelijkheidseis gekeken. Nagaan of je niet een iets minder ingrijpende maatregel had kunnen nemen met precies hetzelfde doel. Daarnaast moet je ook nog kijken of er niet bepaalde groepen zijn die je heel hard raakt door de bepaalde maatregel die je neemt. Proportionaliteit strictu sensu wordt dat genoemd. Het Hof zit hier niet bovenop. Het Hof heeft eigenlijk een dubbele proportionaliteitstoets. Hij wordt op verschillende niveaus verschillend geïnterpreteerd door het Hof. Je kunt kijken naar de inhoud, maar ook de vorm is belangrijk.

 

Ook nog te noemen beginselen: Loyale samenwerking

2 aspecten: overregulering

  • Commissie: smart regulation.

  • Nationale ‘koppen’

 

Rechtshandelingen van de Europese Unie (secundair EU recht)

Art. 288 Wv:

  • Verordeningen en het omzettingsverbod. Dit lijkt heel erg op een algemeen verbindend voorschrift. Verordeningen mogen niet worden omgezet door de nationale wetgever. Europese recht gaat boven nationaal recht. Een verordening is in alle opzichten bovengeschikt.

  • Richtlijnen en hun omzettingsplicht. De richtlijn is wetgeving. Een bindend wetgevend instrument. Wel indirect, omdat richtlijnen moeten worden omgezet in nationale wetgeving. =verschil met verordening.

  • Besluiten. Komt dicht bij de bestuurlijke besluiten. Het kan heel erg lijken op besluiten die je op nationaal niveau ook hebt.

  • Er is tussen deze 3 geen hiërarchisch verschil. De rechtskracht is ook hetzelfde. Het zijn alle 3 juridisch bindende instrumenten. Ook kunnen ze alle 3 in nationale procedures een rol spelen en afgedwongen worden. Wél verschil in effecten op en doorwerking in nationale rechtsorde

 

Samenvatting

Rechtshandelingen hebben vaste kenmerken, maar het gebruik en de inhoud kan verschillen. Aan de aard van het instrument kun je niet gelijk zien of het wetgevend of bestuurlijk van aard is. En als het bestuurlijk is kun je niet gelijk zien of het om delegatie of uitvoering gaat. Je herkent aan de aanhef dus om welke handeling het gaat. Wie bepaalt nou de scheiding tussen dit alles? Dat is de wetgever in art. 289,290 en 291.

 

Collegeverslag 3

 

Receptie’

Twee leerstukken in het europese recht:

Hoe wordt het internationaal recht ontvangen in het nationaal recht? We kennen 2 manieren. Het monisme en het dualisme. Monisme: Van alles naar 1. Een geïntegreerde rechtsorde, uit 1 stuk. Bpalingen uit het internationaal recht werken rechtstreeks door in het nationale recht. Nederland is een land wat het monisme omarmd. Dualisme: 2 gescheiden rechtsordes.Hierbij is nog een extra stap nodig om de regels van het internationale recht te laten gelden in het nationale recht. Het EU recht werkt met monisme. De zeggenschap over de doorwerking van het EU recht heeft het Hof van Justitie. Daarom is de Europese jurisprudentie ook zo belangrijk. Aan het verdrag van Lissabon is een verklaring gehecht over de doorwerking/voorrang van het EU recht.

 

3 mechanismen:

directe werking

conforme uitleg

aansprakelijkheid.

 

Alle met Europese recht strijdige nationale wetgeving moet buiten toepassing worden gelaten. Er mogen geen regels aangenomen worden die strijdig zijn met Europees recht.

 

Voorrang

Arrest Costa/Enel:Kan een Italiaanse wet nadat het EEG verdrag in werking is getreden bepalingen van Europees recht terzijde schuiven? Italiaanse wetgeving is van latere werking dan Europese wetgeving. Latere wetgeving gaat voor vroegere wetgeving. Maar hoe zit dat nou met het Europees verdrag en een nationale wet? En daarbij is Italië een land dat het dualisme omarmt.. Alle strijdige bepalingen met het EU recht moeten buiten toepassing worden gelaten. Je mag geen nationale wetgeving vaststellen dat in strijd is met EU recht en het verdrag van Lissabon heeft deze regel nog eens bevestigd.

 

Duitsland heeft veel meer moeite met aanvaarden van voorrang van Europees recht dan bijvoorbeeld Nederland heeft. Dit komt onder meer omdat

Nederland een (gematigd) monistisch stelsel heeft.

Artikel 6 EU verdrag.. er zijn 3 lagen van bescherming van grondrechten.

Het EVRM, het Europese handvest (bindend) en de nationale constituties.

 

Hoe zit dat nou met voorrang en de bescherming van grondrechten? De Europese Unie bemoeit zich in de eerste plaats niet met de grondrechten. Toch gebeurde dit wel af en toe. Het Europese Hof van Justitie is hierdoor zelf grondrechten gaan ontwikkelen. Dit handvest van grondrechten is nu bindend. Dit handvest heeft exact dezelfde werking als het verdrag.

 

Rechtstreekse werking

Arrest Van Gend en Loos: Dit bedrijf was geconfronteerd met een verhoging van een tarief dat zij moesten betalen voor de invoer van chemicaliën die dienden voor de conservering van lijken. Zij betaalden daar een invoertarief dat verhoogd werd op grond van Nederlandse regelgeving. Er bestond toen een artikel dat verhogingen van tarieven verbood. Van Gend en Loos stapt naar tariefcommissie (over douanerechten etc.) Artikel 30 WVEU. Standstill bepaling; het is voor lidstaten verboden om tarieven te verbieden. deed een beroep op dat artikel uit het verdrag. (EEG verdrag) Nederland zei dat het artikel helemaal niet gericht was tot particulieren, maar tot lidstaten. Particulieren kunnen niet rechtstreeks aan dat artikel rechten ontlenen. Het Hof van Justitie aanvaard dat niet. Pagina 2 (rechter kolom) jurisprudentiereader onderaan: De bepalingen bevatten verplichtingen en rechten voor particulieren. Particulieren moeten naar de rechter kunnen stappen. Europees recht is dus iets heel anders dan internationaal recht. De rechtstreekse werking betekent ook dat je een bepalingen uit een verdrag kunt inroepen voor de nationale rechter en dat de rechter dat ook mag toepassen. De bepaling moet dan wel voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk geformuleerd zijn (Eis voor rechtstreekse werking). Bijv art 49 WVEU

 

>Verticale werking: een particulier, individu bedrijf doet een beroep op een bepaling uit het verdrag tegenover de overheid (maakt niet uit welke overheid; breed begrip). Art. 30 uit het huidige verdrag heeft verticale werking.

 

>Horizontale werking: Burgers(particulier) onderling (en ook bedrijven). Bepalingen van Europees recht kunnen dus ook horizontaal werken, tussen particulieren onderling. VB: Bosman zaak. Bosman was een Voetballer. Hoe moest veel op de bank zitten dus wilde naar een andere club. Niemand was geïnteresseerd. Uiteindelijk vond hij wel een club die hem wilde hebben maar er ontstonden problemen. Het Transfer systeem belemmerde hem in het uitvoeren van zijn recht van vrij verkeer van werknemers (artikel 48 WVEU).

 

Secundair recht

Artikel 288 WVEU:

  • Verordeningen: hebben een rechtstreekse werking. Verticaal maar zou ook horizontaal kunnen.

  • Richtlijnen: Gericht tot een lidstaat, verplichting. Aanpassing nationale wetgeving. Alleen rechtstreekse werking mits bepalingen onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn. Rechtstreekse werking werkt hier wel complexer. Wat als lidstaat zich hier niet aan houdt? Als de bepaling voldoende onvoorwaardelijk en nauwkeurig is kan men zich er op beroepen. De rechter moet het kunnen toepassen en je moet er rechten aan kunnen ontlenen. Hierbij is geen horizontale werking. Ook geen omgekeerde verticale werking is; de overheid mag geen beroep doen op een richtlijn tegenover een particulier.
     

Rechtstreekse werking

Hoe werkt het bij secundair recht (verordeningen en richtlijnen) als het gaat om horizontale rechtstreekse werking? Voor een verordening volgt al dat ze ook horizontaal rechtsreeks kunnen werken. Richtlijnen hebben echter geen horizontale rechtstreekse werking. Dit komt omdat een richtlijn is gericht aan een lidstaat.

 

>>Arrest Faccini Dori: mevrouw komt een verkoper tegen van schriftelijke cursussen Engels op het station van Milaan. Zij koopt die cursussen van het bedrijf, maar ze komt er al snel achter dat ze het niks vindt. De Italiaanse wetgeving bepaalt dat het niet mogelijk is om terug te krabbelen en zij moet de cursus betalen. Het gaat hier dus om een geschil tussen burgers onderling (horizontaal). Zie vooral p 36 r.o. 20 en 21(niet jegens een andere particulier). Zie p. 35 r.o 10 voor de bedoelde richtlijn. Nu is er een Europese regelgeving die je 7 dagen de tijd geeft om je te bedenken van iets wat je hebt gekocht als het niet is gekocht in een ‘normale’ verkoopruimte (afkoelingsperiode). Italië heeft deze richtlijn echter niet omgezet in nationale wetgeving. Hof: Geen horizontale werking. Omdat dan verplichting wordt ingeroepen voor het bedrijf terwijl de Italiaanse overheid de richtlijn had moeten omzetten. Mevrouw Dori kan dus niet deze richtlijn inroepen. Rechtsoverweging 18 en verder jurisprudentiereader: volgens het Hof van Justitie bevat de richtlijn wel duidelijke bepalingen dus je kunt er een beroep op doen, maar een richtlijn kan niet uit zichzelf verplichtingen aan particulieren opleggen. Want als het betekent dat een richtlijn horizontaal werkt, betekent dat dat er verplichtingen worden opgelegd aan het bedrijf. Het bedrijf gaat echter uit van nationale wetgeving, dus dit leidt tot rechtsonzekerheid. Richtlijnen kunnen dus niet horizontaal rechtstreeks werken, maar kunnen wel verticaal rechtstreeks werken. Als het in het arrest ging om mevrouw Dori tegen de Italiaanse staat, had mevrouw Dori wel een beroep kunnen doen op dit artikel in de Europese regelgeving, omdat de richtlijn wel voldoende duidelijk en omschreven was. Oplossing: leerstuk van conforme interpretatie. Zie ook de zaak: Colsman&Kamann r.o. 26.

 

Richtlijnen hebben ook geen omgekeerde verticale werking: De lidstaat mag dus geen beroep doen op een richtlijn tegen een particulier, terwijl zij zelf de richtlijn niet in nationale wetgeving hebben omgezet.

 

Interpretatie

Conforme interpretatie: het nationale recht moet zoveel mogelijk worden uitgelegd. Pagina 24 en verder jurisprudentiereader: het beginsel van gelijke behandeling voor mannen en vrouwen. De rechter moet zoveel mogelijk meewerken aan een effectieve toepassing van het Europese recht, tenminste zoveel hij kan. Dit wordt ook wel conforme uitleg genoemd. Dit is het meeste belangrijke punt als het gaat om doorwerking.

 

Arrest Faccini Dori: vanaf r.o. 26Als de Italiaanse wetgever nou helemaal niets bepaalt over een afkoelingsperiode, kan de Italiaanse rechter dan wel plotseling die Europees richtlijn erbij halen? De rechter moet het wel ergens vandaan kunnen halen en mag niet zomaar uit het niets de Europese regeling gebruiken. Stel de Italiaanse wet bepaalt dat er een afkoelingsperiode is van een redelijke termijn, dan is deze termijn makkelijk in te vullen met die 7 dagen van de Europese regeling. In dat geval is de rechter conform aan het interpreteren. Uiteindelijk is er een verplichting voor bedrijf. Dus toch horizontale werking. Dan past rechter toch het nationale recht toe. Uiteindelijk zou mevrouw Dori de casus dan kunnen winnen en zou er dus wel horizontale doorwerking bestaan. Heeft de Italiaanse wetgever geen afkoelingsperiode gegeven? Dan zou het contra legem interpretatie zijn geweest en dit mag niet.

 

Pupino zaak (niet in reader):Hier gaat het om een kleuterleidster in Italië die de meest vreselijke dingen doet met haar kinderen. Er volgt een strafprocedure. Het Italiaanse strafrecht voorziet in een mogelijkheid om getuigen apart te verhoren. Dit is echter alleen mogelijk als het gaat om maffia of seksuele delicten. Dit mag alleen met die gevallen omdat iedereen recht heeft op een eerlijke proces. De Italiaanse wet voorzag dus niet in een mogelijkheid om de kinderen apart te verhoren. Nu bestaat er wel Europees recht op dit gebied. Een kaderbesluit wordt dit genoemd. Dit lijkt eigenlijk op een richtlijn, want het moet worden omgezet in nationale wetgeving. Kaderbesluiten hebben geen rechtstreekse werking. Italië had dit kaderbesluit niet omgezet in nationale wetgeving. Kon er nou wel een beroep worden gedaan op dit kaderbesluit? Dit kan dus niet, want dit was in het verdrag expliciet uitgesloten. Kan de Italiaanse rechter de wet nu niet zo uitleggen dat dit besluit nog wel gebruikt kan worden? Dit móét de Italiaanse rechter zelfs doen. Het mag echter niet contra legem zijn en het mag niet leiden tot zwaardere straf.

 

Staatsaansprakelijkheid:

 

Als conforme interpretatie ook niet werkt, is er nog een soort laatste sluitstuk.

Dit is de aansprakelijkheid van de lidstaten. Dit zijn schendingen van het Europees recht. Niet alleen als de lidstaat een richtlijn niet heeft omgezet, maar in alle gevallen waar er sprake is van schending van Europees recht. Het maakt niet uit wie de schending veroorzaakt.

 

Arrest Brasserie du Pecheur: Strikte regels omtrent bier. Reinheidsgebot. Rechtsoverweging 51 en verder jurisprudentiereader: 3 voorwaarden die vervuld moeten zijn om een staat aansprakelijk te kunnen stellen:

  • Voldoende gekwalificeerde schending

  • Geschonden bepaling c.q. richtlijn moet rechten toekennen

  • Causaal verband, waarbij vervolgens het nationale aansprakelijkheidsrecht de schade verder bepaalt.

 

Stappenschema bij schending EU recht

Dit vindt je heel goed terug in het arrest Faccini Dori.

  1. Rechtstreekse werking mogelijk?

  2. Is de bepaling voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk

  3. Horizontale situatie? (Vooral bij richtlijnen)

  4. Conforme uitleg mogelijk?

  5. Niets te interpreteren

  6. Rechtszekerheid als grens

  7. Aansprakelijkheid staat

  8. Voldoende gekwalificeerde schending

  9. Bepaling/richtlijn kent rechten toe

Causaal verband

 

 

 

Collegeverslag 4

Crisis: de crisis is van politieke en economische aard. De crisis is begonnen bij de gemeenschap voor kolen en staal er werd daarna de Economische Europese Gemeenschap. Via economische samenwerking is gekomen tot meer politieke samenwerking.

Vormen van economische integratie

  • Vrijhandelszone
    Bijvoorbeeld: NAFTA. Geen gemeenschappelijk douanetarief en de lidstaten bepalen zelf de hoogte van de in- en uitvoerrechten van goederen.

  • Douane-unie
    Vrij verkeer van goederen. Gemeenschappelijk douanetarief gebaseerd op verordeningen. De Europese Unie is gebaseerd op een Douane-unie.
    Artikel 28 VWEU: EU omvat een douane-unie

  • Gemeenschappelijke markt/interne markt
    Artikel 26 VWEU: definitie van de interne markt, heeft geen rechtstreekse werking.
    De interne markt is voor een groot deel gerealiseerd, maar behoeft telkens aandacht. Vrij verkeer voor alle productie factoren, geen binnengrenzen.

  • Economische en monetaire unie
    In de Europese Unie is er een deel monetaire unie, want niet elke lidstaat doet mee aan de euro.

Interne markt
Artikel 26 VWEU:
Ruimte zonder binnengrenzen; vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal
Europese Eenheidsakte (1986): gerealiseerd in 1992

Interne markt: bouwstenen art. 18 VWEU

Vrij verkeer (is een belangrijke bouwsteen om de interne markt te realiseren, gericht aan de lidstaten) Geen discriminaties/belemmeringen van ‘buitenlandse’ producten, werknemers, zelfstandigen, ondernemingen enz. Beroep hierop: gericht tot lidstaten. Verticale werking.

 

  • Geen vervalsing van de mededinging op de interne markt (gericht aan particulieren) In Nederland hebben we ook een mededingingswet (door ondernemingen/door lidstaten)

  • Harmonisatie van wetgeving
    De eerste bouwsteen zal niet voldoende zijn om de interne markt te laten realiseren. De nationale wetgever moet komen met wetgeving, om Europese wetgeving gelijk te trekken.

De vier vrijheden

  • Goederen (hebben commerciële waarde en is tastbaar)

  • Diensten (ontastbaar) art 56,57 WVEU. De dienst komt naar jou toe. V.b.: Engelse toerist in Franse metro. Regeling in het Franse strafprocesrecht. Recht alleen in te roepen voor Franse onderdanen. Niet voor meneer Cohen. Meneer vecht regeling succesvol aan op basis van vrij verkeer van diensten.

 

  • Personen/rechtspersonen (toegang tot de arbeidsmarkt)
    - werknemers
    - vestiging

  • Kapitaal. Belemmeringen zijn niet geoorloofd. (bijvoorbeeld investeren in onroerend goed)

 

De vier vrijheden, drie kernbegrippen

1. Directe discriminatie (art 34 Wv)
(maatregel maakt verboden onderscheid; maatregel met onderscheid – MMO)

  • Arrest Reyners: Reyners was Nederlander, maar wilde in België aan het werk als advocaat en had daar ook zijn rechtenstudie gevolgd. Maar het beroep van advocaat was alleen voorbehouden aan Belgen, een nationaliteitseis. Het Hof heeft gezegd dat dit in strijd was met het vrijheid van vestiging (art 49 Wv)

  • Voorbeeld beroep notarissen: Zaak C 47/08 Europese Commissie tegen Koninkrijk

  •  

2. Indirecte discriminatie
(maatregel maakt op het eerste gezicht geen verboden onderscheid (MZO), maar indirect; als wij naar de effecten kijken, discrimineert het wel)

  • Arrest O’Flynn: begrafenisvergoeding afhankelijk van teraardebestelling in het VK.
    O’Flynn is een Ier en werkt in Groot-Brittannië. Zijn Ierse zoon komt te overlijden en er vindt een kerkdienst in Groot-Brittannië plaats, maar de begrafenis is in Ierland. In Groot-Brittannië wordt een vergoeding van kosten van begrafenis gezien als een sociaal voordeel. Hiervoor moet de begrafenis alleen wel plaatsvinden in het land, ro. 17. Schending van vrije verkeer van werknemers, art 45 Wv.Het argument was hier dat je door deze regeling minder makkelijk de stap kan maken om in bepaalde lidstaat te gaan werken.

  • 3. Belemmering
    (Kijken naar effect; in beginsel MZO die het vrije verkeer belemmeren of moeilijker maken)
    Arrest Cassis de Dijon: Discriminatie is niet meer zo belangrijk, we moeten kijken of er geen belemmering is. Er is niet op voorhand vast te stellen dat de bepaling nadelig uitwerkt voor onderdanen uit andere lidstaten.

Art 18. Algemene regel voor non discriminatie. Basis voor vrij verkeerbepaling. Vrij verkeer van goederen. Rechtsreeks werkend.

Art 19. Op andere gronden. Opdracht voor de EU wetgever >richtlijnen. Niet rechtstreeks werkend.

 

Stappenplan vrij verkeer

  • Stap 1: Geen discriminaties [direct of indirect]

  • Stap 2: Geen belemmeringen

  • Stap 3: Rechtvaardiging aanwezig?

  • Geschreven (EU-Werkingsverdrag)

  • Ongeschreven (jurisprudentie)[startschot: Cassis de Dijon]

  • Voor vestiging zie arrest Gebhard (ro. 37): Hof laat zien wat voorwaarden zijn wat succesvol beroep levert op een rechtvaardigingsgrond. Eigenlijk zijn alle belemmeringen verboden, tenzij een rechtvaardigingsgrond kan worden aangeboden.
    Gebhard wil als advocaat aan het werk in Italië, gebruikt term advocati. Volgens Italiaanse wetgeving mag die term alleen gebruikt worden voor personen die de Italiaanse studie voor advocaat gevolgd hebben. (zie ook ro. 25, 26)

Vrij verkeer van goederen (soft drugs zijn geen goederen. Zie Josemans zaak. Wietpas: geen wiet verkopen aan burgers uit andere lidstaten. Hele interne markt wordt erbij gehaald . )
Als er sprake is van goederen zijn er:

  • Fiscale belemmeringen o.g.v. art 110 Wv (hier weinig harmonisatie, weinig Europese regels)

  • Tarifaire belemmeringen o.g.v. art 30 Wv (douanerechten en hgw) Heffingen doordat goederen de grens overgaan zijn in beginsel verboden.

  • Non-tarifaire belemmeringen o.g.v. art 34 Wv (invoer) en art 35 Wv (uitvoer)

Vrij verkeer van goederen: non-tarifaire belemmeringen

  • Regel: verbod op kwantitatieve beperkingen en “maatregelen van gelijke werking”

  • artikel 34 VWEU: invoerbelemmeringen

  • artikel 35 VWEU: uitvoerbelemmeringen (niet van belang)

  • Uitzondering: toegestane belemmeringen

  • artikel 36 VWEU: in- en uitvoerbelemmeringen (limitatieve opsomming, de bepaling moet eng uitgelegd worden)

  • HvJEU “rule of reason”: invoerbelemmeringen (in jurisprudentie bepaald)NB: harmonisatie ontbreekt!

  • Voorbeeld: Italië verbiedt in de handel brengen energiedrankjes (Red Bull)
    Is dit in strijd met het vrije verkeer van goederen?
    Kijken of er een richtlijn is voor energiedrankjes.

Definitie “maatregel van gelijke werking” artikel 34 VWEU
De “Dassonville formule”: elke maatregel die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren” (zaak 8/74, Dassonville, ro. 5!)
Vader en zoon kunnen geen certificaat van oorsprong overleggen, dus plakken ze nep certificaten op de flessen whisky die ze verkopen in België. Maar de flessen whisky worden rechtmatig in Frankrijk op de markt gebracht. Een “catch all” formule voor regelingen met en zonder onderscheid naar herkomst van het product. Definitie “maatregel van gelijke werking” artikel 34 VWEU (II) Belemmeringen is hier een aanknopingspunt, niet discriminatie.

 

De “wederzijdse aanvaardingsregel”: principiële erkenning van goederen die rechtmatig zijn vervaardigd en in de handel gebracht in andere lidstaten

Voor het eerst toegepast in het arrest Cassis de Dijon (ro. 14):

Belemmering voor alcoholhoudende dranken waar een minimum alcohol percentage is vastgesteld in Duitsland. De likeur die in Frankrijk op de markt is gebracht met percentage van 20% zou dan in Duitsland verboden zijn. In beginsel is dit een productseis die geldt voor sterke drank die geldt voor alle dranken waar dan ook in Europa geproduceerd. In ro. 14 en 15: een lidstaat moet een product dat rechtmatig is geproduceerd accepteren. Dit is de wederzijdse aanvaardingsregel, ook van belang voor het vrije verkeer van personen.

HvJEU in zaak C-420/01 (Commissie t. Italië), ro. 28: “Vaststaat dat een verbod op het in Italië in de handel brengen van in andere lidstaten wettig vervaardigde en in de handel gebrachte energiedrankjes […] de intracommunautaire handel belemmert, en dus in beginsel een maatregel van gelijke werking […]”. Dus het verbod op energiedrankjes van Italië is verboden.

 

 

Een definitie op drift: allerlei handelaren zagen hun kans schoon om allerlei regelingen die in hun nadeel werkten aan te vechten.

  • van arrest Dassonville (standaardformule)…

  • via arrest Cassis de Dijon (wederzijdse aanvaarding)…

  • en arrest Keck: correctiemechanisme. Par. 15,16. In afwijking van eerdere rechtspraak geen producten verkopen onder de koopprijs. Dit ter bescherming van de kleine kruidenier, grote supermarkten kunnen wel stunten met lage prijzen. Dit zou in strijd zijn met art 34 Wv. Het Hof zegt dat ze misschien haar rechtspraak moet herzien (heel zeldzaam!). In ro. 16 zegt het Hof dat er voortaan een verschil wordt gemaakt tussen product eisen en verkoopmodaliteiten. Die verkoopmodaliteiten vallen voortaan buiten het verbod van art 34. Een inperking van het verbod in specifiek geval.

Excepties
Artikel 36 VWEU: Verdragsexcepties

  • Gesloten groep

  • Bijvoorbeeld: bescherming van de volksgezondheid

HvJEU zaak C-420/01 (Commissie t. Italië), ro. 30 e.v.: “Volgens vaste rechtspraak dienen de bevoegde autoriteiten van geval tot geval aan te tonen dat hun regeling […] noodzakelijk is voor een doeltreffende bescherming van de in artikel 30 (nu artikel 36 VWEU) genoemde belangen […]”

HvJEU: Rule of reason-excepties (te vinden in ro. 8 van Cassis de Dijon) Consumentenbescherming wordt niet genoemd in art. 36, maar kan vallen onder de open groep. Er is rechtspraak nodig om het aan te vullen, want de wetgeving is niet veranderd.

  • Open groep

  • Voorwaarden: (die cumulatief worden vervuld)

  • Algemeen belang

  • Geen harmonisatiemaatregel

  • Noodzakelijk (proportionaliteit)

  • Evenredig (proportionaliteit)

NB: Rule of reason: alleen voor zonderonderscheidmaatregelen

Negatieve en positieve integratie

  • Verbodsbepalingen: als zodanig niet genoeg (negatieve integratie) Hier zouden de lidstaten geen rechtvaardigingsgronden kunnen inroepen.

  • Geboden om nationale bepalingen op elkaar af te stemmen (positieve integratie door middel van harmonisatie van wetgeving). In het kader van de interne markt, wanneer deze:

  • Het vrije verkeer belemmeren,

  • De mededinging anderszins vervalsen(mededingingsverstoringen moeten merkbaar zijn)

Verhouding harmonisatie en vrij verkeer

  • Vóór harmonisatie: EU verdragsbepalingen vrij verkeer

  • Ná harmonisatie: Harmonisatiemaatregel (bijv. EU richtlijn) vormt het toetsingskader, maar:

  • Wordt het onderwerp door de EU richtlijn bestreken?

  • Welke harmonisatiemethode is gebruikt? Bijvoorbeeld: totale harmonisatie of minimumharmonisatie

  •  

Collegeverslag 5

Achtergrond, structuur en doelstellingen mededingingsrecht
 

1. Wat is een mededingingsrecht?

Markten laten werken:

> Veel vraag en aanbod

> Vrije handelsstromen

> Vrije keuzes

> Gemakkelijke toetreding tot de markt

>Transparantie

2. Waarom mededingingsrecht?

1: Interne markt perspectief:

Vb: Consten & Grundig. Grundig zegt tegen consten; jij bent enige in Frankrijk die van mij mag kopen. Niet over de grens verkopen. Consten mag dus niet leveren aan Nederland, België etc. Dit echter niet. Er mogen geen handelsbelemmeringen tussen de lidstaten zijn. Probleem deze benadering: Is dit wel slecht? Niet juist goed voor bij consument etc? dus kijk uit: niet juist goede dingen gaan verbieden.

2. Ordo-liberaal perspectief.

Ethisch-normatief idee. Bescherming van individuele handelingsvrijheid was het doel. Dit gaat niet zomaar. Overheid moet actief optreden/meekijken. Als belemmering: overheid moet ingrijpen. Neo liberalen: (Amerikaanse tak) zo min mogelijk ingrijpen overheid.

3. Efficiënte marktwerking.

Volledige mededinging. Goed> perfecte afmeting van vraag en aanbod. Consumenten betalen niet te veel en producenten produceren niet te veel. Waarom willen we dit? Dit leidt tot de grootst mogelijke economische welvaart. Correctie marktfalen. Als ondernemingen zelf schuld zijn hebben aan falen: mededingingsrecht moet het oplossen. Twee problemen: Lost martktfaln zichzelf niet op? Heeft de consument wel last van marktfalen? De vraag is dan of de overheid dan wel moet ingrijpen> niet elk marktfalen oplossen.

4. consumentenwelvaart.

Optimaal voor wie? Voordelen moeten terecht komen bij de consument. Lage prijs, veel aanbod en veel innovatie. Elke afspraak, gedraging die consumentenwelvaart beperkt moet verboden worden. Leidend in Europese recht op dit moment!

5. Niet economische belangen. Bijv cultuur, sociale aspecten, duurzaamheid. Ook bescherming van niet-economische belangen tot doel.

 

Welke regels zijn er?

>Kartelverbod
>Misbruik van machtpositie
>Concentratietoezicht
>Overheid en markt
>Staatssteun

Kartelverbod, art.101 VWEU
Er moeten een aantal criteria vervuld worden wil er sprake zijn van in beginsel verboden kartel. Op het tentamen wordt van je verwacht dat je alle stapjes neemt en moet je dus alle elementen noemen.

  1. Onderneming

  2. Multilateraal gedrag

  3. Merkbare beperking van de mededinging

  4. Effect op het handelsverkeer tussen lidstaten.

 

Er bestaan ook uitzonderingen hierop, art. 101 lid 3 VWEU:

  • 4 criteria

  • Groepsvrijstelling. Ondernemingen kunnen dan zien of er een bepaald contract goed gekeurd is of niet.

  1. Wanneer is er nou sprake van een onderneming? Het begrip onderneming in het mededingingsrecht, zowel in het Europese als in het Nederlandse recht heeft een geheel eigen betekenis. Dit vind je in de jurisprudentie van het HvJ. Arrest Höfner: Het begrip onderneming vind je terug in ro. 21: In Duitsland was alleen het Duitse arbeidsbureau toegestaan om te bemiddelen in arbeid als het ging om hoger en leidinggevend personeel. Uitzendbureaus waren hiertoe niet bevoegd. Het arbeidsbureau kon helemaal niet voldoen aan de vraag die in de markt ontstond. Dus ondernemingen zochten naar andere manieren, zoals Höfner. Dit was echter volgens de wet niet toegestaan. Zo ontstond dus een probleem op de Duitse markt. Höfner beschuldigd het Duitse arbeidsbureau wegens misbruik van machtspositie. Eerst zal je hiervoor echter moeten kijken of het arbeidsbureau wel kan worden gezien als onderneming, anders kan je de mededingingsregels helemaal niet gebruiken. Ro. 21: Onderneming: Het aanbieden van goederen en diensten op een markt, ongeacht de rechtsvorm, enz. Men kijkt naar de activiteit die wordt verricht. Dit is een hele brede definitie, waardoor alle publieke organen ook als onderneming gezien kunnen worden.

  2. Tweede punt van artikel 101 WVEU: er moet sprake zijn van een overeenkomst, een besluit van een ondernemersvereniging of een onderling afgestemde feitelijke gedraging (o.a.f.g.) Ook dit tweede punt is verder uiteengezet in jurisprudentie. Er moet hier sprake zijn van een wilsovereenstemming. Deze overeenstemming kan ook eventueel stilzwijgend zijn. Als er geen overeenkomst is, is artikel 101 niet van toepassing en kom je dus niet meer toe aan de andere elementen. Wat is nou een besluit van een ondernemingsvereniging? Arrest Wouters: Wouters wordt verboden om hun juridische werkzaamheden voort te zetten door de orde van de advocaten. Hierin wordt bepaald dat advocaten ook een onderneming zijn.

  3. Mededingingsbeperking. Hoe zou de mededinging zich hebben ontwikkeld zonder de betreffende gedraging? Daar gaat het om bij mededingingsbeperking. Hierin wordt een belangrijk onderscheid gemaakt tussen horizontale overeenkomsten (concurrenten) en tussen verticale overeenkomsten (tussen ondernemingen die niet concurrenten zijn, maar die op verschillende niveaus in de distributiekolom opereren) Deze verticale overeenkomsten zijn in beginsel minder schadelijk voor de concurrentie. Het is soms juist goed om een overeenkomst af te sluiten met een ondernemer om überhaupt je producten kwijt te kunnen. Verticale overeenkomsten kunnen echter wel schadelijk zijn, indien de overeenkomsten negatieve invloeden hebben die ingaan op de welvaart. Het feit dat verticale overeenkomsten ook verboden kunnen zijn was voor een aantal lidstaten niet vanzelfsprekend. Pagina 98 rechterkolom arrest Grundig: Het Hof zegt hierin dat deze overeenkomsten ook onder het kartelverbod kunnen vallen.

Er is een belangrijk verschil, namelijk het verschil tussen de doelbeperkingen en de effectbeperkingen:

  • “er toe strekken” = doelbeperkingen. Deze zijn altijd beperkend. Concurrentie wordt altijd beperkt en de effecten hiervan onderzoeken is niet meer nodig. Pagina 100 jurisprudentiebundel, linker kolom arrest Grundig.

  • “tot gevolg hebben” = effectbeperkingen. Ook als er geen doelbeperking is kan er toch sprake zijn van de beperking van de mededinging.de mededinging. Hierbij moet je wel onderzoek doen naar de effecten en moet er onderzoek worden gedaan naar de economische en juridische context.

NB: men moet er wel voor zorgen dat niet alles valt onder art. 101.

  1. Effect op handelsverkeer. Ro. 5 Dassonvilles: de brede uitleg van invloed op het handelsverkeer betekent dat allerlei kartels onder art. 101 kunnen vallen. Nationale kartelen kunnen effect hebben op het handelsverkeer. Zodra er effect is op handelingen binnen de interne markt kunnen ook landen buiten de Europese unie gestraft worden hiervoor.

Uitzonderingen: art. 101 lid 3 VWEU
Vier voorwaarden zijn hier aan verbonden wil de overeenkomst toch nog toegestaan zijn: (cumulatief)

  1. Verbetering productie, distributie etc. Kostenverlaging speelt hier bijvoorbeeld een rol.

  2. Billijk aandeel moet ten goede komen aan de verbruikers.

  3. Proportionaliteit. Zijn er niet minder belemmerende afspraken bespreekbaar?

  4. Geen uitschakeling van de mededinging. Geen te grote marktsmacht?

Je hebt dus ook nog de groepsvrijstellingen die vaak worden gebruikt.

 

Verbod op misbruik van machtspositie
Men vindt dit terug in artikel 102 VWEU. Kenmerkend voor het verschil tussen art. 101 en art. 102 VWEU: in 101 gaat het over overeenkomsten, multilateraal verdrag. In art. 102 gaat het niet om het multilaterale gedrag. Elementen van belang voor art. 102 VWEU:

1. Onderneming
2. Machtspositie
3. Misbruik
4. Effect op het handelsverkeer tussen lidstaten

NB: Höfner is hier ook van belang, geldt namelijk voor het gehele mededingingsrecht.
Arrest United Brands: United Brands werd beschuldigd van een aantal foute gedragingen, pagina 106 ro 3: United Brands verplicht Benelux landen om bananen niet groen door te verkopen, ook hebben ze ongelijke prijzen toegepast en hebben ze een vennootschap in Kopenhagen op een gegeven moment geen bananen meer geleverd. De Commissie heeft hiervoor een boete opgelegd. United Brands ging hiervoor in beroep bij het Hof van Justite. Ro. 12: United Brands zegt dat de productmarkt verkeerd is afgebakend, het gaat niet alleen om de bananen maar om vers fruit in zijn geheel. In dat geval heeft United Brands maar een klein aandeel in de productmarkt. De vraag was hier dan ook: is het nou een enge markt van alleen maar bananen of is het een gemixte markt? Het Hof van Justitie zegt in ro. 31 dat de banaan een uniek product is. Deze relevante markt bestaat niet alleen uit een productmarkt, maar bestaat ook uit een geografische markt. Zijn de concurrentievoorwaarden voldoende homogeen? Er was toen nog geen gemeenschappelijk bananenbeleid. Er golden voor oud koloniën in veel landen dat de oud koloniën het makkelijker hadden, want dezen hadden minder kosten dus United Brands had het door deze geografische markt moeilijker. Dit vinden we vanaf ro. 36. Als de markt eenmaal is afgebakend, dan kun je bepalen wat precies het marktaandeel is. En dit is belangrijk om de machtspositie te bepalen. Een echte machtspositie is er pas bij 60 procent marktaandeel. Ro 65: Is een onderneming met een machtspositie een probleem? Nee dit is niet verboden. Ondernemingen die wel in zo’n positie verkeren mogen echter bepaalde dingen niet doen die kleinere ondernemingen wel mogen doen. Het Hof concludeert dat United Brands wel een machtspositie heeft en zich dus aan bepaalde voorwaarden moet houden.

 

Concentratietoezicht
Hoe worden de regels nou gehandhaafd? Ex ante toezicht op ontstaan machtsposities door overnames of fusies ter voorkoming van macht.

Ondernemingen hebben in de eerste plaats eigen verantwoordelijkheid. Deze is ook duidelijk geworden in de verordeningen. Het Europese mededingingsrecht is gedecentraliseerd. Er is daarnaast ook toezicht van de Europese Commissie. In Nederland wordt er ook toezicht gehouden door de NMa, deze werkt ook samen met de Europese Commissie. Als er een boetebesluit van de commissie komt, kunnen ondernemingen in beroep bij het Gerecht en daarna eventueel nog in hoger beroep bij het Hof van Justitie. Als het alleen nationaalrechtelijk gezien is, dan kun je ook bij de nationale rechter in beroep bij de rechtbank van Rotterdam. Er kunnen wel prejudiciële vragen worden gesteld aan het Hof.

Handhaving kan ook nog via de civiele rechter. Dat kan omdat de bepalingen rechtstreekse werking hebben. Als een onderneming een andere onderneming aanklaagt, heb je een geschil met je contractspartij en kun je dus naar de civiele rechter.

Overheid en markt

De overheid mag geen kartels uitlokken of opeggen. De overheid mag ook geen machtpositie creëren door het verlenen van exclusieve rechten. Dit mag eventueel wel als het gaat om een onderneming die belast is met een dienst van algemeen economisch belang. Voorbeelden van zo’n onderneming zijn drinkwatervoorzinging en netbeheer energie.

Staatssteun

De overheid mag niet door steun (subsidie) bepaalde ondernemingen bevoordelen boven anderen.

Is er kritiek?

Ja, op de doelstellingen. Namelijk:

Er is onduidelijkheid, dus rechtsonzekerheid De EU gaat niet ver genoeg in incorporeren van neo-liberalisme in mededingingsrecht. De EU heeft te weinig aandacht voor verhouding met niet-economische belangen, zoals milieu, sociale politiek; met name ook tijdens economische crisis. Ook zeggen critici dat Nederland niet zomaar doelstellingen van de Europese Unie moet kopiëren. Er is namelijk sprake van een andere culturele context en andere doelstellingen

Ja op de grondslag:

Marktdenken en concurrentie tegelijkertijd. Sprake van individualisering en consumentisme. De vraag is of dit wel past bij sociale markteconomie .

 

 

 

Collegeverslag 6 (Let op: Er komt een tentamenvraag over dit onderwerp. Zie ook hc sheets).

De eurocrisis en het Europese recht.

De (Euro)crisis:

Het begon als een kredietcrisis in Amerika. Dit kwam doordat banken een tekort aan liquide middelen hadden. Deze crisis sloeg over naar Europa. Dit werd later de financiële crisis genoemd; ook overheden kwamen nu in de problemen. De term eurocrisis ontstond toen landen zoals Griekenland in de problemen kwamen. Sommigen zeggen dat de eurocrisis geen goede benaming is; volgens hen is het een mondiaal probleem, een mondiale crisis. Zo is er sprake van een ‘economische crisis’’.

Ook crisis van de democratie, fundamenteel probleem van de democratie; kunnen wij bepalen wat er gebeurt met ons geld. Het probleem zit hem dus niet alleen pure economische aangelegenheden.

Een politieke unie in Europa: in vergaande stappen overleg over het economische beleid.

Er vindt een verschuiving plaats van begrip politieke unie; vroeger over ging het vooral over het buitenlandsbeleid. Nu is het economische beleid een heel belangrijk punt op de agenda.

De refereert aan de EMU: Economische en monetaire unie. Maar niet specifiek.

Drie pijlers van de EMU:

Een Monetair beleid> een gezamenlijke munt

Een economisch beleid, een coördinerende bevoegdheid. Artikel 5 Wv is niet netjes in bevoegdhedencatalogus gebracht. (repressieve arm, onderlinge verbanden tussen de drie pijlers)

Economische stabiliteit. (preventieve arm, linkt met de interne markt)

In de economie/politiek zijn deze domeinen verweven. In het juridische kader gescheiden.

Interne markt: wegnemen grenzen voor de handel tussen lidstaten.

De EMU

>monetair beleid (centrale bank, a-politiek)

>economisch beleid (preventieve,repressieve arm)

Hoe is dit geregeld? Er zijn maatregelen op alle niveaus:

Juridische status van anti-crisismaatregelen.

>Losse verdragen,

>ESM verdrag: noodfondsenverdrag. Eurolanden (17 landen), begrotingsverdrag. Deze verdragen zijn gelijk aan unieverdrag in hiërarchie.

>Secundair recht: wetgevend sixpack. 5 verordeningen, 1 richtlijn. (2011) wetgevend two-pack. Wat staat hier precies in? Steeds toenemend toezicht van de EU op lidstaten (over zowel repressieve arm als preventieve arm op economisch gebied). Stabiliteit en groeipact (SGP) (3 procent regel).

>Bestuur en rechter.
Duidelijk verschil met interne markt. Komt veel bestuur bij kijken. Niks met wetgeving te maken, puur bestuurlijke beslissing wat de commissie bijvoorbeeld doet . Jurisprudentie, soft law(europlus pact).> Als het niet bindend kan zijn, toch iets van maatregelen.

Nationale niveau: begrotingswetten/ ratificatie van nieuwe verdragen. Met de dag lastiger uit elkaar te trekken.

Monetair beleid:

Het monetaire beleid is redelijk probleemloos. Eurozone, gedifferentieerde bevoegdheid. Hoe is er een monetaire unie gekomen in Europa? Frankrijk had een hele sterke wens voor een gemeenschappelijke munt. Duitsland wilde dit in eerste instantie niet maar heeft uiteindelijk toch toegezegd. Er was namelijk veel kritiek op het feit dat Duitsland weer een eenheid zou worden. Frankrijk en Duitsland gooiden het op een akkoordje. Zo stemde Duitsland in met de gemeenschappelijke munt. De basis ligt in het verdrag van Maastricht: Frankrijk werd voor eenwording van Duitsland en Duitsland werd voor een gezamenlijke munt.

Hoe is dit geregeld? Via de Europese Centrale Bank. Een onafhankelijke instelling. De rol van de unie: prijsstabiliteit. De gevolgen die als negatief werden ervaren : niet langer mogelijk om de geldpers zomaar aan te zetten.

Europese Centrale Bank.

Een van de Duitse eisen bij instemming een een gemeenschappelijke munt:

Er moest een onafhankelijke bank komen. Dit is uiteindelijk vastgelegd in artikel 130 Wv:; ECM moet onafhankelijk opereren van de politiek. Ook nationale centrale banken moeten onafhankelijk van de politiek opereren..

Exclusief doel is prijsstabiliteit.

Toch is er een voortdurende strijd om politieke ‘accountability’.

Er was een optie dat de ECB staatsobligaties ging opkopen. Dit ging natuurlijk in tegen de politieke onafhankelijkheid.

EU: economisch beleid overeenkomsten:

Coördinatie maar wel sancties mogelijk.

Samenwerking met lidstaten, Europese raad, raad en commissie.

Ook handhaving is een gedeelde verantwoordelijkheid. .

De repressieve arm: dit is het oudste deel van het economisch beleid, al langer ontwikkeld. Gezonde overheidsfinanciën.

Regels sinds het SGP. Begroting: Max. -3% van het bbp De staatsschuld mag max. 60% van het BBP zijn. Materiële regels van het economisch beleid staan als een huis.

Publieke handhaving gebeurt door de commissie. Handhaving: buitengewone tekortprocedure, het initiatiefrecht ligt bij de commissie sinds het wetgevend six-pack; Tegenwoordig: semi-automatische sancties. (de raad kan zich verzetten ipv dat de raad goedkeuring moet geven.). Dus opleggen sancties tenzij gekwalificeerde meerderheid tegen. In het begrotingspact staat dat de begrotingsdiscipline in de grondwet tot uiting moet komen.

Preventieve arm is nog het meest veranderd sinds de crisis. Artikel 121 Wv: de lidstaten beschouwen de economische aangelegenheid als aangelegenheid van maatschappelijk belang. Geen materieel rechtelijke regels over hoe het eruit moet zien. Anders dan prijsstabiliteit, 3 en 60% regels zoals vorige pijlers. De materiele normstelling is open. Bijvoorbeeld herziening pensioenen etc. Keuzes zijn open. De commissie geeft besluit over de Nederlandse economie en wat daaraan moet veranderen. Constatering: commissie heeft gezegd dat pensioensysteem en hypotheekrenteaftrek moeten veranderen. Hier lijkt invloed van de commissie te zijn omdat commissie deze punten op de agenda had staan en ze daadwerkelijk veranderd zijn in Nederland. De commissie kan een procedure starten als we ons niet aan adviezen houden; de handhavingsprocedure. Deze bestaat sinds 2011 en was het nieuwe element in het economisch beleid. Deze procedure geldt voor alle lidstaten. De sancties gelden echter alleen voor de eurolanden. De adviezen krijgen wel alle 28 landen. Maar deze krijgen dus niet de sancties. Dit is een nieuwe macro-economische onevenwichtige procedure. De commissie kan uitzonderingen geven. De commissie kan dan wel eisen stellen. Een Koppeling van repressief en preventief beleid. Commissie lijkt diegene te zijn die budgetrecht toepast in de lidstaten. Commissie kan individueel advies geven aan lidstaten. Bestuurlijke rol ; commissie wordt een van de belangrijkste partijen binnen het bestuur van de EU.

Noodfonds/ ESM

In artikel 125 Wv. staat de ‘no bail act clausule’. Deze clausule vormde een probleem bij de oprichting van het ESM. Deze clausule zegt dat elk land op zichzelf staat en eigen financiële verantwoordelijkheid heeft. Hierdoor kwam er een apart verdrag om dit stabiliteitsmechanisme op te zetten. Binnen het Wv zou het dus niet kunnen. ESM is een aparte organisatie met een zetel in Luxemburg. Het is een losse instelling die hierover gaat. Het ingewikkelde is dat het wel een aparte organisatie is maar dat het verdrag ook andere bevoegdheden toekent die niet in de EU verdragen staan. Strikte voorwaarden bij financiële bijstand: alle soevereiniteit van lidstaat verdwijnt dan eigenlijk. Ze zijn verbonden aan de strikte voorwaarden die het ESM stelt aan steunverlening. Het juridische doel van het ESM is de economische stabiliteit van de eurozone te waarborgen. De raad van bestuur is de raad van ministers in de eurogroepsamenstelling. De doel is niet om te zorgen dat het land er weer bovenop komt, dat is een secundair gevolg. De besluitvormingsmodaliteit is unanimiteit. Het grootste probleem lijkt hier de democratische controle te zijn. Moet dit door nationale parlementen of het Europees Parlement?

N.B. Dit probleem wordt geframed als nationaal Europees. Het is juist een intergouvernementeel issue.

Extra probleem: landen die niet meedoen met euro zijn verdeeld in twee groepen.

>Landen met opt-out: Zweden, Denenmarken, VK

>Andere landen: Derogatie: tijdelijke ontheffing om de euro nieit te hefffen. Deze landen moet je behandelen als toekomstige eurolanden

De institutionele eurozone wordt steeds verder versterkt. Er gaan vragen op voor parlementaire controle op euroniveau.

Bankenunie

Iets heel anders. De bankenunie is terug naar waar het begon. De bankenunie is noodzakelijk gebleken omdat lidstaten zelf het niet kunnen redden. 4 poten van de bankenunie:

1. er moeten gemeenschappelijke regels komen; die zijn er momenteel ook; single rule book. 2. Toezicht: leven de banken de regels ook na? SSM; ECB gaat toezicht uitoefenen. Niet- eurolanden mogen ook meedoen, ze hebben een opt-in.
3. Depositugarantiestelsel. Europese regeling hiervoor.
4. SRM; single resolution mechanism .

 

Collegeverslag Europees recht 7

Algemeen kader van recht Europese unie:

Eu als rechtsgemeenschap

Handhaving

Effectieve rechtsbescherming

Volledig stelsel van rechtsbescherming

Beginsel van unietrouw (art. 4 lid 3)

Uitwerking van de beginselen:

Hoog niveau van bescherming tegenover nationale overheden maar, er is wel een nationale procesautonomie. Wel bemoeid de unie zich wel weer met het consumentenrecht en zegt iets over het procesrecht van een lidstaat.

Particulieren hebben maar in zeer beperkte mate toegang tot het hof.

Rechterlijke macht:

Art. 19, lid 1 EU
Rechtsmacht wordt ook door de nationale rechter bepaald en niet alleen door het Hof van Justitie. Het Hof van Justitie bestaat uit 3 onderdelen. Ten eerste het Hof van Justitie zelf, daarnaast het Gerecht en daar weer onder de gespecialiseerde rechtbanken. De hiërarchie zit niet in de verhouding tussen de nationale rechters en het Hof van Justitie. Deze hiërarchie zit dus alleen binnen het Hof. Er zijn dus eigenlijk 2 gescheiden jurisdicties als het gaat om de rechterlijke macht in Europa: de nationale jurisdictie en de Europese jurisdictie.

Verhouding tussen het Hof van Justitie en de nationale rechters

  • Gescheiden bevoegdheden.

  • Geen hiërarchische relatie. Dat heeft 2 belangrijke consequenties:

  1. Het is niet zo dat een zaak die door de nationale rechter wordt gedaan, daarna in cassatie kan bij het Hof van Justitie. Het Hof staat dus niet aan de top, waar zij uitspraken van de nationale rechter kunnen vernietigen. Daar zie je ook die gescheiden bevoegdheden weer terug.

  2. Een individu kan dus ook niet bij het Hof terechtkomen als alle nationale rechtsmiddelen al zijn uitgeput. Dat systeem kennen we alleen van het EVRM. Daar is het zo dat als je de nationale rechtsgangen bent doorlopen en deze geen uitkomst hebben geboden, je vervolgens terecht kan bij het EHRM. In het Europese systeem bestaat deze route niet.

Dit betekent ook dat de nationale rechter en de Europese rechter volledig los van elkaar staan. Er is 1 uitzondering op: de prejudiciële procedure. Daar komen ze juist wel bij elkaar. Daar kan de nationale rechter vragen stellen aan het Hof. Dat is dan ook de enige uitzondering die er bestaat. Toch bestaat ook binnen deze procedure nog wel de gescheiden jurisdicties waar de nationale rechter en de Europese rechter deel van uitmaken.

Taakverdeling Hof van Justitie en de nationale rechter

  1. Hof van Justitie:

  • Geschillen tussen EU instellingen onderling

  • Geschillen tussen lidstaten en EU-instellingen. Bijvoorbeeld: tabaksreclame arrest.

  • Geschillen tussen particulieren en EU-instellingen. Bijvoorbeeld: United Brands.

De gemeenschappelijke noemer is hier: EU-instellingen. Als één van de EU-instellingen te maken heeft met een geschil, is het een exclusieve bevoegdheid van het Hof van Justitie. Ook als er een geschil is tussen lidstaten onderling (dus een geschil zonder een EU-instelling) is het wel een bevoegdheid voor het Hof van Justitie. Dit gebeurt echter niet vaak, omdat lidstaten elkaar niet vaak voor het Hof brengen.

  1. Nationale rechter:

  • Geschillen tussen particulieren en de lidstaat. Bijvoorbeeld: van Gend & Loos. Het Hof van Justitie komt hier ook niet van toepassing als de desbetreffende lidstaat in gebreke blijft.

  • Geschillen tussen particulieren onderling. Bijvoorbeeld: Faccini Dori. De enige manier waarop in dit soort kwesties het Hof zich er toch mee kan bemoeien is door de prejudiciële procedure. De oplossing blijft echter bij de nationale rechter.

Lidstaten schenden EU-recht
Wat gebeurt er als een lidstaat het EU recht schendt? Het meest duidelijke geval, is het niet implementeren van een richtlijn of het niet goed implementeren van een richtlijn. Het hangt er wel van af welk type verschil daar dan uit voortvloeit. Als je als individu daar mee te maken krijgt, dan zal je naar de nationale rechter toe moeten. Je kunt er ook aan denken dat je schadevergoeding van desbetreffende staat wilt, ook dan zal je naar de nationale rechter moeten stappen. Diezelfde kwestie kan ook andere geschillen opleveren. Het kan ook voor de commissie aanleiding zijn om een bepaald belang ergens in te zien.

Inbreukprocedure, art. 258-290 VWEU. Dit is de procedure die door de commissie kan worden opgestart als een lidstaat zijn afspraken niet is nagekomen.

  • Kan heel algemeen zijn, hoeft niet altijd om toepassing van richtlijnen te gaan. De commissie of een andere lidstaat kan deze inbreukprocedure dus beginnen.

  • Lidstaten proberen deze inbreukprocedures te vermijden. De lidstaten proberen als de commissie eenmaal de inbreukprocedure is gestart dit zo snel mogelijk op te lossen. Meestal komt er dan niet eens een rechterlijke procedure en blijft het bij een administratieve procedure.

  • Het Hof kan wel boetes en dwangsommen opleggen voor het niet nakomen van richtlijnen. Dit maakt het niet implementeren of het niet goed implementeren van een richtlijn dus wel onaantrekkelijk, omdat de lidstaat altijd een risico loopt om een eventuele boete of dwangsom te moeten betalen.

NB: Je hebt niet een uitspraak van het Hof nodig om een schadevergoeding te eisen. De commissie kan niet alle inbreuken bestrijden door middel van de inbreukprocedure. De commissie kan dus zelf kiezen welke inbreuken ernstig genoeg zijn om een inbreukprocedure voor te starten.

EU-instellingen schenden het EU-recht
Bijvoorbeeld: tabaksreclame arrest. Er moet dan wel sprake zijn van een andere procedure:

  • Nietigverklaring van de handeling, art. 263-264 VWEU. Deze maakt het mogelijk dat het Hof handelingen van de wetgever of van de commissie vernietigt. Het nietigheidsberoep kan op heel veel type handelingen slaan, bijvoorbeeld ook in de United Brands situatie.

  • Ook hier kan men schadevergoeding eisen, (niet Francovich schadevergoeding, deze geldt voor staatsaansprakelijkheid) art. 268 en 340 VWEU. (Directe beroepen)

  • Dat de EU-instellingen fout zijn geweest, kan zich ook in de nationale procedure voordoen. Als particulier moet men dus ook de EU-instellingen aan kunnen klagen. Dat is mogelijk in de nationale procedure. De nationale rechter kan dan prejudiciële vragen stellen aan het Hof van Justitie, art. 267 VWEU.(Indirecte beroepen, via de nationale rechter)

  • maak een goed onderscheid tussen ontvankelijkheid(263) en behandeling ten gronde

Beroep tot nietigheidsverklaring?

  • Wie is er ontvankelijk om zo’n beroep in te stellen? De ontvankelijkheid van de instellingen is nooit een probleem even als de ontvankelijkheid van lidstaten. Voor particulieren is dit echter wel een probleem.

  • De gronden kan men vinden in art. 263 VWEU. Schending van het verdrag is een van de belangrijkste gronden, misbruik van bevoegdheden komt bijna nooit voor.

  • Wat? > Welke handelingen kan je dan aanstellen? Heel breed. Het kunnen allerlei besluiten zijn die door meerdere instellingen zijn aangenomen. Het ruime begrip handelingen omvangt dus wetgevingshandelingen, regelgevingshandelingen en ook individuele besluiten.

Hebben particulieren nou ook het recht om handelingen van de Europese unie aan te vechten? Heel beperkt, tenzij je een concreet adresstaat bij een bepaald besluit bent (United Brands). Als je niet concreet adresstaat bent van de beschikking, bestaat er de Plaumann formule: je moet kunnen aantonen dat jouw positie als klager net zo bijzonder en specifiek is alsof je het adresstaat van het besluit was. Het gaat erom dat je rechtstreeks en individueel (dus twee voorwaarden) geraakt bent. Verdrag van Lissabon zegt dat voor regelgevingshandelingen alleen rechtstreeks geraakt genoeg is.

Schadevergoedingsprocedure, art. 268 e.v. Wv:

  • Tegen EU instellingen

  • Zelfstandige rechtsgang

  • Contractuele en niet contractuele aansprakelijkheid

  • Hoge drempel. Er moet wel sprake zijn van een voldoende gekwalificeerde schending.

NB: Er geldt hier een andere procedure dan de Francovich aansprakelijkheid, maar het zijn wel dezelfde voorwaarden.

Rechterlijke samenwerking en de prejudiciële procedure

  1. Er moet sprake zijn van een nationaal geschil. Een nationale rechter moet uitspraak doen.

  2. Verwijzing naar Hof van Justitie. Het moet gaan om een uitleg of de geldigheid. Discretionaire bevoegdheid voor de nationale rechter staat voorop. Het Hof doet dus een uitspraak naar aanleiding van die 2 vragen (geldigheid of uitleg). Dit is echter nooit het einde van de procedure. Er komt altijd nog een fase 3.

  3. De zaak moet worden terugverwezen naar de nationale rechter. Deze procedure is voor nationale rechters daarom niet heel aantrekkelijk. Het hele proces neemt behoorlijk wat tijd in beslag.

Voorbeeld: De zaak Josemans

De Raad van State stelde o.a. de volgende vraag (C-137/09): Valt een regeling, zoals in de hoofdzaak aan de orde, omtrent de toegang van niet-ingezetenen tot coffeeshops, geheel of gedeeltelijk binnen de werkingssfeer van het EG-verdrag, in het bijzonder het vrij verkeer van goederen en/of diensten, dan wel het discriminatieverbod van artikel 12 in samenhang met artikel 18 van het EG-Verdrag?

Verhouding tussen de nationale rechter en het Hof in de prejudiciële procedure

Hiërarchie of samenwerking? Er is in principe geen sprake van hiërarchie, echter:

  • In de eerste plaats geldt er een eigen verwijzingsverantwoordelijkheid voor de nationale rechter. Het Hof van Justitie is afhankelijk van wat voor kwesties hun wordt voorgelegd door de nationale rechter. Er zijn echter zoals hierboven genoemd wel gevallen van verplichte verwijzing, dit duidt wel weer op hiërarchie. Zo vrijblijvend is het recht dus ook weer niet van de nationale rechters. Zij moeten goed rekening houden met de uniforme toepassing van het EU recht en ook dit is weer een hiërarchisch element.

  • Nog een hiërarchisch element: de uitspraak van het Hof is bindend. De nationale rechter kan de uitspraak van het Hof niet naast zich neerleggen. De brede werking van de jurisprudentie van het Hof moet je gewoon accepteren en is gewoon een algemeen beginsel van gemeenschapsrecht.

3e punt gaat over de laatste fase in de procedure. Soms heb je als nationale rechter echt nog wel wat werk als het Hof al heeft geantwoord op de prejudiciële procedure. Het onderscheid van de interpretatie en de toepassing van de nationale rechter is dus verwaterd.

Belang prejudiciële procedure

  • Individuele rechtsbescherming: manier om als individu het Hof iets te laten zeggen en de uitspraken van het Hof zijn ook nog eens bindend.

  • Uniforme uitleg en toepassing EU-recht wordt bevorderd. Harmoniserend effect van de prejudiciële procedure.

  • De Europese rechtsvorming is dus ook gevoed door de nationale rechters.

  •  

Verwijzingsbevoegdheid en verwijzingsverplichting
Het is in principe aan de nationale rechter om te kiezen voor een prejudiciële procedure.

Het moet in de eerste plaats gaan om een principe wat het EU-recht betreft. Het Europees Hof gaat dus niet nationaal recht toetsen. Daarnaast moet men zich altijd afvragen of het Europese Hof echt nodig is om de zaak op te lossen. Dit moet de nationale rechter zelf overwegen.

Even terug komen op het verschil tussen uitlegvragen en geldigheidsvragen. Bij de geldigheidsvragen komt namelijk een verplichting kijken: Foto-Frost arrest: Bij geldigheidsvragen moet de nationale rechter verplicht naar het Hof van Justitie toe.

Bij uitlegvragen geldt niet hetzelfde. Daar mag de nationale rechter zelf gewoon interpreteren, behalve als het de hoogste rechterlijke instantie betreft. Het idee hierbij is dat er ook niet te grote interpretatieverschillen ontstaan. De Hoge Raad is in Nederland bijvoorbeeld verplicht om een kwestie aan het Europese Hof voor te leggen. De lagere rechter mag gewoon zelf interpreteren, de hoogste rechter dus niet.# Je blijft op die manier toch wel interpretatieverschillen houden, maar niet hele grote belangrijke verschillen. Geldigheidskwesties zijn dus wel overal hetzelfde.

# Op de uitlegverplichting bij de hoogste instantie zijn weer 2 uitzonderingen:

  • Acte clair: het spreekt vanzelf wat het begrip betekent en daar is een uitspraak van het Hof helemaal niet voor nodig. Dit is wel een hele lastige kwestie, want wat maakt een begrip nou duidelijk?

  • Acte éclairé: als het Hof eigenlijk al een opheldering heeft gegeven in een andere zaak en je dit begrip gewoon kunt toepassen.

NB: je mag nog steeds wel verwijzen, het is alleen zo dat je dan geen verplichting hebt om door te verwijzen naar het Hof. De prejudiciële procedure is cruciaal geweest voor de Europese rechtsontwikkeling.

Verwijzingsbevoegdheid- en plicht: Schematisch

  • Betreft het een vraag van het EU recht?

  • Is een beslissing van het HvJ nodig om vonnis te wijzen?

  • Uitlegvragen (zie Cilfit)

>Rechter in laatste instantie?

> Acte claire

> Acte éclairé

  • Geldigheidsvragen (zie Foto-Frost): elke rechter moet verwijzen!

  • Procedure is cruciaal voor de Europese rechtsontwikkeling.

Leidende beginselen rechtsbescherming

  • Rechtsgemeenschap.

  • Handhaving.

  • Rechtsbescherming, maar de toegang tot het EU-recht voor de individuen is lastig.

  • Volledig stelsel van rechtsbescherming, wel veel kritiek op dit punt.

  • Beginsel van Unietrouw (art. 4, lid 3).

 

 

 

 

 

 

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1545