Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

TentamenTests bij Pioneers of Psychology van Fancher en Rutherford - 5e druk

Welke fundamentele ideeën uit de Oudheid zijn er over de psychologie? - TentamenTests 1

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1

MC vraag 1

Volgens de scholastische filosofie (Middeleeuwse visie op de wereld en de mens), was het verklarende principe dat verantwoordelijk is voor het hoogste mentale functioneren van de mens, de:

  1. interactie van verschillende stemmingen
  2. dierlijke ziel
  3. rationele ziel
  4. "onbewogen beweger"

MC vraag 2

De hydraulisch-bediende mechanische beelden in St. Germain waren belangrijk voor Descartes, omdat:

  1. de mythologische scenes die zij uitbeelden, richtten zijn aandacht richting belangrijke psychologische problemen.
  2. ze suggereerden het idee dat dierlijke lichamen op mechanistische wijze begrepen konden worden als machines.
  3. ze inspireerden hem om experimentele hydraulishce modellen van zichzelf te maken.
  4. alle bovenstaande.

MC vraag 3

Descartes geloofde dat de beste intellectuele producten:

  1. voortkomen uit groepsdiscussie en -samenwerking.
  2. volgen uit zorgvuldige studie van de klassieken.
  3. geproduceerd zijn door de oude Grieken.
  4. het werk waren van individuele minds die relatief geïsoleerd denken.

MC vraag 4

De enige "simpele aarden" die Descartes onderscheidde toen hij zijn methode op de analyse van de fysieke wereld toepaste, waren de concepten van:

  1. subjecten en objecten.
  2. sensaties en percepties.
  3. minds en bodies.
  4. extensie en beweging.

MC vraag 5

Volgens Descartes' "Treatise of Light", bestaat het volledige fysieke universum uit:

  1. vuur, lucht, water en aarde.
  2. onzichtbare deeltjes van "warmte", zichtbare deeltjes van "licht" and zichtbare deeltjes van het mariaal "aarde".
  3. materiële deeltjes gescheiden door leegte.
  4. diverse soorten elementaire atomen die zich verbinden om zo een bijna oneindige variëteit aan verschillende verbindingen te vormen.

MC vraag 6

In de "Treatise of Man", verstrekt Descartes mechanistische verklaringen voor alle volgende functies, behalve:

  1. reden.
  2. dromen.
  3. sensatie.
  4. zowel A als B.

MC vraag 7

In Descartes' theorie van de reflex mechanismen, worden stimuli uitgezonden naar de hersenen in termen van ________, en worden reacties geïnitieerd door _______:

  1. kolommen van "light" deeltjes; de spreiding van warmte naar de juiste spier.
  2. hydraulische druk in een sensorische zenuw; hydraulische druk in een motorische zenuw.
  3. trekken op filamenten door zenuwen; de stroom van vloeistoffen door de zenuwen en naar de spieren toe.
  4. hydraulische druk in de vloeistof binnen de zenuw; trekken op filamenten binnen de zenuwen, verbonden met de spieren.

MC vraag 8

Wanneer een stimulus naar een specifieke zenuw in het brein gaat, vervolgens een flow van dierlijke geesten door verschillende kanalen en paden initieerd, voordat ze uiteindelijk via verschillende zenuwen spieren aanzetten, dan volgt het volgens Descartes het hypothetische mechanisme voor:

  1. passies.
  2. mind-body interactie.
  3. aangeboren reflexen.
  4. verworven of aangeleerde reflexen.

MC vraag 9

Descartes hield mechanistisch rekening met emotionele invloeden op gedrag door de veronderstelling van:

  1. stromingen en "commoties" in het reservoir van dierlijke geesten.
  2. geleerde reacties op externe stimuli.
  3. variaties in de intensiteit waarmee stimuli de zintuigen slaan.
  4. een "emotionele" ziel.

MC vraag 10

Descartes geloofde dat concepten als "eenheid", "oneindigheid" of "perfectie", die niet gerepresenteerd kunnen worden door enkele sensorische impressies, het volgende waren:

  1. abstracties gecreëerd uit veel verschillende sensorische ervaringen.
  2. aangeboren ideeën over de rationele ziel.
  3. illusies die geen basis hebben in de realiteit.
  4. echo's in de zenuwen die doorgaan na het stoppen van zintuiglijke indrukken.

MC vraag 11

Descartes voorspelde dat wanneer de pijnappelklier wordt bewogen door wervelingen en stromingen in het hersenvocht, dat:

  1. het ervoor zorgt dat alle zenuwen in het brein meer open staan voor de doorgang van dierlijke geesten.
  2. de ziel bewust wordt van een bepaalde passie.
  3. de ziel bewust wordt van een aangeboren idee.
  4. het lichaam onmiddelijk in beweging wordt gezet.

MC vraag 12

Sinds de tijd van Descartes, heeft onderzoek laten zien dat:

  1. zijn theorie van het mechanisme van het lichaam profetisch gezien in de meeste opzichten juist is.
  2. zijn mechanistische theorieën bijna volledige onzin waren.
  3. zijn theorie over het lichamelijke mechanisme in detail fout is, maar zeer productief in zijn algemene implicaties.
  4. het lichaam en de mind wel in het midden van het brein met elkaar communiceren.

MC vraag 13

Door het lichaam te zien als geactiveerd door zowel externe stimuli uit de buitenwereld, als emotionele factoren uit het lichaam, anticipeerde Descartes of een belangrijk aspect van de moderne:

  1. dynamische psychologie, zoals psychoanalyse.
  2. behavioritische psychologie.
  3. Gestalt psychologie.
  4. neuropsychologie.

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1

MC vraag 1

C. rationele ziel

MC vraag 2

B. ze suggereerden het idee dat dierlijke lichamen op mechanistische wijze begrepen konden worden als machines.

MC vraag 3

D. het werk waren van individuele minds die relatief geïsoleerd denken.

MC vraag 4

D. extensie en beweging.

MC vraag 5

B. onzichtbare deeltjes van "warmte", zichtbare deeltjes van "licht" and zichtbare deeltjes van het mariaal "aarde".

MC vraag 6

A. reden.

MC vraag 7

C. trekken op filamenten door zenuwen; de stroom van vloeistoffen door de zenuwen en naar de spieren toe.

MC vraag 8

D. verworven of aangeleerde reflexen.

MC vraag 9

A. stromingen en "commoties" in het reservoir van dierlijke geesten.

MC vraag 10

B. aangeboren ideeën over de rationele ziel.

MC vraag 11

B. de ziel bewust wordt van een bepaalde passie.

MC vraag 12

C. zijn theorie over het lichamelijke mechanisme in detail fout is, maar zeer productief in zijn algemene implicaties.

MC vraag 13

A. dynamische psychologie, zoals psychoanalyse.

Filosofie van de geest: wat zijn de gedachten van Descartes, Locke en Leibniz? - TentamenTests 2

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 2

MC vraag 1

Empiristen vinden dat:

  1. sommige waarheden aangeboren zijn.
  2. het criterium voor waarheid in het intellect ligt.
  3. waarheid door wetenschappelijk onderzoek wordt bepaald.
  4. kennis een zintuigelijke oorsprong heeft.

MC vraag 2

Volgens Descartes waren dieren:

  1. psychologisch gelijk aan mensen, alleen eenvoudiger.
  2. zo anders dan mensen dat ze als wetenschappelijk onderwerp waardeloos waren.
  3. mechanische automaten zonder bewustzijn.
  4. identiek aan mensen in de meest essentiële eigenschappen.

MC vraag 3

De ideeën die het leven van de jonge Descartes in Ulm veranderden en zijn loopbaan als filosoof en wetenschapper op gang brachten, gingen vooral over:

  1. emoties
  2. de reflex
  3. een methode voor het verkrijgen van kennis
  4. het dualisme tussen lichaam en geest

MC vraag 4

Bekijk de volgende stellingen:

I. Secundaire kwaliteiten zijn volgens Locke minder zeker en waar dan primaire kwaliteiten

II. Primaire kwaliteiten zijn bijvoorbeeld stevigheid en uitgebreidheid, secundaire kwaliteiten zijn bijvoorbeeld geluiden en kleuren

  1. I is onjuist, II is juist
  2. I is juist, II is onjuist
  3. I en II zijn allebei juist
  4. I en II zijn allebei onjuist

MC vraag 5

Toen Descartes besefte dat hij aan alles kon twijfelen, behalve aan het feit dat hij zelf twijfelde, kreeg hij een directe zekerheid van:

  1. het bestaan van de materiële wereld.
  2. de realiteit van zijn rationele geest.
  3. de onsterfelijkheid van de ziel.
  4. de betrouwbaarheid van zijn zintuigen.

MC vraag 6

Welk etiket zou geschikt zijn om Descartes mee te benoemen?

  1. nativist
  2. rationalist
  3. dualist
  4. A, B en C

MC vraag 7

Op welke plek vond volgens Descartes de belangrijkste interactie plaats tussen lichaam en geest?

  1. verdeeld over het lichaam
  2. in de pijnappelklier
  3. verdeeld over de hersenen
  4. nergens, aangezien de twee niet in de ruimte kunnen interacteren

MC vraag 8

Locke suggereerde …. Als een metafoor voor het menselijk brein bij de geboorte.

  1. een wit blad papier waar niet op geschreven is
  2. een tabula rasa of blanco lei
  3. een geaderde marmeren plaat
  4. zowel A als B

MC vraag 9

Locke’s oorspronkelijke bedoeling van het schrijven van zijn ‘Essay Concerning Human Understanding’ was om wat te ontdekken?

  1. Hoe verschillende religieuze doctrines te evalueren.
  2. Elk filosofisch systeem het beste ondersteund werd door het nieuwe wetenschappelijk onderzoek.
  3. Welk bestuurlijk systeem de grootste algemene welvaart zou produceren.
  4. Welke soorten correcte kennis het menselijk brein wel of niet kon verwerven.

MC vraag 10

Welke opvatting van Descartes was ervoor verantwoordelijk dat het bewustzijn het object van de psychologie werd?

  1. zijn dualisme
  2. zijn idee dat het lichaam een machine is
  3. zijn idee over de rol van de pijnappelklier
  4. zijn vitalisme

MC vraag 11

De snelheid van het licht was volgens de theorie van Decartes:

  1. gelijk aan de snelheid van de rotatie van de aarde om de zon.
  2. gelijk aan de snelheid van het geluid.
  3. oneindig.
  4. eindig maar onmeetbaar.

MC vraag 12

Wat wordt door Descartes als het criterium van (de sleutel tot) de waarheid gezien?

  1. Gods waarachtigheid
  2. alles wat wij helder en duidelijk inzien
  3. "ik denk dus ik ben"
  4. aangeboren ideeën

Open vragen bij hoofdstuk 2

Open vraag 1

Hoe definieerde Descartes de ziel/geest? Wat betekende deze definitie lange tijd voor de psychologie?

Open vraag 2

Hoe komen wij volgens Descartes aan onbetwijfelbare kennis?

Open vraag 3

Bespreek in hoeverre het begrip individualisme een rol speelt in de opvattingen van Descartes en Hobbes.

Open vraag 4

Leg het verschil uit tussen de rationalistische filosofie/psychologie van Descartes en de empiristische psychologie van Locke. Licht ook het verband toe met de nature-nurture discussie.

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 2

MC vraag 1

D. Kennis een zintuigelijke oorsprong heeft

MC vraag 2

C. mechanische automaten zonder bewustzijn.

MC vraag 3

C. een methode voor het verkrijgen van kennis

MC vraag 4

C. I en II zijn allebei juist

MC vraag 5

B. de realiteit van zijn rationele geest.

MC vraag 6

D. A, B en C

MC vraag 7

B. in de pijnappelklier

MC vraag 8

B. een tabula rasa of blanco lei

MC vraag 9

D. Welke soorten correcte kennis het menselijk brein wel of niet kon verwerven.

MC vraag 10

A. zijn dualisme

MC vraag 11

C. oneindig

MC vraag 12

B. alles wat wij helder en duidelijk inzien

Antwoordsuggesties Open vragen bij hoofdstuk 2

Open vraag 1

Descartes is een dualist. Volgens hem is er een:

  • Denkende substantie. Deze neemt geen ruimte in, de ‘ziel’ of de ‘geest’: res cogitans. Hier vindt ‘denken’: twijfelen, begrijpen, bevestigen, ontkennen, willen, weigeren en soort gelijke activiteiten plaats. Ook wel de: ‘vrije wil’.
  • Substantie die ruimte inneemt. Het lichaam: res extensa. Eigenschappen van het lichaam zijn volgens Descartes meetbaar en berekenbaar. (vgl. Harvey’s ontdekking van de bloedsomloop). Niet alleen reflexen zoals de ‘kniereflex’, ‘de spijsvertering’, ‘het ademhalen’, ‘het gapen’, maar ook ‘waarnemen’, ‘het geheugen’, ‘gevoelens’, ‘driften’.

Volgens Descartes is de mens dus meer dan alleen een machine! Immers: de mens is niet louter een machine ( met causale verbanden, en wetmatigheden, gedetermineerd door oorzaak en gevolg), maar bestaat ook uit een substantie die niet volgens de wetten van een mechanisme werkt! De mens heeft dus een vrije wil! (Dit idee van individuele vrijheid paste ook weer naadloos in een marktmaatschappij waar het ‘individu’ een steeds grotere rol ging spelen.) De mens is dus een autonoom individu, die de grondslag van zijn moreel handelen in zichzelf vindt. Wat betekende dit nu voor de psychologie? Deze definitie heeft lange tijd duidelijk afgebakend wat het onderzoeksobject van de psychologie was. De zaken die gebaseerd waren op het functioneren van de res extensa of ‘machine’ in de mens waren het onderzoeksobject van de geneeskunde. De zaken die toe vielen te schrijven aan de psyche (res cogitans) waren het onderzoeksobject van de psycholgie.

Ook is met het dualisme van Descartes (‘er zijn twee substanties’) het mind-body probleem ontstaan, dat in de psychologie nog steeds een probleem vormt.

Open vraag 2

Descartes is een rationalist, volgens hem kunnen onbetwijfelbare kennis dus bereiken met ons verstand. Net als in de wiskunde redeneert hij uit axioma’s. Daarom zij er twee groepen onbetwijfelbare kennis:

  • aangeboren onbetwijfelbare kennis (vergelijk met de axioma’s uit de wiskunde)

  • beredeneerde onbetwijfelbare kennis (namelijk de stellingen beredeneerd uit de axioma’s volgens de deductieve methode)

Maar hoe komt hij nu aan die aangeboren onbetwijfelbare kennis? Hoe weet hij dat zijn axioma’s ‘waar’ zijn? Daartoe deed hij het beroemde twijfelexperiment. Descartes gooide alles waar hij aan twijfelde overboord. Zo probeerde hij de scepticisten te overtuigen. Scepticisten denken dat onbetwijfelbare kennis niet bestaat. Tegen het empirisme brengen ze in dat de wereld elke dag verandert dus dat waarnemingen geen solide basis voor kennis zijn. Tegen het rationalisme brengen ze de axioma’s in twijfel: die zijn immers niet bewijsbaar.

Descartes dacht dat onbetwijfelbare kennis datgene was waar hij absoluut zeker van was. Tijdens het twijfelexperiment was Descartes van een ding zeker: namelijk van het feit dat hij aan het twijfelen was. En omdat hij twijfelde moest hij toch ook bestaan, zo redeneerde hij: ‘cogito ergo sum’. Later voegde hij ook andere ‘zekerheden’ toe, bijvoorbeeld ‘het bestaan van God’, ‘de betrouwbaarheid van de wiskunde’ en ‘wat we zien is reëel’.

Open vraag 3

Volgens Hobbes handelen mensen naar wat ze ‘pleasure’ geeft. Dat is dus heel individualistisch. Te individualistisch volgens Hobbes. In de natuurstaat denken mensen alleen maar aan zichzelf en zijn daarom wolven voor elkaar. De oplossing is het sociale contract dat onder supervisie van een absoluut vorst moet staan. De mens is volgens Descartes een individu, omdat hij autonoom is in zijn denken. ‘Cogito ergo sum’, ik denk, dus ik ben. De mens is bovendien zelf verantwoordelijk om tot kennis te komen.

Open vraag 4

Descartes geloofde dat je door gebruik va je verstand tot onbetwijfelbare kennis kon komen. Deze onbetwijfelbare kennis betstaat voor een deel uit aangeboren kennis en voor een deel uit deductief beredeneerde kennis. Hij ontwierp het twijfelexperiment om de onbetwijfelbare kennis bewijsbaar te maken. Omdat hij in aangeboren kennis gelooft staat Descartes aan de nature kant van de nature-nurture discussie. Locke geloofde niet in aangeboren kennis. Als er algemeen aanvaarde principes, logische wetten, zijn, waarom zou de ene dan aangeboren en de andere beredeneerd zijn, dacht hij. Volgens Locke ontstaat kennis door ervaring. Hij staat dus aan de nurture kant van het debat.

Fysiologen van de geest: welke belangrijke wetenschappers onderzoeken de hersenen in de periode tussen Gall en Penfield? - TentamenTests 3

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 3

MC vraag 1

Karl Lashley probeerde de hypothese van geheugenlokalisatie te toetsen. Hij deed dit door stukjes hersenen weg te snijden en de effecten hiervan te bekijken bij:

  1. Ratten die hadden geleerd door een doolhof te lopen
  2. Vogels
  3. Mensen die leden aan ongeneeslijke ziektes
  4. Alle bovenstaande

MC vraag 2

Fritsch en Hitzig wijdden een nieuw tijdperk in hersenonderzoek in toen zij in 1870 de cortex van een hond elektrisch stimuleerden. Welk functionele gebied ontdekten zij hierbij?

  1. Het motorische projectiegebied
  2. Het auditieve gebied
  3. Het motorisch geheugen
  4. Het visuele gebied

MC vraag 3

Welke van de volgende bijdragen heeft Franz Gall geleverd?

  1. Hij richtte de wetenschap van de frenologie op
  2. Hij gaf goede argumenten voor de hersenen als orgaan van de geest
  3. Hij deed verschillende belangrijke neuro-anatomische ontdekkingen
  4. Alle bovenstaande

MC vraag 4

Met welke tactiek wist Flourens de frenologie te weerleggen?

  1. Herstellen van mens na hersenoperaties
  2. Elektrische stimulatie van delen van de dierlijke hersenen
  3. Chirurgisch verwijderen van delen van hersenen van dieren
  4. Observeren van mensen met hersenbeschadiging

MC vraag 5

Lasley’s principe dat uitvoering van complexe functies verslechterd is afhankelijk van de hoeveelheid hersenletsel, staat bekend als:

  1. Law of mass action
  2. Lashley’s law
  3. Principle of equiptentiality
  4. Principle of conslancy

MC vraag 6

De geschiedenis van de psychologie die frenologie beschrijft als vorm van neurowetenschappen is:

  1. Historisch
  2. Epistemologisch
  3. Constructivistisch
  4. Niet bestaand

MC vraag 7

Flourens ontdekte via zijn onderzoek dat …. Verantwoordelijk was voor de coördinatie van vrijwillige bewegingen

  1. De cortex
  2. Het cerebellum
  3. De neocortex
  4. De basale ganglia

MC vraag 8

Wernicke’s afasie houdt in:

  1. Moeite hebben met spraakproductie
  2. Moeite hebben met het begrijpen van taal
  3. A en B zijn beide juist
  4. A en B zijn beide onjuist

MC vraag 9

De frenologie is te beschouwen als de voorloper van verschillende latere ontwikkelingen in de psychologie. Welke ontwikkeling heeft de frenologie zeker niet voorbereid?

  1. Localisering van psychische functies in de hersenen
  2. Differentiële (persoonlijkheids-) psychologie
  3. Psychologiscche test en diagnostiek
  4. Het toenemend gebruik van introspectie

MC vraag 10

In de frenologische theorie van Gall zat een foute aanname. Welke?

  1. Specifieke psychologische functies kunnen gelocalizeerd zijn in specifieke delen van de hersenen.
  2. De taal functie bevindt zich vlakbij de voorkant van de cortex.
  3. De vorm van de schedel is een accurate representatie van de vorm van het onderliggende brein.
  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

Open vragen bij hoofdstuk 3

Open vraag 1

Beargumenteer dat de hersenfysiologie van Flourens nog duidelijk kenmerken vertoont van het Cartesiaans dualisme.

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 3

MC vraag 1

A. Ratten die hadden geleerd door een doolhof te lopen

MC vraag 2

A. Het motorische projectiegebied

MC vraag 3

A. Hij richtte de wetenschap van de frenologie op

MC vraag 4

C. Chirurgisch verwijderen van delen van hersenen van dieren

MC vraag 5

A. Law of mass action

MC vraag 6

D. Niet bestaand

MC vraag 7

B. Het cerebellum

MC vraag 8

B. Moeite hebben met het begrijpen van taal

MC vraag 9

D. Het toenemend gebruik van introspectie

MC vraag 10

C. De vorm van de schedel is een accurate representatie van de vorm van het onderliggende brein.

Antwoordsuggesties Open vragen bij hoofdstuk 3

Open vraag 1

Flourens haalde bij zijn proefdieren stukken hersenen weg en keek wat voor gevolg dit had voor hun gedragingen. Met zijn experimenten kwam hij tot de volgende conclusies:

  • Het cerebrum (de grote hersenen) oefent de hogere bewustzijnsfuncties uit van willen, oordelen, herinneren en waarnemen. Hier zetelt het bewustzijn en de vrije wil.

  • Het cerebellum coördineert beweging. De medulla oblongata is essentieel voor de belangrijke levensfuncties zoals de ademhaling.

De gewaarwordende en waarnemende geest: welke ontwikkelingen vonden er op dit gebied plaats in de periode tussen Kant en de Gestalt psychologen? - TentamenTests 4

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 4

MC vraag 1

De wet van Fechner formuleert een relatie tussen deze twee dingen:

  1. Stimulus en fysische intensiteit
  2. Stimulus en perceptie
  3. Stimulus en prikkel
  4. Stimulus en gewaarwording

MC vraag 2

Met ‘nachtansicht’ bedoelde Fechner dat:

  1. Het universum bezield is
  2. De menselijke geest principieel onkenbaar is
  3. Bezielde materie aan andere wetten gehoorzaamt dan dode materie
  4. Het universum slechts uit bewegende materie bestaat

MC vraag 3

Een belangrijk gevolg van het accepteren van het accepteren van een mechanistische leer door Helmholtz en zijn studenten was:

  1. Dat ze de steun verloren van hun superieuren zoals Müller, en werden verstoten naar een oppositie rol
  2. Dat ze werden aangemoedigd problemen op te lossen die voorheen onoplosbaar leken, zoals het analyseren en meten van de zenuwimpuls
  3. Dat ze uiteindelijk het ultieme experiment uitvoerden waarmee het vitalisme helemaal werd stilgelegd.
  4. Zowel a, b als c zijn juist.

MC vraag 4

Een belangrijk hypothetisch proces in de theorie van Helmholtz dat ten grondslag lag aan perceptuele fenomenen zoals diepteperceptie was:

  1. Inductieve redenering
  2. Onbewuste gevolgtrekking
  3. Praktische intuïtie
  4. Onbewuste rationalisatie

MC vraag 5

Het experiment van Helmholtz met de kikkerzenuw gaf aan dat de snelheid van een zenuwimpuls:

  1. Eindig was, maar te snel om te meten met de instrumenten van toen
  2. Langzaam genoeg om voor te stellen dat de reactietijd in grote dieren twee of meer seconden duurde
  3. Oneindig was
  4. Ongeveer dezelfde was als die van een elektrische stroom in een draad

MC vraag 6

De Wet van Fechner houdt in dat een toename in fysieke intensiteit van een prikkel …. In de psychologische intensiteit van de gewaarwording veroorzaakt.

  1. Kleinere toename
  2. Even grote toename
  3. Afname
  4. Grotere toename

MC vraag 7

Met Tagesansicht bedoelde Fechner dat:

  1. Alleen het materiële universum gekend kan worden
  2. Wetenschap een materialistisch standpunt in hoort te nemen
  3. Het hele universum bezield is
  4. Mechanische wetten op den duur ook psychologische processen zullen kunnen verklaren

MC vraag 8

Volgens Helmholtz zijn flarden gekleurd licht in het landschap ….., en bomen, gras en lucht …..

  1. Perceptie/sensatie
  2. Primaire kleuren/perceptie
  3. Onbewuste gevolgtrekking/bewuste
  4. Sensatie/perceptie

MC vraag 9

De wet van Fechner gaat over de verhouding tussen

  1. Fysische en fysiologische stimuli
  2. Verschillende zintuigintensiteiten
  3. Perceptie en apperceptie
  4. Intensiteit van de fysische stimulus en intensiteit van de gewaarwording

MC vraag 10

Dat alle levende wezens doordrenkt met ultieme NIET analyseerbare levensenergie zijn, is de stelling van:

  1. Vitalisme
  2. Mechanisme
  3. Transcendentale idealisme
  4. Behoud van energie

MC vraag 11

Een begrip dat door David Hume’s skeptische filosofie betwist werd, en welke Immanuel Kant probeerde te redden in zijn filosofische herformulering was:

  1. Analytische geometrie
  2. Specifieke zenuw energieen
  3. Causaliteit
  4. De ziel

MC vraag 12

Met welk concept van de fysica probeerde Kohler de Gestalt psychologie te integreren?

  1. Newtoniaanse aantrekking en afstoting
  2. Het Phi-fenomeen
  3. Het krachtveld
  4. Het onzekerheid principe

MC vraag 13

Helmholtz's poging om de snelheid van de zenuwimpulsen in menselijke proefpersonen te meten …

  1. gaf consistente resultaten die bijna identiek waren aan de resultaten voor de kikkerzenuw
  2. af aan dat de snelheid te hoog was om te kunnen meten in mensen
  3. hielp om de "reactietijdmethode" te introduceren in de psychologie
  4. Zowel A als B

MC vraag 14

Onze perceptuele processen hebben volgens Gestalt psychologen de neiging om:

  1. Complexe opeenhopingen van stimuli in vergelijkbare groepen te organiseren
  2. Het perceptuele veld te verdelen in figuur en grond
  3. Het visuele veld te organiseren in gehelen
  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Open vragen bij hoofdstuk 4

Open vraag 1

Kant verwerkt realistische, idealistische, empiristische en rationalistische ideeën in zijn kennisleer. Geef aan waar.

Open vraag 2

Leg uit waarom Mullers leer van de specifieke zenuwkwaliteiten overeenkomst vertoont met Kants kennisleer. In welk opzicht verschillen ze?

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 4

MC vraag 1

D. Stimulus en gewaarwording

MC vraag 2

D. Het universum slechts uit bewegende materie bestaat

MC vraag 3

B. Dat ze werden aangemoedigd problemen op te lossen die voorheen onoplosbaar leken, zoals het analyseren en meten van de zenuwimpuls

MC vraag 4

B. Onbewuste gevolgtrekking

MC vraag 5

B. Langzaam genoeg om voor te stellen dat de reactietijd in grote dieren twee of meer seconden duurde

MC vraag 6

D. Grotere toename

MC vraag 7

C. Het hele universum bezield is

MC vraag 8

D. Sensatie/perceptie

MC vraag 9

D. Intensiteit van de fysische stimulus en intensiteit van de gewaarwording

MC vraag 10

A. Vitalisme

MC vraag 11

C. Causaliteit

MC vraag 12

C. Het krachtveld

MC vraag 13

C. hielp om de "reactietijdmethode" te introduceren in de psychologie

MC vraag 14

D. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Antwoordsuggesties Open vragen bij hoofdstuk 4

Open vraag 1

Realisme: De werkelijkheid is volgens Kant de oorzaak van de door de zintuigen ontvangen gewaarwordingen.

Empirisme: Volgens Kant zijn zintuiglijke gegevens de basis voor kennis.

Rationalisme: Deze zintuiglijke gegevens worden door a-priori schema’s verwerkt (ruimte/tijd en categorieën). Zonder deze schema’s zouden wij de wereld niet kunnen begrijpen en ze vormen dus een noodzakelijke stap in de vorming van kennis.

Idealisme: Door de kaders (ruimte/tijd) en categorieën ontstaan er twee werkelijkheden:

  • De ‘echte’ werkelijkheid, Kant noemt deze ‘ding an sich’,

  • en de werkelijkheid zoals wij haar ervaren, de door de kaders en categorieën getransformeerde werkelijkheid.

Open vraag 2

Muller stelt ten eerste dat we objecten en gebeurtenissen in de buitenwereld niet direct waarnemen, maar dat we afhankelijk zijn van wat onze zenuwen ons aanbieden. Onze zenuwen bemiddelen dus tussen de objecten en het bewustzijn, we zijn afhankelijk van hun capaciteit. Ten tweede resulteert een zelfde stimulus die zich aan verschillende zintuigen voordoet in de waarneming die bij die verschillende zintuigen horen: een zonnestraal kan bijvoorbeeld zowel tot de waarneming van warmte (huid) als van licht (ogen) leiden. Vervolgens is het ook nog zo dat het voor de waarneming niet uitmaakt of een stimulus van binnen of van buiten komt. Zo is het onmogelijk weet te hebben van de ‘echte’ objectieve werkelijkheid. In Kants filosofie zien we ook twee verschillende werkelijkheden:

De ‘echte’ werkelijkheid, Kant noemt deze ‘ding an sich’, en

de werkelijkheid zoals wij haar ervaren: de door de kaders (ruimte/tijd) en categorieën getransformeerde werkelijkheid.

Hoe ontwikkelde Wundt de experimentele psychologie? - TentamenTests 5

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 5

MC vraag 1

Voor welk psychologisch specialisme is de relevantie van Wundt’s theorieën recentelijk erkend?

  1. Dimensionele studies van gevoel, emoties en attitude
  2. Taalpsychologie
  3. Theorieën over schizofrenie
  4. Zowel A, B als C

MC vraag 2

De interospectieve technieken van Wundt vroegen om:

  1. Een herinnering van veel gebeurtenissen uit de kindertijd
  2. Een gevoeligheid en interesse van de proefpersonen in hun eigen emotionele leven
  3. Een diepe analyse van exact gedefinieerde mentale toestanden door nauwkeurig getrainde proefpersonen
  4. Zowel B als C

MC vraag 3

Wilhelm Wundt staat bekend als de founding father van de moderne psychologie. Zijn werk…

  1. Ging vooral over intelligentiemetingen
  2. Kwam voort uit de praktijkpsychologie van Herbart en Fechner
  3. Was erg praktijk gericht
  4. Geen van drieën

MC vraag 4

Wat was één van de belangrijkste onderwerpen uit de Völkerpsychologie van Wundt?

  1. De tri-dimensionale theorie van gevoel
  2. Mentale chronometrie
  3. Taal
  4. Zowel A, B als C

MC vraag 5

Extra tijd als gelet wordt op de verwachte stimulus in plaats van de benodigde stimuli volgens Wundt:

  1. Sensatie
  2. Anticeptie
  3. Apperceptie
  4. Perceptie

MC vraag 6

De psychologie van Wundt:

  1. Komt voort uit de praktijkpsychologie van Fechner
  2. Heeft invloed op de toegepaste psychologie
  3. Is praktijkgericht
  4. Geen van deze antwoorden is juist

MC vraag 7

In Wundt's schema, wat zijn de vier basisdimensies van sensaties?

  1. Modus, kwaliteit, intensiteit, duur
  2. Hoogte, breedte, diepte, tijd
  3. Grootte, helderheid, interesse, richting
  4. Activiteit, spanning, aangenaamheid, frequentie

Open vragen bij hoofdstuk 5

Open vraag 1

Wat hield de Volkerpsychologie van Wundt in?

Open vraag 2

Waarom maakte Ebbinghaus in zijn geheugenexperimenten gebruik van betekenisloze lettergrepen?

Antwoorden Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 5

MC vraag 1

D. Zowel A, B als C

MC vraag 2

C. Een diepe analyse van exact gedefinieerde mentale toestanden door nauwkeurig getrainde proefpersonen

MC vraag 3

D. Geen van drieën

MC vraag 4

C. Taal

MC vraag 5

C. Apperceptie

MC vraag 6

D. Geen van deze antwoorden is juist

MC vraag 7

A. Modus, kwaliteit, intensiteit, duur

Antwoordsuggesties Open vragen bij hoofdstuk 5

Open vraag 1

Wundt dacht dat hogere mentale processen zoals taal en denken niet vatbaar waren voor experimenteel onderzoek, zelfs niet met zijn geobjectiveerde introspectie. Dat kwam omdat deze processen in een sociaal proces tot ontwikkeling komen en behoren tot een bepaalde cultuur. Daarom zijn ze alleen aan de hand van voortbrengselen van die cultuur te bestuderen. Bij voortbrengselen van een cultuur kun je denken aan zaken als taal en rechtspraak.

Open vraag 2

Ebbinghaus wilde de capaciteit van het geheugen onderzoeken. Door betekenisloze lettergrepen te gebruiken vermeed hij associaties die het leerproces zouden kunnen vergemakkelijken. Als hij betekenisvolle, bestaande associaties, had gebruikt zou hij niets kunnen zeggen over het leren van nieuw materiaal, bovendien verschillen bestaande associaties per persoon.

Meer TentamenTests - Hoofdstuk 6 t/m 16 (Exclusief voor wie volledige online toegang heeft)

Exclusive section of this page (for members with extra services and online access)

Image

Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Psychology and behavorial sciences - Theme
Click & Go to more related summaries or chapters

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Submenu: Summaries & Activities
Search for summaries and study assistance

Select any filter and click on Apply to see results