Materieel Strafrecht - UL - B2 - Oefenbundel
- 1313 reads
Wat moet voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte rade' komen vast te staan, hoe kan de rechter dit vaststellen (welke afwegingen dient hij te maken) en waarom moeten aan de bewezenverklaring daarvan volgens de Hoge Raad “bepaaldelijk eisen worden gesteld”? (7 punten)
Waarom oordeelde de Hoge Raad in 'Voorbedachte rade II' dat het oordeel van het Hof dat de verdachte wel degelijk met voorbedachte rade heeft gehandeld, ontoereikend gemotiveerd was? (3 punten)
In het artikel ‘Harmonising legal interests. Legal interests under criminal law in a multilevel legal order’ stellen Cleiren & Ten Voorde onder meer het volgende:
“The aims and legal interests that form the basis of the European regulations are not identical to the original aims and legal interests of the national penal codes. Where the European rules in the field of criminal law are concerned, the legal interests served – just like the regulatory leads to new crimes – do not correspond one to one with the national penal codes.”
Illustreer deze stelling aan de hand van art. 197 Sr. (4 punten)
Het rechtsbelang dat het EU-recht inzake mensenhandel beoogt te beschermen is niet af te leiden uit de preambule van EU-Richtlijn 2011/36, maar wel uit eerdereEuropese regelgeving waarin wordt overwogen dat “mensenhandel een schending van de mensenrechten is en een aantasting van de waardigheid en integriteit van de mens” (Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijdingvan mensenhandel). Beoordeel mede aan de hand van deze overweging of de conclusie van Cleiren & Ten Voorde ook gerechtvaardigd is ten aanzien van art. 273f Sr. (6 punten)
Rutger is door het gerechtshof wegens "de meerdaadse samenloop van medeplegen van een poging tot doodslag en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen” veroordeeld tot twintig maanden gevangenisstraf. Hij en twee vrienden hebben het slachtoffer, een destijds 80-jarige man, onder meer meermalen met kracht tegen het hoofd geslagen en geschopt, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag. Een naarhet oordeel van het Hof zeer lafhartige daad, mede in het licht van het gegeven dat hetslachtoffer er slechts op uit was enkele jongens aan te spreken op het herhaaldelijk belletje trekken bij zijn woning. Het slachtoffer heeft ten gevolge van het forse geweld dat tegen hem is uitgeoefend zwaar lichamelijk letsel opgelopen, dat gemakkelijk tot de dood had kunnen leiden. De raadsvrouw van Rutger ziet mogelijkheden voor een succesvol cassatieberoep bij de Hoge Raad. Na overleg met Rutger dient zij één cassatiemiddel in, inhoudende dat het hof ten onrechte de regels van eendaadse samenloop niet heeft toegepast.
Heeft het middel van de raadsvrouw van Rutger kans van slagen? Licht uw antwoord toe aan de hand van het toepasselijke voorgeschreven arrest. (10 punten)
Noem twee redenen waarom het thema ‘samenloop’ voor de feitenrechter van belang kan zijn. (N.B. Indien u meer dan twee redenen noemt, worden slechts deeerste twee redenen nagekeken.) (10 punten)
Donny rijdt op 16 maart 2018 rond 23 uur met een snelheid van ongeveer 95 km/uur in zijn BMW op de Oude Dijk te Exloo waar een maximum snelheid geldt van 80 km/uur. De weersomstandigheden zijn prima en het wegdek verkeert in goede staat.Donny is onderweg van zijn stamkroeg naar huis. Vanaf 21 uur die avond heeft hij – naar eigen zeggen - drie biertjes gedronken, om vervolgens op cola over te stappen omdat hij nog moest rijden en het niet te bont wilde maken. Naast hem in de auto zit zijn vriendin Rochella van den Borre.
Gekomen in een flauwe bocht in genoemde weg verliest Donny de controle over zijn auto, waarna zijn voertuig in botsing komt met een in de voor hem rechterberm staande boom. Als gevolg daarvan komt Rochella om het leven. Donny wordt vervolgd. Aan hem wordt ten laste gelegd dat hij:
“op of omstreeks 16 maart 2018, te Exloo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (merk: BMW, type 535i), daarmede rijdende over de weg de Oude Dijk te Exloo, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer,althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, - terwijl hij, verdachte, tijdens het besturen van het motorrijtuig verkeerde onder invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank (het alcoholgehalte van verdachtes bloed bleek bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,3 milligram, in elk geval hoger dan de toegestane 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed te zijn) - met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in een (flauwe) bocht in genoemde weg, met hoge/verhoogde snelheid, in de voor verdachte rechterberm is gaan rijden en/of (vervolgens) is geslipt en/of de controle over het door verdachte bestuurde motorrijtuig heeft verloren, ten gevolge waarvan een botsing is ontstaan met een in de (voor verdachte) rechterberm staande boom, waardoorRochella van den Borre, inzittende van het door verdachte bestuurde motorrijtuig werd gedood.”
Donny zelf kan niet verklaren hoe het ongeluk heeft kunnen gebeuren: “Op een gegeven moment kwam ik in de berm en schampte ik tegen die boom aan. Ik was absoluut niet dronken en kon nog prima rijden”.
Hoe zou u als rechter oordelen met betrekking tot de vraag of er in de onderhavige zaak sprake is van schuld in de zin van art. 6 WVW? (15 punten)
Op 11 april 2019 worden ter hoogte van het treinstation Leiden Centraal werkzaamheden verricht. Een flink aantal minder treinen kan nog gebruik maken van de treinsporen rondom Leiden Centraal. De hogesnelheidstrein die via Leiden van Amsterdam Centraal naar Rotterdam Centraal rijdt mag met aangepaste snelheid depersonen die de werkzaamheden verrichten passeren. Herman is al jarenlang machinist bij de Nederlandse Spoorwegen (NS). In de nieuwsbrief van treinmachinisten ‘Pro-mail’ en in de briefing aan het begin van de werkweek zijn machinisten op de hoogte gesteld van de werkzaamheden rondom Leiden Centraal en de aangepaste (snelheids)regels. Herman heeft de nieuwsbrief gelezen en was aanwezig bij de briefing.
Op 11 april is conductrice Iris jarig en ze trakteert in de kantine van een kantoor van de NS op diverse hapjes en drankjes. Voordat de dienst van Herman aanvangt, is hij daarbij aanwezig, feliciteert hij Iris met haar verjaardag en stort hij zich op de versnaperingen. Hij eet van de diverse klaargemaakte hapjes en spoelt deze weg met uiteindelijk zes glazen (hij weet: alcoholhoudende) prosecco. Het is immers feest.Vertrouwend op zijn ervaring stapt Herman onmiddellijk na afloop van het feestje de hogesnelheidstrein in en niet lang na zijn vertrek uit Amsterdam arriveert hij zonder problemen in de tunnel bij station Schiphol. Na een stop van vier minuten trekt hij weer op en behaalt hij een snelheid van 120 km/u. Ter hoogte van Hoofddorp voelt hijzich licht in zijn hoofd worden en verliest hij langzaamaan zijn bewustzijn. Inmiddels rijdend bij Sassenheim zijn de symptomen van de ernstige ziekelijke stoornis alcoholpsychose waarneembaar: hij ziet ‘beestjes’, vertoont zogenaamd ‘plukgedrag’ en raakt in paniek. Terwijl Herman zich niet meer bewust is van waar hij is en wat hij doet, mindert hij bij station Leiden Centraal de snelheid van de door hem bestuurde trein niet. Teun en Bas, twee medewerkers van ProRail die aldaar werkzaamheden verrichten, kunnen ternauwernood ontsnappen aan de dood door de doorrazende trein,maar lopen wel een psychisch trauma op. Door ingrijpen van de hoofdconducteur komt de trein tot stoppen niet ver na station Leiden Centraal.
De officier van justitie vervolgt Herman voor overtreding van art. 165, eerste lid, Sr. De raadsman voert namens Herman pleidooi en doet een beroep op een strafuitsluitingsgrond. Zwaaiend met een rapport van een gedragsdeskundige, waarin staat dat er ten tijde van het besturen van de trein bij station Leiden Centraal sprake was van een alcoholpsychose, bepleit hij dat Herman door die ziekelijke stoornis niet in staat was anders te handelen.
Wat is de meest voor de hand liggende strafuitsluitingsgrond waarop de raadsman van Herman een beroep doet? Heeft het beroep, alles afwegende, kans van slagen? (15 punten)
Welke einduitspraak volgt, indien de rechter het beroep op de onder vraag 1a bedoelde strafuitsluitingsgrond honoreert? (5 punten)
Blijkens het arrest ‘Voorbedachte rade II’ moet voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte rade’ komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. (2 punten)
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan:
Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachte rade vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte rade niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven. (2 punten)
Het Hof verklaarde de tenlastegelegde geweldshandelingen bewezen als (de voortgezette handeling van) poging tot moord. De verdachte zou ‘op meerdere momenten gedurende de periode van de hierboven beschreven feiten en omstandigheden de tijd hebben gehad zich te beraden op het genomen besluit. Niet geheel duidelijk is aan welke feiten en omstandigheden het Hof daarbij precies denkt. De Hoge Raad is van oordeel dat de bewezenverklaring van voorbedachte raad, met betrekking tot mogelijke contra-indicaties ontoereikend gemotiveerd is.
Uit de conclusie van A-G Knigge en het feitencomplex in de zaak kan worden afgeleid wat de Hoge Raad zeer waarschijnlijk tot dit oordeel heeft gebracht. Het Hof heeft niet de aanwijzingen voor of tegen voorbedachte raad tegen elkaar afgewogen. Een aanwijzingen tegen waren er wel degelijk. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist wat hem bezielde (binnen de context van het ontdekken van overspel een contra-indicatie) toen hij de hamer pakte. Dat wijst niet op voorbedachte raad, net zo min als het bellen van 112 en het vervolgens, iets later, toch weer opnieuw overgaan tot geweldshandelingen tot in de tuin van de buren (waarbij de gelegenheid tot beraad dan zou zijn ontstaan tijdens de uitvoering, ook een contra-indicatie). Het Hof heeft aldus niet beargumenteerd waarom er, hoewel de gelegenheid tot beraad zich alleen tijdens de uitvoering voordeed, toch gesproken kan worden van voorbedachte raad. Dit terwijl de bewijsmiddelen bepaald niet uitsluiten dat de verdachte werd beheerst door onderdrukte woede die hij niet onder controle had en die telkens plotseling tot uitbarsting kwam. (3 punten)
Het doel van de EU-Richtlijn was de oprichting van een effectief terugkeerbeleid om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen terug te sturen om zodoende de buitengrenzen van de EU te beschermen. De richtlijn stelt dat eventuele maatregelen om dit doel te effectueren toegestaan zijn, maar het toepassen ervan staat niet voorop. (2 punten)
Artikel 197 Sr vloeit voort uit de implementatie van de EU richtlijn. Artikel 197 Sr valt onder titel VIII ‘misdrijven tegen het openbaar gezag’. De Nederlandse wetgever heeft er zelfs voor gekozen de overtreding van het artikel met straf te bedreigen. Dit zou erop kunnen wijzen dat met de invoering van artikel 197 Sr ook andere doelen gemoeid zijn, dan alleen een effectief terugkeerbeleid bewerkstelligen. Het lijkt erop dat de wetgever hiermee duidelijk wil maken dat een beslissing in zaken met vreemdelingen moet worden gerespecteerd. Het niet naleven van een dergelijke beslissing is niet alleen problematisch in het licht van het doel van de Europese Unie om illegale immigratie te bestrijden, maar is eveneens problematisch omdat de publieke autoriteit niet serieus genomen wordt.
In Nederland speelt criminalisering vanwege de bescherming van de publieke autoriteit dus een grote rol. Dit is niet in lijn met het achterliggende doel van de EU richtlijn: een doeltreffend beleid om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen te verwijderen en terug te keren om zodoende de buitengrenzen van de EU te beschermen (2 punten)
Volgens titel XVIII waar artikel 273f Sr onder valt beoogt dit artikel de persoonlijke vrijheid te beschermen. (3 punten)
Dit belang komt in sterke mate overeen met het belang van de bescherming van de waardigheid en integriteit van de mens zoals in de preambule van de EU-richtlijn wordt aangegeven. Immers: mensenrechten dienen vrijheden van burgers te waarborgen. In dat licht zou de conclusie van Cleiren & Ten Voorde hier dus niet gerechtvaardigd zijn. Opmerking: alle andere (zinnige) opmerkingen over uiteenlopende belangen (nu de belangen niet letterlijk overeen komen) kunnen eventueel ook punten opleveren, waarbij wel van belang is dat het inlezen van ‘uitbuiting’ als bestanddeel door de HR in een aantal belangrijke arresten art. 273f Sr ook naar het niveau van het door de EU beoogde rechtsbelang tilt.(3 punten)
De Hoge Raad heeft in een overzichtsarrest samenloop uit 2017 uiteengezet wat het toepassingsbereik is van eendaadse samenloop. (1 punt)
Voor de eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt.
Ook wordt getoetst aan de juridische aard van de gedraging. Hierbij ligt het accent op de strekking van de aan de orde zijnde strafbepalingen. Indien die strekking uiteenloopt, is geen sprake van ‘één feit’ in de zin van art. 55, eerste lid, Sr. De nadruk ligt hierbij op de rechtsgoederen ter bescherming waarvan de onderscheidene delictsomschrijvingen strekken. Ook kan worden gekeken naar het verschil in strafmaxima waarmee het feit in die strafbepalingen wordt bedreigd.
Naar huidig inzicht staat een enigszins uiteenlopen van de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet in de weg aan het aannemen van eendaadse samenloop indien het in essentie om hetzelfde feitencomplex gaat. (4 punten)
Het gaat bij de ten laste gelegde strafbare feiten om exact hetzelfde feitencomplex: dezelfde geweldshandelingen tegen hetzelfde slachtoffer op hetzelfde moment en op dezelfde plaats.
Bij de feiten die in de onderhavige strafzaak bewezen zijn verklaard (medeplegen van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging) verschilt de strekking van de strafbepalingen. Art. 141 Sr is een misdrijf tegen de openbare orde. Doodslag is een misdrijf tegen het leven gericht, en als zodanig in een andere titel van het Wetboek van Strafrecht ondergebracht. Beide hoofdstraffen zijn gelijksoortig (poging art 45 jo. 287 Sr (10 jaar) en art. 141 lid 2 sub 2 Sr (9 jaar).
Dat wat andere rechtskarakter brengt niet mee dat meerdaadse samenloop dient te worden aangenomen. Dat wat andere rechtskarakter staat er namelijk niet aan in de weg dat ‘de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt’. Beide strafbepalingen zien op geweld tegen personen. De rubricering van art. 141 Sr als een misdrijf tegen de openbare orde doet er niet aan af dat de strafbaarstelling van openlijk geweld tegen personen mede strekt tot bescherming van het recht op lichamelijke integriteit van degene tegen wie dat geweld wordt gepleegd. (4 punten)
Het middel van de raadsvrouw heeft kans van slagen. (1 punt)
Voor de feitenrechter is dit thema van belang omdat het meervoudige aansprakelijkstelling/onevenredige aansprakelijkheid moet voorkomen. In sommige gevallen kan het plegen van één strafbaar feit een schending van meerdere delictsbepalingen opleveren. Denk hierbij aan het volgende voorbeeld. Wanneer iemand een laptop steelt van een ander, levert deze gedraging zowel het strafbare feit diefstal als het strafbare feit (eenvoudig) witwassen op. De verdachte wordt in dit geval niet voor alle losstaande feiten vervolgd, omdat hem slechts één verwijt kan worden gemaakt. (5 punten)
Een tweede reden waarom samenloop van belang is voor de feitenrechter is het voorkomen van disproportionele/onevenredige bestraffing bij een gelijktijdige berechting van verschillende, mogelijk sterk samenhangende strafbare feiten. Wanneer strafmaxima ongelimiteerd kunnen worden gestapeld in geval van een veroordeling ter zake van meerdere strafbare feiten is er een ‘te grote hardheid’. (5 punten)
In de delictsomschrijving van art. 6 WVW is schuld opgenomen als bestanddeel. In dat geval spreekt men van culpa. Culpa is verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Om culpa te bewijzen kijk je naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met (een) wettelijke gedragsregel(s) in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld (HR Blackout). (2 punten)
De aanmerkelijke onvoorzichtigheid is de objectieve zijde van culpa. Had verdachte anders moeten handelen?
Er is sprake van onvoorzichtig handelen indien de verdachte gehandeld heeft in strijd met bepaalde geschreven of ongeschreven normen die in de gegeven omstandigheden voor de verdachte golden. De onvoorzichtigheid moet aanmerkelijk zijn (grove schuld/culpa lata. Culpa levis is onvoldoende).
In het strafrecht wordt gewerkt met een fictieve criteriumfiguur. Dit is de normale, gemiddelde, voorzichtige mens die zich in het maatschappelijk verkeer aan de regels houdt. Wijkt het handelen van de verdachte substantieel af van de wijze waarop de criteriumfiguur zou hebben gehandeld, dan is sprake van culpa lata.
Verschillende gezichtspunten kunnen een rol spelen bij de vraag of gedrag aanmerkelijk onvoorzichtig is, waaronder:
Indien het gedrag aanmerkelijk onvoorzichtig is, is de wederrechtelijkheid gegeven. Aldus is in strijd met het objectieve recht (geschreven en ongeschreven recht) gehandeld. (5 punten)
Van belang is dat studenten inzien dat het nog best een lastige casus is: leveren de gemaakte overtredingen daadwerkelijk die aanmerkelijke onvoorzichtigheid op (het is net iets te veel alcohol en Danny reed net iets hard). Hierbij dient een juiste afweging gemaakt te worden en gekeken te worden naar de aard en ernst van de normschendingen.
Donny blijkt meerdere normen te hebben overtreden. Zo heeft hij te hard gereden en heeft hij gereden terwijl hij onder invloed was van alcohol. Ook heeft hij de controle verloren over het voertuig.
De normschendingen zijn (zeker in combinatie) ernstig, immers; zij brengen het veilig verkeer in gevaar. Je zou kunnen beargumenteren dat het gevolg voorzienbaar is. Wanneer je een bocht nadert dien je de snelheid te minderen. Indien je dit niet doet en daarbij je reactievermogen beduidend slechter is vanwege de alcohol, is te voorzien dat er een ongeluk kan gebeuren waarbij gewonden vallen.
Een student die goed onderbouwt waarom het geen aanmerkelijke onvoorzichtigheid oplevert, verdient ook (een deel van) het totale aantal punten. (4 punten)
De verwijtbaarheid is de subjectieve zijde van culpa. Heeft verdachte ook anders kunnen handelen? Als vastgesteld wordt dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, mag verondersteld worden dat hij ook verwijtbaar is (dat hij dus ook anders kon handelen), tenzij er omstandigheden zijn die wijzen op het tegendeel. Die omstandigheden kunnen schulduitsluitingsgronden zijn of andere contra-indicaties. (2 punten)
Zojuist is vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. In dat geval mag verondersteld worden dat het gedrag ook verwijtbaar is. Er is geen sprake van een schulduitsluitingsgrond of andere contra-indicaties. (1 punt)
Er is (afhankelijk van (kwaliteit) van argumentatie) wel/geen sprake van culpoos handelen. (1 punt)
De meest voor de hand liggende strafuitsluitingsgrond is de schulduitsluitingsgrond ontoerekenbaarheid (art. 39 Sr): Niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend. De rechter gaat bij het onderzoek naar de aannemelijkheid van de schulduitsluitingsgrond ontoerekenbaarheid na: (1 punt)
Of de verdachte ten tijde van het begaan van het feit leed aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. (2 punten)
Herman leed ten tijde van het besturen van de trein aan de ziekelijke stoornis alcoholpsychose, blijkend uit omstandigheden casus / rapport gedragsdeskundige (1 punt)
Of er sprake is van een causaal verband tussen de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en de bewezen verklaarde feiten (2 punten)
De ziekelijke stoornis heeft invloed gehad op het begaan van het ten laste gelegde strafbare feit. Vanwege de alcoholpsychose is Herman zich niet meer bewust van waar hij is en wat hij doet, waardoor hij de snelheid van de trein niet mindert als hij station Leiden centraal nadert. Aldus heeft Herman het feit gepleegd omdat hij ziek was (psychische causaliteit). (2 punten)
Of het strafbare feit aan verdachte kan worden toegerekend, waarbij wordt gekeken naar:
Volgens de gedragsdeskundige was er ten tijde van het besturen van de trein bij station Leiden Centraal sprake van een alcoholpsychose. Daarmee is niet gezegd dat de verdachte ontoerekenbaar is in de zin van art. 39 Sr. Daarvoor moet worden bezien in hoeverre het feit hem kan worden toegerekend.
Ten eerste moet op basis van feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat de verdachte de wederrechtelijkheid van zijn handelen niet heeft kunnen begrepen c.q. niet in staat was in overeenstemming met zijn begrip van wederrechtelijkheid te handelen: met betrekking tot iemand die zijn bewustzijn is verloren, kan heel wel worden gezegd dat daarvan sprake is.
Daarbij moet echter wel aandacht worden besteed aan de algemeen regulerende beginselen. In casu is de culpa in causa een belangrijk element in de beoordeling. Herman drinkt op het feestje van Iris zes glazen alcoholhoudende Prosecco, terwijl hij weet dat hij vlak na het feest een dienst moet rijden. Hij behoorde te weten dat een trein besturen, terwijl hij onder invloed van alcohol is, verboden is en mogelijk gevaar teweegbrengt. Daarbij wist hij dat hij zijn snelheid moest minderen ter hoogte van Leiden Centraal in verband met de werkzaamheden. (Hoewel een alcoholpsychose op zichzelf misschien niet concreet voorzienbaar was, geldt wel in algemene zin dat nuttigen van (zes glazen!) alcohol een negatieve invloed heeft op de geestvermogens en (daarmee) op de rijvaardigheid. Vgl. p. 139 boek, alsmede HR 12 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC3797.)
Daarnaast moet het bovenstaande worden bezien in het licht van de Garantenstellung (zie de arresten Verpleegster en Zweminstructeur) – van een treinmachinist mag worden verwacht dat hij er alles aan doet om oplettend te zijn tijdens zijn werkzaamheden. Als machinist ben je immers verantwoordelijk voor de veiligheid in de trein / op het spoor. (4 punten)
Hoewel er sprake is van de ziekelijke stoornis alcoholpsychose, kan het feit hem in juridische zin wel worden toegerekend. De ziekelijke stoornis is veroorzaakt door schuldig toedoen van de verdachte in combinatie met zijn bijzondere zorgplicht. Herman kan zich niet succesvol beroepen op ontoerekenbaarheid. (1 punt)
Schuld is een bestanddeel in artikel 165 Wetboek van Strafrecht, hetgeen (zowel wederrechtelijkheid als) verwijtbaarheid omvat. (1 punt)
Ontoerekeningsvatbaarheid is een schulduitsluitingsgrond (1 punt)
Een geslaagd beroep op een schulduitsluitingsgrond ontneemt de verwijtbaarheid van de dader. (1 punt)
Schuld kan niet worden bewezen. (1 punt)
Vrijspraak volgt. (1 punt)
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oude en oefententamens bij het vak Materieel Strafrecht aan de Universiteit Leiden.
Deze bundel bevat oude en oefententamens bij het vak Materieel Strafrecht aan de Universiteit Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2252 |
Add new contribution