Interviewpracticum (PABAP025)

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.

Inhoud

A. Inleiding van het interview

B. Verkrijgen van antwoorden

C. Bepalen van bruikbaarheid van antwoorden

D. Doorvragen wanneer meer en betere antwoorden nodig zijn

 

 

 

A. Inleiding van het interview

Het verkrijgen van gespreksdeelnemers gebeurt door middel van voorintroductie, die in theorie vrij veel gemeen heeft met de gespreksintroductie. De aangeboden informatie bestrijkt dezelfde rubrieken, maar is globaler van aard. Het is makkelijker als een proefpersoon in spe concrete bezwaren aandraagt waarom hij of zij niet mee wil doen. Die zijn over het algemeen makkelijk te weerleggen. Wanneer er vager gereageerd wordt op het verzoek om mee te werken, moet er een andere strategie toegepast worden. Genoemd kan bijvoorbeeld worden het belang van het onderzoek, de hoge opbrengsten en lage kosten voor de te interviewen persoon en personalisatie.

 

Personalisatie wil zeggen dat de interviewer de persoon het gevoel geeft dat zijn of haar bijdrage van belang is voor het onderzoek en niet zomaar vervangen kan worden door een andere respondent. Herhaaldelijk aandringen kan in deze gevallen zijn vruchten afwerpen. Personalisatie kan echter ook leiden tot sociaal-wenselijke antwoorden. Wat eventueel deelname zou kunnen bevorderen, is een materiële tegenprestatie. Er moet voor worden gewaakt dat er geen opmerkingen gemaakt worden door de interviewer die zijn positie verzwakken, zoals “u zult wel weer denken…” of “ik kom wel met de deur in huis vallen”. Men geeft iemand hiermee redenen om te weigeren op een presenteerblaadje.

 

De introductie van een interview zelf is ervoor om duidelijkheid te verschaffen, zowel voor onderzoeker als onderzochte, en dient om de samenwerking zo soepel mogelijk te laten verlopen door beide partijen te laten weten waar ze aan toe zijn. Belangrijk is om de geïnterviewde voor te bereiden op wat komen gaat en niet met de deur in huis te vallen.

 

In de introductie moet voornamelijk een beeld worden gegeven van het te verwachten gespreksverloop in de vorm van een verhaal. Er zijn vier rubrieken van introductieonderwerpen te onderscheiden:

  • Achtergrondinformatie: over het doel van het interview, wie de opdrachtgevers zijn, waarom juist de geïnterviewde is gevraagd om mee te doen, hoe men aan zijn/haar gegevens is gekomen en waarom juist op dit tijdstip of in deze periode het interview plaatsvindt. Daarnaast moet er bij het maken van een bandopname de reden en het doel hiervan uitgelegd worden.
  • Taken: hoe het interview eruit zal zien en welk rollen zijn weggelegd voor zowel de geïnterviewde als de interviewer.
  • Opbrengsten: wat levert het interview op voor de interviewer, voor de betrokken instantie, en voor de geïnterviewde. De laatste kan bijvoorbeeld impliciet uitgaan van therapeutische effecten of een snellere behandeling van klachten en wensen over het onderwerp.
  • Kosten: hoe lang duurt het interview, wat zal de geïnterviewde allemaal voor informatie moeten verschaffen, wat gebeurt er met de uitspraken van de geïnterviewde en met eventuele bandopnamen.

 

Er moet zorg voor worden gedragen dat al deze onderdelen tijdens de introductie aan bod komen. Na de introductie is het belangrijk om de gelegenheid te geven aan de ondervraagde om te reageren hierop en te vragen of hij het met de aangedragen afspraken eens is.

 

Naast het introduceren van het gesprek zelf moet de omgeving prettig zijn om te praten. De aanwezigheid van visuele of auditieve verstoringen (rommel of herrie) moet zo veel mogelijk worden voorkomen en de geïnterviewde en interviewer moeten zo mogelijk in een hoek van 90 graden of minder tegenover elkaar zitten. Daarnaast moet de sociale situatie gunstig zijn, de interviewer moet daarbij bijvoorbeeld letten op rustig beginnen, vertrouwen winnen van de respondent en het zo veel mogelijk weren van derden bij het interview. Er is een aantal aanwijzingen om dit laatste te realiseren, namelijk: de derde partij duidelijk maken dat het niks persoonlijks is, de te interviewen persoon vertellen dat het interview niet van start kan gaan bij aanwezigheid van een derde persoon, de situatie manipuleren, het interview af te lassen of de derde persoon te negeren.

 

 

B. Verkrijgen van antwoorden

Interviewen is meer dan alleen vragen stellen. Het verkrijgen van antwoorden is één van de taken van interviewen. Een deel van de taak van is ook wel het stellen van de beginvraag, zoals die in het interviewschema staat beschreven. Hiermee wordt een nieuw gespreksonderwerp geïntroduceerd. Daarnaast is een deel van de taak, zoals eerder genoemd, het doorvragen wanneer de antwoorden van de respondent niet toereikend zijn. Het interviewschema geeft aan in welke richting de interviewer kan doorvragen. Evaluatie van de antwoorden op hun bruikbaarheid, vormt de schakel tussen deze twee vraagvormen:

Voor het afnemen van een interview geldt: sla geen vragen over, volg de voorgeschreven vraagvolgorde en hou de voorgeschreven woordkeus en formuleringen letterlijk aan.

 

Natuurlijk hoeven deze regels niet tot in het absurde doorgevoerd te worden. Voorkomen moet worden dat het interview zich herhaalt, of dat het interview al te stijf wordt. Toch wordt aangeraden zich zoveel mogelijk aan het protocol te houden. In de conversationele interviewstijl dient men wel het doel van de vraag na te streven, de interviewer heeft wel de ruimte om van voorgeschreven formuleringen af te wijken.

 

Naast datgene dat de interviewer daadwerkelijk zegt, is van belang voor communicatie de manier waarop de stem wordt gebruikt (paralinguïstische aspecten van taal). De regulatiefunctie van de vragen heeft betrekking op onuitgesproken berichten, die aangeven wat voor gedrag van de geïnterviewde wordt verwacht. Van belang zijn:

  • Spreektempo en spreekritme: liever eerder te langzaam dan te snel spreektempo. Dit werkt rustgevend en de ondervraagde heeft de tijd om de vraag te verwerken. Goed gebruik maken van korte rustpunten in zinnen om de boodschap beter over te brengen. Bovendien geeft de interviewer de geïnterviewde het gevoel dat hij mag gaan antwoorden.
  • Stopwoordjes: zo veel mogelijk vermijden, aangezien ze vooral een storende werking hebben.
  • Melodie: aan het eind van een vraag gaat de toonhoogte van de stem omhoog, waarmee men aangeeft dat er een antwoord wordt verwacht van de gesprekspartner.
  • Volume en articulatie: goed articuleren en duidelijk praten zodat de respondent de interviewer goed kan verstaan. Aan het eind van een vraag of betoog kan men het stemvolume omlaag brengen om zo aan te geven dat de gesprekspartner de beurt over mag nemen.
  • Accentueringen: bepaalde woorden accentueren om essentie van de vraag beter over te brengen.

Naast paralinguïstische aspecten zijn er nog meer manieren om boodschappen over te brengen zonder deze daadwerkelijk uit te spreken. Aspecten hiervan zijn:

  • Kijkrichting: door de respondent niet aan te kijken geeft de interviewer aan dat hij op een nieuwe vraag zit te broeden en niet meer met de gedachten bij het antwoord is. Tijdens het stellen van de vraag kijkt men de respondent geregeld aan, om eventueel onbegrip te signaleren en om de essentie van de vraag beter kracht bij te kunnen zetten. Aan het eind van de vraag kijkt de interviewer de respondent weer aan om het woord terug te geven.
  • Bewegingen: er is sprekersgedrag en luistergedrag. Sprekersgedrag houdt in bijvoorbeeld met de handen spreken, diep ademhalen voordat men wil losbarsten en verzitten. Luistergedrag wil zeggen dat men een ontspannen houding aanneemt om de gesprekspartner duidelijk te maken dat deze weer aan het woord mag.
  • Pantomime: men kan bijvoorbeeld gebruik maken van het interviewschema om aan te geven dat op een nieuwe vraag gebroed wordt, of dat men weer aan het woord wil.

 

Vragen kunnen geïnterviewden rauw op hun dak vallen. Dit moet worden voorkomen met behulp van een introductie op de vraag. Er kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van enkele inleidende, aankondigende woorden of door het stellen van algemene vragen.

 

Voor niet-gestructureerde interviews geldt dat sturende vragen niet mogen worden gesteld door de interviewer. Sturende vragen zijn vragen waarop het ene antwoord makkelijker volgt dan het andere. Een voorbeeld is het verbieden-toestaan-asymmetrie, waarmee bedoeld wordt dat mensen eerder nee antwoorden op de vraag of een type gedrag verboden moet worden. Om geen sturende vragen te stellen, moet het volgende voorkomen worden:

  • het gebruik van evaluatief geladen woorden;
  • het noemen van een bron (de respondent is voor- of tegenstander van deze bron en laat hiervan zijn antwoord afhangen);
  • het geven van voorbeeldantwoorden;
  • het stellen van de vragen op een manier waarop de respondent alleen of-of kan antwoorden. Dit uitsluitingsmechanisme kan wel positief zijn als een ondervraagde een sociaalwenselijk antwoord gaat geven;
  • het aanpassen van de vragen aan assumpties over de respondent;
  • het laten doorschemeren van wat de interviewer een juist antwoord vindt;
  • het op zo’n manier formuleren van vragen dat de respondent op ideeën wordt gebracht. Bij vragen naar gemoedstoestanden is sprake van het formuleringsrichting-effect; geïnterviewden zullen eerder iets negatiefs beamen, dan iets positiefs ontkennen. Soms wordt bij vragen een stukje informatie over de realiteit toegevoegd, wat als sturend kan worden opgevat. De informatie is echter geruststellend en de sociale onwenselijkheid van een antwoord wordt daarmee verminderd;
  • het persoonlijk maken van de vraag (‘heeft u’ i.p.v. ‘zijn er’) als dat niet nodig is. De respondent krijgt dan niet het idee krijgt dat hijzelf wordt geëvalueerd;
  • Het onevenwichtig presenteren van antwoordopties, waardoor de ene optie favoriet wordt boven de andere. De interviewer dient hierbij rekening te houden met de vergelijkingsrichting en de volgorde van de opties. Bij de vergelijkingsrichting worden van het stimulusobject meer kenmerken opgeroepen dat van het referentieobject. Dit kan bepalend zijn voor de keuze. Het recency-effect geeft aan dat respondenten geneigd zijn de laatste optie te kiezen. Als er sprake is van het primacy-effect, is dit juist andersom.

De interviewer moet ervoor zorgen dat de vragen begrijpelijk blijven. Hij moet voorkomen:

  • gebruik van serie- of parallelschakeling van vragen (meer vragen in één keer stellen)
  • gebruik van moeilijke woorden (expertfout) of zinsconstructies
  • gebruik van dubbelzinnige formuleringen, te lange zinnen of onvoldoende gedefinieerde woorden

Soms maakt het gebruik van antwoordinstructies (aangeven aan de geïnterviewde welke antwoorden gewenst zijn) het antwoord vollediger.

In retrospectieve vragen wordt gevraagd aan de respondent om te vertellen hoe het vroeger was. Een ondervraagde construeert dan een beeld van het verleden met de huidige attitudes en visies. Oorzaken van vertekeningen zijn: geen nauwkeurig tijdsbesef van respondenten; neiging om sociaal-wenselijke antwoorden te geven

 

 

C. Bepalen van bruikbaarheid van antwoorden

Bepalen van bruikbaarheid van antwoorden wordt ook wel evalueren genoemd. Hieruit volgt het doorvragen indien het antwoord nog niet volledig of afdoende is.

De respondent vertaalt tijdens het interview zijn cognities in antwoorden, waarbij het één en ander kan misgaan:

  • Relevantie: de respondent geeft geen antwoord op de vraag.

Het evalueren van relevantie is niet moeilijk mits de interviewer de vragen goed kent. Een val is echter bij een respondent die om de vraag heen draait en overstapt op een andere cognitie die op de gevraagde cognitie lijkt.

 

  • Volledigheid: heeft de respondent alles verteld wat relevant was

Hierbij kan ook vriendelijkheid, verdringing en sociale wenselijkheid in het spel zijn, maar ook gewoon vergeetachtigheid. Soms wordt een begrip in de vraag heel beperkt opgevat, waardoor de vraag niet over de volle breedte beantwoord wordt. Men moet echter uitkijken bij zowel validiteit als volledigheid voor de val van ‘het juiste antwoord’. Hierbij komt het voor dat onderzoekers van tevoren bedenken wat het antwoord op een vraag wordt en zodra dat antwoord komt vraagt hij niet verder.

 

  • Validiteit: de mate van overeenstemming tussen de cognitie en de vertaling daarvan in het antwoord.

Het is moeilijk om dit aspect te evalueren, omdat het aan het zicht van de interviewer onttrokken is. Enige kijk op de psychologie van de respondent kan helpen. De respondent kan bijvoorbeeld zijn antwoord op een bepaalde manier inpakken om de interviewer ter wille te zijn, of sociaal wenselijke antwoorden geven. Daarnaast treedt bij het vragen naar gebeurtenissen in het verleden vaak tijdscompressie op. Dit wil zeggen dat de respondent gebeurtenissen uit het verre verleden herinnert alsof zij pas gebeurd zijn. Ook kan er sprake zijn van verdringing van zaken. De respondent wil dan vragen over bedreigende onderwerpen zoals ziekte of dreigend ontslag niet beantwoorden.

  • Duidelijkheid: wanneer de interviewer goed voor ogen heeft hoe hij het antwoord moet vastleggen.

Dit criterium heeft eerder te maken met het interviewschema dan met de antwoorden van de respondent.

 

 

D. Doorvragen wanneer meer en betere antwoorden nodig zijn

Als een antwoord nog onvoldoende bruikbaar is zal de interviewer gebruik moeten maken van een aantal strategieën om toch een bruikbaar antwoord te krijgen. Hij zal dan moeten doorvragen. Mogelijkheden hierbij zijn:

  • Het gericht expliciet doorvragen naar onderdelen van hetgeen aan de orde werd gesteld. Men moet wel oppassen dat de eigen draai die zo aan het interview wordt gegeven ook in het interviewschema past. Een enkele keer gericht doorvragen kan de sfeer van het gesprek echter ten goede komen.
  • Het ongericht expliciet doorvragen, waarbij men kan denken aan formuleringen als: “hoe bedoelt u?” of “kunt u daar nog meer voorbeelden van noemen?”. Bij gericht of ongericht doorvragen kan de interviewer ook indirect meer zicht krijgen op de bruikbaarheid van het reeds gegeven antwoord.
  • Het zwijgend doorvragen, ofwel het vertonen van luistergedrag. Bij de vorige vragen om verduidelijking wordt de aandacht gevestigd op de interviewer zelf. Dit leidt de aandacht af van de ondervraagde en kan dus averechts werken. Luistergedrag bestaat uit verschillende elementen: kijken, lichaamshouding en gebaren, en knikken, hummen en papegaaien.  De laatste drie elementen hebben voornamelijk als functie om te laten merken dat de woorden van de geïnterviewde zijn doorgedrongen.
  • Het herhalen of verduidelijken van de vraag. Bij het verduidelijken van de vraag moet men uitkijken niet van antwoordsturende zinswendingen gebruik te maken. Bij verduidelijking zonder voorbeelden moet men begrijpelijk blijven formuleren.
  • Het herhalen of samenvatten van het antwoord om de geïnterviewde met zijn antwoord te confronteren of om een reactie uit te lokken (ook met behulp van non-verbale communicatie). Samenvatten kan goed worden gebruikt als de interviewer denkt dat het gegeven antwoord tegenstrijdigheden kent. Bij korte antwoorden is het letterlijk herhalen een goede methode. Ook wordt papegaaien wel toegepast; het herhalen van de laatste woorden van de respondent.
  • Het gebruik maken van nagesprekjes. Soms geeft de geïnterviewde pas na afloop nog toelichting op bepaalde antwoorden. Hierop moet de interviewer verdacht zijn.
Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1256