Hoofdstukken Intellectuele Eigendom - Visser - BulletPoints

Wat is het handelsnaamrecht? Ch.1

• Een achternaam is op zichzelf geen vermogensrecht. Maar door deze als bedrijfsnaam te gebruiken kan een achternaam een handelsnaam en dus een vermogensrecht worden. (par. 1.1)

• Artikel 3:6 BW kent twee alternatieve voorwaarden waar de handelsnaam aan voldoet: de handelsnaam is overdraagbaar (tezamen met de onderneming) en strekt ertoe de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen. (par. 1.2)

• Intellectuele eigendomsrechten zijn geen eigendomsrechten en dus geen ‘meest omvattende rechten’. Intellectuele eigendomsrechten geven namelijk slechts recht op een beperkt aantal rechten, zoals een onderscheidingsteken, ontwerp of uitvinding. (par. 1.2)

• Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van verwarringsgevaar zijn twee elementen van belang: de aard van de onderneming (kapsalon, fietsenmaker) en de plaats van vestiging. (par. 1.3)

• Als een onderneming, elders gevestigd, verhuist naar een gebied waar een andere, soortgelijke, onderneming onder een sterk gelijkende naam gevestigd is moet de nieuwkomer wijken. (par. 1.3)

• Een handelsnaamrecht bestaat zolang een handelsnaam wordt gevoerd en bij het publiek bekend is. (par. 1.4)

Wat is er geregeld in het merkenrecht? Ch.2

• Het merkenrecht is vastgelegd in het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (BVIE). De hoogste rechter in merkenzaken is het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU). (par. 2.2)

• De belangrijkste ratio van het merkenrecht is het voorkomen van verwarring bij het publiek. (par. 2.2)

• Op grond van art. 2.20 lid 1 sub a BVIE kan het gebruik van een teken worden verboden. Dit kan als het teken gelijk is aan het merk en is het economisch verkeer gebruikt wordt voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven. (par. 2.3.1)

• Het criterium uit art. 2.20 lid 1 sub b BVIE dient in samenhang met sub a te worden beoordeeld. Alle omstandigheden van het concrete geval moeten in aanmerking worden genomen. Hierbij wordt uitgegaan van de gemiddelde consument van de betreffende waren of diensten. (par. 2.3.2)

• Op grond van art. 2.20 lid 1 sub c BVIE kan ook bezwaar gemaakt worden op grond van niet-soortgelijke waren of diensten. Dit kan indien het gaat om een bekend merk. Er moet dan sprake zijn van afbreuk doen of ongerechtvaardigd voordeel trekken uit de bekendheid van het merk. (par. 2.3.3)

• Ook op grond van het gebruik van een merk op andere wijze kan bezwaar worden gemaakt. Dit kan bijvoorbeeld in geval van gebruik als handelsnaam, domeinnaam of schadelijke parodie (par. 2.3.4)

• Uitputting houdt in dat na rechtmatige verkoop van een beschermd product de merkhouder zich niet meer tegen tweedehands verkoop of doorverkoop kan beschermen. (par. 2.4)

• Om in het merkenregister te kunnen worden opgenomen dient te worden voldaan aan het criterium van het onderscheidend vermogen. Het publiek dient er een merk in te kunnen herkennen. (par. 2.5.1)

• Inburgering houdt in dat een aanvankelijk beschrijvend teken op den duur onderscheidend vermogen krijgt en dan toch als merk kan worden ingeschreven. (par. 2.5.2)

• Een verschil tussen het handelsnaamrecht en het merkenrecht is dat het bij het handelsnaamrecht gaat om het onderscheidingsteken (de naam) van de onderneming elf. Bij het merkenrecht gaat het o een teken ter onderscheiding van de producten of diensten. (par. 2.5.3)

Wat houdt het modellenrecht in? Ch.3

• Een belangrijk verschil is dat tussen het modelrecht en het modellenrecht. Het modellenrecht is het (objectieve) recht inzake de bescherming van modellen in het algemeen. Het modelrecht is het (subjectieve) recht op een tekening of model. (par. 3.1)

• Om beschermd te zijn moet een model een andere algemene indruk wekken dan oudere modellen. Kenmerken die uitsluitend door de technische functie worden bepaald zijn hiervan uitgesloten (par. 3.2)

• Van inbreuk op het modelrecht is sprake indien het model bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt. (par. 3.3.1)

• Daarnaast moet rekening worden gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij het ontwikkelen van een product. (par. 3.3.1)

• Een modelrechthebbende kan zich niet verzetten tegen handelingen die in de particuliere sfeer zijn verricht. Dit blijkt uit artikel 3.19 BVIE. (par. 3.3.2)

• Een modelrecht wordt verkregen door inschrijving bij het Bureau Benelux voor Intellectuele Eigendom (BBIE). Dit gebeurt door middel van een depot en registratie. (par. 3.4.1)

• Een model wordt als nieuw beschouwd indien vóór de depotdatum geen (praktisch) identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld. (par. 3.4.1)

• De inschrijving van een Benelux-depot duurt in beginsel vijf jaar. Dit kan maximaal met vier keer vijf jaar worden verlengd. In totaal kan het depot dus 25 jaar duren. (par. 3.4.2)

Wat houdt het auteursrecht in? Ch.4

• Een onderdeel van het auteursrecht is het exploitatierecht. Dit houdt in dat de auteur bepaalde exploitatie van zijn werk kan verbieden of tegen betaling van een vergoeding toe te staan (par. 4.1.1)

• Een ander onderdeel is het persoonlijkheidsrecht. Dit is het recht van de auteur op erkenning van makerschap door (juiste) naamsvermelding en het recht op bescherming tegen verminking van zijn werk. (par. 4.1.2)

• Auteursrecht is een uitsluitend recht. Dat houdt in dat het auteursrecht een absoluut en exclusief vermogensrecht is dat tegenover iedereen geldend kan worden gemaakt. (par. 4.2)

• Het auteursrecht komt (in eerste instantie) toe aan de maker of auteur van een werk. (par. 4.3.1)

• Aan een werk worden twee voorwaarden gesteld: er moet sprake zijn van een eigen, oorspronkelijk karakter en van een persoonlijk stempel. (par. 4.3.2)

• Openbaar maken houdt in iedere mededeling aan het publiek van het werk en op de verspreiding van exemplaren waarin het werk is vastgelegd. (par. 4.4.1)

• Verveelvoudigen heeft twee betekenissen. Ten eerste gaat het om reproduceren of kopiëren en ten tweede om het bewerken in gewijzigde vorm. (par. 4.4.2)

• In het auteursrecht bestaan ook enkele beperkingen. Zo wordt getracht te voorkomen dat de auteur elke negatieve recensie zou kunnen verbieden. (par. 4.5)

• Het auteursrecht ontstaat gratis en vanzelf op het moment van totstandkoming van het werk. Het gaat teniet na 70 jaar na de dood van de auteur en valt dan in het publieke domein. (par. 4.6)

Wat is er geregeld in het octrooirecht? Ch.5

• Het octrooirecht bestaat om uitvinders te beschermen en in staat te stellen geld te verdienen aan hun uitvinding. (par. 5.1)

• In Nederland is het octrooirecht geregeld in de Rijksoctrooiwet (ROW). De Hoge Raad is de hoogste rechter in octrooizaken. (par. 5.2)

• Alleen uitvindingen die nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en toegepast kunnen worden op het gebied van de nijverheid zijn octrooieerbaar. (par. 5.3)

• Een uitvinding is nieuw als zij geen deel uitmaakt van de stand van de techniek. (par. 5.3.1)

• Een uitvinding is inventief indien zij voor een deskundige niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek. (par. 5.3.2)

• Nijverheid is alles wat met techniek of productie te maken heeft. Iedere industriële of ambachtelijke toepassing valt er onder. (par. 5.3.3).

• Ook in het octrooirecht geldt de uitputtingsregel. Als het voortbrengsel eenmaal met toestemming van de uitvinder is verkocht mag het ook worden doorverkocht. (par. 5.4.1)

• Een octrooi wordt verleend door middel van een octrooischrift. In de conclusie hiervan staat wat er precies nieuw en inventief aan is. (par. 5.4.2)

• Een octrooi is alleen geldig als het in een octrooiregister is ingeschreven. (par. 5.5.1)

• Het octrooirecht duurt maximaal twintig jaar. Daarna valt het in het publieke domein. (par. 5.5.2)