Bulletpoint samenvatting Critical Thinking -12e druk

Wat is kritisch denken? - CH.1

  • We doen aan kritisch denken wanneer we onze gebruik maken van onze redeneringen om op conclusies te komen. Conclusies zijn overtuigingen: deze zijn propositioneel en kunnen waar of onwaar zijn.
  • Het gaat bij kritisch denken om drie dingen: (1) beweringen, (2) kwesties, en (3) argumenten. Beweringen kunnen objectief of subjectief zijn. Een argument bestaat uit een premisse (een bewering die wordt gebruikt als reden om te bewijzen dat een andere bewering waar is) en een conclusie.
  • ‘Cognitieve bias’ is een overtuiging die wordt beïnvloed door onbewuste kenmerken van de menselijke psychologie. Deze biases beïnvloeden de manier waarop informatie wordt verwerkt. Heuristieken zijn algemene regels die we onbewust gebruiken bij het schatten van waarschijnlijkheden.
  • Een claim is ‘waar’ wanneer deze vrij is van error. Wanneer je iets gelooft, je een sterk argument hebt waar je niet over twijfelt en geen reden hebt om te denken dat je niet gelijk hebt, dan kun je beweren dat je iets weet.

Twee manieren van redeneren - CH.2

  • Argumenten bestaan altijd uit twee delen: een premisse (of uit meerdere premissen) en een conclusie. Dezelfde claim kan als premisse dienen in het ene argument en als conclusie dienen in een ander argument.
  • Redeneren kan op twee manieren: deductief en inductief. Een deductief argument wordt gebruikt om een claim te bewijzen, terwijl een inductief argument wordt gebruikt om een claim te ondersteunen.
  • Een argument is valide wanneer het onmogelijk is dat tegelijkertijd de premissen waar zijn en de conclusie onwaar.
  • Ondersteuning is een kwestie van gradatie en niet van een alles-of-niets principe. Een argument dat meer bewijs geeft voor een conclusie is sterker dan een argument dat minder bewijs geeft voor een conclusie. Ondanks het feit dat sommige mensen sterk inductief bewijs als absolute term gebruiken, is het woord ‘sterk’ in deze context dus relatief.
  • Er zijn drie niveaus van overtuigingen: (1) ethos, (2) logos, en (3) pathos.
  • Als je het lastig vindt om (onderdelen van) argumenten te onderscheiden in een geschreven stuk, dan is het een idee om een diagram te maken.

Hoe schrijf je een goede tekst? - CH.3

  • Een term wordt vaag genoemd, wanneer het niet duidelijk is wat de grenzen van het begrip zijn. Van ambiguïteit is sprake wanneer een woord of zin meer dan één betekenis heeft en dus op verschillende manieren begrepen kan worden. Er worden drie soorten ambiguïteit onderscheiden: (1) semantische-, (2) groep gerelateerde-, en (3) syntactische ambiguïteit.
  • Definities hebben de volgende vier doelen: (1) door definities kunnen we weten wat woorden betekenen, (2) aan de hand van definities kunnen we in sommige contexten een speciale betekenis geven aan een woord, (3) we gebruiken definities om vaagheid, ambiguïteit en veralgemenisering te vermijden, en (4) definities kunnen worden gebruikt om mensen te overtuigen.
  • Er zijn drie soorten definities: (1) definities aan de hand van voorbeelden, (2) definities aan de hand van synoniemen, en (3) analytische definities.
  • Een essay bestaat uit de volgende vier componenten: (1) een verduidelijking van het onderwerp, (2) een uitleg van iemands eigen mening over dat onderwerp, (3) argumenten die de eigen mening ondersteunen, en (4) het ontkrachten van de argumenten van mensen die een andere mening over het onderwerp hebben.

Wanneer is iets geloofwaardig? - CH.4

  • Beweringen schieten tekort in geloofwaardigheid wanneer zij onze observaties tegenspreken of niet overeenkomen met onze ervaringen of onze achtergrondkennis of wanneer zij afkomstig zijn van niet-betrouwbare bronnen. Hierbij geldt dat ongeïnteresseerde partijen minder geloofwaardig zijn dan andere bronnen.
  • Wanneer we het hebben over geloofwaardigheid van een bron, dan kunnen we het hebben over twee dingen: (1) of de bron wel genoeg kennis heeft over het onderwerp waar hij of zij over praat en (2) of de bron betrouwbaar, objectief en accuraat is. Of iemand genoeg kennis heeft over een onderwerp, hangt af van iemands expertise en ervaring.
  • Een van de redenen waarom de kwaliteit van het nieuws is afgenomen is dat televisiezenders in Amerika tegenwoordig in handen zijn van een klein aantal coöperaties. Het is belangrijk om drie dingen in de gaten te houden aangaande de geloofwaardigheid van de media: (1) mensen in de media maken, net zoals wij, ook fouten; (2) de media kunnen druk ervaren van de overheid en zijn gevoelig voor manipulatie; en (3) de meeste media willen winst maken.
  • Reclamespotjes waarin geen redenen worden gegeven om een product te kopen bestaan uit drie categorieën: (1) spotjes die gevoelens in ons losmaken, (2) spotjes die laten zien dat mensen waar wij bewondering voor hebben het product gebruiken, en (3) spotjes die een product laten zien in een situatie waar we graag zelf in zouden willen verkeren.

Hoe werkt overtuigen? - CH.5

  • Retoriek gaat over het onderzoek naar overtuigend schrijven.
  • Retorische methoden zijn onder te verdelen in verschillende groepen methoden. De eerste groep bestaat gebruikelijk uit enkele woorden of korte frases die positief of negatief zijn; slanters genoemd. De tweede groep methoden zijn afhankelijk van ongewettigde assumpties. De derde groep bestaan uit methoden die te maken hebben met humor. Groep 4 bestaat uit methoden die gebruik maken van definities, verklaringen en analogieën.
  • Een eufemisme wordt gebruikt om iets als positief of neutraal uit te drukken in plaats van negatief. Een dysfemisme is het tegenovergestelde van een eufemisme en wordt dus gebruikt om een negatief gevoel bij iemand op te roepen.
  • Retorische analogieën komen voor wanneer twee dingen worden vergeleken, zodat één van die dingen er beter of slechter uit gaat zien. Retorische definities zijn emotiegericht en proberen een bepaalde houding uit te lokken.
  • ‘Demagogues’ gebruiken een extreme vorm van retorica om foutieve ideeën te verspreiden en om macht te krijgen over mensen. Vier retorische technieken die hierbij worden gebruik zijn otherizing, demonizing, het versterken van xenofobie en fear and hate mongering.

Hoe werkt relevantie?  - CH.6

  • Een denkfout is een redeneerfout; een argument dat niet de inhoud ervan ondersteunt. Bij een relevantie denkfout is de premisse niet relevant voor de issue in de vraag. Een dergelijke denkfout wordt ook wel een ‘rode haring’ genoemd.
  • De ‘argumentum ad hominem’ is de meest voorkomende denkfout. We beoordelen hierbij een bewering die iemand maakt aan de hand van de bron van de bewering en niet zozeer de bewering zelf.
  • De ‘strawman’ is een denkfout waarbij iemand de visie van de tegenpartij verkeerd interpreteert of overdrijft.
  • Bij een ‘vals dilemma’ doet iemand alsof er maar twee opties zijn, terwijl er in werkelijkheid meer dan twee opties bestaan.
  • Er zijn verschillende denkfouten waarbij het beïnvloeden van emoties van belang is. Hierbij proberen mensen bijvoorbeeld aan te spreken op boosheid, jaloezie of angst.
  • Bij een irrelevante conclusie wordt een foutieve conclusie getrokken. Dit is een denkfout die niet past bij de andere categorieën relevantie denkfouten.

Inductieve denkfouten - CH.7

  • Inductieve denkfouten zijn bedoeld om de waarschijnlijkheid van hun conclusies te ondersteunen, maar zijn in werkelijkheid te zwak om dit te kunnen doen.
  • Twee denkfouten komen vaak voor bij inductieve generalisaties: (1) te snel generaliseren (‘hasty generalizing’) en (2) foutief generaliseren (‘biased generalizing’). Generalizing from exceptional cases betekent dat er een bewering wordt gemaakt op basis van een zeldzame of gebiaste steekproef.
  • De denkfout ‘zwakke analogie’ (ook wel valse analogie genoemd) is een zwak argument dat is gebaseerd op onbelangrijke overeenkomsten tussen twee of meer dingen.
  • Daarnaast bestaan er denkfouten gerelateerd aan oorzaak-gevolg: post hoc, ergo propter hoc, en cum hoc, ergo propter hoc.
  • Post Hoc, Ergo Propter Hoc: hierbij gaat iemand er foutief van uit dat wanneer een gebeurtenis na een andere gebeurtenis plaatsvindt deze gebeurtenis door de andere wordt veroorzaakt.
  • Cum Hoc, Ergo Propter Hoc: hierbij neemt iemand aan dat het feit dat twee gebeurtenissen op hetzelfde moment plaatsvinden één van deze gebeurtenissen de andere gebeurtenis heeft veroorzaakt.

Formele denkfouten - CH.8

  • Drie formele denkfouten zijn ‘bevestiging van de consequent’, ‘ontkenning van de antecedent’ en ‘de onverdeelde middelste’.
  • Ambigue beweringen kunnen een denkfout produceren. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de denkfout equivocation en ambipholy.
  • De denkfout compositie komt voor wanneer een kenmerk van delen van iets op een foutieve manier worden toegewezen aan het geheel. Het tegenovergestelde hiervan is de denkfout verdeling: aannemen dat iets wat waar is voor het geheel ook waar is voor delen van het geheel.
  • Wanneer tegenspraken worden verward met contraries is degene die deze denkfout maakt niet in staat om op te merken dat twee conflicterende beweringen zowel contraries als tegenspraken kunnen zijn.
  • Een veel voorkomende denkfout is de gokker denkfout. Hierbij is iemand ervan overtuigd dat de eerdere prestatie van onafhankelijke gebeurtenissen een effect zullen hebben op een volgende onafhankelijke gebeurtenis.

Deductieve argumenten I - CH.9

  • Er bestaan vier soorten claims: A- (‘alle…zijn…’),, I- (‘sommige…zijn…’), E- (‘geen…zijn…’), en O- (‘sommige…zijn niet…’) claims. Deze claims kunnen worden beschreven door middel van Venndiagrammen. De A- en I- claims worden bevestigende claims genoemd. De E- en O-claims worden negatieve claims genoemd.
  • Claims die in het dagelijks leven worden gebruikt, kunnen worden omgevormd tot A- E- I- en O-claims aan de hand van specifieke vuistregels.
  • Het vierkant van oppositie laat de relaties zien tussen verschillende soorten claims. Met behulp van het vierkant van oppositie kunnen we de waarheidswaarden van de claims vaak aflezen
  • Conversie, obversie en contrapositie zijn categorische technieken die gebruikt kunnen worden om claims om te vormen.
  • Categorische syllogismen zijn gestandaardiseerde deductieve argumenten. We kunnen hun validiteit toetsen aan de hand van Venndiagrammen of op basis van drie regels. De drie regels zijn gebaseerd op affirmatieve en negatieve claims en op distributie.

Deductieve argumenten II - CH.10

  • Er bestaan vier soorten waarheidstabellen: conjunctie, negation, conditional en disjunctie.
  • Een tabel geeft ons een ‘truth-functional analysis’ van de oorspronkelijke claim. Het geeft de waarheidswaarden van een algemene claim weer, gebaseerd op de waarheidswaarden van kleinere delen van de claim.
  • Het belangrijkste doel hierbij is om een claim te produceren die gelijk is aan de originele claim, maar waarbij de waarheids-functionele structuur (‘truth-functional structure’) weergeven wordt.
  • We kunnen bepalen of een argument valide is aan de hand van een waarheidstabel. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door middel van deductie.
  • Deductie is een handig middel om vooral te bewijzen dat een argument valide is in plaats van dat een argument niet valide is.

Inductief redeneren - CH.11

  • Een argument gebaseerd op analogie is een argument dat iets een bepaalde eigenschap heeft, omdat een gelijk ding dezelfde eigenschap heeft. Deze bestaat twee analogen: een premisse-analoog en een conclusie-analoog. Wanneer wordt bewezen dat een argument gebaseerd op analogie niet klopt, is sprake van ‘het aanvallen van analogie’.
  • Je generaliseert van een steekproef wanneer je een bepaalde eigenschap toeschrijft aan leden van een bepaalde populatie, omdat dit bij een kleine groep is bewezen. De meest belangrijke principes voor het evalueren van dergelijke argumenten zijn: (1) des te a-typischer de steekproef is, des te zwakker is de generalisatie, (2) des te minder afwisselend de steekproef is, des te zwakker is de generalisatie, en (3) generalisaties die gebaseerd zijn op steekproeven die te klein zijn om de gehele populatie te spiegelen zijn zwak.
  • Een causale statement beschrijft de oorzaak van een bepaalde gebeurtenis. Het is belangrijk dat men niet onterecht een bepaald causaal patroon beschrijft. Hierbij gelden drie principes: het ‘paired unusual events principle’, het ‘common variable principle’ en het covariaat principe.
  • Er bestaan drie typen methoden die kunnen worden uitgevoerd om een causale statement te bevestigen: (1) een gerandomiseerd experiment, (2) prospectieve observationele studie, en (3) retrospectieve observationele studie.

Moreel, wettelijk en esthetisch redeneren - CH.12

  • Een waardeoordeel is een term voor een bewering waarin een oordeel naar voren komt. Bij moreel redeneren wordt er geprobeerd om morele waardeoordelen vast te stellen.
  • Twee principes van moraal redeneren zijn het consistentieprincipe en morele principes.
  • Consequentialisme heeft als uitgangspunt dat de gevolgen van een beslissing of handeling de morele waarde bepalen. Voorbeelden zijn het utilitarisme, egoïsme en altruïsme.
  • Bij de plichttheorie wordt er waarde gehecht aan de morele plichten. We zouden dingen wel of niet moeten doen niet om iets te bereiken, maar simpelweg omdat het goed of fout is. Moreel relativisme neemt als uitgangspunt dat wat goed en fout is afhankelijk is en bepaald wordt door iemand zijn groep of cultuur.
  • Deugdethiek richt zich niet op wat gedaan moet worden, maar op hoe iemand moet zijn.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Emy
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1351