Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering
Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.
Hoorcollege 1
Functies van het bestuursprocesrecht
De eerste functie van het bestuursprocesrecht is handhaving van het objectieve recht, immers zonder bestuursprocesrecht kan men zijn of haar rechten niet in rechte ten gelde maken. Ten tweede biedt het bestuursprocesrecht rechtsbescherming. Ten derde dient er allereerst te worden bezien wat het conflict is, welke rechtsvraag dient te worden beantwoord? Vervolgens dient er te worden bezien of er geschilbeslechting kan plaatsvinden ten aanzien van het conflict, waarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen om er tezamen uit te komen. Er wordt aldus een onderscheid gemaakt tussen het ‘juridische geschil’ en het ‘werkelijke geschil’.
Taak van het bestuur en de rechter
Het bestuursorgaan bestuurt en de bestuursrechter verleent rechtsbescherming, het toetst besluiten, hetgeen hij zo finaal en tijdig mogelijk dient te geschieden.
Besturen doet het bestuursorgaan op verscheidene manieren. Het kan ten eerste door feitelijk handelen waarbij kan worden gedacht aan werkbezoeken, lezingen, leiding geven aan het ambtenarenapparaat, vervanging van riolering etc. Voor feitelijk handelen kan men niet naar de bestuursrechter stappen, maar dient ment naar de burgerlijke rechter te gaan. Ten tweede kan het middels privaatrechtelijk handelen, waarbij kan worden gedacht aan contracteren ten aanzien van eigenaarsbevoegdheden. Ook voor privaatrechtelijk handelen kan men niet terecht bij de bestuursrechter. Ten derde wordt er bestuurd middels besluiten, doch niet alle besluiten zijn vatbaar voor beroep bij de bestuursrechter, zie hiervoor de artikelen 8:3 tot en met 8:5 Awb. Hierbij kan worden gedacht aan wetgeving, beleidsregels en algemeen verbindende voorschriften.
Structuur van het proces: bezwaarmodel 1 bip-bezwaar-bob
Bip staat voor besluit in primo (het eerste besluit) en bob voor beslissing op bezwaar. Allereerst kan er sprake zijn van een (1)aanvraag, hetgeen niet altijd het geval hoeft te zijn. Dan wordt er een (2) primair besluit genomen (bip/besluit in primo). Indien men het niet met het bip eens is, kan men (3) bezwaar aantekenen, waarna een (4) beslissing op bezwaar (bob) wordt genomen. Indien men het niet eens is met de bob kan er (5) beroep worden aangetekend, waarna een (6) uitspraak van de bestuursrechter volgt. Indien men het er wederom niet mee eens is kan er (7) hoger beroep worden ingesteld, waarna de (8) uitspraak op hoger beroep volgt.
Structuur van het proces: model afdeling 3.4 Awb – uniforme openbare voorbereidingsprocedure
Allereerst kan er sprake zijn van een (1) aanvraag, hetgeen niet altijd het geval hoeft te zijn. Vervolgens komt er een (2) ontwerp-besluit, maar mensen die het er niet mee eens zijn kunnen daartegen ageren middels een (3) zienswijze. Een ontwerp-besluit heeft nog geen rechtskracht. Vervolgens wordt een (4) besluit genomen, waarna er (5) beroep kan worden aangetekend bij de bestuursrechter. Dan volgt een (6) uitspraak van de bestuursrechter. Soms kan nog (7) hoger beroep worden ingesteld waarna tot slot (8) de uitspraak op hoger beroep volgt.
Taak bestuursrechter
De bestuursrechter verleent rechtsbescherming binnen het besluitmodel. Hij toets de Awb-besluiten op rechtmatigheid. Kenmerken van het vernietigingsberoep is de toetsing op rechtmatigheid, hij mag de doelmatigheid niet toetsen. Daarbij dient de bestuursrechter te blijven binnen de omvang/grenzen van het geding. Hierbij kan worden gedacht aan het aantal beroepsgronden dat wordt aangevoerd, de bestuursrechter mag dan niet buiten de aangevoerde gronden treden. Ten derde beoordeelt de bestuursrechter ex tunc, hij beoordeelt het besluit naar het moment waarop het is genomen en het recht zoals het toen gold. Het is aldus niet flexibel. Ten vierde geldt het verbod van reformatio in peius, hetgeen inhoudt dat de rechtspositie van de burger niet mag verslechteren dan wanneer hij geen beroep had ingesteld. Ten vijfde heeft een uitspraak van de bestuursrechter werking erga omnis en tot slot wordt er een subjectivering gemaakt. Het gaat steeds minder om de handhaving van het objectieve recht, maar om de omstandigheden van het geval en om subjectieve rechten te verwezenlijken.
De bestuursrechter beslist zoveel mogelijk finaal art. 8:41a Awb, hetgeen inhoudt niet vernietigen en terugzenden naar het bestuursorgaan, maar partijen zoveel mogelijk een materieel oordeel geven.
Welke bestuursrechter?
Nederland telt 10 rechtbanken, 1 Raad van State (ABRvS) hetgeen de hoogste bestuursrechter in Nederland is, 1 Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, gerechtshoven en de Hoge Raad. De meeste rechtbanken hebben een sector bestuursrecht, die zaken behandelen m.b.t. ambtenarenrecht, bouwzaken, milieuzaken, bob-zaken, sociale zekerheid, bijstand, vreemdelingenrecht etc. Sommige takken zijn opgedragen aan slechts 1 rechtbank. In vreemdelingenzaken is in principe alleen de rechtbank Den-Haag bevoegd, maar worden ook behandeld in nevenzittingszaken. Dit wordt ook wel geconcentreerde rechtsmacht genoemd.
De relatieve bevoegdheid van de rechtbanken is vastgesteld in art. 8:7 Awb. Lid 1 betreft de zetelaanknoping: als het gaat om een decentraal bestuursorgaan, dus een gemeente of een provincie, dan is bepalend voor bij welke rechtbank je moet zijn, de zetel van het bestuursorgaan. Indien beroep is ingesteld tegen een besluit van een ander bestuursorgaan, is bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats in Nederland heeft. Indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, is bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft. Het betreft hier aldus de centrale bestuursorganen, denk bijvoorbeeld aan een minister.
Welke bestuursrechter: schematisch
Hoofdregel: art. 8:1 Awb, een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Uitzondering art. 8:6 lid 1 Awb, het beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, tenzij
een andere bestuursrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak
Hoofdstuk 2. Beroep in eerste aanleg bij een bijzondere bestuursrechter
Art. 2 ABRcS
Art. 3 CRvB
Art. 4 CBB
Art. 5 Hof
Hoofdstuk 3. Beroep in eerste aanleg bij een andere rechtbank en speciale competenties in afwijking van art. 8:7 Awb
Art. 6 Den Haag
Art. 7 Rotterdam
Art. 8 Varia
Hoofdstuk 4. Hoger beroep
Art. 9 CRvB
Art. 10 CRvB zonder schorsende werking
Art. 11 CBB
Art. 12 Hof
Let wel: niet genoemd? Dan hoger beroep bij de ABRvS.
dan wel ingevolge een ander wettelijke voorschrift.
Kijk dus altijd in de bijzondere wet!
Toegang tot de bestuursrechter
Op grond van art. 8:1 Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. De toegang tot de bestuursrechter wordt aldus bepaald door het besluitbegrip. Er zijn echter gelijkstellingen:
art. 6:2 Awb de schriftelijke weigering een besluit te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit.
Art. 1:3 lid 2 Awb, de afwijzing van een aanvraag van een beschikking.
Art. 8:2 Awb
Uitgezonderde besluiten zijn opgenomen in art. 8:3 tot en met 8:5 en 6:3 Awb. Ook uitgezonderd zijn opsporing, vervolging en executie, dit is namelijk voorbehouden aan het OM, zie ook art. 1:6 Awb.
Zoals gezegd kunnen alleen belanghebbenden besluit instellen bij de bestuursrechter art. 1:2 jo 8:1 Awb. Alvorens beroep kan worden ingesteld is er sprake van een verplichte voorfase, hetgeen kan bestaan uit het naar voren brengen van een zienswijze, bezwaar of administratief beroep. Art. 6:13 Awb waarborgt dat men daadwerkelijk de voorfase heeft doorlopen, het bepaald immers dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in art. 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld. Overige eisen ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep zijn, het betalen van griffierecht, vormvereisten waarbij kan worden gedacht aan beroepsgronden en tot slot tijdigheid van het beroep, termijnen zijn van groot belang!
Algemene bepalingen over bezwaar en beroep
Hoofdstuk 6 betreft de algemene bepalingen betreffende bezwaar en beroep. Hoofdstuk 7 betreft bijzondere bepalingen betreffende bezwaar en administratief beroep. Hoofdstuk 8 betreft beroep en hoger beroep.
Art. 6:4 Awb bepaalt dat het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Het instellen van administratief beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij het beroepsorgaan en het instellen van beroep bij een bestuursrechter geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij die rechter. In art. 6:5 Awb zijn de formele vereisten aan een bezwaar- of beroepschrift vastgesteld. Het bewaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste (1) de naam en het adres van de indienen, (2) de dagtekening, (3) een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht en tot slot (4) de gronden van het bezwaar of beroep. Op grond van art. 6:6 Awb kan een bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien:
Niet is voldaan aan art. 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling neme van het bezwaar of beroep, of
het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van art. 2:15 mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Termijnen voor het bestuur
Bezwaarmodel: besluit op aanvraag
art. 4:13 een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn;
bij het ontbreken van een dergelijke termijn binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. Deze redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven noch een mededeling als bedoeld in art. 4:14 lid 3 Awb heeft gedaan.
Bezwaarmodel: besluit op bezwaar
art. 7:10 Awb, het bestuursorgaan beslist binnen zes weken; of
Indien een commissie als bedoeld in art. 7:13 Awb is ingesteld binnen 12 weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
Model Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure afd. 3.4
Art. 3:18 Awb, indien het een besluit op aanvraag betreft neemt het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk het besluit, doch uiterlijk na zes maanden na ontvangst van de aanvraag.
Indien de aanvraag zeer ingewikkeld is of een omstreden onderwerp betreft kan het bestuursorgaan de termijn van 8 weken met een redelijke termijn verlengen.
Hoorcollege 2
Systeem voorprocedure
In beginsel is er geen sprake van rechtstreekse toegang tot de bestuursrechter, er is aldus sprake van een verplichte voorprocedure art. 7:1 jo 8:1 Awb. Indien de toepasselijke voorprocedure niet is gevolgd, kan er geen beroep worden ingesteld zo volgt uit art. 6:13 Awb.
Welke voorprocedure?
Er is geen sprake van stapeling van voorprocedures, er is één toepasselijke voorprocedure. De bezwaarschriftprocedure is de standaardprocedure. Bezwaar maken is een voorziening vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit genomen heeft art. 1:5 lid 1 Awb. Als B&W een vergunning hebben verleent, dan dient er bezwaar te worden aangetekend bij B&W.
De bezwaarschriftprocedure dient altijd te worden gevolgd, tenzij:
- de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is gevolgd;
- administratief beroep openstaat;
- rechtstreeks beroep is toegestaan;
- bezwaar is uitgesloten (in de wet).
Administratief beroep
Administratief beroep is een voorziening bij een ander bestuursorgaan dan het orgaan dat het besluit heeft genomen art. 1:5 lid 2 jo 6:4 lid 2 Awb. Administratief beroep is in principe een overblijfsel van het Conseil d’etat dat Struycken aanhing. Het administratief beroep komt heden ten dage minder vaak voor. Een bijzondere wet dient te regelen dat administratief beroep open staat, een voorbeeld hiervan is art. 7:61 WHW. In geval er derdebelanghebbenden zijn, zijn zij aangewezen op de bezwaarschriftprocedure. Zij dienen echter te wachten met bezwaar aantekenen totdat het administratief beroep is afgedaan dan wel totdat de termijn voor het instellen van administratief beroep ongebruikt is verstreken.
Administratief beroep gaat vooraf aan beroep bij de rechtbank art. 8:5 lid 2 jo 7:1 lid 1 sub a Awb. De procedure voor administratief beroep is geregeld in afdeling 7.3 Awb. Wat van belang is in deze procedure is het horen; de persoon die administratief beroep heeft ingesteld dient te worden gehoord maar ook degene die het besluit heeft genomen dient te worden gehoord. De beroepsinstantie beoordeelt ex nunc, als de wet is veranderd of de feiten zijn veranderd wordt aldus naar die stand van zaken geoordeeld. Overigens geldt dit natuurlijk niet voor examens o.i.d. dan wordt gekeken naar het moment waarop examen is gedaan (ex tunc).
In geval van gegrond beroep wordt het besluit vernietigd en neemt de beroepsinstantie zelf een nieuw besluit zo volgt uit art. 7:25 Awb.
Rechtstreeks beroep
Rechtstreekse beroep kan ten eerste op verzoek van de bezwaarmaker. De indiener kan in het bezwaarschrift het verzoek doen tot overslaan van de bezwaarprocedure art. 7:1a Awb. Dit is meestal het geval als het geschil gaat om een juridische kwestie, bijvoorbeeld de uitlegging van een wettelijk voorschrift of de al dan niet toepasselijkheid van een wettelijk voorschrift. Een bezwaarprocedure zal in een dergelijk geval wellicht niet veel opleveren. Toestemming van het bestuursorgaan is vereist, waarbij er géén toestemming wordt verleend indien er andere bezwaarmakers zijn die geen verzoek tot rechtstreeks beroep hebben gedaan. Indien dat niet het geval is dient er toestemming te worden gegeven indien de zaak geschikt is voor rechtstreeks beroep. Er is hier sprake van een discretionaire bevoegdheid. Als het bestuursorgaan toestemming geeft wordt het bezwaarschrift doorgezonden naar de rechtbank en wordt het behandeld als beroepschrift.
Ten tweede kan er rechtstreeks beroep worden ingesteld in geval van niet tijdig beslissen dan wel niet tijdige bekendmaking, hetgeen volgt uit art. 8:55b e.v. jis 6:2 sub b, 6:12, 4:20b en 7:1 lid 1 sub f Awb. In art. 6:2 Awb wordt het niet tijdig beslissen namelijk gelijkgesteld aan een besluit, hetgeen ervoor zorgt dat er beroep kan worden ingesteld bij de rechter. Het bestuursorgaan dient wel eerst in gebreke te worden gesteld, waarbij er een wachttijd van twee weken geldt. Na twee weken kan er direct beroep worden ingesteld bij de rechter. Naast het rechtstreeks beroep instellen, kan er ook nog een dwangsom worden ingesteld hetgeen kan oplopen tot 100 euro per dag.
Ten derde bestaat er de regeling rechtstreeks beroep art. 7:1 lid 1 sub g Awb jo bijlage 1. Indien een besluit onder de regeling rechtstreeks beroep valt, staat er geen bezwaar open, maar dient er direct beroep te worden ingesteld bij de bevoegde bestuursrechter. De ratio is dat het in bepaalde gevallen noodzakelijk is om snel duidelijkheid te hebben. Een voorbeeld is de onteigening van de SNS-bank op grond van de interventiewet, het is hier belangrijk dat er snel duidelijkheid komt of het onteigeningsbesluit rechtmatig is. In casu diende belanghebbenden binnen 10 dagen beroep instellen te bij de rechtbank. Er waren 700 belanghebbenden die allen zijn gehoord en binnen anderhalve week heeft de Afdeling uitspraak gedaan.
Bezwaarschriftprocedure – functies
De primaire functie is rechtsbescherming. De rechtsbescherming houdt in dat de burger een nieuwe kans krijgt, hij kan opnieuw zijn positie voor het voetlicht brengen. Ook kan hij aspecten die hij bij de primaire besluitvorming vergeten is o.i.d. aanvoeren in de bezwaarschriftprocedure, het is dus een werkelijke herkansing. Er is ook een interventiemogelijkheid voor derdebelanghebbenden.
De tweede functie is de leerfunctie, hetgeen inhoudt dat er sprake is van verlengde besluitvorming. Ook het bestuur krijgt een herkansing om het besluit te overwegen. Hier zit ook een moment van kwaliteitsbewaking in, het bestuur neemt natuurlijk niet altijd alle besluiten, immers veel besluiten worden in mandaat genomen. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat er veel bezwaar wordt aangetekend tegen een specifieke ambtenaar of het is een aanknooppunt om het beleid aan te passen wanneer er op grond van een specifiek punt veel bezwaar wordt gemaakt. Beslissingen op bezwaar dienen dan ook door een andere ambtenaar dan wel een hoge ambtenaar dan wel door het bestuursorgaan zelf worden genomen. In ieder geval mag de ambtenaar die het primaire besluit heeft genomen niet tevens het besluit op bezwaar nemen zo volgt uit art. 10:3 lid 3 Awb.
Ten derde is er sprake van een zeefwerking, ook wel filterfunctie genoemd. Als een bestuursorgaan in gesprek gaat met de bezwaarmaker kan hij zichzelf o.a. verantwoorden en uitleg geven waarom er op de desbetreffende manier is gehandeld. Hierdoor is het beroep op de bestuursrechter sterk afgenomen.
Ten vierde kan het verduidelijking opleveren voor het bestuursorgaan. Het kan de feiten verhelderen en het bevordert de dossiervorming, er is in principe sprake van voorbewerking voor het beroep bij de rechter. Op een dergelijke manier wordt immers alles extra grondig onderzocht.
Bezwaarschriftprocedure – start
Er geldt een bezwaartermijn van 6 weken zo volgt uit art. 6:7 Awb. Het bezwaarschrift is in principe vormvrij doch het dient wel schriftelijk te geschieden. Op grond van art. 6:5 Awb dient het bezwaarschrift de gegevens van de bezwaarmaker te bevatten en zo mogelijk een kopie van het besluit. Ook dienen de gronden van het bezwaar in het bezwaarschrift te worden opgenomen art. 6:5 lid 1 sub d Awb. Het is van belang om niet louter juridische overwegingen aan te voeren – bijvoorbeeld het is i.s.m. art. (…) -, maar feitelijke gronden – bijvoorbeeld ik ben het niet eens met het besluit want ik ervaar overlast etc. -.
Dit laatste is wellicht niet voldoende, maar verzuim kan worden herstelt op grond van art. 6:6 Awb. Het is aldus mogelijk om (eerst) pro forma bezwaar aan te tekenen. Echter, in sommige wetten is het pro forma bezwaar uitgesloten.
Bezwaarschriftprocedure – verloop
Het verloop van de bezwaarschriftprocedure is opgenomen in afdeling 7.2. Er is sprake van een hoorplicht van de belanghebbenden art. 7:2 Awb. Deze hoorplicht dient een ander doel dan de hoorplicht die uit art. 4:7 en 4:8 voortvloeit, die houden namelijk verband met het zorgvuldigheidsbeginsel. Dus, heeft het bestuursorgaan alle feiten wel goed op een rijtje? Het doel de hoorplicht van art. 7:2 Awb heeft meer betrekking op de communicatie, het bespreken van de kern en heroverwegeging. De ‘antwoordkaartmethode’ is toegestaan zo volgt uit art. 7:3 sub d Awb. Als de betrokkende niet reageert op de mogelijkheid tot horen, dan is het bestuursorgaan ontslagen van de hoorplicht.
Er bestaan wel uitzonderingen op de hoorplicht art. 7:3 Awb:
- het bezwaar is kennelijk niet ontvankelijk;
- het bezwaar is kennelijk ongegrond;
- de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord;
- de belanghebbende heeft niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord;
- aan het bestuursorgaan wordt volledig tegemoet gekomen en andere belanghebbenden worden daardoor niet in hun belangen geschaad.
Als regel geldt dat er niet wordt gehoord indien de rechter een nieuwe beslissing op bezwaar neemt na vernietiging. Wel dient er opnieuw te worden gehoord in geval van nova zo volgt uit art. 7:9 Awb.
Het horen geschiedt primair door het bestuursorgaan zelf. In de praktijk is dit echter niet altijd even handig en daarom worden veelal ambtenaren gemachtigd om te horen. De ambtenaren die worden gemachtigd om te horen mogen niet betrokken zijn bij het primaire besluit art. 7:5 lid 1 Awb. Ook kan er een externe adviescommissie worden benoemd art. 7:13 lid 3 Awb. Het horen geschiedt dan door de commissie. De commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
Belanghebbenden worden in elkaars aanwezigheid gehoord art. 7:6 Awb. Ambtshalve of op verzoek kunnen belanghebbenden afzonderlijk worden gehoord, indien aannemelijk is dat gezamenlijk horen een zorgvuldige behandeling zal belemmeren of dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Wel dienen belanghebbenden dan op de hoogte worden gebracht van hetgeen is gezegd tijdens het horen, hetgeen geschiedt middels het verslag dat dient te worden opgesteld op grond van art. 7:7 Awb.
Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb is ingesteld binnen 12 weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken art. 7:10 lid 1 Awb.
Bezwaarschriftprocedure – beslissen
Er is sprake van een volledige heroverweging. Er is geen sprake van een toetsing, maar van het nemen van besluiten. Dit geschiedt naar aanleiding van (op)nieuw onderzoek en beoordeling van de relevante feiten. Er is sprake van een volledige toetsing, dus zowel een rechtmatigheidstoetsing als een doelmatigheidstoetsing (opportuniteit/beleid). De heroverweging betreft het gehele besluit, niet louter de aangevochten delen. Dit hangt samen met de functie dat er sprake is van herkansing van een bestuur. Ook is er sprake van een beoordeling ex nunc. Zo nodig kan het besluit worden herroepen, dus intrekken.
Beoordeling ex nunc
Het bestuur beslist op grond van de actualiteit dan wel de werkelijkheid. Het beoordelingsmoment is dus de actuele situatie, waarbij wijzigingen in de periode tussen bip en bob in acht dienen te worden genomen, maar ook nieuw beleid en nieuwe feiten. Er zijn ook uitzonderingen op de ex nunc-regel, waarbij kan worden gedacht aan de belastingaangifte of de bestuurlijke bevoegdheid. Ook de aard van de bevoegdheid kan zich tegen beoordeling ex nunc verzetten, waarbij kan worden gedacht aan besluiten ten aanzien van demonstraties.
‘Op grondslag van het bezwaar’
Er zijn twee aspecten aan de bezwaarschriftprocedure. Het eerste aspect betreft de volledige heroverweging. Het bezwaar is het startpunt/de aanleiding voor de heroverwegingsprocedure, maar er mag ook meer worden meegewogen dan louter de aangevochten punten, immers ook niet aangevochten punten mogen in de heroverweging worden betrokken, zie usp SenterNovem. Wel is er een begrenzing in de heroverweging ten aanzien van het besluit in primo, het moet feitelijk en juridisch om dezelfde situatie gaan. Er dient dus rekening te worden gehouden met de feiten en de aard van de voorschriften en er mag aldus geen geheel nieuw besluit in primo te worden genomen, maar natuurlijk een beslissing op bezwaar.
Het tweede aspect is de rechtsbescherming, waarbij het verbod van reformatio is peius van belang is, hetgeen inhoudt dat er geen sprake mag zijn van verslechtering van de rechtspositie door het instellen van het rechtsmiddel. Het verbod van reformatio in peius geldt niet ten aanzien van bezwaar van derden met een tegengesteld belang. Het geldt ook niet als verslechtering los van het bezwaar ook mogelijk is, een voorbeeld hiervan is de zaak usp SenterNovem.
Wie beslist?
Allereerst wordt een besluit genomen door het bestuursorgaan zelf. Het is echter ook mogelijk dat de ambtenaar in mandaat een beslissing op het bezwaar neemt. Wel dient de functiescheiding van art. 10:3 lid 3 Awb in acht te worden genomen. Mandatering is ook niet mogelijk als de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Als het besluit in primo bijvoorbeeld door een hiërarchisch hogere ambtenaar dan wel door het bestuursorgaan zelf is genomen, is mandatering niet mogelijk. Dit geeft immers aan dat het een zwaarwegende beslissing was, derhalve kan het in bezwaar niet door een lagere ambtenaar worden beoordeeld en beslist. Een externe adviescommissie adviseert, maar beslist niet!
Na de heroverweging
Allereerst dient er te worden gekeken of er een aanleiding bestaat tot herroeping van het besluit in primo art. 7:11 lid 2 Awb. Er is geen vaste relatie tussen het terechte bezwaar en herroeping van het besluit in primo. Het bezwaar kan gegrond zijn, maar dit heeft niet per definitie tot gevolg dat het besluit wordt herroepen. Herroeping van het besluit in primo kan aldus los van de bezwaargronden, dit was bijvoorbeeld het geval in de zaak usp SenterNovum.
Als er is herroepen is er niet altijd een vervangend besluit vereist. Als er sprake is van een aanvraag, dan dient er opnieuw te worden beslist. In geval van een ambtshalve besluit is een nieuw besluit niet vereist.
Soms kan er sprake zijn van een besluit in primo in de gedaante van een beslissing op bezwaar. Als dit het geval is, kan daartegen opnieuw bezwaar worden aangetekend.
Proceskosten
Op grond van art. 7:15 lid 2 kunnen de redelijke kosten in verband met de behandeling van het bezwaar zijn gemaakt, hetgeen dient te geschieden op verzoek van de belanghebbende. De vergoeding wordt alleen toegekend ingeval van herroeping van het besluit in primo wegens aan het bestuur te wijten onrechtmatigheid.
Hoorcollege 3
Beroep bij de bestuursrechter: de spelers in het spel
Ten eerste is er sprake van een indiener van het beroepsschrift. Bij de rechtbank heet die persoon eiser dan wel eiseres. In de meeste zaken is er maar één indiener, maar er zijn ook zaken denkbaar waarbij er sprake is van twee of meer indieners van een beroepschrift. Dit is veelal het geval in het omgevingsrecht.
Ten tweede is het bestuursorgaan in het spel, het vormt de tegenpartij. Het bestuursorgaan heeft een besluit genomen, hetgeen geen vrije keus is maar uit de wet voortvloeit. Wanneer iemand beroept instelt dan dient dat tegen het besluit te geschieden, hetgeen betekent dat het bestuursorgaan niet hoeft te stellen zoals het geval is in een ‘gewone’ civiele procedure. Het bestuursorgaan neemt aldus van rechtswege deel aan de procedure.
Ten derde kan er sprake zijn van (andere) (derde)belanghebbenden. Stel je hebt een kamer gehuurd in de binnenstad en het blijkt naast een disco te zijn die zich niet houdt aan de sluitingstijden en de geluidsvoorschriften, dan kan je een handhavingsverzoek indienen bij B&W. B&W stelt echter dat het in het centrum is, dat het barst van de horeca en dat men er op kan rekenen dat er enige geluidsoverlast is. Je gaat in bezwaar, maar dat levert niets op. Vervolgens kan je nog in beroep; in een dergelijk geval is de student degene die het beroepschrift indient en de derdebelanghebbende is de houder van de vergunning, dus de discotheekhouder dan wel exploitant. Deze laatste kan worden uitgenodigd om deel te nemen aan de procedure, zo volgt uit art. 6:13 Awb. Als men wordt toegelaten tot de procedure wordt men volwaardig partij en kan met participeren aan de procedure. Derdebelanghebbenden krijgen éénmalig de kans om hun zienswijze in te brengen art. 8:43 lid 2 Awb.
Zowel bestuursorganen als (derde)belanghebbenden kunnen worden vertegenwoordigd door een advocaat.
Procedures bij de rechtbank worden doorgaans behandeld door een enkelvoudige kamer. Als het om een complexe zaak gaat, kan het worden verwezen naar een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters. In hoger beroep worden zaken meervoudig behandeld, doch met de optie om de zaak door een enkelvoudige kamer te laten behandelen. Vanaf 1 januari 2013 is er een derde optie bijgekomen, te weten de ‘Grote kamer’ bestaande uit vijf rechters. Deze kamer is bedoeld om rechtseenheid te bewerkstelligen, hetgeen ziet op interne rechtseenheid, maar tevens op rechtseenheid tussen de verschillende colleges. In een dergelijke kamer zal er ook een conclusie worden geschreven door een Advocaat Generaal.
Getuigen kunnen worden gehoord gedurende het vooronderzoek, maar ook tijdens de zitting. Ook kunnen er tolken en vertalers aanwezig zijn gedurende de zitting.
De stappen in de procedure bij de bestuursrechter
De procedure begint met het indienen van het beroepschrift. Vervolgens wordt er een check gedaan op enkele aspecten van openbare orde (ook wel de poortwachterfunctie genoemd). Het belangrijkste aspect is de vraag naar de bevoegdheid van de rechter, denk hier bijvoorbeeld aan de relatieve bevoegdheid. Maar ook de vraag naar de absolute bevoegdheid is van groot belang. Verder wordt de ontvankelijkheid van het beroep gecontroleerd, hetgeen heel breed is. Is het tijdig ingediend, is het griffierecht betaalt, is er sprake van een procesbelang, zijn de gronden voor beroep naar voren gebracht etc. Na deze check vindt er een inhoudelijke instructie plaats; om welke rechtsvragen gaat het, beschikken we over dezelfde stukken en eventueel een feitenonderzoek. Daarna kan de zaak het vooronderzoek in worden gestuurd.
Als het vooronderzoek klaar is, wordt het gesloten hetgeen een officieel moment is. Vervolgens is er sprake van het onderzoek ter zitting, hetgeen wordt gesloten en tot slot is er sprake van een uitspraak. Daarna kan er nog hoger beroep worden aangetekend, waarbij voornoemde stappen worden herhaald.
Soorten procedures
Er bestaan verschillende soorten procedures bij de bestuursrechter. Ten eerste bestaat er een gewone procedure, hetgeen de hoofdregel is. De gewone procedure bestaat uit het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting. Hier bestaan echter een aantal uitzonderingen op, te weten de vereenvoudigde behandeling, beroep tegen niet tijdig beslissen, de versnelde behandeling, de voorlopige voorziening, verzoek om schadevergoeding en herziening.
Vereenvoudigde behandeling (afd. 8.2.4.)
De gewone procedure heeft twee onderzoeksfasen – het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting – maar de vereenvoudigde behandeling kent geen onderzoek ter zitting. Dit is het geval, omdat er sprake is van een ‘kennelijke-situatie’. Er bestaan vier kennelijke situaties die staan opgesomd in art. 8:54 lid 1 Awb en luiden als volgt:
- De bestuursrechter is kennelijk onbevoegd;
- het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk;
- het beroep is kennelijk ongegrond; of
- het beroep is kennelijk gegrond.
Tegen een dergelijke uitspraak kan géén hoger beroep worden ingesteld, maar wel verzet worden ingesteld. In verzet wordt beoordeeld of de rechter die de 8:54-uitspraak heeft gedaan terecht dan wel onterecht tot de conclusie is gekomen dat er sprake was van een ‘kennelijke-situatie’. Als het verzet ongegrond is, blijft de 8:54-uitspraak in stand. Als het verzet gegrond is, dan vervalt de 8:54-uitspraak en dient de zaak opnieuw te worden behandeld zo volgt uit art. 8:55 lid 8 en lid 9 Awb. Er is nog een derde optie namelijk de kortsluiting in verzet: de verzetrechter beslist dat het verzet gegrond is en kan meteen in beroep oordelen, mits is voldaan aan de voorwaarden van art. 8:55 lid 10 Awb. Indien de bestuursrechter het verzet gegrond verklaart, kan hij tevens uitspraak doen op het beroep mits:
- nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak; en
- de partijen in de gelegenheid zijn gesteld op een zitting te worden gehoord en daarbij zijn gewezen op de bevoegdheid om tevens uitspraak te doen op het beroep.
Beroep tegen niet tijdig beslissen (afd. 8.2.4a)
Dit is een vorm van vereenvoudigde afdoening van zaken. Hier is weliswaar in theorie een zitting mogelijk, doch in de praktijk vindt deze zelden tot nooit plaats. Men heeft in een dergelijke situatie bijvoorbeeld iets aangevraagd, maar er is na lange tijd nog steeds niet besloten. De wet regelt dat de bezwaarfase wordt overgeslagen en dat er rechtstreeks beroep wordt ingesteld. Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden op grond van art. 6:2 Awb met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit. Het spreekt natuurlijk voor zich dat de termijn dient te zijn verlopen. Daarbij dient er alvorens beroep kan worden ingesteld een ingebrekestelling naar het bestuursorgaan te worden gestuurd. Daarna heeft het bestuursorgaan twee weken om alsnog een besluit te nemen en ná die twee weken kan er pas beroep worden ingesteld zo volgt uit art. 6:12 lid 2 Awb. Als het bestuur na voornoemde twee weken niet heeft beslist zal hij van rechtswege een dwangsom gaan verbeuren, hetgeen aldus en financiële prikkel is voor het bestuursorgaan om te beslissen.
De bestuursrechter controleert of de beslistermijn is verstreken en of het besluit er inmiddels is. Indien dat niet het geval is doet de bestuursrechter binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen, en een de vereisten van art. 6:5 Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van art. 8:54 , tenzij de bestuursrechter een onderzoek ter zitting nodig acht zo volgt uit art. 8:55b Awb. Daarbij dient hij het bestuursorgaan de opdracht te geven om binnen twee weken een besluit te nemen, zo volgt uit art. 8:55d lid 1 Awb. De rechter kan een dwangsom koppelen aan deze opdracht. Indien het beroep gegrond is stelt de bestuursrechter desgevraagd tevens de hoogte van de ingevolge afdeling 4.1.3. verbeurde dwangsom vast zo volgt uit art. 8:55c Awb.
Vooronderzoek
De bestuursrechter doet uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting zo volgt uit art. 8:69 lid 1 Awb.
Zoals gezegd begint de procedure met een beroepschrift tegen een bestuursorgaan. Het bestuursorgaan wordt van het beroepschrift op de hoogte gesteld door de griffier van de rechtbank zo volgt uit art. 6:14 lid 2 Awb. Tegelijkertijd vraagt de rechtbank aan het bestuursorgaan om twee dingen die in art. 8:42 worden aangegeven:
- Alle op de zaak betrekking hebbende stukken;
- verweerschrift.
Het bestuursorgaan heeft geen keuze, het dient zowel alle op de zaak betrekking hebbende stukken als het verweerschrift toe te zenden. Als de stukken niet (tijdig) worden ingediend, kunnen er strafcomparities worden gehouden waarbij bijvoorbeeld de directeur wordt opgeroepen om, om 9 uur ’s ochtend ‘s alsnog de stukken te komen overhandigen.
In de wet staat dat het verweerschrift binnen vier weken worden ingediend, echter veelal zijn de gronden van het beroep nog niet bekend nu er veelal pro forma beroep wordt ingesteld. Hierdoor is het veelal niet mogelijk om binnen vier weken verweer in te dienen.
In het bestuursrecht gaat het om publieke belangen denk bijvoorbeeld aan volksgezondheid, derhalve is geheimhouding van groot belang. Wanneer je gaat procederen dient het bestuursorgaan alle op de zaak betrekking hebbende stukken indienen, doch dit betekent niet dat de wederpartij per definitie tevens van die stukken kennis mag nemen. Als het gaat om informatie die van de AIVD vandaan komt is het soms zo “classified” dat er wordt afgesproken dat de rechter naar de AIVD kan komen om de desbetreffende stukken in te zien. Deze kunnen dan niet worden verplaatst vanwege het veiligheidsrisico. Partijen de aldus verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken, zo volgt uit art. 8:29 lid 1 Awb. Gewichtige redenen zijn voor een bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting zou bestaan een verzoek om informatie, vervat in de over te leggen stukken, in te willigen.
Art. 8:32 Awb betreft geheimhouding wegens de vrees dat kennisneming van de stukken door een partij haar lichamelijke of geestelijke gezondheid zou schaden. Stel je hebt een uitkeringsprocedure gehad bij het UWV of een of andere pensioeninstantie. Artsen hebben allerlei dingen ontdekt die je zelf nog niet wist, bijvoorbeeld ziektes. Dergelijke kennisname van het desbetreffende document zou schadelijk kunnen zijn voor de geestelijke gezondheid. Kennisneming zou bijvoorbeeld wel weer eventueel kunnen geschieden middels een advocaat of arts.
De bestuursrechter kan de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid stellen schriftelijk te repliceren. In dat geval wordt het bestuursorgaan in de gelegenheid gesteld schriftelijk te dupliceren. De bestuursrechter stelt de termijnen voor repliek en dupliek vast zo volgt uit art. 8:43 Awb. In het bestuursrecht bestaat geen recht op repliek en dupliek. Hier is veelal ook geen behoefte aan nu men later in de procedure de argumenten middels een brief kan aanvullen.
Soms heeft de rechtbank nog behoefte aan extra informatie. De rechter kan dit verzamelen door het ten eerste inlichtingen te vragen aan partijen hetzij schriftelijk, hetzij middels een comparitie van partijen. De rechter kan ook inlichtingen vragen aan andere partijen zo volgt uit art. 8:43 lid 2 en 8:45 Awb. Ook kan de bestuursrechter getuigen horen in het vooronderzoek art. 8:44 Awb en deskundigen inschakelen art. 8:47 Awb. Tot slot kan er nog een onderzoek ter plaatste geschieden zie art. 8:50 en 51 Awb, hetgeen ook wel descente wordt genoemd.
Het vooronderzoek: de kritiek
20 tot 25 jaar geleden waren bestuursrechter heel actief in het najagen van de feiten: zij gingen zelf op onderzoek uit. Dit was een groot verschil met het civiele recht waar de rechter geheel lijdelijk is. Heden ten dage doen, zo blijkt uit onderzoek, bestuursrechters nauwelijks nog aan vooronderzoek en als er sprake is van vooronderzoek dan is er geen sprake van kenbare criteria ten aanzien van de inzet van de onderzoeksinstrumenten. De feitenvergaring wordt aldus overgelaten aan partijen. Er is in de Awb geen titel over bewijsrecht; de bestuursrechter dient aan de burger uit te leggen hoe het bewijs dient te worden aangevoerd.
De nieuwe zaaksbehandeling
De nieuwe zaaksbehandeling is het antwoord van de bestuursrechter op de kritiek die zij hebben moeten incasseren n.a.v. van evaluatie van de Awb. Hoofdstuk 8 van de Awb is opgebouwd uit het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting. Het vooronderzoek stelt niet al teveel meer voor, rechters hebben hierop gereageerd om het onderzoek geheel ‘naar voren te schuiven’. De zitting wordt dan de eerste fase, eventueel kan daarna nog een onderzoek plaatsvinden: het ging dus van vooronderzoek naar naonderzoek.
Onderzoek op de zitting
In art. 8:56 Awb dat men ten minste drie weken alvorens de zitting een uitnodiging dient te hebben ontvangen. In geval van een uitnodiging is verschijnen ter zitting niet verplicht. Men kan ook door de rechter worden opgeroepen, in een dergelijk geval is verschijnen ter zitting wel een verplichting. Bij de rechtbank is de hoofdregel enkelvoudige behandeling; in hoger beroep is de hoofdregel meervoudige behandeling. Rechtbankrechters zijn generalisten, zij worden geacht ten minste in twee sectoren van de rechtbank zitting te kunnen nemen. In hoger beroep daarentegen zijn de rechters specialisten en ‘super specialisten’.
Een onderzoek ter zitting kan achterwege worden gelaten, mits dit geschiedt met toestemming van partijen zo volgt uit art. 8:57 Awb. Als er een tussenuitspraak geweest is en er wordt doorgeprocedeerd na een tussenuitspraak kan de rechter zelf bepalen om de zitting achterwege te laten. Ook kan de zitting worden geschorst zie art. 8:64 Awb. Soms is er onvoldoende tijd tijdens de zitting of er zijn onvoldoende stukken waardoor het onderzoek dient te worden terugverwezen naar het vooronderzoek. In dergelijke gevallen kan de zitting worden geschorst en later worden hervat. Tot slot kan het onderzoek worden heropend art. 8:68 Awb, indien de bestuursrechter van oordeel is dat het onderzoek niet volledig is geweest, kan hij het heropenen. De bestuursrechter bepaalt daarbij op welke wijze het onderzoek wordt voortgezet. De griffier doet zo spoedig mogelijk mededeling daarvan aan partijen.
Hoorcollege 4
Karakteristieken van het bestuursprocesrecht
Het bestuursprocesrecht heeft 18 karakteristieken. In Nederland is het bestuursprocesrecht gekoppeld aan het besluitmodel: alleen Awb-besluiten (inclusief de gelijkstellingen en minus de uitzonderingen) zijn onderworpen aan het bestuursprocesrecht. Ten aanzien van andere handelingen dienen burgers hun heil te zoeken bij de civiele rechter, denk hierbij aan (onrechtmatig) feitelijk handelen. Hierna zullen enkele karakteristieken worden besproken, de overige karakteristieken kunnen worden gevonden in de notities van Prof. Ettekoven bij de sheets.
Een eerste karakteristiek is dat er in bezwaar sprake is van een heroverweging ex nunc, in beroep is er sprake van toetsing ex tunc. In bezwaar moet het bestuursorgaan zijn eigen besluit heroverwegen, zowel in termen van rechtmatigheid als in termen van doelmatigheid. Als het besluit zowel doel- als rechtmatig is, dan kan het besluit worden gehandhaafd. Nu er ex nunc wordt getoetst worden alle nieuwe feiten en omstandigheden in aanmerking genomen. In beroep worden nieuwe feiten en omstandigheden niet in aanmerking genomen nu er ex tunc wordt getoetst.
Een tweede karakteristiek is het vernietigingsberoep: wanneer een besluit dan wel een voorschrift onrechtmatig is, dan kan de rechter dit vernietigen. Als men tegen een gehele vergunning opkomt kan de gehele vergunning worden vernietigd, wanneer men tegen slechts een voorschrift opkomt kan de rechter besluiten slechts het voorschrift te vernietigen. Het vernietigingsberoep is opgenomen in art. 8:70 jo 72 Awb. Dit artikel bepaalt dat de vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan meebrengt. Dit houdt aldus in dat de bestuursrechter geen verbod of gebod kan opleggen, de bestuursrechter mag immers alleen beoordelen over besluiten van het bestuur. Op het moment dat een vergunning wordt vernietigd, maar iemand gaat alsnog door met bouwen dient men een handhavingsbesluit uit te lokken van het bevoegde bestuursorgaan. Als het bevoegde bestuursorgaan op een dergelijk moment niet handhaaft, dan kan de bestuursrechter pas op voornoemde manier optreden.
Het besluitmodel sluit aan bij het recours objectif, de rechter kan in een dergelijke situatie worden gezien als waker van de rechtsorde. Als de rechter kan worden gezien als iemand die rechtsbescherming verleent, dan sluit het model aan bij het recours subjectif. Nederland gaat steeds meer van een recours objectif naar een recours subjectif. Er zijn o.a. drie bepalingen die de subjectivering laten zien:
Art. 6:22 Awb
Dit artikel betreft het passeren van schending van een vormvoorschrift. Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten, indien aannemelijk is dat de belanghebbende daardoor niet in zijn belang is benadeeld. De focus ligt hier aldus op de benadeling van de belanghebbende, hetgeen wijst op subjectivering.Art. 8:69 lid 1 Awb
De bestuursrechter doet uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek of het onderzoek ter zitting. Wanneer partijen over bepaalde aspecten niet klagen, dan kan de rechter daar niet aan toetsen – ook al is het overduidelijk dat er fouten in het besluit zitten – immers dan treedt hij buiten zijn bevoegdheid.Art.. 8:69a Awb
Dit artikel betreft het relativiteitsvereiste. De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen va degene die zich daarop beroept. Wanneer een rechtsregels niet is geschreven ter bescherming van de belangen van de desbetreffende burger, dan kan daar ook geen beroep op worden gedaan. Dit is om misbruik van procesrecht te voorkomen.
De bestuursrechter toetst het besluit alleen aan rechtmatigheid, de bestuursrechter toetst aldus alleen aan de wet in formele zin, beleidsregels, de wet in materiele zin, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur etc. Daarbij dient de rechter terughoudende de toetsen – ook wel marginale toetsing genoemd – wanneer er sprake is van beleidsvrijheid dan wel beoordelingsvrijheid. De rechter mag aldus niet op de stoel van het bestuur gaan zitten.
Ook is er sprake van werking erga omnes en van terugwerkende kracht. In art. 8:72 lid 2 Awb is vastgesteld dat de vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan meebrengt. Dit artikel behelst zowel de werking erga omnes als de terugwerkende kracht. Dit artikel is bijvoorbeeld van belang voor het recht op schadevergoeding, als je schade hebt geleden kan die schade worden vergoed vanaf het beginpunt.
De rechter toetst ambtshalve aan regels van openbare orde, hetgeen inhoudt dat het punten zijn die van zodanig groot belang zijn in de rechtsorde dat de rechter dit dient te bezien ook al hebben partijen niets daarover aangevoerd. Hierbij dient te worden gedacht aan de bevoegdheid van de rechter, ontvankelijkheid en de essentiële bepalingen van hoofdstuk 8 Awb.
In de Awb is er geen sprake van geschreven bewijsrecht. De behoefte aan spelregels betreffende bewijs in het bestuursprocesrecht wordt wel steeds groter.
Toetsing door de bestuursrechter/regels van openbare orde
Regels van openbare rode zijn bepalingen die ambtshalve door de rechter worden toegepast. Ze zijn zo belangrijk dat ze de belangen van partijen overstijgen. Hierbij gaan worden gedacht aan:
Bevoegdheid van het bestuursorgaan
Bevoegdheid van de rechter
Toegang tot de rechter
Ontvankelijkheid van het beroep en de voorfase
Iemand heeft een bezwaarschrift ingediend, doch te laat. Het bestuursorgaan heroverweegt toch het besluit, maar wijst het af. De bestuursrechter beoordeelt of de ontvankelijkheid in bezwaar terecht is beoordeeld. Hierbij kan de beslissing op het bezwaar worden vernietigd en het bezwaar alsnog niet ontvankelijk worden verklaard. Dit voelt aan als een reformatio in peius, doch dit is wel geoorloofd.o.a. artikelen 6:16, 4:6 en 8:69 Awb
behoorlijke rechtspleging
verbod reformatio in peius
Niet van openbare orde zijn Europese rechtsregels en materiële rechtsregels
Rechtmatigheidstoets ‘ex tunc’
Ex tunc is het toetsen naar ‘toen’, een moment in het verleden. Men kijkt naar de regels en feiten zoals thans gold op het moment dat het besluit werd genomen. Nova, nieuw recht en nieuw beleid ( tot stand gekomen ná het besluit ) kunnen gedurende het beroep niet in de besluitvorming worden meegenomen. Het bestuursrecht is aldus weinig flexibel. Echter, als het bestuur een nieuw besluit neemt binnen dezelfde rechtsbetrekking dan kan dat besluit worden meegenomen in de aanhangige procedure. Dit wordt geregeld in de ‘meesleepregelingen’.
Er is een relatie met art. 4:6 Awb, hetgeen de hernieuwde aanvraag inhoudt. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Dit geschiedt echter wel bij het bestuursorgaan en niet bij de bestuursrechter.
Na het besluit, maar toch binnen de grenzen van de ex tunc toets vallen:
nieuwe jurisprudentie ten aanzien van het recht zoals het thans gold
nieuw bewijs van ‘oude’ feiten
ten tijde van het besluit voorzienbare ontwikkelingen
Wanneer toetst/beslist de rechter ex nunc?
Wat te doen na vernietiging? Moet de zaak terug naar het bestuur of moet de rechter de zaak zelf afdoen? Als de rechter zelf de zaak gaat afdoen, dan dient hij zoveel mogelijk te bezien wat er na de datum van het besluit te beslissen. Hij toetst dan ex nunc.
Meesleepregelingen
Het besluitmodel maakt het beoordelen van de desbetreffende rechtsbetrekking weinig actueel. Er zijn echter enkele constructies gemaakt om dit de actualiseren.
Ten eerste art. 6:19 lid 1 Awb, hetgeen inhoudt dat het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot intrekking wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Het aanhangig maken van de zaak bevriest de zaak dus niet, het bestuursorgaan mag het alsnog wijzigen. Het nieuwe besluit wordt van rechtswege meegenomen in de procedure, partijen hoeven er aldus niet tegen te ageren, tenzij men daar onvoldoende belang bij heeft. Stel je voor je hebt subsidie aangevraagd voor een half miljoen, maar je krijgt 1 ton. Tijdens het beroep krijg je alsnog 1 ton subsidie – dus een nieuw besluit – in een dergelijk geval heeft men onvoldoende belang bij het van rechtswege meenemen van het besluit in de procedure. Daarbij dient het nieuwe besluit afkomstig te zijn van het bestuursorgaan die het primaire besluit heeft genomen.
Het bestuursorgaan dient op grond van het derde lid onverwijld mededeling te doen van het nieuwe besluit aan het orgaan waarbij het beroep aanhangig is, dit kan ook de hoge beroepsrechter zijn. Dit kan erg nadelig zijn en derhalve kan de bestuursrechter tegen het nieuwe besluit verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan gewenst is, zo is vastgesteld in lid 5. Intrekking of vervanging van het bestreden besluit staat niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het bezwaar- of beroepschrift daarbij belang heeft. Dit kan van groot belang zijn voor schadevergoeding, in geval het besluit onrechtmatig is. Op een dergelijke manier kunnen bestuursorganen hun schadeplichtigheid niet omleiden.
Ten tweede art. 6:20 Awb, indien een beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, blijft het bestuursorgaan verplicht dit besluit te nemen, tenzij de belanghebbende daarbij als gevolg van de beslissing op het beroep geen belang meer heeft. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit heeft mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt, zo volgt uit lid 3. Stel je voor je hebt subsidie aangevraagd voor een half miljoen, maar je krijgt 1 ton. Tijdens het beroep krijgt je wederom 1 ton subsidie. In een dergelijk geval heeft het beroep mede betrekking op voornoemd besluit.
Ten derde art. 5:31c Awb, hetgeen inhoudt dat het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder bestuursdwang mede betrekking heeft op een beschikking die strekt tot toepassing van bestuursdwang of op een beschikking tot vaststelling van de kosten van de bestuursdwang, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist. Een variant van deze meesleepregeling is art. 5:39 Awb betreffende de last onder dwangsom en het invorderingsbesluit, hetgeen ook wel de gezamenlijke toetsing wordt genoemd.
Hoorcollege 5
Tussenuitspraak
Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen einduitspraken en tussenuitspraken. De tussenuitspraak wordt ook wel de bestuurlijke lus genoemd. De tussenuitspraak betreft één specifieke situatie, namelijk de situatie dat er sprake is van gebrek in een besluit. De bestuurlijke lus stelt het bestuursorgaan in de gelegenheid om het gebrek te herstellen zie art. 8:51a, de rechtbank kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De vorige volzin vindt geen toepassing, indien belanghebbenden die niet als partij aan het geding deelnemen daardoor onevenredig kunnen worden benadeeld.
Als de bestuursrechter 8:51a toepast – de bestuurlijke lus – dan doet hij een tussenuitspraak. De tussenuitspraak vermeldt zoveel mogelijk op welke wijze het gebrek kan worden hersteld. De bestuursrechter dient aldus aan te geven op welke wijze het gebrek dient te worden gerepareerd zo volgt uit art. 8:80a lid 1 en lid 2 Awb. Art. 8:80b Awb betreft de bijzonderheden ten aanzien van de tussenuitspraak. De tussenuitspraak kan op grond van dit artikel ook al gedurende het vooronderzoek worden ingezet, zo volgt uit het eerste lid. Bij de tussenuitspraken kan ook een voorlopige voorziening worden getroffen zo volgt uit het derde en vierde lid.
Einduitspraak
De einduitspraak kan zowel schriftelijk als mondeling geschieden zo volgt uit art. 8:66 Awb. De mondelinge uitspraak is geregeld in art. 8:67 Awb, van de mondelinge uitspraak dient een proces verbaal te worden opgemaakt en het proces-verbaal is dan de desbetreffende uitspraak. De hoofdregel is echter een schriftelijke uitspraak, zo volgt uit art. 8:66 Awb. Dit dient binnen zes weken na sluiting van het onderzoek te geschieden. De maximumtermijn voor het doen van een uitspraak is 12 weken nu er op grond van het tweede lid de termijn van zes weken met nogmaals zes weken kan worden verlengd in geval van bijzondere omstandigheden.
In art. 8:77 Awb is opgenomen aan welke eisen de schriftelijke uitspraak dient te voldoen:
(a) de namen van partijen en van hun vertegenwoordigers of gemachtigden, (b) de gronden van de beslissing, (c) de beslissing, (d) de naam van de rechter of de namen van de rechters die de zaak heeft onderscheidenlijk hebben behandeld,(e) de dag waarop de beslissing is uitgesproken, en (f) door wie, binnen welke termijn en bij welke administratieve rechter welk rechtsmiddel kan worden aangewend. Indien de uitspraak strekt tot gegrondverklaring van het beroep, wordt in de uitspraak vermeld welke geschreven of ongeschreven rechtsregel of welk algemeen rechtsbeginsel geschonden wordt geoordeeld. Art. 8:78 Awb betreft de openbaarheid van de uitspraak, hetgeen inhoudt dat de rechtbank de beslissing bedoeld in artikel 8:77, eerste lid , onderdeel c, in het openbaar uitspreekt, in tegenwoordigheid van de griffier. De griffier dient daarvan proces verbaal op te maken indien niemand ter zitting verschijnt.
De dicta
De dicta zijn opgenomen in art. 8:70 Awb. De uitspraak kan strekken tot:
a. onbevoegdverklaring van de rechtbank,
b. niet-ontvankelijkverklaring van het beroep,
c. ongegrondverklaring van het beroep, of
d. gegrondverklaring van het beroep.
De gevolgen van gegrondverklaring zijn opgenomen in art. 8:72 Awb, indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk. In art. 8:73 Awb zijn mogelijkheden ten aanzien van schadevergoeding opgenomen, indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, kan hij, indien daarvoor gronden zijn, op verzoek van een partij het bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van de schade die, die partij lijdt. Indien de bestuursrechter de omvang van de schadevergoeding bij zijn uitspraak niet of niet volledig kan vaststellen, bepaalt hij in zijn uitspraak dat ter voorbereiding van een nadere uitspraak daarover het onderzoek wordt heropend. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, houdt de uitspraak tevens in dat aan de indiener van het beroepschrift het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed door het bestuursorgaan zo volgt uit art. 8:74 Awb. Alleen de bestuursrechter is bevoegd om een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Toetsingsmodel bestuursrechter
Stap 1. De bestuursrechter checkt zowel de absolute bevoegdheid alsmede de relatieve bevoegdheid van de bestuursrechter. Onder absolute bevoegdheid valt de vraag of de burger niet naar de burgerlijke rechter dan wel de strafrechter (art. 1:6 Awb) had moeten stappen. Onder absolute bevoegdheid valt ook de vraag of een bijzondere bestuursrechter al dan niet bevoegd is. Relatieve bevoegdheid betreft de vraag naar welke van de 11 rechtbanken dan wel de hoven beroep dient te worden aangetekend (het betreft aldus het geografische aspect). Als men beroep heeft aangetekend bij een onbevoegde rechter, dan dient de rechter het beroepschrift door te zenden naar de bevoegde rechter.
Stap 2. De bestuursrechter checkt de ontvankelijkheid van het beroep. Ten eerste de vraag of er sprake is van een besluit, of de persoon die in beroep gaat al dan niet belanghebbende is, of er sprake is van procesbelang etc. Dit zijn aldus aspecten van openbare orde.
Stap 3. De bestuursrechter checkt de (on)gegrondheid van het beroep. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de omvang van het geding art. 8:69 Awb.
Stap 4. Als er sprake is van een gebrek, dan kunnen er twee vragen worden gesteld:
Schending vormvoorschriften art. 6:22 Awb
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een vormvoorschrift, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist, in stand worden gelaten indien blijkt dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Relativiteitsvereiste art. 8:69a Awb
Dit is de vraag of de beroepsgronden congrueren met de positie van de persoon die zich op de desbetreffende gronden beroept. Het betreft hier een normatieve discussie.
Als het gebrek niet kan worden gepasseerd dan wel als er is voldaan aan het relativiteitsvereiste dan dient het besluit te worden vernietigd. Als het besluit wél kan worden gepasseerd dan leidt dit tot ongegrondverklaring van het beroep, hetgeen eventueel gepaard kan gaan met schadevergoeding en vergoeding van de proceskosten.
Stap 5. Kunnen de rechtsgevolgen in stand worden gelaten art. 8:72 lid 3 sub a?
Stap 6. Kan de bestuursrechter eventueel zelf in de zaak voorzien art. 8:72 lid 3 sub b?
Stap 7. Als de stappen 5 en 6 (nog) niet mogelijk zijn, dan kan de informele of formele bestuurlijke lus worden toegepast, er kan aldus een tussenuitspraak worden gedaan. Daarbij kan de benodigde informatie worden opgevraagd dan wel een bewijsopdracht worden uitgevaardigd.
Verhouding art. 6:22 en 6:69a Awb
Art. 6:22 Awb | Art. 6:69a Awb |
In bezwaar en hoger beroep | Alleen in (hoger) beroep |
Geldt voor álle (potentiele) belanghebbenden | Geldt alleen voor de desbetreffende belanghebbende |
Feitelijke toetsing | Normatieve toetsing |
Betreft een bevoegdheid – dus geen verplichting - van zowel het bestuur als de bestuursrechter | Betreft een verplichting van de bestuursrechter |
De omvang van het geding
De bestuursrechter doet uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting zo volgt uit art. 8:69 lid 1 Awb. De omvang van het geding wordt bepaald door ‘de grondslag van het beroepschrift’. Degene die in beroep komt, bepaalt aldus de omvang het geding. De buitengrens van het geding wordt gevormd door het bestreden besluit (het besluit van het bestuursorgaan). De omvang het geding wordt echter bepaald door de eisende partij(en), immers de partij kan het gehele besluit aanvechten, doch ook slechts een gedeelte van het besluit.
Wat de rechter niet mag doen, is buiten de omvang van het geding gaan. Hij dient aldus te worden bezien welk gedeelte van het besluit wordt aangevochten. Wanneer hij buiten de omvang van het geding treedt zal er sprake zijn van ultra petita. Art. 8:69 lid 1 Awb is een uiting van subjectivering, het is een weergave van de rechtsbeschermingsfunctie van procesrecht. Het recours objectif wordt hiermee verlaten, immers het gaat in het geding om hetgeen partijen aanvechten.
Aanvullen rechtsgronden
De bestuursrechter vult ambtshalve de rechtsgronden aan zo volgt uit art. 8:69 lid 2 Awb. Het betreft hier aldus geen bevoegdheid, maar een verplichting. Een burger dient in ‘normaal’ Nederlands – dus niet per se in juridische terminologie – beroep kunnen instellen. Als men stelt ‘ik ben zo ziek als een hond’ kan de rechter dit ‘vertalen’ naar bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid. Aanvullen betekent actief vertalen, er dient wel goed te worden opgelet dat de rechter niet gaat meeprocederen. De rechter dient aldus te vertalen binnen de omvang van het geding.
Aanvullen van de feiten
De bestuursrechter kan ambtshalve de feiten aanvullen zo volgt uit art. 8:69 lid 3 Awb. Het is aldus geen plicht, maar een bevoegdheid. Ook voor het aanvullen van de feiten geldt dat dit uitsluitend kan geschieden binnen de omvang van het geding – dus lezen in combinatie met het eerste lid -. Dit is een groot verschil met de burgerlijke rechter nu de burgerlijke rechter niet zelf actief op zoek gaat naar de feiten. Het bestuursrecht dient echter algemene belangen, wanneer men actief op zoek gaat naar de feiten dan heeft de samenleving an sich daar profijt van.
Er dient wel een onderscheid te worden gemaakt bij het ambtshalve aanvullen van de feiten.
Feitenaanvulling ten aanzien van het partijengeschil art. 8:69 lid 3 Awb
Openbare orde-aspecten
Hierbij kan men denken aan ontvankelijkheid en te laat ingediende stukken waarbij de burger stelt dat dit komt door vertraging te wijten aan PostNL.
Let wel, de verantwoordelijkheid voor de feiten blijft in beginsel bij partijen liggen. De rechter doet slechts in geval van twijfel onderzoek naar de feiten.
Finaliteit
Finaliteit is opgenomen in art. 8:41a Awb, de bestuursrechter beslecht het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. Dit artikel is meer een ‘mission statement’.
De bestuursrechter moet drie belangen dienen (binnen zijn paraplutaak rechtsbescherming aan de burger te bieden:
Zo finaal mogelijk beslissen;
niet méér ingrijpen in bestuursbevoegdheid dan nodig;
snellere geschilbeslechting gaat vóór tragere.
De bestuursrechter kan op grond van art. 8:72 lid 3 Awb bepalen dat:
Instandhouding rechtsgevolgen
de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven; of
Het bestuur heeft het besluit genomen en het dictum is in principe juist, doch in de procedure van totstandkoming dan wel de motivering zit een gebrek. In een dergelijk geval kan het besluit worden vernietigd, maar kunnen de rechtsgevolgen in stand worden gehouden. Dit is aldus een minder ingrijpende variant dan zelf in de zaak voorzien.
Er zijn vier vereisten:
Het dictum is juist;
er was een gebrek in het besluit en het bestuur heeft getracht het gebrek te herstellen
derde partijen hebben gelegenheid om het herstel te repareren;
de uitkomst van de reparatiepoging kan de rechterlijke toets doorstaan.
Zelf in de zaak voorzien
Zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan
Het bestuur heeft een besluit genomen en zowel het dictum als de beslissing an sich deugt niet. De rechter kan dan het besluit nemen dat het bestuursorgaan had behoren te nemen. Daar waar veel beleidsvrijheid en beoordelingsvrijheid is, is het eigenlijk uitgesloten dat de rechter zelf in de zaak zal voorzien. In schadevergoedingszaken, zaken ten aanzien van de begunstigingstermijn etc. is zelf in de zaak voorzien wel goed mogelijk. Let wel, zelf in de zaak voorzien houdt in dat het aan alle eisen van het besluit dient te voldoen. De bestuursrechter kan echter geen bouwvergunning e.d. verlenen.
Indien de rechtbank bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, wordt de uitspraak bovendien overeenkomstig de voor dat besluit voorgeschreven wijze bekendgemaakt door het bevoegde bestuursorgaan, zo volgt uit art. 8:80 Awb.
Indien de rechtbank het beroep gegrond verklaart, kan zij:
het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van deze uitspraak;
Dit is aldus de minste finale vorm van geschilbeslechting. Er is echter wel sprake van een ‘aangeklede opdracht’, immers de bestuursrechter kan de opdracht geven dat het nieuwe besluit met inachtneming van zijn aanwijzingen dient te worden genomen art. 8:42 lid 4 Awb. Ook kan hij een termijn stellen, zo niet dan gelden de termijnen zoals vastgesteld in de Awb.bepalen dat de voorbereiding van het nieuwe besluit niet of niet geheel overeenkomstig de eisen bedoeld in afdeling 3.4 , hoeft te geschieden;
bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.
Extra uitspraakmodaliteiten
Op grond van art. 8:72 lid 5 kan de rechtbank het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van een nieuw besluit of het verrichten van een andere handeling, alsmede zo nodig een voorlopige voorziening treffen. In het laatste geval bepaalt de rechtbank het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt.
Ook kan de rechter aan het bestuur een dwangsom opleggen om tijdig te beslissen zo volgt uit het zevende lid. Aan de uitspraak kan ook een veroordeling tot schadevergoeding, het vergoeden van griffierecht en het vergoeden van proceskosten worden gekoppeld. Bij de boete is het geen bevoegdheid om zelf in de zaak te voorzien, maar een verplichting zie art. 8:72a Awb.
Art. 6:13 Awb, wie en wat?
Geen beroep bij de administratieve rechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld, zo volgt uit art. 6:13 Awb. Dit wordt ook wel het beginsel van de ‘rijdende trein’ genoemd: men kan niet halverwege instappen, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld. Dit alles betreft de ‘wie-vraag’.
Art. 6:13 Awb heeft ook een ‘wat-vraag’, hetgeen ook wel de ‘besluitonderdelenfuik’ wordt genoemd. Als een besluit uit (veel) verschillende onderdelen, dan kunnen onderdelen van een besluit waartegen in zienswijze of bezwaar geen gronden zijn aangevoerd, in beroep evenmin kunnen worden aangevochten. Let wel, besliscomponenten zijn géén besluitonderdelen(!). Beiden aspecten worden ambtshalve door de rechter getoetst en maken deel uit van de ontvankelijkheidsvraag.
Hoorcollege 6
Vrij-bewijsleer
In het Nederlandse bestuursprocesrecht is er sprake van een vrij-bewijsleer. De leer is niet vrij, maar het bewijs is vrij met andere woorden, er is geen geschreven bewijsrecht in de Awb. Dit geldt zowel ten aanzien van bewijsmiddelen als de bewijslastverdeling. Het bewijsrecht heeft zich dan ook in de loop der jaren in de praktijk ontwikkeld en kan worden gezien als ‘rechtersrecht’. Wel zijn er in de loop der jaren enkele aanknopingspunten ontstaan in de Awb met betrekking tot het bewijsdomein. Dit heeft betrekking op de vraag op wiens pad het ligt om bewijs aan te leveren bij de rechter.
Dit alles betekent dus eigenlijk dat de rechter in beginsel vrij;
- is om te bepalen op wie de bewijslast rust;
- om de gevolgen van het aangevoerde te beoordelen;
- om zelf feitenonderzoek te doen;
Dit zal de rechter niet snel doen, maar bijvoorbeeld in geval van kwesties van openbare orde. Voor het overige kan hij feitenonderzoek doen als hij het belangrijk genoeg vind of het noodzakelijk om op een of andere manier aan gelijkheidscompensatie te doen. Dit doet hij met behulp van de onderzoeksbevoegdheden in hoofdstuk 8 Awb. - in zijn waardering van bewijs
Dit betreft aldus de vraag of de rechter iets al dan niet aannemelijk vindt.
Het probleem bij bovennoemde vrijheid is de kans op een verrassingsbeslissing. Er is geen sprake van een bewijsopdracht en de eisen die de rechter stelt met betrekking tot de bewijsposities zijn soms op voorhand niet duidelijk.
Rolverdeling
Rechter | Partijen |
|
|
|
|
|
|
|
Bewijsdomein, bewijslast en bewijsrisico
Het bewijsdomein betreft de plicht om de feiten te stellen die in jouw domein liggen en vervolgens het bewijs daarvan te leveren in de besluitvormingsfase. De bewijslast wordt afgeleid van het bewijsdomein. Wie het bewijsdomen heeft, dient bewijs te leveren in beroep. Dus als je in de voorfase bewijsdomein hebt, dan werkt dat door in de beroepsfase bij de rechter. Dat maakt het voor een klein deel enigszins voorspelbaar wat men dient te bewijzen. De bewijslast heeft ook tot gevolg dat je bewijsrisico draagt. Als het je niet lukt om het bewijs te leveren dat in jouw domein ligt dan is het gevolg het niet slagen in de bewijslevering.
Casus Wajong
Wajong betreft de arbeidsongeschiktheid met betrekking tot jongeren. Deze uitkering kan men ook krijgen als men ouder is, denk bijvoorbeeld aan 50+-ers, mits men in de jeugd een handicap heeft opgelopen. Kees was vóór zijn 17e levensjaar arbeidsongeschikt vanwege psychische klachten. Er kwam een onderzoek door UWV die niet kan vaststellen dat rond het 17e jaar voornoemde klachten al bestonden. Hij beschikte niet over de benodigde informatie en hij kon het niet anderszins vaststellen. De aanvrager verzuimt nadere medische gegevens te overleggen en derhalve wordt de aanvraag van Kees afgewezen.
Grondslag bewijslastverdeling
1. algemene regels
De bewijslastverdeling is afhankelijk van de vraag of men bewijsdomein heeft. Het bewijsdomein ligt meestal in het domein van het bestuursorgaan. Op grond van art. 3:2 Awb vergaart het bestuursorgaan kennis over de relevante feiten en belangen. Het bestuursorgaan is eigenlijk altijd als eerste aan zet, zowel bij ambtshalve besluiten als bij besluiten op aanvraag. In geval van bovennoemde casus was er sprake van een besluit op aanvraag. In principe is het bestuursorgaan aldus als eerste aan zet en derhalve betekent de onderzoeksplicht van art. 3:2 Awb dan ook bewijslast. Het bestuursorgaan heeft aldus vrij snel bewijslast.
De burger heeft echter ook bewijsdomein. Bij besluiten die op aanvraag worden genomen dient de aanvrager de benodigde gegevens en bescheiden te verschaffen zo volgt uit art. 4:2 lid 2 Awb. Kees had dus in bovennoemde casus ook gegevens en bescheiden dienen te verschaffen op grond waarvan UWV kan beoordelen of hij al dan niet in aanmerking komt voor een uitkering. Vandaar dat hij in eerste instantie moest aantonen dat hij al vóór zijn 17e levensjaar gehandicapt was. Die informatieplicht betekent dan ook dat in beroep die bewijslast tevens bij hem ligt. Bij besluiten op aanvraag dient de aanvrager aldus gegevens en bescheiden te verschaffen waarover hij redelijkerwijs kan beschikken, dit geldt dan ook in hoger beroep. Dit is de hoofdregel.
2. Is er sprake van bewijslastverdeling in een bijzondere wet?
Denk hier bijvoorbeeld aan art. 25 Awr.
3. Toepassing van vuistregels
- Bewijslast rust op degene die zich op een uitzonderingsregel beroep
Iemand wil in aanmerking komen voor bijzondere voorzieningen in het kader van de AWBZ. De vrouw wil dat iemand haar helpt bij boodschappen doen en koken. Het bestuursorgaan stelt daar het protocol huishoudelijke verzorging voor te hebben (dit is een beleidsregel). Volgens het protocol kan de vrouw reeds voorbereide maaltijden krijgen en hulp en bij het doen van de boodschappen. De vrouw zegt echter een bijzonder geval te zijn nu zij niet tegen de reeds voorbereide maaltijden kan, omdat deze te gekruid zijn. Beleidsregels hoeven niet onverkort te worden toegepast, het bestuursorgaan mag afwijken van de beleidsregel als dat voor een of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen zo volgt uit art. 4:84 Awb. De aanvrager van de voorziening, de vrouw in casu, doet een beroep op een uitzondering te weten art. 4:84 Awb en derhalve ligt op haar de bewijslast ten aanzien van de bijzondere omstandigheden.
- Bewijslast rust op degene die in de beste positie verkeert de informatie te vergaren.
In geval van een besluit op aanvraag is het veelal de aanvrager die de meeste informatie over zichzelf heeft en derhalve ligt veelal op hem de bewijslast. Echter er zijn ook gevallen denkbaar waarin het niet mogelijk is dat de aanvrager aan het bewijs kan komen, omdat hij daar redelijkerwijs niet de beschikking over kan krijgen art. 4:84 Awb. In een dergelijk geval ligt de bewijslast weer bij het bestuursorgaan. Een goed voorbeeld hiervan is de zaak “Even Parijs bellen”. Deze zaak gaat over de aanvraag om een bepaald gewasbestrijdingsmiddel te importeren in Nederland. De importeur moest dit aanvragen bij het College Toelating Bestrijdingsmiddelen Het college vraagt om een rapportage over de residuwaarden van dat middel en of het gevaarlijk is (voor de volksgezondheid)?. De importeur ging naar de producent in Frankrijk om rapporten te halen. De producent stelde dat dit fabricagegeheimen waren en wilde hem deze rapporten niet verschaffen. Hij kon aldus redelijkerwijs deze informatie niet verschaffen. De zaak is bij het CBB gekomen en die heeft gesteld dat et middel in de markt is gebracht in Frankrijk en is goedgekeurd door de Minister van Volksgezondheid in Frankrijk. De rechter pleitte aldus voor gegevens uitwisseling tussen de verschillende ministers nu zij ‘even naar Parijs konden bellen’ om de beschikking te krijgen over die rapporten.
Casus Wajong: vervolg
De aanvraag van Kees werd afgewezen. Kees heeft het bewijsdomein en derhalve heeft hij in bewaar ook de bewijslast. Het bezwaar wordt ongegrond verklaard en na de beslissing op bezwaar wordt zijn huis uitgemest en komt een rapport van de schoolbegeleidingsdienst naar boven drijven. In dat rapport staat informatie dat het een en ander aan het licht brengt met betrekking tot zijn psychische toestand toen ter tijd.
Bewijsfuik
De burger dient bewijs dat binnen zijn bewijsdomen ligt al in de bestuurlijke voorfase aanvoeren. De ratio is dat de rechtbank ex tunc de beslissing op bezwaar dient te toetsen. Alleen de ABRvS paste deze fuik toe, met andere woorden de andere colleges waren de mening toegedaan dat men in beroep wel nog met nieuwe bewijsmiddelen kwam.
Heden ten dage geldt art. 6:13 Awb waaruit volgt dat het toelaatbaar is dat de rechter nieuwe beroepsgronden en nieuw bewijs met betrekking tot de aangevochten onderdelen van het besluit toelaat. Als je eenmaal een onderdeel van het besluit hebt aangevochten, dan mag je nieuwe argumenten aandragen en met nieuw bewijs komen in de rechterlijke fase. Eis is wel dat je alle onderdelen waar je problemen mee hebt al aanvecht dan wel hebt aangevochten in de bezwaarfase. Wel bestaan er uitzonderingen op voornoemde regel, bijvoorbeeld in het geval het niet eerlijk zou zijn om in de beroepsfase met nieuw bewijs dan wel nieuwe argumenten te komen. Een voorbeeld zijn de ‘tender-systemen’: er zijn vergunning die worden verstrekt waarbij er sprake is van een tender waarbij je voor een bepaalde datum alle informatie te hebben verstrekt. Iedereen mag meedoen, maar er worden bijvoorbeeld maximaal 10 vergunning verstrekt. Als dat eenmaal achter de rug is en iemand stelt in beroep dat hij toch mocht meedingen voor de vergunning, dan is het oneerlijk om in beroep zijn bewijs toe te laten.
Bewijswaardering
Als alles op tafel ligt zal de rechter bezien of hij het bewijs voldoende aannemelijk vindt. Als partijen het eens zijn over een bepaald aspect dan zal de rechter vaststellen dat hij ‘vaststaat’ of ‘niet wordt betwist. De rechter acht zonder meer aannemelijk:
- (ambtsedig) proces-verbaal
- deskundigenrapport
Dit betekent niet dat al hetgeen daarin is opgenomen voor waar wordt aangenomen.
Soms is er sprake van bewijs dat op een ongeoorloofde manier is verkregen. In geval van onrechtmatig verkregen bewijs gaat het om de vraag of het bewijs op een zodanige manier is verkregen dat het indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat het bewijs buiten beschouwing dient te blijven. Hierbij kan worden gedacht aan situaties van ernstige inbreuken op grondrechten. Dit heeft tot gevolg dat in het strafrecht onrechtmatig verkregen bewijs in het bestuurs(proces)recht wel als bewijs kan dienen.
Samenvattend
In het bestuursrecht hebben we geen bewijsrecht in het Awb, maar hebben we een vrij-bewijsleer. Wel is er sprake van een bewijslastverdeling gebaseerd op het bewijsdomein zoals deze geldt in de voorfase. Let wel op de bijzondere wet, daar kunnen namelijk wel bewijsregels in staan. Ook bestaan er aanvullende vuistregel en de rechter is vrij in zijn waardering van het bewijs waarbij het criterium van aannemelijkheid van belang is.
Hoger beroep
Hoofdregel is dat er beroep dient te zijn in twee instanties. Bij uitzondering mag er beroep zijn bij één instantie, die ligt in een dergelijk geval bij de appelcolleges. Denk hierbij aldus aan de ABRvS (hetgeen meestal het geval is). Bij dit soort type zaken dient men te denken aan bestemmingsplannen, milieuzaken, de crisis- en herstelwet etc.
In het bestuursrecht kan er sprake zijn van cassatie, hetgeen voornamelijk het geval is in belastingzaken. In alle zaken waar bestuurlijke boetes worden opgelegd is er sprake van rechtspraak in twee instanties. Als de CRvB of het CBB uitleg gaan geven aan bepaalde fiscale begrippen zoals ‘inkomen’ in het kader van hun taak, dan kunnen partijen van die uitleg in cassatie bij de Hoge Raad. Dit heeft te maken met de rechtseenheid.
Hoger beroep bij?
Hoofdregel is beroep bij de ABRvS, tenzij hoger beroep bij een andere rechter opstaat, zo volgt uit art. 8:105 Awb. Of er beroep openstaat bij een andere rechter kan men vinden in hoofdstuk 4 van bijlage 2 bij de Awb (blz. 94 bundel VNW).
- Art 9 Hoger beroep bij de CRvB met schorsende werking
- Art. 10 Hoger beroep bij de CRvB zonder schorsende werking
- Art. 11 Hoger beroep bij de CBB
- Art. 12 Hoger beroep bij een gerechtshof
Voor en nadelen verschillende hoogste rechters
Er zijn vier verschillende hoogste rechters en het primaire voordeel is specialisatie van elk der colleges. Het nadeel is dat burgers niet zo goed weten waar zij hoger beroep dienen in te stellen. Het is echter een nog groter probleem voor de ‘professionals’ nu zij verscheidene soorten zaken doen. Dit nu de opvattingen van de colleges ten aanzien van het bewijsrecht vrij uiteen kunnen lopen. Een ander nadeel is het gebrek aan rechtseenheid; er zijn vier hoogste rechter die allemaal de Awb toepassen. Dit probleem is echter ten dele opgelost door art. 8:10 en 8:12 Awb. Op grond van deze artikelen is het bijvoorbeeld o.a. mogelijk om een Grote Kamer in te stellen waarbij zijn beslissing als jurisprudentiële lijn zal worden gehanteerd. Daarbij biedt het ook de mogelijkheid om een Advocaat-Generaal in te stellen.
Doel hoger beroep
Hoger beroep dient ten eerste de rechtseenheid. Ook dient het de rechtsvorming, als er op bepaalde terreinen nog geen duidelijkheid is, kunnen regels ten aanzien van dat onderwerp middels rechtspraak tot stand komen. Ten derde is het een controle op de lagere rechtspraak én het heeft tot slot een herkansingsfunctie.
De verschillende rechters hebben verschillende zienswijzen ten aanzien van de functie en het object van het hoger beroep.
CRvB | ABRvS |
|
|
|
|
|
|
|
Het gevolg van de benadering van de werkwijze van de ABRvS is het ‘trechteren’ dan wel het versmallen van de procedure. Herhaling van de beroepsgronden in eerste aanleg is vrijwel zinloos, je moet in hoger beroep echt met iets nieuws komen. Nadere argumentatie en feitelijke onderbouwing van de reeds ingebrachte beroepsgronden is wel toegestaan. De goede procesorde is aldus heel strikt. Wel dient de ABRvS de regels van openbare orde toe te passen.
Procesrecht in hoger beroep
Het procesrecht is opgenomen in hoofdstuk 8. Men kan op grond van art. 8:104 Awb beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank. Op grond van art. 8:108 Awb is het grootste deel van hoofdstuk 8 van toepassing in hoger beroep. De uitzonderingen zien voornamelijk op het griffierecht en op de vraag enkelvoudig of meervoudig kamer: bij de rechtbank is enkelvoudig uitgangspunt en meervoudig uitzondering. In hoger beroep is dit vice versa, meervoudig is de regel en enkelvoudig is het uitgangspunt.
Ook staan er wat extra uitspraakbevoegdheden in hoofdstuk 8 zie art. 8:113. De hogerberoepsrechter bevestigt de uitspraak van de rechtbank, hetzij met overneming hetzij met verbetering van de gronden of doet met het gehele of gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak hetgeen de rechtbank zou behoren te doen.
Uitspraakbevoegdheden in hoger beroep
Als de uitspraak van de rechtbank juist is kan de hogerberoepsrechter de aangevallen uitspraak bevestigen/overnemen
- met overneming van de gronden; of
- met verbetering van de gronden
met andere woorden, bijvoorbeeld het beroep is ongegrond maar om een andere reden dan de rechtbank heeft geoordeeld.
Als de uitspraak van de rechtbank niet juist is dan wordt de uitspraak geheel of ten dele vernietigt.
Na de vernietiging van de uitspraak van de rechtbank
Als het dictum van de rechtbank wordt vernietigt kunnen er twee gevolgen zijn:
- hoofdregel is dat de hoger beroepsrechter de zaal zelf afdoet art. 8:116 Awb.
Echter, het kan zo zijn dat de rechtbank heeft geoordeeld dat appellant niet-ontvankelijk is in eerste aanleg. Het kan dan nadelig zijn wanneer de hoger beroepsrechter de zaak zelf afdoet, immers men verliest één instantie. In een dergelijk geval zal de hoger beroepsrechter dan ook terugverwijzen naar de rechtbank.
Dit wordt ook wel het devolutieve traject genoemd. De hoer beroepsrechter doet hetgeen de rechtbank zou behoren te doen art. 8:113 lid 1 Awb. Bij het zelf afdoen van de zaak heeft de hoger beroepsrechter dezelfde bevoegdheden als de rechtbank, denk hierbij bijvoorbeeld aan de bestuurlijke lus. Wel dient hij te blijven binnen de omvang van het geding dat in eerste aanleg is bepaald art. 8:69 lid 1 Awb.
Het ‘hetgeen de rechtbank zou behoren te doen’ kan erg ver strekken. De situatie kan zich voordoen dat het hoger beroep gegrond wordt verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De beslissing op bezwaar wordt vernietigd, het primaire besluit wordt herroepen en de hoger beroepsrechter voorziet zelf in de zaak.
- terugwijzen art. 8:115 Awb
Brummen
In Brummen was er een persoon die een perceel had waarop hij veel oud ijzer had opgeslagen. Volgens de gemeente mocht dat oud ijzer daar niet liggen nu het perceel een agrarische bestemming had en opslag van oud ijzer behoort niet tot de categorie agrarische bestemming. Dit betekent dus het aanzeggen van bestuursdwang, want alles moest weg. Betrokkene tekende bezwaar aan en ging vervolgens in beroep. De rechtbank was de mening toegedaan dat er betaalde items waren opgeslagen die een agrarisch karakter hadden, maar de items zonder agrarisch karakter moesten weg. De beslissing op bezwaar werd ten dele vernietigd en ten dele bevestigd. Er is toen conform de uitspraak van de rechtbank een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Betrokkene ging daartegen in bezwaar en vervolgens kwam hij bij de ABRvS terecht.
Betrokkene heeft aldus de nieuwe beslissing op bezwaar afgewacht en vervolgens bezwaar aangetekend en beroep ingesteld. Dit was vroeger toegestaan, er was een keuzevrijheid ten aanzien van het hoger beroep. Dit werd ook wel de Amicilia-lijn genoemd. Echter, heden ten dage is dit niet meer mogelijk. Indien men het niet eens is met een deel van de beslissing van de rechtbank, dan dient men in hoger beroep te gaan. De ratio hiervan is het feit dat de uitspraak van de rechtbank gezag van gewijsde heeft.
Voorbeeld Brummen-effect
Stel er is een bouwvergunning en in de beslissing op bezwaar wordt die bouwvergunning gehandhaafd. Er komt een derde die niet wilt dat er naast hem wordt gebouwd,(1) het is in strijd met het bestemmingsplan en hij doet (2) een beroep op welstand nu het een lelijk gebouw is. De rechtbank stelt dat het (1) inderdaad in strijd is met het bestemmingsplaan. De beroepsgrond slaagt. De tweede beroepsgrond wijst zij echter af, het is niet in strijd met welstandseisen. De rechtbank oordeelt aldus dat het beroep gegrond is, vernietiging de beslissing op bezwaar en geeft het bestuursorgaan opdracht om een nieuw besluit te nemen.
Het bestuursorgaan gaat in hoger beroep nu zij het er niet mee eens is dat het niet in strijd is met het bestemmingsplan. De uitspraak is onjuist nu de rechtbank ten onrechte heeft beslist dat de bouwvergunning in strijd met het bestemmingsplan is verleend. Dan zie je het volgende gebeuren:
- ABRvS
- Het hoger beroep slaagt, er is geen sprake van strijd met het bestemmingsplan. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank.
- Devolutieve fase (oordeel op beroep)
De rechtbank heeft de beroepsgrond ten aanzien van de welstand reeds verworpen derhalve kan dit in hoger beroep buiten bespreking blijven. De Afdeling heeft het beroepsgrond ten aanzien van het bestemmingsplan al behandeld, zie boven (dit is het Brummen-effect). - Resultaat
Het beroep bij de rechtbank wordt door de Afdeling alsnog ongegrond verklaard.
Gevolgen van Brummen
De juistheid van het oordeel van de rechtbank staat vast, tenzij er hoger beroep wordt ingesteld. Dit betekent dat de gebondenheid geldt voor (1) belanghebbenden/partijen, (2) het bestuursorgaan, (3) de rechtbank in geval van beroep tegen een eventuele tweede bob en (4) de hoger beroepsrechter. Dit heeft allemaal met het gezag van gewijsde van het desbetreffende deel van het oordeel te maken.
Brummen geldt niet voor:
- Onbesproken beroepsgronden;
- beroepsgronden die onlosmakelijk met elkaar samenhangen;
- een ander geschil doch met dezelfde rechtsvraag;
- openbare orde aspecten;
- ernstige schending van fundamentele rechtsbeginselen.
Samenvatting
Door het trechtermodel proberen we aldus in hoger beroep ook tot een zoveel mogelijk finale geschilbeslechting te komen en geen ‘loop’ te creëren . De Brummenlijn gaat over de beroepsgronden of punten van verweer die de rechtbank uitdrukkelijk heeft verworpen. De juistheid van de verwerping daarvan staat vast als daartegen geen hoger beroep wordt ingesteld, zelfs als is tegen een ander onderdeel van die uitspraak wel hoger beroep ingesteld.
Hoorcollege 7
Overheidsaansprakelijkheid
Uitgangspunt is dat iedere burger zijn eigen schade draagt. Dit is anders in geval van een bijzondere omstandigheid te weten als een ander jegens jou onrechtmatig handelt dan wel nalaat.
Overheidshandelen – strafrecht
De centrale overheid heeft volledige strafrechtelijke immuniteit. Decentrale overheidsorganen hebben alleen immuniteit ten aanzien van overheidshandelen. Dit is van belang ten aanzien van schadevergoeding. Als de overheid wordt veroordeeld staat vast dat de overheid onrechtmatig heeft gehandeld en op een dergelijke manier is het gemakkelijker om (civiel) over schadevergoeding te procederen. Een voorbeeld van onrechtmatig overheidshandelen is het ten onrechte te lang in de gevangenis zitten o.i.d.
Overheidshandelen – publiek
De overheid treedt op via de wetgever, het bestuur en via de rechter. Tegen wetgeving in materiële zin kan geen beroep worden ingesteld. Als men schadevergoeding wil jegens een materiële wet, dan dient men daar een civielrechtelijke procedure over te starten.
Er is sprake van een gesloten systeem van rechtsmiddelen. Als men het niet eens is met een uitspraak van de rechter, dan dient men daartegen hoger beroep in te stellen. Een uitzondering daarop is een grove schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, hetgeen vrijwel niet wordt aangenomen. De enige uitzondering op voornoemde uitzondering is niet tijdige rechtspraak.
Er kan ook sprake zijn van onrechtmatige bestuursbesluiten, denk hierbij bij besluiten aan bestuurswetgeving zoals beleidsregels, b.a.s., en beschikkingen. Doch de overheid kan ook aansprakelijk zijn voor feitelijk handelen, waarbij kan worden gedacht aan gebrekkige infrastructuur.
Schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten – formeel
Als het om voor beroep vatbare besluiten gaat, zijn er drie mogelijkheden. Dit wordt ook wel besluitaansprakelijkheid genoemd.
Art. 8:73a Awb
Het betreft hier een nevenvordering. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart kan hij, indien daarvoor gronden zijn, op verzoek van een partij het bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van de schade die de desbetreffende partij lijdt.Beroep tegen zelfstandig schadebesluit
Het zelfstandig schadebesluit is onder bepaalde omstandigheden een appellabel besluit.Dagvaardingsprocedure bij de burgerlijke rechter
De grondslag zal dan onrechtmatige daad art. 6:162 BW zijn.
Op dit moment is er sprake van keuzevrijheid ten aanzien van bovengenoemde wegen. Vanaf 1 juli 2013 komen keuze 1 en 2 te vervallen, waarbij een zelfstandige verzoekschriftprocedure wordt geïntroduceerd. Er is daarbij zowel sprake van een los als een connexxiteit verzoek.
Schadevergoeding bij onrechtmatig overheidshandelen – materieel
Alvorens aansprakelijkheid wordt aangenomen dient aan de volgende vereisten te worden voldaan:
Onrechtmatige daad
Art. 6:162 t/ 6:168 en 6:174
Art.6:95 t/m 6:110
BW titel 3.11
Ook van belang is de rechtspraak van de burgerlijke rechter over onrechtmatige overheidsdaad oer onrechtmatige overheidsdaad en besluitaansprakelijkheid.
Besluitaansprakelijkheid
Men kan onrechtmatigheid van besluiten aannemen:
Herroeping of erkenning
Indien het bestuur een besluit herroept bijvoorbeeld wegens strijd met het recht, dan erkent de overheid dat een besluit onrechtmatig is. Erkenning kan echter ook ‘gewoon’ geschieden middels een brief.Vernietiging door de rechter of in administratief beroep
De burgerlijke rechter volgt het oordeel van de bestuursrechter
Als de bestuursrechter oordeelt dat een besluit al dan niet (on)rechtmatig is, dan houdt de civiele rechter dat aan.Vernietiging houdt onrechtmatigheid in.
Problematisch is de formele rechtskracht waarvan sprake is na het overschrijden van de bezwaar- of beroepstermijn. Een tweede eventueel probleem is de (subjectieve) onrechtmatigheid van het primaire besluit.
toerekening – schuld
In geval van vernietiging van een besluit impliceert dat niet alleen onrechtmatigheid, maar is met dat gegeven tevens de schuld gegeven zie HR Van Gog/Nederweert. Dit geldt tevens als het overheidslichaam geen verwijt treft. De ratio hiervan zijn de verkeersopvattingen en de spreidingsgedachte, het is immers redelijker dat de overheid alle schade draagt dan een enkele burger.
Schade
art. 6:95 BW zowel vermogensschade als ander nadeel. Schadevergoeding kan zowel in geld als natura geschieden.
Causaal verband
Causaal verband wordt opgedeeld in twee vereisten:
Conditio sine qua non (art. 6:162 BW ‘dien ten gevolge’)
Voor het causaal verband is de verlengde besluitvorming van groot belang. Immers men gaat in beroep tegen de beslissing op bezwaar, doch wanneer deze wordt vernietigd is de onrechtmatigheid gegeven maar niet per se het causaal verband tussen de schade en het besluit in primo.Toerekening naar redelijkheid (art. 6:98 BW)
Relativiteit art. 8:69a Awb / 6:163 BW
Wanneer eenmaal de relativiteitseis gegeven/is uitgemaakt in een zaak, dan geldt dit voor alle volgende zaken. In HR Duwbak Linda was er sprake van een geschonden norm, doch die norm strekte niet tot de vermogensschade van de eigenaren van de vaartuigen die tegen de Linda aan lagen. Een ander voorbeeld is de zaak Iranese vluchteling.
HR Iranese vluchteling
Er komt een hoogopgeleide Iranese vluchteling naar Nederland. Als zij een verblijfstitel had gehad, had zij vrijwel ongetwijfeld op de Nederlandse arbeidsmarkt aan de slag gekund. Echter, de I&D heeft er 6 jaar over gedaan om inhoudelijk te beslissen op de aanvraag van de vrouw. In de procedure is echter vast te komen staan dat zij vanaf het beginpunt – dus 6 jaar eerder – recht had op een verblijfstitel. De Iranese vluchteling vorderde schadevergoeding, hetgeen zij middels de civiele procedure heeft gedaan. De Staat verweerde zich met het relativiteitsverweer, zij erkende onrechtmatig te hebben gehandeld, maar de vluchteling beroep zich op schending van het vluchtelingenverdrag en de vreemdelingenwet 2000. Dit zijn normen die geschreven voor vluchtelingen, dus personen die een gegronde vrees hebben voor vervolging. De normen zijn niet geschreven ter bescherming van schade van individuele asielzoekers en de vermogensrechtelijke belangen van asielzoekers.
De Hoge Raad heeft beslist dat vluchtelingen wel een beroep kunnen doen op het Vluchtelingenverdrag en de Vreemdelingenwet 2000, maar kunnen niet de desbetreffende normschending gebruiken om hun schade te claimen.
Schadevergoeding bij rechtmatig overheidshandelen
Hierbij kan men denken aan planschade, je mocht iets bouwen op grond van het bestemmingsplan, maar die ruimte wordt verminderd. Ook kan worden gedacht aan hinder ten gevolge van handelen van de overheid. Echter, men komt alleen in aanmerking als het extravagant onevenredig is.
Nadeelcompensatie – formeel
Er zijn vier wegen naar nadeelcompensatie:
Het wettelijke zelfstandig schadebesluit
Het buitenwettelijke zelfstandig schadebesluit
Het onzelfstandigs schadebesluit
De burgerlijke rechter
Nadeelcompensatie – materieel
Is er sprake van schade?
Ja, er moet sprake zijn van schade. Ten aanzien van de schade is er wel sprake van een ‘drempel’, hetgeen inhoud dat er een bepaalde mate van schade dient te zijn alvorens er aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Op een dergelijke manier worden bagatelclaims aldus weggezeefd.Onevenredigheid
De onevenredigheid kan in twee aspecten worden opgedeeld:
Is er sprake van een speciale last?
Is er sprake van een abnormale last?
Was het voorzienbaar?
Het mag niet voorzienbaar zijn.Is de schade anderszins verzekerd?
Nee, de schade mag niet anderszins verzekerd zijn.
conclusie: tegemoetkoming
Voornoemde eisen zijn cumulatief. Er kan ook sprake zijn van ‘korting’, hetgeen inhoudt dat een ieder geld krijgt, maar minder dan de geleden schade.
- 1 of 2153
- next ›
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the topics and taxonomy terms
- The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Check or follow your (study) organizations:
- by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
- this option is only available trough partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- by following individual users, authors you are likely to discover more relevant study materials.
- Use the Search tools
- 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
- The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Field of study
- All studies for summaries, study assistance and working fields
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
Add new contribution