Psychology and behavorial sciences - Theme
- 34682 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Psychologie: de wetenschap van gedrag en de geest.
Gedrag: de waarneembare acties van soorten.
Geest: iemands gewaarwordingen, percepties, herinneringen, gedachten, dromen, motieven, emoties en andere subjectieve ervaringen.
Wetenschap: het proberen om vragen te beantwoorden door systematische verzameling en logische analyse van data.
Dualisme: opvatting dat mensen bestaan uit een materieel lichaam en een immateriële ziel.
Materialisme: overtuiging dat de ziel betekenisloos is en alles bestaat uit materie en energie.
Reflexen: basisopstelling van het zenuwstelsel; automatische reacties op prikkels.
Locatie van functie: het idee dat specifieke hersengebieden verantwoordelijk zijn voor specifieke functies.
Empirisme: de overtuiging dat kennis en gedachten voortkomen uit zintuiglijke ervaringen.
Tabula rasa: de gedachte dat kinderen worden geboren als een onbeschreven blad.
Wet van associatie door contiguïteit: idee dat ervaringen die kort na elkaar optreden aan elkaar gekoppeld worden.
Nativisme: overtuiging dat bepaalde kennis aangeboren is.
A priori kennis: kennis die aangeboren is.
A posteriori kennis: kennis die voortkomt uit ervaring.
Onderzoek: een systematische manier om antwoorden te verkrijgen op vragen.
Observatie: het verzamelen van objectieve gegevens.
Theorie: een idee of model dat verklaart wat wordt geobserveerd.
Hypothese: een voorspelling over wat zal gebeuren onder bepaalde omstandigheden.
Onafhankelijke variabele: de variabele die wordt gemanipuleerd.
Afhankelijke variabele: de variabele die wordt gemeten.
Experimenteel onderzoek: onderzoek waarbij een variabele wordt gemanipuleerd en andere constant worden gehouden.
Correlationeel onderzoek: onderzoek waarbij gekeken wordt naar relaties tussen variabelen zonder manipulatie.
Beschrijvend onderzoek: onderzoek gericht op het beschrijven van gedrag zonder te zoeken naar oorzaken.
Bias: systematische fout in het verzamelen of interpreteren van data.
Blind onderzoek: onderzoek waarbij deelnemers of onderzoekers niet weten in welke groep iemand zit.
Replicatie: herhaling van een onderzoek om de betrouwbaarheid te testen.
Betrouwbaarheid: de mate waarin een meetinstrument consistente resultaten oplevert.
Validiteit: de mate waarin een meetinstrument meet wat het beoogt te meten.
Ethiek: het geheel aan normen en waarden over wat goed onderzoek is.
Informed consent: toestemming die gebaseerd is op volledige informatie over het onderzoek.
Vertrouwelijkheid: de belofte dat persoonlijke informatie van deelnemers privé blijft.
Deception: misleiding in onderzoek, alleen toegestaan als het essentieel is.
Debriefing: nabespreking waarin deelnemers geïnformeerd worden over het ware doel van het onderzoek.
IRB (Institutional Review Board): commissie die onderzoeksvoorstellen beoordeelt op ethiek.
Gen: een eenheid van erfelijk materiaal in DNA die bijdraagt aan gedrag en mentale processen.
Chromosoom: structuur in de celkern die genen bevat.
Fenotype: observeerbare eigenschappen van een organisme.
Genotype: genetische opmaak van een organisme.
Allelen: verschillende vormen van een gen.
Homozygoot: gelijke allelen op een locus.
Heterozygoot: verschillende allelen op een locus.
Mutatie: spontane verandering in genetisch materiaal.
Natuurlijke selectie: proces waarbij eigenschappen die bijdragen aan overleving en voortplanting worden doorgegeven.
Adaptatie: een erfelijke eigenschap die helpt bij overleven en voortplanting.
Neuronen: cellen die gespecialiseerd zijn in communicatie binnen het zenuwstelsel.
Synaps: contactpunt tussen twee neuronen.
Actiepotentiaal: elektrische impuls die informatie overbrengt binnen een neuron.
Neurotransmitter: chemische stof die signalen tussen neuronen doorgeeft.
Myelineschede: isolerende laag rond een axon die snelheid van impulsgeleiding verhoogt.
Receptor: structuur op postsynaptische cel die neurotransmitters ontvangt.
Excitatie: verhoogde kans op vuren van een neuron.
Inhibitie: verlaagde kans op vuren van een neuron.
Sensorische neuronen: neuronen die informatie van zintuigen naar het centrale zenuwstelsel sturen.
Transductie: het proces waarbij fysieke energie wordt omgezet in neurale signalen.
Sensorisch coderen: het proces waarbij kenmerken van stimuli worden omgezet in patronen van neurale activiteit.
Adaptatie: afname van gevoeligheid na langdurige blootstelling aan een stimulus.
Absolute drempel: de minimale intensiteit die nodig is om een stimulus waar te nemen.
Verschil drempel: het kleinste verschil tussen twee stimuli dat nog waarneembaar is.
Webers wet: het principe dat de verschil drempel een constante verhouding is van de oorspronkelijke stimulus.
Olfactorisch systeem: het zintuiglijke systeem voor geur.
Gustatie: het zintuig van smaak.
Smaakpapillen: structuren op de tong die smaakreceptoren bevatten.
Smaakreceptorcellen: gespecialiseerde cellen die reageren op smaakstoffen.
Feromonen: chemische signalen die communicatie tussen individuen van een soort mogelijk maken.
Nociceptie: de neurale processen van pijnwaarneming.
Endorfines: lichaamseigen stoffen die pijn verminderen.
Pijnmodulatie: het proces waarbij pijnsignalen versterkt of verzwakt worden.
Plaatsvervangende pijn: pijn die gevoeld wordt op een andere plek dan waar de oorzaak ligt.
Netvlies (retina): het lichtgevoelige oppervlak achter in het oog waar transductie plaatsvindt.
Staafjes: lichtgevoelige cellen in het netvlies die zwart-wit waarnemen bij weinig licht.
Kegeltjes: cellen in het netvlies verantwoordelijk voor kleurenzicht en scherpte.
Fovea: het centrale punt van de retina met de hoogste concentratie kegeltjes.
Optische zenuw: bundel axonen die visuele informatie van het oog naar de hersenen vervoert.
Visuele cortex: hersengebied waar visuele informatie wordt verwerkt.
Cochlea: het slakkenhuis in het binnenoor waar geluidsgolven worden omgezet in neurale signalen.
Haarcellen: receptoren in het binnenoor die trillingen omzetten in elektrische signalen.
Basilaire membraan: structuur in de cochlea die trilt als reactie op geluidsgolven.
Auditieve cortex: hersengebied waar geluid wordt verwerkt.
Vestibulair systeem: systeem in het binnenoor dat informatie geeft over balans en beweging.
Volunteering: WorldSupporter moderators and Summary Supporters
Volunteering: Share your summaries or study notes
Student jobs: Part-time work as study assistant in Leiden


There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourism & Sports
Main study fields NL:
Add new contribution