Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.
Repetitiehoorcollege
Week 44 – 2 november 2012
Enkele highlights van de afgelopen zes lesweken van de hoorcolleges staats- en bestuursrecht.
College 1 De beginselen van de Democratische rechtsstaat.
Staats- en bestuursrecht ziet toe op de verticale verhouding tussen overheid en burger en de horizontale en verticale relaties van overheidsorganen onderling. Staats- en bestuursrecht zijn samen met het strafrecht het publiekrecht. Het publiekrecht gaat over de niet-vrijheden van de burger. De regels die gelden voor de burgers dan wel niet met sancties verbonden bij overtreding van deze regels.
Staatsrecht
Het staatsrecht houdt zich bezig met de grondslagen. Op welke gronden overheden bevoegdheden krijgen en kunnen gebruiken en tot hoever deze bevoegdheden reiken. Een ander belangrijk onderdeel van het staatsrecht is de verhouding tussen overheid en rechter. De rechter mag niet op de stoel van de wetgever zitten omdat de rechter niet door het volk rechtstreeks wordt gekozen. Daarnaast moet de overheid niet teveel macht hebben over de burgers, het staatsrecht ziet toe op het indammen en aanvaardbaar maken van overheidoptreden.
Bestuursrecht
Te zien als het dagelijkse staatsrecht. De uitvoerende taak. Daar waar het bestuur dagelijks in contact is met de burgers.
Staat
“De staat dat zijn de dijken”. De dijken kosten veel geld en één persoon kan dat niet in zijn eentje voor elkaar krijgen. Door samen, collectief, een bestuur aan te stellen die de dijken bouwt komen we verder. Een staat is er voor het publieke belang. Hierdoor geven wij als burgers ‘gevaarlijke’ bevoegdheden aan de overheid. De overheid is soeverein, de overheid kan eenzijdige besluiten nemen. De drie andere eisen voor het zijn van een staat zijn; een georganiseerd verband tussen een overheid en de burgers, het hebben van territoriale grenzen en een staat wordt erkend door andere staten en volkenrechtelijke verdragen en organisaties.
Democratische rechtsstaat
De rechtsstaat houdt voor de overheid de gebondenheid aan het recht/de wet in. De democratie geeft de betrokkenheid van de burgers bij de totstandkoming van besluitvorming weer.
De rechtsstaat moet voldoen aan vier eisen; legaliteitseis, waarborgen van grondrechten, er moet sprake zijn van een machtenscheiding en tot slot de essentiële eis van een rechterlijke controle.
De democratie maakt het overheidsoptreden aanvaardbaar doordat de burger zelf kiest wie het volk vertegenwoordigt. Ze stemmen daarbij in met de plannen van de door hun gekozen partij. Democratie gaat over wie de beslissingen op politiek niveau neemt en waarover en tot hoe zulke beslissingen worden genomen.
College 2 De democratie en politieke stelsel
Democratie; het kiezen van een volksvertegenwoordiging door de burgers verschaft legitimiteit aan overheidsoptreden. Om burgers betrokken te laten raken bij de besluitvorming bestaat er in Nederland actief en passief kiesrecht.
Het actieve kiesrecht is het zelf kiezen tijdens de verkiezingen. Belangrijke artikelen uit de Grondwet zijn art. 4 jo 54 jo 55 jo 129 lid 1. Deze bepalingen gaan over wanneer en wie er mag stemmen in Nederland. Art. 53 en art 129 lid 2 van de Grondwet geven weer wat er met de stemmen gebeurt. Nederland kent een evenredige vertegenwoordiging. Dat wil zeggen dat alle uitgebrachte stemmen gedeeld door het aantal zetels een kiesdeler geven. Deze kiesdeler staat voor het aantal stemmen dat nodig is om een zetel in de kamer te krijgen.
Het passieve kiesrecht is de mogelijkheid om jezelf verkiesbaar te stellen. Grondwetsartikelen art. 4 jo 56 jo 129 lid 1 bepalen op welke manier dat kan, met uitzondering van art. 57 Gw. Wanneer iemand wordt gekozen in de tweede kamer wordt hij dat op vrij mandaat, op eigen gezag, op deze manier kan de zetel niet worden afgepakt. De zetel behoort dus aan de persoon toe en niet aan de partij, zie art 67 lid 3 Gw. En tot slot is het in Nederland mogelijk om met voorkeursstemmen de lijst-regel te doorbreken, zie art p 15 van de kieswet.
Regeringsvormen
De regeringsvorm is af te leiden uit de onderlinge verhouding tussen regering en volksvertegenwoordiging. Hierin zijn twee grosso modo twee varianten te onderscheiden; het parlementaire stelsel en het presidentiele stelsel. Het belangrijkste verschil tussen beide is het wel of niet bestaan van een vertrouwensregel tussen regering en het parlement. In het parlementaire stelsel is er wel een vertrouwensregel en bij een presidentieel stelsel bestaat deze niet.
Nederland; parlementair stelsel
Nederland heeft een parlement bestaande uit de eerste en de tweede kamer, samen de Staten- Generaal. Primaat ligt bij de tweede kamer, recht om wetsvoorstellen te doen en te wijzigen. De regering bestaat uit de Koning de ministers en de staatssecretarissen. De koning kan als staatshoofd optreden maar meestal als deel van de regering. De Koning wordt erfelijk opgevolgd, dit staat in de wet art. 24 Gw. De ministers en staatssecretarissen worden benoemd door de Koning maar worden feitelijk door de tweede kamer gekozen. De veranderingen in de kabinetsformatie zijn te vinden in art. 139 a RvO TK.
De ministeriële verantwoordelijkheid
Art. 42 Gw bepaald dat de Koning onschendbaar is en dat de minister verantwoordelijk. De ministeriële verantwoordelijkheid is geconcretiseerd in art. 68 Gw die een inlichtingenplicht geeft. Deze inlichtingen en de verantwoordelijkheid reiken tot het eigen doen en laten van de ministers, de ambtenaren die onder hem werken, de Koning voor zover het openbaar belang geraakt wordt en de afgeleide verantwoordelijkheid voor leden van het koninklijk huis. Wanneer een minister ter verantwoording wordt geroepen en de tweede kamer heeft het vertrouwen in deze verloren roepen zij de vertrouwensregel in. Wanneer een meerderheid in de kamer het vertrouwen opzegt dient de minister af te treden. De kamer kan ontbonden worden en er zullen nieuwe verkiezingen plaatsvinden. Tenzij er wordt besloten om een nieuwe coalitie te vormen.
College 3 legaliteitsbeginsel
Een van de beginselen van de rechtsstaat. Legaliteit gaat over het hebben van een wettelijke grondslag voor bevoegdheden die inbreuk maken op vrijheden en eigendommen van de burger. Geen wettelijke grondslag? Dan is er ook geen bevoegdheid. Het legaliteitsbeginsel is niet specifiek gecodificeerd maar hoofdstuk 1 van de Grondwet en art 89 lid 1 geven aan welke bevoegdheden er zijn gegeven aan de formele wetgever. Ook het Meerenberg arrest is belangrijk. Hierin bepaalde de Hoge Raad dat er geen zelfstandige AMvB’s met een strafbepaling mogen bestaan. Straffen worden specifiek door de formele wetgever gesteld in het wetboek van strafrecht.
Overheidshandelen in het privaatrecht versus het publiekrecht
Een openbaar lichaam kan alleen privaatrechtelijk handelen. Een openbaarlichaam is een publiek rechtelijk rechtspersoon. Een rechtspersoon handelt privaatrechtelijk. Organen van openbare lichamen handelen publiekrechtelijk. Deze organen hebben specifieke gespecialiseerde bevoegdheden op bepaalde gebieden en kunnen publiekrechtelijke handelingen verrichten op dat gebied.
Voorbeeld 1: De gemeente schaft stukken grond aan voor het bouwen van nieuwe woningen. privaatrechtelijk
voorbeeld 2: Het college van B en W verstrekt vergunningen aan burgers. Publiekrechtelijk
Verkrijging van bevoegdheden
De Grondwet attribueert regelgevende bevoegdheden aan de formele wetgever. De grondwetgever moet duidelijk aangeven of de wetgever vervolgens de bevoegdheid mag delegeren. Dit is te herkennen aan bij of krachtens of een variant van regel. Vervolgens moet de wetgever middels een specifieke wet delegeren. Wanneer een delegatie niet specifiek genoeg is kan een grondrecht niet worden beperkt. (Drugspand/Venlo)
Echter bij delegatie door de normale wetgeving, de niet Grondwet, geldt een andere terminologie. Slechts wanneer bij of krachtens wordt gezegd of nadrukkelijk staat vermeldt dat orgaan A delegeert aan orgaan B is delegatie toegestaan.
College 4 normering van overheidshandelen
De overheid is in zijn handelen beperkt door de grond- en mensenrechten. In de grondrechten zijn twee categorieën te onderscheiden de nationale tegenover de internationale grondrechten en de klassieke tegenover de sociale grondrechten
Belangrijkste zijn de klassiek tegenover de sociale grondrechten. De klassieke grondrechten zien toe op het beperken van de overheid. Het ‘tot hier en niet verder’. De overheid moet zich houden aan bodemnormen, vrijheidsrechten, gelijkheidsbepalingen, politieke grondrechten en procedurele normen.
De sociale grondrechten geven instructies aan de overheid. Bepaalde grondrechten van mensen moeten middels regels worden gewaarborgd, de overheid moet regels treffen om deze grondrechten te waarborgen, bijvoorbeeld art. 22 lid 1 Gw.
Beroepen op grondrechten
Om als burger je te kunnen beroepen op de grondrechten moet eerst allereerst voldaan zijn aan de eis van de reikwijdte. Valt de handeling onder het te beschermen recht? Hierin wordt gevraagd naar een redelijke uitleg van het grondrecht. Een voorbeeld hiervoor is het arrest St Walburga, een bordeel dat zich erop beriep een godsdienst te uiten. De Hoge Raad besloot dat dit te ver ging en niet tot een godsdienst werd gerekend, de beperking viel binnen de reikwijdte en dus kon het volgende worden afgevraagd; de eis van geoorloofde inbreuk. Ook dit was het geval. Er moet eerst voldaan zijn aan de reikwijdte om bij de vraag te komen is vervolgens de inbreuk geoorloofd is.
Beperking
Er zijn twee manieren waarop grondrechten kunnen worden beperkt. Het Grondwettelijke beperkingssysteem, sterk gericht op legaliteit. Wettelijke grondslag en bij delegatie expliciete wetgeving, denk aan Drugspand/Venlo.
Het tweede beperkingssysteem is de verdragsrechtelijke variant, met name het EVRM. Belangrijk zijn de Sunday times criteria. Wet is bedoeld in materiële zin. Het maakt niet uit wie waar beperkt, maar als het gebeurt moet er aan de eisen zijn voldaan. Doel moet van belang. Was het echt nodig om zo hard in te grijpen, in het belang van de democratische samenleving. Zie verder in het EVRM.
Toetsingsverbod
De rechter mag wetten in formele zin niet toetsen aan de Grondwet en dus ook niet aan grondrechten.
Doorwerking van het internationale recht
Er zijn twee grote groepen te onderscheiden in de manieren waarop internationaal recht doorwerkt in een nationaal rechtsstelsel. Het monisme zegt dat internationaal recht automatisch doorwerkt in het nationaal recht. Het dualisme vereist eerst nog omzetting van een internationale rechtsnorm tot nationaal recht. Nederland is gematigd monistisch, pas na bekendmaking werkt het internationale recht door in Nederland. Daarbij komt dat een ieder verbindende verdragsbepalingen voorrang hebben op Nederlands recht. Art. 93 en 94 Gw.
Uitzondering: Dit geldt niet voor het EU-recht. Het EVRM is van de Raad van Europa dat is een losse organisatie naar de EU. EU- recht kent andere normen in de doorwerking.
College 5 De rol van de Rechter
Bij wie moet je aankloppen voor rechtsbescherming tegen publiekrechtelijk handelen.
Vroeger alleen de burgerlijke rechter, Guldemondt/Noodwijkerhout. Wanneer je stelde dat je werd geraakt in je burgerlijk belang was de burgerlijke rechter automatisch bevoegd. Nu, sinds Ambtenarenwet II (changoe), is de burgerlijke rechter wel ontvankelijk maar niet bevoegd. Er moet eerst worden gekeken of er niet een andere stap moet worden genomen voor de burgerlijke rechter bevoegd is. Sinds 1944, het ontstaan van Awb, is de bestuursrechter bevoegd wanneer het een besluit betreft. Wanneer er geen andere rechtsbescherming mogelijk is dan is de burgerlijke rechter altijd een vangnet. Tegen algemeen verbindende voorschriften is geen direct beroep mogelijk.
Toetsing
De rechter mag niet toetsen aan de Grondwet, art 120 Gw. Dit heeft te maken met het democratie argument, de rechter mag niet de plaats van de wetgever innemen. Sinds het Harmonisatiewetarrest mag er ook niet worden getoetst aan rechtsbeginselen. Daarbovenop stelde de Hoge Raad in het prof. Van den Bergh arrest dat ook aan de procedure van de totstandkoming van een wet in formele zin niet mag worden getoetst. Wel mag worden getoetst aan nationale bepalingen en dus ook wetten in formele zin aan een ieder verbindende verdragsbepalingen.
College 6 De decentralisatie
Staatsvorm, niet te verwarren met regeringsvorm uit college 2, de verhouding tussen centrale overheid en decentrale lagen. De mate van decentralisatie bepaalt de staatsvorm. De eenheidsstaat, weinig decentralisatie. Vooral vanuit het centrale gezag geregeerd over het hele land. De federatie in de Grondwet staat welke bevoegdheden aan welke deelstaten zijn toebedeeld. De constitutionele rechter is van belang in het verduidelijken van de Grondwet. De laatste vorm, komt weinig voor, de confederatie waar deelstaten veel eigen bevoegdheden hebben maar grote zaken door een centraal gezag worden geregeld zoals het leger en belastingen.
Decentralisatie moet goed worden onderscheiden van deconcentratie bij deconcentratie wordt een bevoegdheid aan een ondergeschikt orgaan geattribueert. Dus een nieuwe bevoegdheid aan een ondergeschikte geven. Deze ondergeschikte staat dus onder een verantwoordelijke minister of ander ambt.
Nederland
Nederland is een gedecentraliseerde territoriale eenheidsstaat.
Binnen decentralisatie zijn verschillende groepen. Ten eerste de territoriale decentralisatie waar bevoegdheden over een bepaald gebied worden toebedeeld. De tweede groep is de functionele decentralisatie waar bevoegdheden worden gegeven voor het bereiken van een bepaald doel. In Nederland zie je de eerste groep terug in de gemeentes en provincies. Een voorbeeld van functionele decentralisatie zijn de waterschappen.
Nederland is territoriaal omdat de organen over een bepaald terrein bevoegdheden hebben. Alleen binnen deze grenzen.
Gedecentraliseerd omdat de organen zelfstandige, autonome, bevoegdheden hebben.
En toch is Nederland een eenheidsstaat omdat Den Haag uiteindelijk altijd het laatste woord heeft. Dit blijkt onder andere uit medebewindswetten. Deze zijn er heel veel, de centrale overheid schrijft wetten voor met plannen en doelen waaraan de decentrale overheden verplicht mee moeten werken. En de centrale overheid heeft toezicht op de decentrale organen. Den Haag kan verordeningen vanuit de gemeente schorsen en zelfs vernietigen wanneer ze in strijd zijn met een hogere wet of met het algemeen belang.
Gemeente en provincie
Inlichtingenplicht
De gemeentewet en de provincie wet bevatten bepalingen over de inlichtingenplicht voor het college van b en w en de gemeenteraad (en gedeputeerde staten en provinciale staten) art. 169 lid 2 en 3 art. 180 lid 2 en 3 Gemeentewet.
Verantwoordingsplicht
In de gemeente is het college verantwoordelijk voor het gevoerde bestuur. Het gehele college, collegialiteitsbeginsel. Wethouders hebben geen eigen bevoegdheden alles in naam van het college. art. 169 lid 1 art. 180 lid 1 Gemeentewet en art. 167 Provinciewet 179 Provinciewet.
Vertrouwensregel
Anders dan bij de centrale overheid is hier de vertrouwensregel wel gecodificeerd. Art. 49 Gemeente wet en art. 49 provincie wet.
Aanbeveling tot ontslag van de burgemeester in art. 61b lid 2 gemeentewet en zie ook 61b lid 2 Provinciewet.
Grenzen aan de verordenende bevoegdheden
Er zijn vier grenzen waar de verordenende bevoegdheid niet overheen mag gaan. De zijgrens, geen dubbele en tegenstrijdige regelingen op hetzelfde niveau. De ondergrens de verordening mag niet in de persoonlijke belangen van de burger treden, het niet achter de voordeur treden zie arrest Wilnisser/visser. De lastigste, de bovengrens, art 121 en 122 van de gemeentewet en het arrest Emmense baliekluivers. Om de verordening te laten bestaan wanneer deze in strijdt is met of de hogere wet doorkruist dan moet er gekeken worden of het motief en onderwerp hetzelfde zijn en of de hogere wetgeving uitputtend is. Op basis van de antwoorden op die vragen is te bepalen of er een posterieure of een anterieure verordening aan te pas moet komen. En de laatste grens is de territoriale grens, de gemeente mag alleen binnen zijn gemeentegrond regelen en niet in die van een ander.
- 1 of 2153
- next ›
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the topics and taxonomy terms
- The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Check or follow your (study) organizations:
- by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
- this option is only available trough partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- by following individual users, authors you are likely to discover more relevant study materials.
- Use the Search tools
- 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
- The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Field of study
- All studies for summaries, study assistance and working fields
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
Add new contribution