Materieel Strafrecht - UL - Herkansing 2017


Vragen

Casus De Kroeg

In buurtkroeg Het Bierpul is het vaak gezellig en druk. Daan en Kacper behoren tot de vaste stamgasten. Sinds kort is ook Marlon geregeld in de kroeg te vinden. Hij voert daar vaak het hoogste woord en strooit met geld door de vele rondjes die hij geeft. Daan en Kacper storen zich mateloos aan het gedrag van Marlon. Het is een andere stamgast, Marijke, opgevallen dat Daan en Kacper telkens zeer geïrriteerd kijken wanneer Marlon weer eens het hoogste woord voert. Op een avond vertelt zij tegen hen dat er bij Marlon wel wat te halen valt, ook in de schuur, die altijd vrij toegankelijk zou zijn. Ze zegt erbij dat Daan en Kacper maar moeten bezien wat ze met die informatie doen. Kacper stelt voor om Marlon te overvallen. Daan vindt dat wat ver gaan, al is hij aangetrokken door het vooruitzicht zijn schulden te kunnen aflossen. Als Daan zijn twijfels uit, kijkt Kacper hem minachtend aan en antwoordt hij dat hij altijd al wel gedacht heeft dat Daan laf is en hij zelf ook wel ‘een lesje’ zou kunnen gebruiken.

Een week later besluiten Daan en Kacper een kijkje te nemen bij het huis van Marlon. Ze constateren dat de schuurdeur niet op slot zit en gaan naar binnen. Ze vinden niets van waarde. Kennelijk ligt het geld in de woning. Wel zien ze enkele rollen tape op de plank liggen. Kacper kijkt Daan veelbetekenend aan.

Als Daan dan opnieuw zijn twijfels uit en begint te protesteren noemt Kacper hem een aansteller en voegt er aan toe: ‘Zal ik jou ook eens laten voelen wat ik allemaal met die tape kan?’ Dan horen ze Marlon thuiskomen. Deze ziet dat zijn schuurdeur open staat en hij loopt naar binnen. Zodra Marlon de schuur in komt, pakt Kacper hem stevig vast en houdt hem in bedwang. Ondertussen wijst deze Daan op de tape en zegt dat hij die tape ‘misschien niet zal gebruiken wanneer Marlon zonder tegenstribbelen zijn portemonnee en huissleutels geeft.’ Marlon weigert en begint te schreeuwen, waarna Kacper hem tegen de grond werkt en tape over zijn mond plakt. Vervolgens gaat Kacper op hem zitten teneinde hem in bedwang te houden. Marlon weet zich los te worstelen en over en weer vallen klappen.

Daartoe aangespoord door Kacper houdt Daan Marlon vervolgens vast. Kacper pakt de portemonnee en huissleutels van Marlon en maakt aanstalten naar de woning te gaan. Voordat hij vertrekt zegt hij tegen Daan dat hij ‘dit karweitje straks zal afmaken’, waarbij hij naar Marlon wijst. Hij voegt er nog aan toe: ‘Waag het eens hem los te laten.’ Als Kacper na een paar minuten terug komt in de schuur ziet hij dat Marlon zich bijna uit de greep van Daan heeft los geworsteld. Wanneer Kacper in de buurt komt krijgt hij van Marlon een harde schop tegen zijn schenen, waarop hij erg driftig wordt en Marlon tegen het hoofd slaat waardoor deze op de grond valt. Hij schreeuwt dat Marlon eraan gaat. Terwijl Marlon versuft op de grond ligt bindt Kacper zijn handen en benen stevig vast met touw. Tevens plakt hij nog een extra stuk tape over de neus van Marlon. Hij wordt op zijn buik gelegd. Wanneer hij zich niet meer verroert, verlaten Kacper en Daan samen de schuur. De zwaargewonde Marlon wordt korte tijd later gevonden door zijn buurvrouw die het tape verwijdert en het alarmnummer belt. De ambulance is snel ter plaatse. Marlon wordt afgevoerd naar het ziekenhuis alwaar hij enkele weken verblijft. Hij blijft leven. Daan en Kacper zijn er ondertussen vandoor gegaan met vijfhonderd euro dat in de portemonnee van Marlon zat en nog eens vijftienhonderd euro dat Kacper in het huis van Marlon had gevonden. Zij spreken af om de buit later te verdelen, tot dat moment zal Kacper het contante geld in beheer houden.

Het opsporingsonderzoek brengt de politie snel bij Het Bierpul. Diverse stamgasten verklaren dat Daan en Kacper een grote hekel hadden aan Marlon. Er wordt ook verklaard dat Daan hem zijn portemonnee wilde afpakken, terwijl Kacper zou hebben gezegd Marlon een lesje te willen leren. De politie merkt beide heren aan als verdachte. Marijke, niet als getuige gehoord, verneemt in Het Bierpul van de overval op Marlon. Ook raakt zij op de hoogte van wat stamgasten aan de politie hebben verklaard over Daan en Kacper. Marijke krijgt daarbij echter niet te horen dat ze door de politie zijn aangemerkt als verdachte.

Daan en Kacper hebben zich sinds de overval niet meer in de kroeg vertoond. Via via krijgen ze te horen dat zij door de politie worden aangemerkt als verdachten en dat de politie naar hen op zoek is. Zijvluchten naar Marijke. Als ze vraagt naar de reden van hun verzoek om een tijdje bij haar te wonen, krijgt ze een vaag en nietszeggend antwoord. Het valt haar op dat de jongens veel contant geld bij zich hebben. Marijke gaat ermee akkoord dat Daan en Kacper een tijdje bij haar logeren. Marijke vertelt aan niemand dat ze logés heeft, terwijl Daan en Kacper zich niet op straat vertonen. Als dank krijgt Marijke elke dag een paar briefjes van vijftig euro in haar hand gedrukt. Daan en Kacper weten zich enige tijd schuil te houden. Op een dag worden zij door de politie in de woning van Marijke aangehouden.

Vraag 1 (20 punten)

De officier van justitie besluit Marijke te vervolgen voor het behulpzaam zijn van Daan en Kacper in het ontkomen aan de aanhouding door de politie (art. 189 lid 1 sub 1 Sr). Volgens de raadsman van Marijke wist zijn cliënte echter niet dat zij verdachten van enig misdrijf behulpzaam was in het ontkomen aan de aanhouding door de politie. Marijke zelf verklaart dat zij het wel makkelijk vond dat zij wat contant geld kreeg. Wanneer tijdens haar verhoor gevraagd wordt of zij een idee heeft van de herkomst van het geld haalt zij onverschillig haar schouders op.

Heeft Marijke naar geldend recht en op grond van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden het voor art. 189 lid 1 sub 1 Sr vereiste opzet op het behulpzaam zijn van Daan en Kacper in het ontkomen aan de aanhouding door de politie? Motiveer uw antwoord.

Vraag 2a (20 punten)

De officier van justitie besluit Kacper te vervolgen voor poging tot doodslag van Marlon (art. 45 jo. Art. 287 Sr). Is er op grond van het geldend recht en op grond van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden sprake van een poging? Motiveer uw antwoord.

Vraag 2b (15 punten)

De officier van justitie twijfelt of Kacper ook kan worden vervolgd voor poging tot moord (art. 45 jo. art. 289 Sr). Is naar geldend recht en op grond van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden de voor moord vereiste voorbedachte raad aanwezig? Motiveer uw antwoord.

Vraag 3 (20 punten)

De officier van justitie overweegt Daan te vervolgen voor deelneming aan afpersing. Zij twijfelt tussen medeplichtigheid en medeplegen. Geef gemotiveerd aan welke van deze twee deelnemingsvormen, gezien de gedragingen van Daan, het meest in aanmerking komt.

Ter terechtzitting voert de raadsvrouw van Daan ook het volgende aan:

Namens mijn cliënt wil ik erop wijzen dat uit het dossier blijkt dat niet mijn cliënt maar medeverdachte Kacper de kwade genius is in dit verhaal. Om het scherper te formuleren: mijn cliënt heeft niet in vrijheid gehandeld, noch voorafgaand aan, noch tijdens de overval. Ik ben op grond van het voorgaande van mening dat mijn cliënt niet strafbaar is.

Vraag 4 (20 punten)

Op welke strafuitsluitingsgrond doet Daan een beroep? Heeft dit beroep naar geldend recht kans van slagen? Motiveer uw antwoord.Vervolg van de casus Het komt tot een einduitspraak in de zaak tegen Kacper die op enig moment onherroepelijk wordt. Een actieve officier van justitie meent dat Kacper er genadig vanaf is gekomen en besluit hem door middel van het uitbrengen van een dagvaarding te vervolgen voor het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van Marlon, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (art. 47 jo. 282 lid 2 Sr).

Vraag 5 (5 punten)

De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte voor het feit dat in deze dagvaarding aan de verdachte ten laste wordt gelegd, mag worden vervolgd. Welk leerstuk staat centraal bij het beantwoorden van deze vraag en welke stappen moet de rechtbank, gelet op de geldende rechtspraak van de Hoge Raad, zetten om tot een antwoord op deze vraag te komen? Motiveer uw antwoord.

Vraag 5 OUDE STIJL (5 punten)

Gesteld dat de rechtbank het verweer als bedoeld bij vraag 4 van Daan verwerpt, moet de rechtbank over dat verweer beslissen en zo ja, dient de rechtbank deze beslissing te motiveren?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Opzet is willens en wetens handelen. (1 punt) Dus niet alleen vol opzet is willens en wetens handelen, hetgeen door studenten wel vaak werd gesteld. Er zijn verschillende gradaties van opzet, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen zuiver opzet (oogmerk/opzet met bedoeling) en ‘normaal’ opzet. (1 punt) Opzet ziet op alle bestanddelen die na opzet in de delictsomschrijving zijn vermeld. (1 punt)

Om in de casus opzet vast te stellen kan er gebruikt worden gemaakt van voorwaardelijk opzet, omdat in art. 189 lid 1 sub 1 Sr ‘opzettelijk’ staat vermeld. (1 punt) De reden waarom er gebruik kan worden gemaakt van voorwaardelijk opzet werd door studenten vaak niet gegeven. Voorwaardelijk opzet wordt omschreven als bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat een bepaald gevolg intreedt (HIV-I arrest). (1 punt) Er is geen punt gegeven indien voorwaardelijk opzet werd uitgelegd als ‘het bewust aanvaarden van een aanmerkelijke kans’. De kans waarop? Het vaststellen van opzet met behulp van voorwaardelijk opzet is niet de regel; wanneer vol opzet kan worden aangetoond, is het aantonen van opzet met behulp van voorwaardelijk opzet niet nodig. Uit de casus blijkt niet dat Marijke vol opzet heeft op het behulpzaam zijn in het ontkomen aan de aanhouding door de politie. Zij weet niet dat Daan en Kacper worden aangemerkt als verdachten en uit de casus blijkt dat zij wel vroeg naar de reden van hun verzoek om bij haar te logeren, maar dat zij daar geen antwoord op kreeg. Het feit dat zij misschien een vermoeden had moeten hebben en wel geld kreeg, is onvoldoende om vol opzet aan te nemen. (1 punt) Maar dat betekent niet dat het opzet niet kan worden aangetoond. De vraag is nu of Marijke met voorwaardelijk opzet behulpzaam is geweest bij het ontkomen aan de aanhouding door de politie? M.a.w.: Heeft Marijke bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij Jesse en Kacper behulpzaam is in het ontkomen aan de aanhouding door de politie? (1 punt)

Voor het vaststellen van een aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg moet worden beoordeeld of die kans naar algemene ervaringsregels als aanmerkelijk kan worden geacht, waarbij het antwoord van de vraag hierop niet afhankelijk gesteld mag worden van de aard van het gevolg (HIV-I). (1 punt)

Bestaat er een aanmerkelijke kans dat je een verdachte behulpzaam bent in het ontkomen aan aanhouding door de politie, wanneer iemand waarvan je weet dat daarover negatief is verklaard tegenover de politie, bij jou wil wonen zonder de reden daarvoor te vertellen en je daar wel geld voor krijgt? Er bestaat zeker een kans dat je iemand op deze manier behulpzaam bent bij het ontkomen aan aanhouding door de politie. Gezien de omstandigheden zoals geschetst in de casus (Marijke is bijvoorbeeld al in de kroeg geweest terwijl er over de overval werd gesproken) kan er gesteld worden dat de kans ook aanmerkelijk is. (3 punten) Indien niet duidelijk was gemaakt waarop de kans zag,werd hier ook vaak de verkeerde afweging gemaakt. Belangrijk was om in ieder geval vast te stellen dat er een aanmerkelijke kans was dat Kacper en Daan als verdachten waren aangemerkt, en dat de kans dus ook aanmerkelijk was dat Marijke op deze manier verdachten van een misdrijf hielp bij het ontkomen aan aanhouding.

Was Marijke zich bewust van een aanmerkelijke kans dat zij Daan en Kacper hielp in het ontkomen aan aanhouding door de politie? Hiervoor dient eerst gekeken te worden naar wat de verdachte hierover verklaart, en verder naar de aard van de gedragingen en omstandigheden. Indien het op basis van het gedrag of de verklaringen van de verdachte zelf niet is vast te stellen, dient er gekeken te worden naar de gemiddelde derde. (1 punt) Uit de casus blijkt dat Marijke het zelf was die Daan en Kacper heeft verteld dat er in de schuur van Marlon wat te halen viel en dat zij weet dat de politie in Het Bierpul is geweest om onderzoek te doen naar het misdrijf en wat daar is verklaard over Daan en Kacper. Zij krijgt daarbij niet te horen dat Daan en Kacper daardoor als verdachten zijn aangemerkt, maar een gemiddelde derde zou zich hier ook bewust van zijn geweest. Daarbij kreeg zij van Daan en Kacper geen antwoord op de vraag waarom ze een tijdje bij haar wilden wonen, wat Marijke ook tegen niemand mocht zeggen. Een gemiddelde derde (een redelijk weldenkend mens) zou zich bewust zijn van een aanmerkelijke kans dat je op deze manier behulpzaam bent in het ontkomen aan aanhouding door de politie. Voor Marijke geldt ook dat zij zich bewust moest zijn van deze kans. (3 punten)

Tot slot is het de vraag of Marijke de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat wil zeggen op de koop toe heeft genomen of een grote mate van onverschilligheid/gebrekkig inlevingsvermogen heeft getoond (Enkhuizer doodslag en Porsche). (1 punt) Ook hiervoor wordt gekeken naar de verklaringen van verdachte. Indien dit geen duidelijkheid geeft zijn eventuele getuigenverklaringen van belang en vervolgens kan er weer gekeken worden naar de aard van de gedragingen en de omstandigheden. Marijke verklaart tijdens de terechtzitting dat zij het wel makkelijk vond dat zij wat contant geld van Daan en Kacper kreeg. Hieruit blijkt een mate van onverschilligheid t.a.v. de herkomst van het geld en t.a.v. de vraag of zij dat nu wel of niet door middel van een strafbaar feit hadden verkregen. Zij staat dus ook onverschillig tegenover de vraag of zij op deze manier verdachten behulpzaam is in het ontkomen aan aanhouding. Tijdens haar verhoor haalt zij, als antwoord op de vraag of zij een idee heeft van de herkomst van het geld, onverschillig haar schouders op. Hier wordt de onverschilligheid zelfs in de casus gegeven, hetwelk duidt op een aanvaarden. (3 punten) Indien er werd gesteld dat er sprake was van een aanvaarden omdat Marijke zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat Daan en Kacper verdachten waren en toch de mannen in huis nam, zijn hier geen punten voor gegeven. Voor het aanvaarden is meer nodig dan een ‘bewust zijn en toch doen’. Hier speelt de onverschilligheid van Marijke een grote rol, daaruit blijkt namelijk het ‘op de koop toe nemen’.

Conclusie. (1 punt) Nogal eens werd er gesteld dat Marijke wist / via via had gehoord dat Kacper en Daan als verdachten waren aangemerkt. Dit betekent dat men én de casus niet goed heeft gelezen én een toets aan het voorwaardelijk opzet onzinnig is. Indien zij namelijk wist dat Kacper en Daan waren aangemerkt als verdachten, zou zonder problemen het (volle) opzet bewezen kunnen worden.

Vraag 2a

Poging is een onvoltooide delictsvorm en geregeld in artikel 45 Sr. Blijkens de tekst van art. 45 Sr kan een verdachte onder de volgende voorwaarden worden vervolgd ter zake van een poging: zijn voornemen moet zich door een begin van een uitvoering hebben geopenbaard.Allereerst dient te worden vastgesteld of sprake is van een misdrijf. Dat is het geval, art. 287 Sr staat in Boek II van het Wetboek van Strafrecht. (2 punt)

Is er een voornemen van de dader? Bij poging kan het voornemen van de dader worden gelijkgesteld met het opzet uit de delictsomschrijving van het te voltooien delict, in dit geval het opzet op de dood. Omdat er geen ‘oogmerk’ in de delictsomschrijving staat, kan het voornemen bewezen worden aan de hand van het voorwaardelijk opzet (Inrijden op agent). Daarbij zou de vraag zijn of Kacper bewust de aanmerkelijke kans op de dood van Marlon heeft aanvaard. Strikt genomen is het onnodig om dit te toetsen, nu het voornemen gegeven is in de casus. Terwijl Kacper naar de woning loopt zegt hij namelijk dat hij ‘dit karweitje straks zal afmaken’ en als hij terugkomt schreeuwt hij dat Marlon ‘eraan gaat’. Ook een toets aan voorwaardelijk opzet (bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans) zou, gezien de gedragingen van Kacper, getuigen van een voornemen. Het voornemen had zowel aan de hand van vol opzet als voorwaardelijk opzet vastgesteld kunnen worden. Indien correct uitgewerkt kon voor beide opties het volle aantal punten behaald worden. (6 punten) Heeft het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering geopenbaard? Om vast te stellen of er een begin van uitvoering is, hanteert de Hoge Raad sinds het Cito-arrest (HR NJ 1979, 52) het criterium dat ‘de [handelingen] naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf’. Het criterium van de uiterlijke verschijningsvorm moet worden beoordeeld aan de hand van een criteriumfiguur, namelijk de gemiddelde/geïnformeerde derde (of de deskundige waarnemer). De vraag die gesteld moet worden is of deze geïnformeerde derde de handelingen van Kacper, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, zal beschouwen als te zijn gericht op de voltooiing van de doodslag. Kacper werkt Marlon tegen de grond en gaat op hem zitten. Dit lijkt nog niet per se gericht te zijn op de voltooiing van doodslag. Gesteld kan worden dat dit ook nog geldt voor het slaan tegen het hoofd van Marlon. Al is het hoofd een kritieke plek, dit wil op zichzelf nog niet zeggen dat er sprake is van een begin van uitvoering van specifiek het delict doodslag. Dit verandert wanneer Kacper de handen van Marlon stevig vastbindt met touw en een extra stuk tape over de neus van Marlon plakt (er zat al tape over zijn mond!). Hierna wordt Marlon op zijn buik gelegd, hetwelk ademen (voor zover dat überhaupt mogelijk is met tape over je mond en neus) nog moeilijker wordt gemaakt. Naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen deze gedragingen wel aangemerkt worden als gericht op de voltooiing van het delict doodslag.(10 punten)

Op grond van het geldend recht en de in de casus omschreven feiten en omstandigheden is er zonder meer sprake van een poging tot doodslag van Marlon. (1 punt) 1 punt is toegekend aan de structuur van het antwoord; 1) toetsen of er sprake is van een misdrijf 2) toetsen of er sprake is van een voornemen(vol opzet dan wel voorwaardelijk opzet) 3) toetsen of er sprake is van een begin van uitvoering.

Vraag 2b

Bij het delict moord komt het bestanddeel ‘met voorbedachte raad’ voor, naast een gewone omschrijving van opzet. De voorbedachte raad functioneert als een strafverzwarende omstandigheid t.a.v. het minder zware gronddelict, in dit geval dus t.a.v. doodslag. In het arrest Voorbedachte raad II wordt overwogen dat er voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een gemoedsopwelling. Er moet dus tijd zijn geweest om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad. Het gaat uiteindelijk echter altijd om een weging en waardering van de omstandigheden van het geval, waarbij aan contra indicaties een zwaarder gewicht toegekend kan worden. Deze contra-indicaties kunnen bestaan uit een plotselinge hevige drift, een korte tijdsspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid om zich te beraden pas tijdens de uitvoering ontstaat. Dit dient goed gemotiveerd te worden. (6 punten voor de theorie over voorbedachte raad)

Heeft Kacper tijd gehad om zich te beraden op het te nemen besluit of het genomen besluit om Marlon te doden? Hierbij kan opgemerkt worden dat Kacper opmerkt om ‘het karweitje straks af te maken’, hetwelk duidt op een voornemen om te doden (zie vraag 2a), waarna hij een paar minuten weg is. Dit kan aangemerkt worden als voldoende tijd om zich te beraden op het genomen of te nemen besluit. (Overigens kan ‘dit karweitje’ ook anders opgevat worden, maar het is wel van belang om dit moment te bespreken in de beantwoording.)

Tegelijk kan aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toegekend worden. Als Kacper vervolgens terug komt en een schop krijgt, wordt hij namelijk erg driftig en schreeuwt hij dat Marlon eraan gaat. Hevige drift kan een contra-indicatie zijn om voorbedachte raad aan te nemen. Er zou nog gesteld kunnen worden dat Kacper hierna ogenschijnlijk rustig nog de handen en benen van Marlon vastbindt en vervolgens ook nog extra tape over zijn neus plakt. Dit duidt dan juist weer op tijd om zich te beraden, oftewel niet handelen in een hevige gemoedsopwelling. Als contra-indicatie hiervoor zou kunnen gelden dat deze gelegenheid tot beraad pas ontstaat tijdens de uitvoering van het besluit. Nadat Kacper terug is in de schuur gebeurt alles ook vrij snel, een andere contra-indicatie is dus dat er sprake is van een korte tijdsspanne. Het gaat aldus om een weging van alle omstandigheden, waarbij studenten dienen te weten wat de mogelijke contra-indicaties zijn en een afweging moeten maken tussen de tijd om zich te beraden en deze contra-indicaties. (9 punten voor de toepassing. Vanwege de (gemiddelde) kwaliteit van de beantwoording zijn aan tal van variaties punten toegekend, mits de feiten op een juridisch juiste manier werden besproken vanuit de theorie.)

Vraag 3

De verschillende vormen van deelneming staan in art. 47 en 48 Sr. Medeplegen is een deelnemingsvorm en staat vermeld in art. 47 lid 1, sub 1 Sr (1 punt). Medeplichtigheid is ook een deelnemingsvorm en staat vermeld in art. 48 Sr (1 punt). Voor beide deelnemingsvormen gelden de vereisten van accessoriteit (1 punt) en dubbel opzet (1 punt). Met accessoriteit wordt de delictsafhankelijkheid van de deelnemingsvormen aangegeven. Deelneming als zodanig is nie strafrecht; slechts deelneming aan een bepaald nader genoemd strafbaar feit. Voor strafbare deelneming is vereist dat het strafbare feit is begaan. Alle delicten (misdrijven en overtredingen) kunnen worden medegepleegd. Dit is anders bij medeplichtigheid, waarvoor geldt dat er sprake moet zijn van een misdrijf (1 punt). Dubbel opzet houdt in dat zowel opzet op de deelnemingsgedraging als opzet op het strafbare feit waaraan wordt deelgenomen moet worden vastgesteld, mits dat strafbare feit (het gronddelict) een doleus delict is.

Naast deze algemene voorwaarden, gelden voor elke deelnemingsvorm bijzondere voorwaarden. De Hoge Raad omschrijft medeplegen als nauwe en bewuste samenwerking (1 punt). Deze omschrijving bevat een objectief deel (nauwe samenwerking) en een subjectief deel (bewuste samenwerking). In dat laatste deel vinden we het dubbel opzet, dat dus deel uit maakt van de bijzondere voorwaarden van medeplegen en dus niet twee keer afzonderlijk hoeft te worden vastgesteld. Voor medeplichtigheid geldt in algemene zin dat er sprake moet zijn van het bevorderen ofvergemakkelijken van het delict. Daarbij moeten de gedragingen van de medeplichtige enig effect hebben gehad op het strafbare feit (1 punt).

De Hoge Raad stelt dat het bij medeplegen moet gaan om samenwerking van voldoende gewicht of van een wezenlijke bijdrage aan het delict. Hier vinden we vooral een andere omschrijving van de objectieve zijde van het medeplegen. Aan de nauwe samenwerking worden bepaaldelijk eisen gesteld. De Hoge Raad heeft zich de laatste jaren vooral beziggehouden met de ondergrens van het medeplegen en de afbakening ten opzichte van medeplichtigheid. Voorkomen moet worden dat medeplegen wordt vastgesteld op basis van gedragingen die eerder doen denken aan medeplichtigheid. Indien op basis van die gedragingen toch medeplegen wordt vastgesteld, moet er meer zijn om te kunnen komen tot een samenwerking van voldoende gewicht. Dan moet bijvoorbeeld worden gekeken naar de rol voorafgaand, ten tijde of na afloop van het delict. Ook de onderlinge taakverdeling, het belang van de rol van de verdachte en het niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip zijn voor het vaststellen van medeplegen van belang. Het enkele niet distantiëren is op zichzelf niet voldoende om nauwe samenwerking aan te nemen (Overzichtsarrest medeplegen).

Kan de officier van justitie Daan vervolgen voor het medeplegen van afpersing? Is er sprake van nauwe samenwerking? Wat is het gewicht van de bijdrage van Daan? In casu zien we dat Kacper voorstelt om Marlon te overvallen, terwijl Daan dat wat ver vindt gaan en zijn twijfels uit. Het initiatief komt dan ook van Kacper en niet van Daan. Zij besluiten wel om een week later samen een kijkje te nemen bij het huis van Marlon, en gaan ook samen naar binnen waarbij zij op zoek zijn naar iets van waarde maar dat niet vinden. Vervolgens is het Kacper die Daan veelbetekenend aankijkt bij het zien van de rollen tape, waarna Daan wederom zijn twijfels uit en begint te protesteren. Opgemerkt dient te worden dat Daan zich tijdens het plegen van het delict niet distantieert, maar dat dat op zichzelf niet per se voldoende is voor het aannemen van medeplegen (Overzichtsarrest medeplegen). De enige gewelddadige gedraging van Daan tijdens het plegen van het delict die we hier zien is dat hij Marlon, op aandringen van Kacper, vast houdt zodat Kacper de portemonnee en huissleutels kan pakken. Kacper is degene die het geweld daadwerkelijk toepast, van een gelijkwaardige bijdrage lijkt dan ook geen sprake te zijn.

Inwisselbaarheid van rollen lijkt hier ook niet op te gaan; dat het initiatief van Kacper kwam doet er op zichzelf niet toe, maar Daan heeft tot tweemaal toe (expliciet dan wel impliciet) geprotesteerd tegen het plan van Kacper om Marlon te overvallen. Wanneer het dan toch gebeurd is Kacper diegene die Daan opdracht geeft om Marlon vast te houden. Gezien het passieve optreden van Daan en de opdrachten van Kacper aan hem lijkt het er hier niet op dat de rollen van Kacper en Daan inwisselbaar zijn. Hier kan tegenin worden gebracht dat de handeling van Daan, het vasthouden van Marlon, wel cruciaal is omdat het anders niet mogelijk was om de afpersing te plegen. In het antwoord dient ook meegewogen te worden dat Marlon op zijn buik wordt gelegd voordat Daan en Kacper de schuur verlaten en dat dat ook door Daan gedaan zou kunnen zijn. Van belang hierbij is dat zij vervolgens samen de schuur verlaten en Daan ‘voor dood’ achter laten. Ook spreken zij af om de buit later te verdelen, terwijl Kacper het tot die tijd in beheer zal houden. M.b.t. de buit zou ook nog opgemerkt kunnen worden dat driekwart daarvan door Kacper uit het huis wordt gehaald. Voor dit gedeelte konden maximaal 9 puntenwordenbehaald indien alle relevante gedragingen werden verwerkt en gewogen in het licht van het uitgangspunt dat de samenwerking van voldoende gewicht moet zijn. Hoe minder omstandigheden werden genoemd en hoe minder duidelijk de weging, hoe lager het aantal punten voor dit onderdeel. Het enkele noemen van omstandigheden zonder weging, kostte ook punten.

Indien wordt aangenomen dat er sprake is van nauwe samenwerking, moet het dubbel opzet worden vastgesteld (bewuste samenwerking). Ook indien van nauwe samenwerking geen sprake was en het antwoord het spoor van de medeplichtigheid ging volgen, diende dubbel opzet te worden vastgesteld.

Ten aanzien van opzet op de samenwerking moet worden bepaald of Daan willens en wetens met Kacper heeft samengewerkt. Die samenwerking blijkt uit het maken van een afspraak, het meegaan naar de plaats delict, het gedurende enige tijd vastpakken van Marlon en niet distantiëren (2 punten). Voor het vaststellen van het opzet op de medeplichtigheid (behulpzaamheid) konden min of meer dezelfdeomstandigheden worden betrokken (vooral het vasthouden van Marlon) en konden ook 2 punten worden gescoord. Het dubbel opzet op de afpersing is minder eenvoudig vast te stellen, omdat weliswaar het oogmerk was van Daan om zich wederrechtelijk te bevoordelen, maar het lastiger is om het opzet op het gebruik van geweld vast te stellen. Hier is het oogmerk niet op gericht, zodat kon worden volstaan met voorwaardelijk opzet. Door mee te gaan met Kacper en te blijven terwijl duidelijk is dat Kacper geweld niet schuwt aanvaardde Daan bewust de aanmerkelijke kans op dat geweld, zodat ook het opzet op het grondfeit kan worden aangetoond (2 punten). Ook het opzet op het grondfeit bij medeplichtigheid kan worden aangenomen, vooral omdat het opzet van Daan niet heel ver van dat van Kacper is gelegen. Ook voor dit onderdeel konden 2 punten worden behaald.

Vraag 4

Gezien de feiten in de casus zou Daan het meest waarschijnlijk een beroep kunnen doen op de strafuitsluitingsgrond overmacht. Er is namelijk sprake van een overmacht situatie, nu Daan in een dilemma verkeerde (hij dient te kiezen tussen het belang van naleving van de strafwet of bescherming van hemzelf tegen de dreiging door Kacper). Door te stellen dat Daan niet in vrijheid heeft gehandeld verwijst ook zijn raadsvrouw naar psychische overmacht. Deze strafuitsluitingsgrond vinden we in art. 40 Sr (3 punten).

Hier gaat het niet om noodtoestand omdat bij overmacht in de zin van noodtoestand (rechtvaardigingsgrond) en psychische overmacht omdat voor overmacht in de zin van noodtoestand een conflict van wettelijke plichten tegenover maatschappelijke plichten is vereist, waarin een verantwoordelijke keuze (voor het hoogste belang) moet worden gemaakt (1 punt) In het geval van psychische overmacht kán er wel anders worden gehandeld, maar door de druk die van een derde komt kan dat in sommige gevallen redelijkerwijs niet worden gevergd (1 punt). Omdat er in de casus sprake is van een druk van Kacper / omdat er sprake is van een dreiging / omdat er geen sprake is van een conflict van een wettelijke vs. een maatschappelijke plicht geldt dat hier een beroep wordt gedaan op psychische overmacht (1 punt).

Voor psychische overmacht is een ‘van buiten komende druk (die de verdachte bracht tot het plegen van het strafbare feit)’ vereist, waaraan de verdachte ‘geen weerstond kon bieden’ en ‘geen weerstond behoefde/behoorde te bieden’ (1 punt).

Was er in casus sprake van een van buiten komende druk die Daan ertoe heeft gebracht om zich schuldig te maken aan het medeplegen van afpersing? Het begon ermee dat Kacper, toen werd gesproken over het overvallen van Marlon, Daan laf noemde en zei dat hijzelf wel een lesje kon gebruiken. Kijken we naar omstandigheden waaronder de overval plaatsvond, dan zien we opnieuw dat Kacper het voortouw nam en dat hij Daan uitschold voor aansteller. Daarbij zei Kacper dat hij Daan zou laten voelen wat hij met die tape kon. Tijdens de overval werd Daan opgedragen Marlon vast te houden, waarbij hij werd gewaarschuwd hem niet los te laten. Ook kan gezegd worden dat het gegeven datMarlon opeens onverwacht de schuur inloopt en zich strijdbaar opstelt toe heeft gevoegd aan de druk, alsook dat Kacper daadwerkelijk tot geweldpleging is overgegaan. Dus ja, er is sprake van een van buiten komende druk (5 punten).

Had Daan weerstand kunnen bieden aan deze druk? Dit is een feitelijke vraag; het feit dat Daan zwicht voor de druk en ervoor kiest om een strafbaar feit te medeplegen, is reden om aan te nemen dat hij geen weerstand kon bieden (1 punt). Had Daan weerstand behoren te bieden aan deze druk? Deze eis wordt ingevuld aan de hand van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit In sommige gevallen spelen ook de Garantenstellung en de culpa in causa een rol, alhoewel die rol in het geval van psychische overmacht gering is (2 punten).

Proportionaliteit: Is de door Kacper uitgeoefende druk zo groot dat daardoor het medeplegen van afpersing proportioneel is? Hier dient een weloverwogen afweging gemaakt te worden tussen de ernst van het overtreden van de strafwet (het medeplegen van afpersing) en de druk die afkomstig is van Kacper waardoor de kans bestaat dat Kacper Daan iets aan zal doen (2 punten).

Subsidiariteit: Bestond voor het overtreden van art. 47 juncto 317 Sr in redelijkheid een alternatief? Er kan onder andere beargumenteerd worden dat Daan zich op diverse momenten had kunnen onttrekken aan de situatie. Er is een van buiten komende druk vastgesteld, maar er kan met zekerheid gesteld worden dat Daan zich had kunnen onttrekken toen Kacper binnen in huis was (2 punten) .

Er doet zich hier niet de uitzonderlijke situatie voor dat de culpa in causa of de Garantenstellung, ondanks dat zij over het algemeen niet relevant zijn bij psychische overmacht, toch een rol spelen (1 punt). (NB: bij dit laatste punt dient duidelijk te zijn gemaakt dat de student weet dat de culpa in causa en de Garantenstellung in principe geen rol spelen bij psychische overmacht, tenzij sprake is van een uitzonderlijke situatie, en dat daarvan geen sprake is. Er zijn aldus geen punten toegekend voor antwoorden met de strekking dat zij wel in principe effect zouden kunnen hebben, maar in deze casus geen effect hebben op de uitkomst, omdat gelet op de feiten geen sprake was can culpa in causa of een Garantenstellung).

Vraag 5

Kacper is eerst vervolgd voor poging doodslag (art. 45 juncto art. 287 Sr). De vraag is hier of een tweede vervolging (nu voor het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van Marlon, met zwaar lichamelijk letsel ten gevolg ex art. 47 jo. 282 lid 2 Sr) neerkomt op een tweede vervolging voor hetzelfde feit, hetgeen strijd op zou leveren met het ne bis in idem beginsel (1 punt).

Dit beginsel is verankerd in art. 68 Sr (1 punt) en betreft een vervolgingsuitsluitingsgrond. Het ne bis in idem-beginsel is een algemeen aanvaard uitgangspunt van behoorlijke strafrechtspleging. Voorts ishet niet alleen in het Wetboek van Strafrecht, maar ook in internationale verdragen opgenomen (Art. 14 lid 7 IVBPR; Art. 50 Handvest van de Grondrechten van de EU). Op basis van art. 68 Sr kan, ‘behoudens gevallen waarin rechterlijke uitspraken voor herziening vatbaar zijn, niemand andermaal worden vervolgd wegens een feit waarover te zijnen aanzien bij gewijsde van de rechter in Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba onherroepelijk is beslist.’ In het kader hiervan dient vastgesteld te worden of sprake is van ‘hetzelfde feit’. Daarbij zijn verschillende benaderingen denkbaar: de fysieke benadering: wanneer men met het lichamelijk oog een eenheid ziet (eenheid van tijd, plaats en waarneembaarheid); de normatieve benadering: is de strekking, het karakter of het te beschermen rechtsgoed van de verschillende strafbepalingen dezelfde en een combinatie van beide. Europese rechters geven hun eigen invulling aan hetzelfde feitbegrip. Zo gaat het Hof van Justitie EU daarbij uit van : ‘de gelijkheid van materiële feiten, begrepen als het bestaan van een geheel van feiten die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, ongeacht de juridische kwalificatie van deze feiten of het beschermde rechtsgoed’ (zaak C-150/05 (Van Straaten), niet-voorgeschreven)). Het EHRM neemt tot uitgangspunt dat er sprake dient te zijn van: ‘identical facts or facts which are substantially the same’ (zaak nr. 14939/03, par. 82 (Zolotukhin/Rusland)).

In nationale rechtspraak worden twee vergelijkingsfactoren als relevant opgevat: de juridische aard van de feiten (1 punt): door de strafbare feiten beschermde rechtsgoederen, strafmaxima; en de gedraging van de verdachte: mate van verschil tussen de gedragingen, zowel gelet op de aard en kennelijke strekking van de gedragingen, als de tijd waarop, de plaats waar en de omstandigheden waaronder de gedragingen zijn verricht (1 punt). (Ne bis in idem-arrest) (1 punt). Gelet op deze twee uitgangspunten zou in deze casus een verweer o.g.v. het ne bis in idem-beginsel voor de hand liggen, met name vanwege de tweede vergelijkingsfactor: het gaat immers om dezelfde gedraging.

Vraag 5 OUDE STIJL

Het verweer houdt een beroep op een schulduitsluitingsgrond in (1 punt).

Een schulduitsluitingsgrond neemt de verwijtbaarheid weg (1 punt). Art. 317 Sr is geen culpoos misdrijf. Wederrechtelijkheid is wel bestanddeel, maar verwijtbaarheid niet, waardoor de verwijtbaarheid ‘gewoon’ als element fungeert. Hierom zal t.a.v. het beslissen en motiveren de gebruikelijke volgorde in de wet gevolgd worden (1 punt).

Artikel 358 lid 3 Sv stelt dat dat het vonnis een beslissing geeft indien in strijd met een door de verdachte gevoerd uitdrukkelijk voorgedragen verweer dat een bepaalde strafuitsluitingsgrond (hier: psychische overmacht) niet aanwezig is (de rechtbank acht dat het beroep op de strafuitsluitingsgrond niet aannemelijk is geworden). Het vonnis van de rechtbank dient dus op grond van art. 358 lid 3 Sv een beslissing te bevatten over het verwerpen van het beroep op een strafuitsluitingsgrond (1 punt). Op grond van art. 359 lid 2 eerste volzin Sv dienen de beslissingen als vermeld in art. 358 lid 3 Sv (en van zo’n beslissing is in dit geval sprake, zie hiervoor) met redenen omkleed, dus gemotiveerd te zijn (1 punt).

Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.