Notes bij Kindergeneeskunde - UU (week 4)

Gebaseerd op het collegejaar 2014-2015 van het masterprogramma Geneeskunde aan de UU. Zie voor de overige aantekeningen: 


MTE Invloed van chronische ziekte op de ontwikkeling van kind en gezin

Een kind met een chronische ziekte heeft een 2 keer zo hoog risico om later in het leven psychische klachten te ontwikkelen dan gezonde personen. Het gaat dan niet alleen om psychiatrische problemen. Met name klachten als gedrags- en aanpassingsproblemen komen veel voor.

Vanaf de geboorte totdat het kind 4,5 jaar is, moeten onderstaande taken door het gezin worden uitgevoerd. Bij een chronische ziekte in deze periode komt dit in het gedrang.

  • Hechting: tot de leeftijd van 6 maanden hecht een kind zich met name aan degene die hem/haar verzorgt. Dit kunnen verschillende mensen zijn. Vanaf 6 maanden wordt de hechting specifieker naar 1 persoon gericht. Voor een goede hechting is een goede afstemming tussen verzorger en kind nodig. De verzorger moet bijvoorbeeld adequaat reageren op slaap en honger. Hechting vindt plaats in een kritische periode. Dit betekent dat er een bepaalde window is wanneer het kind goed kan hechten. Als dit door bijvoorbeeld ziekte dan niet gebeurt, is de kans groot dat het kind later in het leven ook hechtingsproblemen ontwikkelt.

  • Interactie en sociale feedback

  • Co-regulatie: de volwassene moet zich aanpassen aan het kind

  • Aanmoedigen interactie met andere kinderen

Na de leeftijd van 4,5 jaar staan andere gezinstaken op de voorgrond:

  • Bevorderen van zelfcontrole

  • Bevorderen van zelfwaardering

  • Bevorderen van onafhankelijkheid en initiatief

  • Open communicatie en tolerantie

  • Toekomstperspectief

Niet alleen bij objectief ernstige ziekten ontwikkelen kinderen psychische problemen. Acne kan voor pubers bijvoorbeeld erg invaliderend zijn. De ernst van een aandoening speelt wel mee in de kans op latere psychische problemen, maar er zijn veel meer factoren.

Deze factoren zijn: aard van de ziekte, stadium van ziekte, leeftijd kind, sociaal-emotionele ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling en gezinsfactoren.

Kinderen hebben vaak last van zichtbare ziektes. Moeheid en pijn kunnen leiden tot veel schoolverzuim (bijvoorbeeld bij reuma).

Een lange ziekteduur is gerelateerd aan het ontwikkelen van somberheid.

Kinderen moeten hun ziekte kunnen verwerken. Deze verwerking is een soort rouwproces. Hierbij rouwen ze om het toekomstbeeld dat ze zich hadden voorgesteld (en dat ze door ziekte niet meer kunnen bereiken). Langzaam wordt dan acceptatie bereikt.

Ziekte bij een jong kind heeft met name invloed op:

  • Hechting

  • Bereiken van ontwikkelingsmijlpalen

  • Mobiliteit

Ziekte bij kinderen op de schoolleeftijd heeft met name invloed op:

  • Schoolse vaardigheden: door missen van school en concentratieproblemen.

  • Sport en prestatie

  • Sociaal functioneren

Ziekte bij adolescenten heeft met name invloed op:

  • Sociale aanpassing

  • Identiteitsvorming

  • (on)afhankelijkheid van familie

  • Therapietrouw

MTE Lichamelijke klachten op de basisschoolleeftijd

Met kinderen van basisschoolleeftijd worden kinderen tussen de 4 en 12 jaar bedoeld.

Taken die kinderen normaalgesproken uitvoeren en leren in de leeftijd van 4 tot 12 jaar zijn:

  • Motorische ontwikkeling: met name kleuters. Denk aan knippen, tekenen, ballen gooien.

  • Gevoelens herkennen en reguleren

  • Ontwikkelen van autonomie en zelfstandigheid: dit gebeurt vooral in groep 7 en 8.

  • Relaties met leeftijdsgenoten ontwikkelen: vanaf de basisschoolleeftijd worden echte vriendschappen gesloten, die ook lang kunnen aanhouden.

  • Functioneren op school

Lichamelijke klachten zonder duidelijke oorzaak komen veel voor op de basisschoolleeftijd. Vaak zijn ze kortdurend. Als het langer aanhoudt, kan het leiden tot emotionele problemen, gedragsproblemen en schoolverzuim. De incidentie stijgt bij 12 jaar flink, dus het is zeker ook een probleem na de basisschoolleeftijd. De incidentie is hoger bij meisjes. Dit verschil tussen jongens en meisjes neemt toe in de puberteit.

De meest voorkomende klachten zijn:

  • Buikpijn: kinderen met buikpijn zonder lichamelijke oorzaak hebben een verhoogd risico om ook als volwassene veel buikpijn te hebben.

  • Hoofdpijn

  • Vermoeidheid

De behandeling van buikpijn bestaat uit:

  • Uitsluiten van lichamelijke oorzaak

  • Zoeken naar uitlokkende factoren: hiervoor kan bijvoorbeeld een buikpijn-dagboek worden bijgehouden. Misschien heeft het kind alleen buikpijn op de dagen dat het gym heeft op school.

  • Geruststelling: met name de ouders kunnen erg bezorgd zijn.

De meeste kinderen met buikpijn hebben na bovenstaande aanpak beduidend minder klachten. Een kleine groep heeft echter een multidisciplinaire aanpak nodig. Daarbij kan de psycholoog een rol spelen. Er moet onder andere worden nagegaan of de ouders de klacht (onbewust) in stand houden. En je moet onderzoeken of er secundaire ziektewinst is.

De behandeling van vermoeidheid bestaat uit:

  • Medische en psychiatrische problematiek uitsluiten

  • Geruststelling

  • Cognitieve gedragstherapie

  • Systeemtherapie: het gezin speelt namelijk vaak een belangrijke rol bij het in stand houden van de vermoeidheid.

Wanneer een kind eerder een ziekte heeft gehad, is de kans groter dat hij/zij later lichamelijke klachten ontwikkelt. Een normale klacht wordt eerder als ziekte ervaren. Er zal meer aandacht naar toe gaan en er worden meer dingen aan toegeschreven.

Wanneer een kind met lichamelijke klachten bij een psycholoog komt, worden de volgende aspecten onderzocht:

  • Intelligentie-onderzoek

  • Persoonlijkheidsonderzoek

  • Registratie van de klacht, mogelijk door middel van een klachten-dagboek

De klachtenanalyse die vervolgens door de psycholoog wordt uitgevoerd, gebeurt op verschillende niveaus: individueel niveau, systemisch (met name het gezin wordt hierbij betrokken) en ontwikkelingsgericht.

Het behandelingsdoel van een psycholoog is de normale ontwikkeling te herstellen. Het gaat dus niet direct om afname van de klacht, maar om afname van de gevolgen van de klacht. Denk hierbij aan het verminderen van schoolverzuim.

Een techniek die bij de behandeling wordt gebruikt is cognitieve gedragstherapie. Hierbij verander je denkpatronen die de problemen in stand houden. Het idee is dat een gedachte een gevoel veroorzaakt en dat gevoel vervolgs gedrag. Op al deze 3 niveaus kun je met cognitieve gedragstherapie ingrijpen.

Een tweede techniek is zelfhypnose:

  • Je probeert een staat van ander bewustzijn te bereiken (een soort trance). Deze staat komt in het dagelijks leven ook voor, bijvoorbeeld wanneer je heel geconcentreerd een tentamen maakt en je niet merkt dat er ineens iemand naast je staat.

  • Door de toestand van geconcentreerde aandacht maak je je los van de uitwendige wereld.

  • Het idee is dat je deze trance-toestand leert opwekken. Kinderen kunnen het vervolgens bijvoorbeeld gebruiken als ze geprikt moeten worden.

  • Indicaties: pijnklachten, somatische klachten, verwerken van traumatische gebeurtenissen.

  • Kan vanaf een leeftijd van 4-5 jaar worden gebruikt.

MTE Eerste opvang van acuut zieke kinderen

Bij de opvang van een acuut ziek kind is het heel belangrijk het gewicht te kunnen schatten. De hoeveelheden vocht en medicatie die je toedient hanger er namelijk vanaf. Het gewicht voor kinderen tussen 1 en 10 jaar is te berekenen met de volgende formule:

Gewicht (kg) = 2,5 x leeftijd + 8

Voor kinderen jonger dan 1 jaar geldt:

  • Pasgeborene: 3,5 kg

  • 6 maanden: 6 kg

  • 8 maanden: 8 kg

  • 1 jaar: 10 kg

Bij acuut zieke kinderen ligt het probleem vaak bij de ademhaling. Een voorbeeld is asystolie: bij een kind heeft dit meestal een respiratoire oorzaak, bij volwassenen heeft dit meestal een cardiale oorzaak.

Zowel circulatoir falen als respiratoir falen leiden uiteindelijk tot hypoxie en vervolgens tot een hartstilstand. Bij kinderen is hypoxie een laat teken, omdat zij nog lang compensatiemechanismen kunnen inzetten. Wanneer hypoxie eenmaal is bereikt, is het veel lastiger een kind weer in goede conditie te brengen dan voordat er hypoxie was.

Redenen van respiratoir falen zijn:

  • Respiratory distress: bovenste luchtwegobstructie (infectieus, corpus alienum), pneumonie, astma, bronchiolitis.

  • Ademdepressie: verhoogde intracraniële druk, intoxicatie, convulsies.

Redenen van circulatoir falen zijn:

  • Vochtverlies: diarree/braken, bloedingen, brandwonden

  • Verstoorde verdeling van vocht over het lichaam: shock, anafylaxie

  • Problemen van pompfunctie van het hart: ritmestoornissen, obstructie van de circulatie, pericarditis, cardiomyopathie, etc.

De structuur van de eerste opvang is als volgt:

  • Primary survey en resuscitatie: volgens ABCDE protocol

  • Secondary survey

  • Emergency treatment

Wanneer hartmassage nodig is zijn een aantal dingen van belang:

  • Diepte: 1/3 deel van de thorax indrukken

  • Frequentie: 100 keer per minuut

  • Bij kinderen is de verhouding hartmassage – beademing anders dan bij volwassenen: 15:2 in plaats van 30:2

A: airway

De luchtweg beoordeel je door na te gaan of een kind geluid maakt. Als het kan huilen of praten is de luchtweg open. Wanneer het kind spontaan geen geluid maakt, spreek je het aan of prikkel je het om geluiden uit te lokken. Lukt dit niet, dan ga je kijken-luisteren-voelen naar de ademhaling. Voel en hoor je geen luchtstroom en zie je tevens de thorax niet omhoog komen, dan is de ademweg niet vrij. Voer de jaw thrust of chin lift uit.

B: breathing

De beoordeling bij B bestaat uit 3 onderdelen: beoordeel de ademarbeid, beoordeel de effecten van de ademarbeid en beoordeel aanwezigheid van systemische effecten van respiratoir falen:

  • Ademarbeid: ademfrequentie, intrekkingen (subcostaal, intercostaal, in jugulo, sternaal), hulpspieren, geluiden, kreunen, neusvleugelen.

  • Effecten ademarbeid: thoraxexcursies, luchtstroom, saturatie

  • Systemische effecten respiratoir falen: hartfrequentie, huidskleur, bewustzijn

Slechte tekenen zijn:

  • Uitputting: de compensatiemechanismen vallen weg.

  • Stille thorax (weinig bewegingen): kind levert wel arbeid, maar kennelijk komt het geen lucht naar binnen.

  • Centrale cyanose

  • Saturatie onder de 85%

C: circulatie

Ook hier beoordeel je eerst de verschijnselen en daarna de effecten:

  • Verschijnselen: hartfrequentie, polsvolume (zuigelingen: a. brachialis, kinderen: a. carotis), capillaire refill (op sternum), bloeddruk.

  • Effecten: ademfrequentie, kleur, perifere temperatuur, mentale status (kinderen kunnen zowel geagiteerd als suf zijn bij een slechte circulatie), diurese, lactaat (teken van anaërobe verbranding).

Hypotensie is een erg slecht teken. Kinderen kunnen de tensie namelijk lang op peil houden. Wanneer hypotensie eenmaal optreedt, kan een kind erg hard achteruit gaan.

Bij de C start je met vullen: 20 ml fysiologisch zout per kg lichaamsgewicht. Wanneer na herbeoordeling geen verbetering optreedt, herhaal je dezelfde hoeveelheid. Vervolgens weer herbeoordelen en eventueel herhalen. Bij veel vullen loop je het risico op longoedeem.

D: disability

Je kijkt naar 3 hoofdgroepen:

  • Bewustzijn: AVPU

  • Lichaamshouding

  • Pupilreactie

Werkgroep 4

I: Het bedreigde kind

Casus 16 Fatima

Tijdens de avonddienst wordt Fatima binnengebracht op de SEH. Ze is 12 maanden oud en heeft sinds een aantal dagen last van diarree en spugen. De huisarts had haar thuis bezocht in verband met sufheid en heeft haar toen direct met de ambulance naar het ziekenhuis gestuurd. Ze was apathisch, haar ogen draaiden weg, ze had een steunende ademhaling en een apnoe. Tijdens deze apnoe werd ze grauw en cyanotisch. Op de SEH ziet u een zieke, geprikkelde zuigeling met een wisselend bewustzijn. Ze weegt 10 kg, haar temperatuur is 38,5 graden Celsius, de bloeddruk is 105/67, de pols is 200 per minuut, de ademhalingsfrequentie is 40 per minuut en de capillaire refill is vertraagd (4 seconden). De huidturgor is niet verminderd.

1. Een vitaal bedreigd kind benader je volgens het ABCDE-systeem.

2. De snelle pols, het wisselende bewustzijn en de vertraagde capillaire refill geven aan dat er een shock gaande is. De shock kan zijn ontstaan door een infectie of door dehydratie bij haar diarree en spugen.

3. Vullen via een infuus. Je geeft als bolus 20 ml/kg lichaamsgewicht. Daarna stel je onderhoud in naar de behoefte die de patiënt op dat moment heeft (onderhoud en continuerende verliezen)

4. Na deze eerste behandeling ga je op zoek naar een oorzaak. Hiervoor kun je lab prikken, kweken afnemen en eventueel beeldvorming inzetten. Als de patiënt instabiel wordt, is het soms nodig om de patiënt over te plaatsen naar de intensive care.

5. De ernst van de dehydratie wordt vastgesteld aan de hand van verschillende klinische criteria. Je kijkt naar allerlei aspecten van het lichamelijk onderzoek, zoals capillaire refill, pols, bewustzijn, huidturgor, fontanel, slijmvliezen, ogen, urineproductie, etc.

Op basis van deze factoren wordt dehydratie in 3 groepen ingedeeld:

  • Mild: minder dan 3% van het lichaamsgewicht verloren door vochtverlies

  • Matig: 3-9% van het lichaamsgewicht verloren door vochtverlies

  • Ernstig: meer dan 9% van het lichaamsgewicht verloren door vochtverlies

Vervolg casus

Er is lab geprikt. De uitslagen zijn weergegeven in het blokboek.

6. Er is een metabole acidose, partieel respiratoir gecompenseerd. De compensatie is partieel, omdat de zuurgraad niet volledig is herstelt door middel van de hyperventilatie. De acidose is ontstaan door verlies van natrium en bicarbonaat via de diarree. Er is ondanks het verlies van natrium geen hyponatriëmie. Dit komt doordat Fatima in verhouding meer water dan zout heeft verloren.

7. Fatima heeft een hypertone dehydratie. Dit betekent dat er een hypernatriëmie is doordat de patiënt meer water dan zout heeft verloren. Van zowel water en zout is er een tekort. Het lastige bij een hypertone dehydratie is dat de huidturgor normaal kan zijn, terwijl er wel een forse dehydratie is.

8. Ter behandeling van de dehydratie krijgt Fatima intraveneuze therapie. Bij milde of matige dehydratie wordt ORS gebruikt in plaats van infusie. Het is belangrijk dat Fatima wat extra natrium krijgt via het infuus (ze heeft immers zout verloren), maar niet zoveel als je bij een hypotone of isotone dehydratie zou geven. Als ze eenmaal weer gaat plassen, suppleer je ook kalium (in het lab werd namelijk een hypokaliëmie gezien). De hoeveelheid vocht die je moet geven, bepaal je door te berekenen hoeveel vocht Fatima heeft verloren. Daarbij tel je de standaard vochtbehoefte en de continuerende verliezen op.

Casus 17 Angelique

Angelique van 2 jaar komt samen met haar moeder rond 19.00 uur op de SEH. Ze is verwezen via de huisartsenpost. Angelique is ongeveer 1,5 uur geleden van de trap gevallen. Sinds de val heeft ze constant gehuild en ze wil haar linker arm niet meer bewegen. Moeder had geen vervoer om naar het ziekenhuis te gaan en daarom heeft ze gewacht tot haar buurman thuis kwam. Hij heeft hen vervolgens gebracht. Moeder maakt een bezorgde indruk. Op de röntgenfoto wordt een spiraalfractuur gezien. Zo’n fractuur wordt ook wel een schuine fractuur genoemd.

1. Kinderen vallen vaak en kunnen dan iets breken. Toch is er hier wel aanleiding tot enige bezorgdheid dat er iets vreemd aan de hand is. Mogelijk is er sprake van kindermishandeling. Aanwijzingen uit de casus zijn het feit dat de moeder 1,5 uur heeft gewacht voordat ze naar het ziekenhuis ging. Verder zou je bij een val van de trap niet direct een spiraalfractuur verwachten. Als Angelique echt van de trap is gevallen, kun je je nog afvragen hoe het zo ver heeft kunnen komen.

2. Bij een verdenking op kindermishandeling let je bij het lichamelijk onderzoek extra op de volgende aspecten:

  • Blauwe plekken

  • Littekens

  • Algemene verzorging

  • Aanwijzingen voor nieuwe of oude fracturen

Wanneer de verdenking serieus is, kun je aanvullend onderzoek inzetten. Er wordt een röntgenfoto van het hele skelet gemaakt. Tevens is een oblique opname van de ribben zinvol, omdat daarmee ribfracturen kunnen worden opgespoord. Ribfracturen bij kinderen zijn er suspect voor kindermishandeling.

3. De type fracturen waarbij je extra alert moet zijn op kindermishandeling zijn:

  • Ribfracturen: bijna altijd op basis van kindermishandeling. Met name de posterieure ribfracturen worden bij kindermishandeling geregeld gezien. Ze ontstaan doordat het kind omvat wordt met de handen van de volwassene.

  • Metafysaire fracturen

  • Complexe schedelfracturen

  • Aanwezigheid van zowel oude als nieuwe fracturen op röntgenfoto’s

Bij een kind dat nog niet kan lopen, moet je je altijd extra afvragen hoe de fractuur heeft kunnen ontstaan. De kans dat het een ongeluk is, wordt namelijk kleiner als het kind niet zelf een verhoging op kan komen (en er dus af kan vallen).

4. Kenmerken van het shaken baby syndroom zijn:

  • Apnoe

  • Retinabloedingen

  • Agitatie

  • Slecht eten

  • Convulsies

  • Bewustzijnsdaling

  • Anemie

  • Bomberende fontanel

Deze klachten ontstaan doordat er scheurtjes in de kleine vaatjes van de subdurale ruimte ontstaan. Het kind vertoont dus symptomen van een subduraal hematoom. Er kan een lucide interval zijn.

Casus 18 Tabitha

Tabitha (zie werkgroep 1) is opgenomen op de kinderafdeling. Daar wordt ze behandeld met intraveneus vochts, antibiotica en fototherapie in verband met de hyperbilirubinemie. Er is tevens een liquorpunctie verricht, maar die gaf geen aanwijzingen voor een meningitis. De dag na opname werd de bloedkweek positief voor een bacterie.

1. Bij een neonaat manifesteert sepsis zich als volgt:

  • Instabiele temperatuur

  • Slechte perifere circulatie

  • Ademhalingsproblemen

  • Slecht eten

  • Agitatie

  • Lethargie

2. De belangrijkste verwekkers zijn afhankelijk van het moment waarop de sepsis ontstaat. Wanneer er een early onset sepsis is, ontstaan de klachten binnen 48 uur na de geboorte. De infectie is dan al voor de geboorte opgetreden. Dit kan intra-uterien of tijdens de baring zijn gebeurd. De belangrijkste verwekkers zijn in zo’n geval de groep B streptokokken en E. coli. Beide geven een ernstig beeld Listeria monocytogenes komt minder vaak voor, maar geeft ook een ernstig beeld.

Late onset sepsis ontstaat meer dan 72 uur na de geboorte. Er zijn vele verwekkers mogelijk, maar onder andere Staphylococcus aureus en Staphylococcus epidermidis zijn vaak de oorzaak.

3. Sepsis bij neonaten heeft een hoge mortaliteit. Dit is de reden dat zwangere vrouwen die een groep B streptokok bij zich dragen ook goed worden vervolgd.

Casus 19 Gerben

Gerben van 5 maanden oud komt ’s avonds op de SEH. Hij is al 5 dagen verkouden, maar sinds vandaag drinkt hij slechter en heeft hij koorts. Moeder heeft 39 graden Celsius gemeten. Wat opviel was dat hij ‘kreunerig’ ademhaalde. Die avond maakte hij tweemaal een kortdurende, gegeneraliseerde convulsie door. Daarom zijn de ouders van Gerben zelf naar de SEH gekomen.

Gerben heeft een oudere broer. Zijn broer Michiel is gezond, maar heeft wel altijd veel last van zijn oren. Hij heeft veel oorontstekingen waarvoor hij dan antibiotica krijgt.

Bij het lichamelijk onderzoek valt op dat Gerben suf is. Hij is bleek. Er zijn geen vlekjes op zijn huid te zien. Zijn ademhalingsfrequentie is 50 per minuut, er zijn geen intrekkingen, maar het is inderdaad wat kreunend. De hartfrequentie is 170 per minuut en de bloeddruk is 70/50 mmHg. De saturatie is 96%. Het is lastig om het KNO-gebied te inspecteren. Zijn trommelvliezen lijken wat rood, maar zijn niet bomberend. Tijdens het hele onderzoek reageert Gerben geïrriteerd en pijnlijk, vooral bij het verwisselen van zijn luier. De keel ziet er onrustig uit, de fontanel is erg klein en moeilijk te beoordelen. Over de longen is een symmetrisch ademgeruis te horen zonder bijgeluiden. Bij auscultatie van het hart worden, afgezien van de tachycardie, geen afwijkingen gevonden. Onderzoek van de buik is normaal. De extremiteiten zijn matig warm.

1. De vitale functies zijn verstoord. Er is namelijk een tachypnoe en een tachycardie.

2. Om de arts-assistent te overtuigen Gerben snel te zien, noem je dat er mogelijk een sepsis-meningitis is. Gerben geeft pijn aan bij het optillen van de benen en zijn vitale functies zijn verstoord. In je DD staat verder een urosepsis.

3. De onderzoeken die nu gedaan moeten worden zijn:

  • Lab: bloedbeeld, elektrolyten, onstekingsparameters, nierfunctie

  • Urine: sediment en kweek

  • Bloedkweek

  • Liquorpunctie: verschillende bepalingen en kweek

  • Eventueel een thoraxfoto

Vervolg casus

Na overleg met de arts-assistent moet een liquorpunctie worden aangevraagd. Als co-assistent moet jij de formulieren invullen. U blijft achter met 2 liquorbuisjes.

1. De volgende diagnostiek vraag je aan voor de liquor:

  • Leukocyten

  • Eiwit

  • Glucose

  • Grampreparaat

  • Kweek

  • PCR

2. De kweek en het Gram-preparaat worden uitgevoerd bij het laboratorium van de microbiologie. De overige bepalingen moeten naar de klinische chemie.

3. De klinische chemie en uitslag van het Gram-preparaat kun je binnen een uur hebben. De kweek duurt meestal enkele dagen.

4. Wanneer de eerste uitslagen bekend zijn, kun je al differentiëren tussen een virale of bacteriële meningitis. De tekenen van een bacteriële meningitis zijn:

  • Veel polymorfe leukocyten

  • Hoog eiwit

  • Laag glucose

Vervolg casus

Uit de eerste uitslagen van de liquorpunctie blijkt dat Gerben (waarschijnlijk) een bacteriële meningitis heeft. Hiervoor gaat u hem dus behandelen.

5. Je start een 3e generatie cefalosporine: Ceftriaxon 100 mg/kg lichaamsgewicht. Dit antibioticum dekt de meest waarschijnlijke verwekkers: meningokok en pneumokok.

6. Het effect van Ceftriaxon berust op de bactericide werking.

7. Wanneer je dexamethason geeft voor de eerste gift antibiotica en dit 4 dagen continueert, is er een lagere kans op gehoorverlies op lange termijn. Aan neonaten geef je geen dexamethason.

Verder geef je Gerben ook paracetamol (pijnstilling) en zorg je dat hij in een prikkelarme omgeving verblijft.

Vervolg casus:

Nadat u de ouders hebt verteld dat er waarschijnlijk een bacteriële meningitis is, zijn ze erg bezorgd. Ze stellen veel vragen.

8. Gerben moet waarschijnlijk 7-10 dagen in het ziekenhuis blijven. Na een aantal dagen zal zijn koorts waarschijnlijk weg zijn en dan blijft hij tot de antibioticakuur is afgelopen. Bij een meningitis op basis van meningokokken is het verblijf meestal wat korter (7 dagen) dan bij de andere mogelijke verwekkers.

9. Er zijn verschillende complicaties op de lange termijn. Ongeveer 10% van de patiënten houdt restverschijnselen. Deze kunnen onder andere bestaan uit doofheid, cerebrale infarcering, epilepsie, hydrocephalus en hersenzenuwuitval (door lokale vasculitis). Of deze complicaties optreden hangt onder andere af van hoe snel je erbij bent (en hoe snel er dus is gestart met antibiotica). Ook de verwekker heeft invloed: bij meningokokken-meningitis komt cerebrale schade minder voor, maar is er een verhoogde kans op huidnecrose aan de ledematen.

10. De directe omgeving moet profylactisch worden behandeld met rifampicine. Wie er verder profylaxe moeten krijgen, wordt bepaald (en geregeld) door de GGD. Bacteriële meningitis is een aangifteplichtige ziekte.

11. De kweek is na 36 uur positief voor pneumokokken. Een bacteriële meningitis door pneumokokken is met vaccinatie niet volledig te voorkomen. In het vaccin zitten namelijk 10 soorten, terwijl er in totaal meer dan 90 soorten pneumokokken zijn. De kans wordt wel veel kleiner, omdat de meest voorkomende typen wel in het vaccin zijn opgenomen.

 

Check page access:
Public
This content is related to:
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use and find summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  3. Search tool: quick & dirty - not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is available at the bottom of most pages or on the Search & Find page
  4. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Quick links to WorldSupporter content for universities in the Netherlands

Follow the author: Medicine Supporter
Check more of topic:
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.