Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013
Bekken
Het bekken bestaat uit een os sacrum en twee os coxae. De os coxae bestaan uit het os pubis, os ischium en os ilium. De grens tussen het grote en kleine bekken is de linea terminalis. Deze grens is ook de ingang van het baringskanaal.
De structuren die door de bekken-foramina lopen:
foramen ischiadicum majus: n. ischiadicus, n. pudendus, a. iliaca interna, a. glutea superior en inferior, a. en v. pudenda interna en de m. piriformis.
foramen ischiadicum minus: n. pudendus, a. en v. pudenda interna, a. glutea inferior en de pees van de m. obturatorus internus.
foramen obturatorium: pezen van de adductoren (m. obturatorius internus en externus), a. v. en n. obturatorius. Het foramen obturatorium wordt afgedekt door een membraan.
Externe sfincter ani geïnnerveerd door n. pudendus. Geslachtsorganen ondersteund door een plaat die van ramus inferior naar … loopt (diafragma urogenitale). Trampolinefunctie en ondersteuning van blaas en vagina.
Tussen het lig. sacrotuberale en lig. sacrospinale loopt de n. pudendus. Deze ligamenten verslappen tijdens de zwangerschap. Hierdoor kantelt het os sacrum en het bekken naar voren. Hierdoor is er meer ruimte bij de bekkenuitgang en wordt de bevalling makkelijker.
De symfysiolyse die optreedt aan het einde van de zwangerschap (onder invloed van hormonen) om de baring makkelijker te maken kan veel pijn veroorzaken.
Corpus perinealis: bindweefsel complex dat ervoor zorgt dat de bekkenorganen met de bekkenwand zijn verbonden. Functie ervan is ophanging.
Filmpjes
Structuren in figuur 1
1) Uterus 7) ampulla (tuba)
2) blaas 8) infundibulum
3) Darmvet 9) mesovarium
4) Darm 10) ligamentum ovarium proprium
5) ovarium 11) plica recto-uterina
6) ligamentum teres uteri 12) cavum Douglasi
Vraag 6b: zichtbaar is overgang uterus-blaas (vooral verschil in kleur en mobiliteit).
Na de overgang is er sprake van kleinere ovaria. De uterus ligt standaard in anteflexie, dat wil zeggen dat het naar voren is gekanteld en op de blaas rust. Het ovarium is niet mobiel want hij is opgehangen aan het peritoneum. Ovarium zit vast met het ligamentum infundibulum pelvicum. Door dit ligament loopt ook de arteria ovarica. A. uterina loopt door lig. latum en geeft ook bloed aan het ovarium.
Onder tuba ligt mesosalphynx met heel veel bloedvaatjes. Boven ovarium ligt het mesovarium.
Klachten EUG eileider: bloedingen, krampende pijn. Een ovariumcyste leidt tot de vergroting van het ovarium. Een vergroot ovarium kan een torsiebeweging maken. Een normaal ovarium kan alleen over de uterus klappen (voor en achter).
Een open verbinding bestaat tussen de buitenwereld en de buikholte bij de fimbriae: buikholte => fimbriae =>tuba => uterus => cervix => vagina => buitenwereld. Bij de man is er geen open verbinding.
Organen die (deels) bekleed zijn met peritoneum zijn de blaas, uterus, rectum. De blaas en rectum echter liggen onder de buikholte en de vagina is niet bekleed met peritoneum.
Bij vulling van de blaas verplaatst de blaas zich omhoog. Bij zwangerschap wordt de blaas naar beneden gedrukt, waardoor het meer moeite heeft met vullen. Dit leidt tot het sneller moeten plassen.
Het diepste punt van het bekken (zichtbaar bij laparoscopie) is het cavum douglasi. Dit ligt tussen het rectum en uterus: zie figuur.
Een peritoneale prikkel door bijvoorbeeld een ontsteking kan gevoeld worden aan de achterkant vagina superior. Dit zit namelijk tegen het peritoneum.
Placenta
Chorionzijde: foetale kant van de placenta. Dit is de kant waar de navelstreng op aanhecht. Deciduaalzijde: maternale kant van de placenta. Aan deze kant kan het aantal cotyledonen worden geteld.
Cotyledonen: zichtbaar als lobjes aan de maternale kant van de placenta. Dit zijn de functionele eenheden voor uitwisseling van nutriënten tussen moeder en kind. Elk cotyledon bevat een ruimte waarin maternale spiraal arteriën voedingsstoffen kunnen uitwisselen met foetaal bloed. Er zijn zo ongeveer 10-30 lobjes per placenta. In de geboren placenta tref je geen moederlijke spiraal arteriën aan, die blijven na de baring achter in de baarmoederwand. Deze arteriën worden door contractie van het myometrium dichtgeknepen zodat ernstig bloedverlies uitblijft.
Amnion: dunne vlies waarin het kind en het vruchtwater zich bevinden. De amnionholte wordt omringd door chorion. Het amnion en chorion vormen samen een dubbelblad. Het amnion is het binnenste vlies, het ligt aan de binnenkant op de placenta. Het chorion is het buitenste blad.
Navelstreng: bevat twee arteriën en een vene. In de placenta zitten 2 venen, die zich samenvoegen op het moment dat ze de navelstreng bereiken. De arteriën zijn zuurstofarm en bevatten afvalstoffen. De stroomrichting van de arteriën is van foetus naar de moeder. De vaten lopen als een spiraal door de navelstreng.
Tweeling placenta: er bevinden zich 2 amnions, minder dan 1% is monoamniotisch. Ze hebben ieder hun eigen vaatbed met enkele verbindingen ertussen. Wanneer bij deze verbinding een ongelijke verdeling zou ontstaan, is er kans op TTS. De placenta is ook groter en dikker dan de eenlingplacenta.
Add new contribution