Stamplijst Acute Geneeskunde

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Pijn op de borst

 

Differentiaal diagnose

Borstkas

- Spierpijn (m. pectoralis major en minor, intercostaalspiertjes)

- Trauma (ribben, spieren)

- Syndroom van Tietze (drukpijnlijk kraakbeen parasternaal;costochondrale

   overgang)

- Herpes zoster (reacticatie Varicella zoster)

- Schouderklachten
Cardiovasculair

- Stabiele AP

- Instabiele AP

- Myocardinfarct

-  Aortadissectie (intima scheurt van media)

- TAA ruptuur (Thoracale Aorta Aneurysma)

- Hartfalen

- Harttamponnade (vaak na MI door verslapte wand)

- Ritmestoornissen (atriumfibrilleren/supraventriculaire tachycardie met hoge                            

   volgsnelheid)

- Pericarditis

- Vasospasme

Gastro-intestinaal

- Gastro-Oesophagale Reflux Ziekte (GORZ)

- Ulcus pepticum

- Ulcus duodeni (geeft meestal meer bovenbuiksklachten)

- Gastritis

- Oesophagitis

- Galblaaspathologie (meestal galstenen, geven meestal meer 

   bovenbuiksklachten)

- Maagperforatie (geeft meestal bovenbuiksklachten)

- Irritable Bowel Syndrome (IBS)

- Oesofagusspasme
Pulmonaal

- Longembolie (geeft pleuraprikkeling)

- COPD exacerbatie (grote ademarbeid geeft pijn)

- Pneumonie

- Pleuritis (carcinomatosa, ten gevolge van pneumonie, bijwerking medicatie,

   auto-immuun)

- Pneumothorax

- Astma
Psychogeen (kleinste groep)

- Paniekaanval met hyperventilatie

- Somatisch Onverklaarbare Lichamelijke Klachten (SOLK)

Differentiaal diagnose  bij HA

Borstkas (33%)

Cardiovasculair (20%)

Gastro-intestinaal (20%)

Pulmonaal (15%)

Psychogeen (12%)

Differentiaal diagnose op SEH

Reflux (2-19%)

Pneumothorax

IAP (19-22%)

AP (19-22%)

MI (19-22%)

Epidemiologie HA

1-2 per week

10-20% cardiale oorsprong

meeste skelet- en spierpijn

belangrijk acute aandoeningen te kunnen herkennen: MI, IAP, pneumothorax, maagperforatie, embolie, COPD exacerbatie, AF/SVT

Anamnese HA

Ooit eerder gehad?

Soort pijn?

Ontstaan en verloop pijn?

Uitstraling?

Afzakken?

Voorkomen pijn en frequentie?

Risicofactoren cardiovasculair?

Voorgeschiedenis?

Eventueel andere tracti?

Zelfmedicatie ter verlichting?

Familieanamnese

Medicatiegebruik

Samenhang met andere klachten

Lichamelijk onderzoek HA

Vitale functies

– ademweg

– ademhaling

– hartslag

– pols (polsdeficit!)

– bloeddruk

inspectie

– cyanose

– CVD

– hulpademhalingsspieren

palpatie

– drukpijn

– ictus

auscultatie

– verminderd geruis

– souffles

– polsdeficit

Beleid huisarts bij verdenking MI

insturen per ambulance met spoed

infuusnaald inbrengen

nitroglycerine toedienen

oplaaddosis ascal

bij pijn: morfine of fentanyl (standaard!)

bij bradycardy: atropine

bij dyspneu/cyanose: zuurstof

Typische AP

Kenmerken

– brandende/drukkende pijn

– retrosternaal

– inspanningsgebonden

– goede reactie op nitroglycerine sl.

Classificatie (NYHA)

– geen klachten

– klachten bij zware inspanning

– klachten bij lichte inspanning

– klachten in rust

Atypische AP

Kenmerken

– als AP, maar:

– zonder duidelijke relatie met inspanning of andere uitlokkende factor (stress,  

   maaltijd, koude)

– geen verbetering na nitroglycerine

Instabiele AP is AP die ook optreedt in rust

Acuut coronair syndroom flowchart

 

 
 

 

 

 

Lichamelijk onderzoek cardioloog

vitale functies

– bloeddruk (beiderzijds; verschil tussen links en rechts bij dissectie)

– pols

klinische indruk

– grauw

– zweten

– perifere pulsaties

auscultatie

– harttonen

– ruisen hart en longen

palpatie

– apex (verplaatsing bij hartfalen)

Aanvullend onderzoek cardioloog

ECG

X-thorax

labonderzoek

– myoglobine

– CK-MB

– troponine (niet specifiek voor cardiale ischemie, maar laag troponine na 6u

   sluit MI wel uit)

ECG bij MI

hyperacute fase

– spitse T-toppen (beste schade beperking als je nu iets kunt doen, geen 

    weefselnecrose)

fully evolved fase

– ST elevatie

resolutie

– negatieve T-toppen

stabiel chronisch

– Q golven (aanwijzing dat MI heeft plaatsgevonden, kleine afwijking naar 

   beneden)

Therapie MI, AP, IAP

acute fase

– 80mg Ascal

– dotteren

nabehandeling

– bèta blokker

– ACE remmer

– clopidogrel

– evt kortdurend met heparine

bij persisterende ischemie

– CABG 

Longembolie

oorzaken

– trombusvorming vanuit bekken of benen

– tumorweefsel

– lucht (vaak iatrogeen)

– vet uit lange beenderen (trauma)

– amnionvloeistof

risicofactoren

– trias van Virchow: verhoogde stollingsneiging, veneuze stase,

   aderwandbeschadiging 

symptomen

– stekende pijn op de borst, vastzittend aan ademhaling

– dyspneu

diagnostiek

– echo dilatatie van rechter hart door stuwing in longarterieën

– lab: d-dimeren (niet bewijzend, kan ook bij andere pathologie optreden)

– CT-angio bewijzend diagnosticum

therapie

– hemodynamisch instabiel: trombolyse of trombectomie

– vervolg: antistolling met coumarine derivaten (tijdelijk, tot instellen

   heparinespiegel) en heparine derivaten voor een half jaar

Aortadissectie

pathogenese

– scheur in endotheel aorta, ontstaat een zakje met bloed in de wand

symptomen

– acuut scheurende pijn achter in de borst

– uitstraling naar rug

diagnostiek

– X-thorax: verbreed mediastinum

– echo: tamponade of klepinsufficientie uitsluiten

– EA-index: kan afwijkend zijn afhankelijk van lokatie scheur

– d dimeren : niet specifiek, wel uitsluitend als laag

– CT-angio: bewijzend voor diagnose

Pericarditis

Symptomen

– koorts

– pijn in bepaalde houdingen

– auscultatie: pericardwrijven

therapie

– AB-kuur

Hartritmestoornis

Differentiaal diagnose

Anamnese HA

begin en einde

– plotseling of geleidelijk

ritme

– regelmatig of onregelmatig

begeleidende symptomen

– syncope, duizeligheid, zweten etc. (zegt iets over de ernst)

omstandigheden tijdens optreden

– rust

– inspanning

– eten

– intoxicaties

mogelijke manouvres (vinden patiënten zelf al uit dat dit helpt)

– persen

– rust

– hoesten

– koud water drinken

– sinus caroticus massage

voorgeschiedenis

– eerste keer of vaker gebeurd

– cardiale VG

medicijngebruik

– aritmie veroorzakend: anti-arhytmica (beta-blokker laten staan; digoxine), 

   antibiotica en psychofarmaca

Contractie hart 

fysiologie

– automatie: door langzame influx van ionen potentie actiepotentiaal te regeln

– automatie in pacemakercellen > sinusknoop

– sinusknoop actiepotentiaal > spiercellen atria > contractie > doorgeven aan AV-

    knoop > bindel van His > splitsen in drie takken > onderkant van hart langs  

    septum > Purkinje vezels > verspreiden en geleiden actiepotentiaal over

    ventrikels links en rechts > contractie

frequentie per lokatie

– sinusknoop 60-80/min

– AV koop 40-55/min

– spiercellen zelf 25-40/min

ECG

– P-top: depolarisatie RA en LA

– QRS-complex: depolarisatie RV en LV

– T-top: repolarisatie RV en LV

AV-knoop blokkades

1ste-graads blok

– geleiding licht gestoord, wordt wel bij elke prikkeling voortgeleid

2de-graads blok

– soms duizelingen en wegrakingen optreden doordat de hartfrequentie te laag

    wordt

– type 1 Wenkenbach (goedaardig): geleidelijke toename PQ-tijd, totdat een

    prikkel vanuit de boezem de kamers niet meer bereikt (uitblijven QRS-complex);

   ontstaat vaak hoog in de AV-knoop, en hoeft niet per se pathologisch te zijn en

    hoeft dus ook geen actie ondernomen te worden.

– type 2 Mobitz: geleidelijke toename PQ-tijd, waardoor soms een contractie wordt

   overgeslagen; altijd pathologisch, zit lager in de AV-knoop; pacemaker

   geïndiceerd

hooggradig blok

– hierbij wordt/worden slechts 1 of 2 op de 4 prikkels doorgegeven

3de-graads blok (totaal):

– hierbij worden geen atriale prikkels meer over de AV-knoop naar de ventrikels

   geleid; vaak escape-ritme te zien (<50/min)

Lichamelijk onderzoek

Vagale manouvre

– geven veraging op sinusknoop, kunnen helpen bij SCT

– sinus caroticus massage, valsalva, hoesten, koud water

Aanvullend onderzoek

ECG

laboratoriumonderzoek

– kalium, natrium, creatinine

– CRP, leukocyten, trombocyten

– Hb

– troponine

ergometrie

holtertest

cardiale MRI

Atriumfibrilleren

epidemiologie

– meest voorkomend; 15% van 65-jarige

risicofactoren

– leeftijd

– hypertensie

– LV dysfunctie

– mitralisinsufficientie of -stenose

complicatie

– stolselvorming in hartoortje > embolie, hersen- of myocardinfarct

therapie

– rate control: onderdrukken hoge hartslag, alleen correctie kamerfrequentie;

   anticoagulantia, digitalis (verlengt refractaire periode AV-knoop) met bètablokker 

   (verlaging hartfrequentie) of verapamil; ablatie van bundel van His met

   pacemakerinplantatie

– rhythm control: herstellen van sinusritme, geeft betere inspanningstolerantie; 

   anti-aritmica, pacing technieken, atriale defibrillatie (niet meer gedaan), isolatie

   van pulmonaire venen (eerste keus, bij 70% in een behandeling effectief), maze

   chirurgie)

Ventrikelfibrilleren

Algemeen

– gevaarlijk! risico op acute hartdood

Risicofactoren

– dezelfde als voor MI

– infarct in VG

– EF <35%

therapie

– defibrillatie

– evt implantatie cardioverter of defibrillator

SIRS, sepsis, koude, warmte, intoxicaties

 

SIRS

criteria

– temperatuur ≥ 38°C of ≤ 36° C (oraal; of rectaal resp. ≥ 38.3°C en ≤ 35.6°C)

– polsfrequentie ≥ 90/min

– ademhalingsfrequentie ≥ 20/min of arteriële codioxydedruk of PaCO2<32mm Hg

– leucocytenaantal ≥ 12.000/μl, of < 4.000/μl of ≥ 10% staafkernigen

pathogenese

– reactie op lokale of systemische stimulus waarbij hele lichaam inflammatoire

   respons geeft

gevolgen ontsteking

–  rubor, dolor, calor, tumor, functio laesa

– veroorzaakt door verhoogde permeabiliteit van bloedvaten, waardoor vocht uit

   vaten treedt naar ontstoken weefsel; in dit oedeem ook zouten en eiwitten (niet

   bij oedeem door verhoogde vasculaire druk), schade aan endotheel > vrijkomen

   cytokines > aantrekking neutro's en macro's; door oedeem en schade endotheel

   verminderde perfusie > orgaanschade

Sepsis

definitie

– SIRS waarbij infectiehaard is aangetoond

symptomen

– veranderd bewustzijn

– hypoxemie (PaO2 ≤ 75 mm Hg)

– verhoogd serumlactaat

– gedissmineerde intravasale stolling

–  oligourie (minder dan 30mL urine/u)

complicatie

– orgaanfalen

– septische shock: door sepsis geïnduceerde hypotensie ondanks aanvulling met

   plasma-vervangende middelen bij patiënten die voldoen aan definitie ernstige

    sepsis

Hypothermie

algemeen

– lichaamstemperatuur onder 35 graden; 32-35 lichte hypothermie, 28-32 matig,

   <28 ernstig

symptomen bij <28 graden

– CNS: verlies cerebrale autoregulatie, coma (EMV < 8)

–  cardiovasculair: HF en CO omlaag, aritmieën en asystolie

– ademhaling: longoedeem en verlaging zuurstofconsumptie (maximaal 75%)

– renaal: oligurie, basaal metabolisme vertraagd (maximaal 80%)

– neuromusculair: bewegingsloosheid, afname in zenuwgeleiding, areflexie

beleid

– ABCDE

– glascow coma score

oorzaken

– afgenomen productie: endocrien (hypothyreoidie, bijnierschorsinsufficiëntie, 

   hypopituitarisme), brandstof (hypoglycemie, ondervoeding, uitputting),

   verminderde fysieke activiteit (ouderdom, verminderd rillen, inactiviteit)

– toegenomen verlies: lage omgevingstemperatuur, vasodilatatie

   (geneesmiddelen, alcohol, toxinen), huidafwijkingen (verbranding, psoriasis)

– gestoorde regulatie: perifeer (neuropathie, DM, laesie ruggenmerg), centraal

   (CVA, parkinsonisme, hypothalamusdysfunctie, MS,anorexia, medicatie)

aanvullend onderzoek

– lab: glucose, alcohol, bloedgas, creatinine, elektrolyten

– ECG: osbrone waves (verhoogde kans op VF; mn bij temperaturen onder 30

   graden ontstaat sinustachy gevolgd door brady of AF met langzaam ventriculair

   ritme

– beeldvorming: X-thorax, CT-hersenen op indicatie

therapie

– opwarmen: niet te snel (2 graden per uur), anders stijgt perifere temperatuur tgv

   vasodilatatie >verzuring perifere boed > centrale schade; centraal opwarmen

   (warm infuus)

Hyperthermie

algemeen

– normale situatie: verhoogde tempratuur > perifeer betere doorbloeding,

   ademhaling omhoog, zweten

– hitte uitputting: in warme omgeving met hoge vochtigheidsgraad; symptomen

   van hoofdpijn, misselijk, braken, tachycardie, hypotensie, spierpijn, spierzwakte,

   spierkrampen, hyponatriëmie (verlies bij zweten) of hypernatriëmie (door

   ondervulling)

– heat stroke:  ernstige hyperthermie met als gevolg orgaanschade door ontstaan

   van SIRS; kan hersenletsel, cardiovasculair en pulmonaal letsel,

   elektrolytstoornissen, ernstige dehydratie en nier- en leverfunctiestoornissen

   onstaan

oozaak

– verminderde conductie: bv vaataandoeningen als atherosclerose of bij DM

– laag vochtgehalte: dehydratie, braken, diarree of diuretica

– thermostaat malfunctie: hypothalamus aandoening

– hart malfunctie: cardiale aandoening, bètablokkers

– verhoogde warmteproductie: inspanning, sympathocomimetica, koorts, delier,

   thyroidstorm, maligniteit, insult

– stralingsmalfunctie: anticholinergica, huidaandoeningen, afsluitende kleding

aanvullend onderzoek

– lab: bloedbeeld, bloedgas, elektrolyten, creatinine, lactaat, CK

– X-thorax

–  ECG

therapie

– ABCDE stabiel

– koele plek met benen omhoog, kleding verwijderen, uitwendig koelen

– vocht en zuurstof

complicaties

–  morbiditeit 21-63%

medicijnen met invloed op de thermoregulatie

–  diuretica bevorderen dehydratie en verminderen zweten

–  laxantia kunnen dehydratie geven

–  anticholinergica remmen zweten

–  vasoconstrictiva geven vaatvernauwing in de periferie

–  antipsychotica kunnen centrale ontregeling van de thermoregulatie geven

–  vrijwel alle cardiovasculaire medicatie kan afkoelen en warmteproductie

    beinvloeden

Anticholinerge verschijnselen (intoxicaties)

perifeer

–  verminderde speekselsecretie en droge mond, verminderd zweten met droge

    huid, pupilverwijding en accomodatieverlies, verhoging oogdruk, obstipatie,

   dysurie, urinertentie, tachycardie, aritmie, palpitaties

centraal

– verminderd concentratievermogen, toegenomen vergeetachtigheid, pseudo-

    dementie, verergering bestaande dementie, anticholinerg delier

Kortademigheid

 

Differentiaal diagnose

hoge luchtwegen

– peri-tonsillair abces bij infectie

– obstructie: corpus alienum (pinda's), tumor, oedeem (onder de stembanden bij

   bijvoorbeeld rokers, kan bloeding optreden)

– anafylactische allergische reactie

– pseudocroup

– epiglottitis

lagere luchtwegen

– COPD exacerbatie

– astma exacerbatie

– bronchitis

– pneumonie

– bronchiolitis

– pneumothorax

– longembolie

– pleuritis carcinomatosa

cardiaal

– decompensatio cordis (astma cardiale)

– MI

– ritmestoornis (AF met hoge volgfrequentie, SVT, VT)

– klepafwijking (meestal minder acuut, decompenseer je wel op)

thoraxwand

– fladderthorax

– longperforatie

– spanningspneumothorax

– contusie rib (pijnbestrijding belangrijkste therapie)

neuromusculair

– MS

– polio

– guillien-Barré syndroom (acute idiopathische demyeliniserende polyneuropathie,

   meestal na banale darminfectie)

overig

– paniekaanval

– hyperventileren bij paniekaanval

– anemie

– nier- en leverfunctiestoornissen

Pseudokroep

algemeen

– virale infectie van larynx subglottica (bij de stembanden)

epidemiologie

– jonge kinderen

symptomen

– typisch: kind wat wakker wordt en acuut benauwd is

– subfebriele temperatuur

– heesheid

– inspiratoire stridor

– soms blafhoest

lichamelijk onderzoek

– flaring (neusvleugelen)

– gebruik hulpademhalingsspieren

– cyanose

therapie

– rust

– dexotmethason

– stomen (heeft geen effect, meer voor machteloosheid/gerustheid van ouders)

Epiglottitis

algemeen

– epiglottis ontsteking door haemofilus influeanzae

complicatie

– zwelling en torsie naar dorsaal kan obstructie veroorzaken

symptomen

– hoge koorts

– inspiratoire stridor

– keelpijn

– kwijlen

– rechtop zitten

– geen blafhoest

beleid

– ambulance naar ziekenhuis

– zelfs in keel kijken kan al obstructie veroorzaken !

Lichamelijk onderzoek HA

algemene ademhaling

– frequentie

– trachea

– cyanose

– vorm thorax

– hulpademhalingsspieren

auscultatie

– wheezing: astma, COPD

– rhonchi: slijm

– crepiteren: infiltraten

percussie

– hyperdensiteit/hypodensiteit

Aanvullend onderzoek

saturatie

– moet boven 92 zijn

laboratorium

– bloedgassen

– CRP, leukocyten, trombocyten (pneumonie)

– D-dimeren (longembolie)

X-thorax

– hartfalen, pneumothorax en pneumonie

echo been  (longembolie, bij aanwijzing voor aanwezigheid DVT, is echo al voldoende)

CT-angio (longembolie, maligniteit)

echo cor

ECG

 

 

COPD vs hartfalen

COPD

– hele dag hoesten

– weinig perifeer oedeem

– hypersonore percussie

– geen crepiteren

hartfalen

– alleen hoesten bij liggen

– perifeer oedeem

– normosonore percussie

– crepiteren

COPD

symptomen

– dyspneu d'effort

– orthopneu

– moeheid

therapie

– beta-sympaticomimetica (salbutamol) of parasympathicolytica (ipratropium)

– corticosteroïden alleen bij exacervaties

– niet-medicamenteus: stoppen met roken

Exacerbatie COPD

pathogenese

– ontstekingsreactie van de long op basis van virale of bacteriele infectie>slijmproductie verhoogd > ademen nog moeilijker

symptomen

– dyspneu

– hoestbuien

lichamelijk onderzoek

– creptitaties

– verlengd (piepend) experium)

diagnostiek

– lab: CRP, leukocyten

– bloedgassen

– beeldvorming: X-thorax

therapie

– acuut: zuurstof, corticosteroïden

– later: spirometrie

complicaties

– door emfyseem stijgt ook de pulmonale vaatweerstand > rechts backward >

   oedeem; uiteindelijk ook linksfalen > longoedeem; therapie: lisdeureticum (lasix,

   furosemide)

Exacerbatie astma

beleid

– 4-10 pufjes extra, stootkuur prednison (7-10d 30mg)

– doorverwijzing wanneer niet meer wordt gereageerd op voorgeschreven

   medicatie, bij vaker optreden van ernstige problemen of dreigende uitputting

   (daling ademfrequentie), daling saturatie met cyanose, alleenwonenden (geen

   hulp)

Pneumothorax

soorten

– Iatrogene pneumothorax: denk aan ingrepen van cardiologen à bedrust en

   thoraxzuigdrainage, meest voorkomende; meestal cardiologen die ICD's en

   pacemakers inbrengen of anaestesisten die lange lijn of pijnbloks zetten

–  recidief idiopathische pneumothorax: lange dunne jonge mannen die roken,

    recidiefkans is 30% > naast bedrust en thoraxzuigdrainage regelmatig

    pleurodese wordt gedaan

– secundaire pneumothorax: denk aan COPD (blebs en bullae); bedrust en

   thoraxzuigdrainage met aanvullend vaak een pleurodese en behandeling

   onderliggend lijden

– spanningspneumothorax: dit zijn patiënten in ernstge nood die veel zuurstof

   nodig hebben en lage bloeddruk hebben; er moet zo snel mogelijk

   thoraxzuigdrainage worden gedaan met zuurstoftoediening; vaak bij IC-

   patienten

– hematopneumothorax: trauma; afhankelijk van de ernst is een chirurgische

   ingreep geïndiceerd.

symptomen

– acute dyspneu

therapie

– drain voor 5-7d (in 2e of 3e intercostaal axillair)

– bij recidief: pleurodese (chemisch – kalkoplossing langs drain; chirurgisch –

   scopisch inbrengen bleomycine of droog gaas > irritatie en verlittekening

   stimuleren)

recidief

– 30% in 2jr

– verhoogd bij COPD

Inhalatiemedicatie inname

1.      Schudden

2.      Tanden

3.      Uitademen

4.      Inademen

5.      Afdrukken

6.      Inademen

7.      Vasthouden

8.      Uitademen

meeste fouten worden tijdens laatste stappen gemaakt

Verlies inhalatiemedicatie beperken

Spacer

– geeft 5 sec tussen afdrukken en inademen door verstuivingswolk ast te houden

   (stap 5 >6)

– voorkomen corticosteroïden bijwerkingen keel (heesheid, candida)

– nadeel: cosmetisch

– met name bij profylactische behandeling met corticosteroïden

poederihaler

– geen beter klinisc effect

– duurder

– deeltjes kleiner dan 5 micrometer

– dragend lactosekristal met daarop geplakt medicament

– zo hard mogelijk inademen om wervelingen (en dus neerslaan) in inhaler te

   voorkomen: niet geschikt voor kleine kinderen of ouderen

Hoesten

 

Differentiaal diagnose

respiratoir

– pneumonie

– exacerbatie pneumonie

– longembolie

– pneumothorax

cardiaal

– astma cardial

– MI

Anamnese

voorgeschiedenis

familieanamnese

medicatiegebruik

hoesten 

– duur en beloop

– voorafgaande verkoudheid

– sputum, kleur

– bloed

– houdingsafhankelijkheid

– piin bij ademhaling

– pijn op de borst

risicofactoren

– immobiliteit

– roken

– alcohol

– rood been (DVT)

algemeen

– nachtzweten

– gewichtsverlies

– ziek voelen

– koorts

Lichamelijk onderzoek

Algemeen

– pols

– ademhalingsfrequentie

– cyanose

– CVD

– tensie

– temperatuur

– oedeem

– dehydratie

respiratoir

– gebruik hulpademhalingsspieren

– stemfremitus

– trachea deviatie

– auscultatie

– percussie

– longgrenzen

cardiaal

– auscultatie

– ictus

neurologisch

– nekstijfheid

– petechien

Aanvullend onderzoek

Saturatie (ernst dyspneu)

laboratorium

– bloedgassen

– CRP, leukocyten (inflammatie), D-dimeren (longembolie)

– sputumkweek (pneumonie)

– lever- en nierfunctie (astma cardiale)

– troponine, CK-MB (MI)

beeldvorming

– X-thorax (pneumonie, pneumothorax)

– Ct-angio (bij verdenking longembolie/maligniteit)

overig

– spirometrie (COPD, astma)

Astma cardiale

Symptomen

– dyspneu, houdingsafhankelijk

– typsich roze schuimend sputum

lichamelijk onderzoek

– verplaatsing ictus

– hartruisen

– gedempte percussie basaal

– rhonchi/crepitaties basaal

diagnostiek

– lab: saturatie, bloedgassen, lever- en nierfunctie, CK-MB, troponine

– beeldvorming: X-thorax

– ECG

therapie

– lisdiureticum en nitroglycerine alvorens insturen met ambulance

– fentanyl en zuurstof tegen benauwdheidsklachten

– in zkh verder ontwateren

– evt behandeling hypertensie (ACE/bèta blokker)

Pneumonie

klinisch beeld

– hoesten, ziekzijn, koorts

– lobair: acuut hoge koorts, koude rillingen, pleurapijn, dyspneu, hoesten, sputum

   rufum (meestal pneumokok)

– atypisch: sluipend begin, griepachtig, droge hoest, negatieve sputumkweek

– legionella: kunnen patienten suf of zelfs comateus zijn; antigeen aantoonbaar in

   urine; labafwijkingen (hyponatriemie, leverfunctiestoornissen)

verwekkers

– CAP: typisch - streptococcus pneumoniae, viraal, influenza; atypisch –

    mycoplasma (mn. Bij adolescenten), chlamyia pneumoniae, legionella

    pneumoniae (na bezoek buitenland, 's zomers), haemofilus influenzae (COPD-

    ers), coxiella burnetii, pneumocystis jirovecii en/of schimmelinfecties

    (aspergillus pneumoniae; bij neutropene – vaak hematologische- patiënten)

– HAP (na 48u opname): gram-negatieve bacterien (enterococcen, e. coli,

    klebsiella), staf. Aureus, pseudomonas aeroginosa (bij CF patiënten)

risicofactoren

– post-splenectomie

– HIV (meestal pneumokok, pneumocystis of viraal)

– COPD/astma

– bronchiectasieën

– sikkelcelanemie

– DM

– voorafgaande virale BLWI (meestal s. aureus)

– behandeling met immunosupressiva

– roken, alcohol (aspiratie, slechte voedingstoestand)

lichamelijk onderzoek

– gedempte percussie

– rhonchi, bronchiaal ademgeruis

diagnostiek

– lab: saturatie, bloedgassen, crp, leukocyten, sputumkweek

– beeldvorming: X-thorax (sinus pleurae: recessus niet meer goed zichtbaar door

    vochtcollectie) (andere aandoeningen die op X-thorax beeld van pneumonie

    kunnen geven: overgevoeligheids-pneumonitis, longoedeem- LV falen, ARDS-,

   acuut beloop auto-immuun ziekte – sarcoidose, wegener)

therapie

– breedspectrum AB-kuur in afwachting sputumkweek

– evt fysiotherapie voor hoesttechniek

complicaties

– empyeem: pus in pleuraholte

– longabces

– pleuravocht

ARDS

Algemeen

– acute respiratory distress syndroom

klinisch beeld

– pathologisch proces met een ontsteking (primaire pathologie in de longen of

   secundair elders in het lichaam; denk aan aandoeningen als aspiratie, sepsis,

   longcontusie, beademing (baro-trauma), diffuus infectieproces in de longen,

   multi-orgaanfalen, verschroeide luchtwegen) met een ontstekingsreactie doet

   vocht uit de longvaten treden

– geeft respiratoire insufficiëntie  door longoedeem (niet cardiogeen)

Acute buikpijn

 

Differentiaal diagnose

gastro-intestinaal

– gastro-enteritis

– appendicitis

– pancreatitis

– cholecystitis (galblaasontsteking)

– cholelithiasis (galstenen, meestal passerend maar soms blijven ze hangen,

   waardoor een cholangitis ontstaat)

– cholangitis (galwegobstructie door galstenen geeft verwijde en ontstoken

    galwegen)

– diverticulitis (fietsbandeffect ; meestal links bij sigmoid ; presentatie als

   appendicitis maar dan links)

– ileus

– IBS

– ulcus pepticum

– perforatie

– Morbus Crohn

– colitis ulcerosa

– hepatitis (hoeft geen pijnklachten te veroorzaken)

– miltbloeding na trauma

– ernstige obstipatie

– herniaincarceratie

– volvulus

– invaginatie (stukje darm wat in zichzelf schuift; meestal op jongere leeftijd,

   tussen 6mnd en 2 jr)

gynaecologisch

– zwangerschap (geeft niet zo zeer buikpijn, een miskraam wel)

– EUG

– miskraam

– endometriose (extra-uterien endometriumweefsel wat bloedt en lokaal

   ontsteking geeft; symptomen met name pijn en bloedingen tijdens de

   menstruatie)

– PID (Pelvic Inflammatory Disease)

– steeldraai ovarium (vaker bij cystes)

– dysmenorroe (pijn bij mensturatie)

– middenpijn (pijn rond ovulatie)

urologisch

– LUWI

– pyelonefritis

– nefrolithiasis (nierstenen; urolithiasis is verzamelnaam voor alle “stenen” in de

   urinewegen)

– retentieblaas

vasculair

– acute mesenteriale ischemie

– AAA

– aneurysma dissectie

– torsio testis

overig

– herpes zoster

– trauma

– iatrogeen (verklevingen na OK; perforaties)

– medicamenteus (obstructie waarbij buikpijn, morfine is hiervoor berucht;

   perforatie, denk hierbij aan NSAID's)

– pneumonie (kinderen)

– otitis media acuta (kinderen)

– onderwandinfarct

Anamnese HA

gegevens

– leeftijd

– geslacht

medicatiegebruik

intoxicaties

voorgeschiedenis

– ok

klachtgerelateerd

– vervoerspijn

– soort pijn

– uitstraling

– begin en beloop

– andere klachten

– zuurbranden

– bloed- en/of slijmverlies

– bewegingsdrang

– mobiliteit

– defaecatie

– mictie

– menstruatiecyclus

algemeen

– koorts

– misselijkheid

– braken

– anorexie

– ziek zijn

Lichamelijk onderzoek HA

inspectie

– littekens

– zwelling

– ademhaling

algemeen

– koorts

auscultatie

– gootsteengeruisen

– darmperistaltiek

– vaatsouffles

percussie

– leververgroting

– shifting dullness

palpatie

– loslaatpijn

– drukpijn

– defense musculair

aanvullend

– RT

– VT

– bloedonderzoek (CRP, leukocyten, zwangerschapstest, kweek)

Peritoneale prikkeling

anamnese

– vervoerspijn

– hoestpijn

– gelokaliseerde pijn

– scherpe stekende pijn

– progressie (snel: minuten tot uren)

lichamelijk onderzoek

– schudpijn: tegen de onderzoeksbank aan schoppen

– verminderde of opgeheven adembewegingen

– peristaltiek

– contralaterale loslaatpijn

– percussiepijn

– defense musculair

– hoestpijn

aanvullend onderzoek

– bloedonderzoek: CRP, BSE, leukocyten

– urine: nitriet, HCG, dipslide

beleid

– geen acute buik: behandeling in de huisartspraktijk

– onduidelijk: revisie na 4-6 uur

– acute buik: insturen naar het ziekenhuis

Differentiaal diagnose hoge TD bloeding

oesophagus

– varices

– calcinoom

– mallory weiss

– Barett-ulcera

– oesophagitis

maag

– ulcus

– carcinoom

– hemorrhagische gastritis

– NSAID laesie

– Dieulafoy-laesie

– vaatanomalie maagwand

pancreas

– bloeding uit ductus pancreatiecus

Differentiaal diagnose lage TD bloeding

Kinderen en adolescenten

– Meckel's divertikel

– inflammatoire darmaandoening

– poliepen

40-60jarigen

– diverticulose

– inflammatoir darmlijden

– poliepen

– maligniteiten

– AV-malformatie

ouder dan 60jaar

– diverticulose

– poliepen

– maligniteiten

– thermometerlaesies

– AV-malformaties

– ischaemie

Anamnese TD bloeding

Voorgeschiedenis

– ok's

– cardiovasculair

– zelfde klachten eerder

familieanamnese

medicatiegebruik

b- symptomen

intoxicaties

klachtgerelateerd

– pijn op de borst

– laatste maaltijd

– zuurbranden

Lichameljk onderzoek TD bloeding

vitale functies

– ademhaling: bij laag Hb is deze verhoogd ter compensatie

– bloeddruk

– pols

– bewustzijn

– temperatuur

– saturatie

inspectie

–  leverstigmata: spider naevi, ascites, splenomegalie (erythema palmare,

   gynaecomastie, testisatrofie)

– teleangiectasien: bij ziekte van Rendu-Osler

– pigmentaties: perioraal/-anaal bij syndroom van Peutz-Jeghers

– tekenen hemorragische diathese

– maligniteiten: lymfadenopathie, icterus, massa, ascites, hepatosplenomegalie

– inflammatoir: trommelstokvingers, sacro-ileitis, erythema nodosum

– gegeneraliseerd vaatlijden: boezemfibrilleren, souffles, perifere pulsaties, AAA

palpatie/percussie/auscultatie buik

rectaal toucher

Oesophagusvarices

pathofysiologie

– excessief drankgebruik > levercirrose met portale hypertensie > bloed richting

   de vena splenic gestuwd > doorlopend tot hoger richting de venen van de maag

   en oesofagus > varices

– spidernaevi: collaterale venen bij portale hypertensie

– vaak bij levercirrose ook stollinstoornissen: factoren 10, 9, 7, 5, 2 worden er

   geproduceerd

Pancreatitis

Symptomen

– veelal bij alcoholmisbruik

– acute pijn bovenbuik, braken met bloedbijmenging

lichamelijk onderzoek

– cullen: blauwe kleur rond navel

– Grey-Turner: verkleuring van de zij

diagnostiek

– laboratorium: alcohol, lipase en amylase (verhoogd), Hb, CRP, leukocyten,

   ASAT/ALAT, albumine

– echo bovenbuik

– evt alcohol delier bepalen

– CT: diagnostisch en voor complicaties (cyste- en abcesvorming)

therapie

– acuut: opname onder afwachtend beleid; vocht en pijnstilling

– bij veel pusvorming: draineren

– bij necrose: excideren

complicaties

– vroeg: oedeem, necrose, paralytische ileus, ARDS, pneumonie, pleura effusie,

   abcesvorming in pancreas,obstructie ductus choledochus, colostricturen,

   colontrombosering en infarct

– laat: pseudocystevorming (omgeven door littekenweefsel en necrose), ascites,

   secudaire DM, steatorrhoe

prognose: ranson criteria bij acute pancreatitis (geven slechtere prognose aan)

– hoge leeftijd

– hoog CRP en leukocyten

– hoog bloedglucose

– hoog ASAT

– hoog LDH

– laag albumine

– lage saturatie

– hoog hematocriet

– hoog ureum en laag calcium

Cholangitis

algemeen

– galwegontsteking; meestal ten gevolge van cholelithiasis (galstenen)

symptomen

– pijn rechts boven in de buik

– evt. met koorts

diagnostiek

– laboratorium: bilirubine, ASAT/ALAT, alkalisch fosfatase, gamma-GT, amylase,

    lipase, CRP, leukocyten, elektrolyten, creatinine

– echo bovenbuik: galwegen >6mm is cholangiitis

– Xthorax: bij verdenking pneumonie, kan zelfde klachten geven

therapie

– ERCP: bij verwijde galwegen; onder scherm van AB-kuur direct

– cholecystectomie: na 4-6wk (afgekoeld)

Cholecystitis

algemeen

– galblaasontsteking

symptomen

– klachten rechts boven in de buik

– positief Murphy's sign

diagnostiek

– laboratorium: bilirubine, ASAT/ALAT, alkalisch fosfatase, gamma-GT, amylase,

   lipase, CRP, leukocyten, elektrolyten

– echo bovenbuik: vergrote blaas, verdikte wand, evt aanwezigheid van stenen

therapie

– vocht en AB-kuur

– cholecystectomie: binnen 72 uur of na 2 wk

– bij abcesvorming: drain en AB-kuur

– dieetaanpassing: vetarm

Differentiaal diagnose anurie

prerenaal

– stenose a. renalis

– hypovolemisch/septische shock

renaal

– alle nieraandoeningen

post-renaal

– nierstenen

– obstructie ureter(s)

Nefrolithiasis

Algemeen

– nierstenen

symptomen

– bewegingsdrang

– koliekpijn in aanvallen

– uitstralen naar lies en scrotum

– hematurie

– hydronefrose

diagnostiek

– laboratorium: creatinine, ureum, elektrolyten, CRP, leukocyten

– urine: sediment voor erythrocyten en leukocyten

– echo: hydronefrose (stenen ook soms zichtbaar > hyperdens door kalk)

Elekrolyten braken

Electrolythuishouding bij profuus braken

– hypokaliemie; metabole alkalose


oorzaak braken (enkele)

– elektrolyten: hypercalciemie kan braken veroorzaken (bij m, kahler of

   botmetastasen, veelal van mamma- of prostaatcarcinoom

– neurologie: migraine, meningitis, verhoogde intracraniele druk

– oogheelkunde: glaucoom

– KNO: meniere

Elektrolyten diarree

– hypokaliemie bij metabole acidose

Bewustzijnsdaling (acuut)

 

Differentiaal diagnose

metabool

– hypoglycemie (DM2 met overdosis insuline)

– hyperglycemie (DM1 met ketoacidose)

– leverfalen

– nierfalen

– acute elektrolyten (hardlopers)

– intoxicaties

primair cerebraal

– epileptisch insult

– post-ictaal coma

– CVA/TIA

– hersenbloeding

– comotio cerebri

– meningitis

respiratoir

– hypoxie

– spanningspneumothorax

– grote longembolie

– hypercapnie

circulatoir

– bloedverlies

– shock (septisch, cardiogeen, hypovolemisch)

– hartritmestoornissen

– harttamponade

– MI

overig

– vasovagale collaps

– paniekaanval

– psychogeen

Lichamelijk onderzoek

vitale functies

– aanspreken

– ademweg (chin lift, corpus alienum)

– ademhaling (freq,beweging, type – cheyne-stokes, Kussmaul)

– pols

– bloeddruk

Glasgow coma scale

glucose

temperatuur

auscultatie hart en longen

inspectie gelaat (asymmetrie)

tonus en reflexen links en rechts

Glasgow coma scale (EMV)

Eyes

– 4 Open

– 3 Op aanspreken

– 2* Bij pijn

– 1* Gesloten

Motor

– 6 Kan opdrachten uitvoeren

– 5* Kan pijnprikkels lokaliseren (hand heffen boven de kin)

– 4** Buigen arm bij pijn palm naar lichaam

– 3** Pathologisch buigen met palm van lichaam af

– 2** Strekken arm

– 1** Niets

Verbal

– 5 Georienteerd

– 4 Zinnen

– 3* Woorden

– 2* Kreunen en geluid

– 1* Geen geluid

Persisterende vegetatieve toestand

Algemeen

– geisoleerde functie hersenstam

oorzaak

– diffuus trauma van cerebrale witte stof: bij hoog energetisch trauma met grote

   versnelling wordt zwaardere witte stof van de lichtere grijze stof afgetrokken

    door verschillende acceleratie > onder cortex miniscule puntbloedingen

– langdurige hypoxie

GCS

– E1M3V1

Locked in syndroom

Algemeen

– ernstige schade aan ventrale deel pons, waardoor alleen nervus oculomotorius

   nog kan worden gebruikt (verticale oogbeweging)

oorzaak

– meestal infarct

GCS

– E4M6V5

Akinetisch mutisme

algemeen

– veel bij SAB's

– grijpreflex en zuigreflex soms zichtbaar

– bij plaatsen drain en dus normaliseren druk herstelt patiënt

GCS

– E4M1V1

Subarachnoidale bloeding

symptomen

– acute hoofdpijn

– later focale uitval

pathofysiologie

– meestal ruptuur aneurysma in cirkel van Willis

diagnostiek

– CT-angio

therapie

– drain: verminderen van druk (EVD of ELD)

– clippen of coilen

DSM IV delier

– bewustzijnsstoornis met verminderd vermogen de aandacht te richten, vast te

   houden of te verplaatsen

– een verandering in de cognitieve functie of de ontwikkeling van een

   waarnemingsstoornis, niet ten gevolge van dementie

– de stoornis ontwikkelt zich in korte tijd en neigt er toe in het verloop van de dag

   te fluctueren

– er zijn aanwijzingen dat de stoornis veroorzaakt is door de directe fysiologische

   consequenties van een somatische aandoening

Prodromale symptomen delier

– slapeloosheid 's nachts en sufheid overdag

– levendige dromen en nachtmerries

Vormen delier

onrustig of hyperactief

– reactietijd kort

– activiteit toegenomen

– veel en luid spreken

– onophoudelijk doelloos bewegen

apathisch of hypoactief

– reactie tijd (erg) lang

– activiteit afgenomen

– langzaam en slecht verstaanbaar spreken

– amper beweging

gemengd

– fluctuatie tussen hyper/hypoactief

– meest voorkomend

Onderscheid delier dementie

Delier

– (sub)acuut begin

– duur van uren-weken-maanden

– gestoorde, fluctuerende orientatie

– langzaam of versneld denken

– korte termijnstoornis

– fluctuerend gedaald bewustzijn en gestoorde aandacht

– alertheid verminderd of juist toegenomen

– hallucinaties en wanen

– gestoord slaap-waakritme

– beloop fluctueert gedurende dag

– verdwijnt bij wegnemen somatische oorzaak

dementie

– geleidelijk

– duur van maanden-jaren

– gestoorde, niet-fluctuerende oriëntatie

– verminderd abstractievermogen (spreekwoorden)

– in beginstadium bewustzijn en aandacht ongestoord

– alertheid kan intact zijn

– in beginstadium meestal geen hallucinaties of wanen

– normaal slaap-waakritme

– beloop is langzaam progressief door de maanden en jaren

Delier

algemeen

– altijd somatische oorzaak

– multifactoriële etiologie; soms unifactorieel: ernstige aandoening, intoxicatie,

   onttrekking van alcohol of benzodiazepines

predisponerende factoren

– leeftijd boven 70 jaar

– cognitieve stoornissen

– visus- en geheugenstoornissen

– stoornissen van de activiteiten van de ADL

– gebruik van alcohol en opiaten

precipiterende factoren

– infectie

– koorts

– dehydratie

– elektrolytstoornissen

– polyfarmacie

– gebruik van psychoactieve middelen (hypnosedativa, opiaten, histamine-

   antagonisten, anti-parkinsonmiddelen, middelen met anticholinerge werking)

therapie

– niet-medicamenteus: rustige prikkelarme omgeving, sturing in oriëntatie

– medicamenteus: haloperidol (symptomatisch 1mg/60 min; spiegel 2-3dd 1 mg),

   soms clozapine (minder dopaminerg, liever niet gegeven daarom); bijwerkingen:

   anticholinerg, antidopaminerg, antihistaminerg, antiadrenerg

Hersenstamreflexen

pupilreflex

corneareflex

– met watje over cornea

oculovestibulaire reflex

– compensatoire oogbeweging bij keren hoofd

hoestreflex

– slangetje in tube opleiden

apnoetest

– spontane ademhaling

calorische test

– ijswater in oren, ogen draaien naar dat oor waar water ingespoten is

Hersendood

Afwezigheid van hersenstamreflexen

iso-elektrisch EEG

iso=elektrisch EEG na 6u

Inklemming en beschadiging

Infratentorieel

– formatio reticularis verdrukt of beschadigd

supratentorieel

– schade aan cortex en verbindende strengen of door drukverhoging hersenen

    naar beneden op de hersenstam drukken

diffuus cerebraal letsel

– hypoglykemie, hypoxie, lever- en nierletsel, elektrolytstoornissen

Shockfase na accident

– hierin kunnen reflexen nog verlaagd zijn, waar men eigenlijk hyperreflexie

   verwacht vanwege de centrale schade.

– deze hyperreflexie treedt later wel gewoon op.

Geriatrie

 

Levensverwachting

Nederland

– mannen 78 jaar

– vrouwen 82 jaar

oorzaak

– verbeterde hygiene

– verbeterde voeding

– meer beweging

– voortgang in geneeskunde

Kenmerken geriatrische patiënt

hoge biologische leeftijd

atypische presentatie ziektebeelden

– symptoomarmoede en symptoomomkering

– vaker stoornis in mobiliteit, stabiliteit, continentie

– vaker duizelig en verward

complexe meervoudige problematiek

– hoofdproblemen en subproblemen

– samenspel van somatisch, psychisch, functioneel en sociaal

afhankelijkheid

Presentatie ziekte en beloop

klassiek medisch model

– een patroon van klachten en symptomen leidt tot een ziekte

synergistisch model

– een cumulatie van ziekten A+B+C

– leidt uiteindelijk tot een functioneren onder de functionele drempel

attributiemodel

–  een probleem kan door een arts worden toegeschreven aan het reeds

    bestaande uitgebreide ziektebeeld, waardoor het niet als aparte ziekte wordt

     herkend tot het (te) laat is.

Causale keten model

– een aaneenschakeling van opeenvolgende ziektebeelden

– gaat van slecht naar erger, patiënt heel snel achteruit

Ontmaskerende gebeurtenis model

–  een gecompenseerd ziektebeeld kan een patiënt hinderen wanneer zich een

    gebeurtenis voordoet waarbij de compenserende factor wegvalt en het  

    ziektebeeld floreert en kan worden herkend (voorbeeld demente dame waarbij

    mantelzorgende partner ineens wegvalt door bv opname ivm ziekte)

Frailty

breekbaarheid

broosheid

vergankelijkheid

Pathogenese vallen

verminderde fysiologische reserves

– kans op ontregeling groter

– accumulatie van schade

afname flexibiliteit en balans

– afname botmassa en spiermassa

verminderde effectiviteit van homeostatische regelmechanismen

– verminderde cognitie

– parkinsonisme

– duizeligheid

– hartritmestoornissen

Epidemiologie vallen

frequentie

– 30-50% van de ouderen valt 1x/jr

– 65% binnenshuis

– 80% overdag

– vaker tijdens winter

huisartsenpraktijk

– 200/jr wv 40 met letsel

– kans op zkh opname 20%

– 10% ernstig letsel, waarbij 1/3 valangst ontwikkelt

– 90% van heupfracturen door vallen; 5-6% na val fractuur, 1-2% heupfractuur

Risicofactoren vallen

hoge leeftijd

vrouw

immobiliteit

– evenwichtsstoornissen

– afname spierkracht

– Parkinsonisme

eerdere val

cognitieve achteruitgang

orthostatische hypotensie

duizeligheid

visusstoornissen

sedativa gebruik

Osteoporose

risicofactoren

– ouderdom

– familiair

– roken

– corticosteroïdengebruik

– lage calciuminname

diagnostiek

– CT met berekenen botmineraal dichtheid (onder -2,5 is osteoporose)

vitamine D

– afname: verminderd buitengaan, huidverdunning, afname synthese, afname

   inname, medicatie van invloed op lever, verminderde nierfunctiestoornissen

– vitamine D tekort: spierzwakte, botzwakte

– therapie: bisfosfanaten, vitamine D en calcium suppletie

fracturen (osteoporotische –) voorkomen

– niet medicamenteus: adequate inname calcium, vitamine-D, lichaamsbeweging,

   stoppen met roken, geen overmatig gebruik van alcohol, heupbeschermer

   dragen

– medicamenteus: remmen botresorptie osteoclasten (bisfosfanaten,

   oestrogenen, strontiumranelaat), stimulering botvorming osteoblasten (PTH

   lange tijd)

Diuretica

lisdiuretica

– werking: lis van Henle, drijven veel vocht af

– bijwerking: hypokaliemie

– voorbeeld: furosemide

thiazide diuretica

– werking: distale tubulus, alleenstaand niet voldoende effectief

– voorbeeld: hydrochloorthiazide

kaliumsparende diuretica

– werking: verzamelbuis

– voorbeeld: spironolacton

Opname door verkeerd medicatiegebruik

epidemiologie

– 100/d in NL

– groot deel geriatrisch

medicijnen waarbij meeste fouten worden gemaakt

– trombocytenaggregatieremmers (bloeding)

– coumarinederivaten (bloeding)

– NSAID’s (ulcus)

– psychofarmaca (vallen)

– antidiabetica (hypoglycemie)

– diuretica (elektrolytstoornissen, dehydratie)

– corticosteroïden (diabetes, opportunistische infecties)

– antibiotica (gastro-intestinaal)

risicofactoren

– verminderde cognitie

– polymorbiditeit

– verminderde nierfunctie

– niet zelfstandig wonend

– polyfarmacie

– therapieontrouw

Farmacokinetiek algemeen

algemeen

– wat het lichaam doet met het geneesmiddel

processen

– absorptie

– binding

– first-pass effect

– metabolisme

– verdeling

– excretie

Farmacokinetiek geriatrie

verdeling

– afname lichaamsvocht, albumine: verhoging dosis wateroplosbare middelen, lang in lichaam blijven vetoplosbare medicijnen

metabolisme

– afname levermassa, leverdoorbloeding en CYP450 enzymactiviteit: afname metabolisatie

klaring

– afname door verminderde nierfunctie

Anamnese

medicatie voorgeschiedenis

– opnamegeschiedenis

– medicatiegebrui: medicatieanamnese

– heteroanamnese/HA bellen

hulpvraag/klacht

– hoe gaat het met u?

– wat is uw eerst vooraanstaande klacht?

– wat wilt u zelf?

– impact ADL

– somatisch, sociaal, psychisch

specifieke anamnese

– op klacht en:

– inspanningstolerantie

– intake en gewicht

– ontlasting

– stemming en cognitie

– slaapproblemen

functionele anamnese

– urine incontinentie

– mobiliteit, hulpmiddelen, vallen

– ADL, BDL

– hobby's en bezigheden

sociale anamnese

– familie, mantelzorg

– opleiding, werkzaamheden

– land van herkomst, religie

Medicatieanamnese

Welke medicatie

welke wordt niet ingenomen

indicaties voor medicatie

bijwerkingen

allergieën

intoxicaties

Lichamelijk onderzoek

Eerste indruk

– bewustzijn

– vitaliteit (ziekte, expressie, geur, bleekheid, huid, verzorging, voedingstoestand,

    pijn)

– leeftijd

– hardhorendheid

algemene indruk en vitale functies

– RR liggend en staand na 1 en 3 min

– pols

– saturatie

– adenfrequentie

– lengte, gewicht, BMI

– ACIDOT: anenie, cyanose, icterus, dyspneu, oedeem, turgor

gericht

– hart: auscultatie, souffles, gespleten toon, ritme

– longen: observatie, percussie, auscultatie

– abdomen: inspectie, auscultatie, precussie, RT

– neurologisch onderzoek: hersenzenuwen, tonus, kracht, evenwicht, coordinatie

– psychiatrisch onderzoek:stemming, wanen en hallucinaties, onrust, apathie,

    ziektebesef en inzicht

Farmacotherapie

 

Opmaak recept

Naam arts en specialisme

Adres arts

Telefoonnummer arts

 

Datum

 

 

R/ medicament en dosering (Oxazepam 10mg)

Dtd (da tales dosis) toedieninsvorm (tablet) hoeveelheid (no. 30)

 

S/ inname per tijdseenheid en eventueel hoe (1-3x daags 1 tablet met glas water)

Handtekening arts (dichtbij voorgeschreven medicatie zodat er niets meer bij gezet kan worden)

 

Gegevens patiënt (naam, geboortedatum, nummer)

Pijnstillers en hun werking

paracetamol

– antipyretisch

– analgetisch

codeïne

– voorlopen opioïd

coffeïne

–  stimuleert centraal

opiaten

nsaid's

– cox2 en cox1 remmers

– cox1 altijd in lichaam, cox2 alleen bij ontsteking

– werkt systemisch, dus non orale toediening voorkomt bijv. ulcusvorming niet

Medicatie niet acuut te staken

anti-epileptica

insuline

ani-aritmica

steroïdensuppletie (bij bijnierschorsinsufficiëntie)

opiaten (ontwenning!)

 

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1420
Search a summary, study help or student organization