Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering
Deze samenvatting is gebaseerd op de editie van 2012 (10e druk)
- Hoofdstuk 1: Bedrijfsomgeving
- Hoofdstuk 2: De economie en ondernemingen
- Hoofdstuk 3: Internationale handel en concurrentie
- Hoofdstuk 4: Gedragsnormen en sociale verantwoordelijkheid
- Hoofdstuk 5: Bedrijfseigendom
- Hoofdstuk 6: Ondernemerschap
- Hoofdstuk 7: Management
- Hoofdstuk 8: Reorganiseren van organisaties
- Hoofdstuk 9: Operationeel management
- Hoofdstuk 10: Motiveren
- Hoofdstuk 11: Human Resource Management
- Hoofdstuk 13: Marketing
- Hoofdstuk 14: Productie
- Hoofdstuk 15: Distributie
- Hoofdstuk 16: Promotie
- Hoofdstuk 17: Boekhouding
- Hoofdstuk 18: Financiering
- Hoofdstuk 19: Handelen met effecten
- Hoofdstuk 21: Informatiesystemen in bedrijfskunde
Hoofdstuk 1: Bedrijfsomgeving
Een onderneming biedt goederen en/of diensten aan met als grootste doel winst maken. Goederen zijn materiële producten zoals voedsel, apparaten of kleding, terwijl diensten immateriële producten zijn zoals onderwijs, gezondheidszorg of verzekeringen.
Winst is het verschil tussen inkomsten en uitgaven van een bedrijf in een bepaalde periode. Een ondernemer is een persoon die tijd en geld riskeert om een onderneming te starten en te besturen. De beloning voor het nemen van dit risico heet winst. Risico is dus de kans die een ondernemer neemt wanneer hij/zij geld en tijd in een onderneming steekt die niet winstgevend kan zijn. Als een bedrijf niet goed presteert, kan het namelijk zijn dat de uitgaven groter zijn dan de inkomsten, waardoor er verlies geleden wordt.
Een non-profit organisatie, ook wel een niet-commercieel bedrijf genoemd, is een ander type organisatie waarbij winst maken voor de eigenaren of organisatoren niet het doel is. Sociale ondernemers zijn personen die zulke non-profit organisaties beginnen en besturen met als doel sociale kwesties aan te pakken.
Naast de ondernemer hebben ook andere belanghebbenden (stakeholders) een grote interesse in de ontwikkelingen en de winst van het bedrijf. Belanghebbenden zijn bijvoorbeeld: klanten, medewerkers, aandeelhouders (shareholders), banken, leveranciers en de gemeenschap in de omgeving van het bedrijf. De uitdaging is om de eisen van de belanghebbenden zo goed mogelijk te balanceren.
Uitbesteding (outsourcing) is het toewijzen van verschillende functies aan bedrijven buiten de organisatie, bijvoorbeeld in het buitenland. Dit kan nadelen met zich meebrengen. Er zouden bijvoorbeeld conflicten kunnen ontstaan tussen de belanghebbenden en het management van een onderneming (werkgelegenheid binnen de onderneming versus maximale winst). Insourcing is het tegenovergestelde van outsourcing, namelijk het toewijzen van functies binnen de organisatie aan andere bedrijven.
De kwaliteit van het leven is het algemene welzijn van een samenleving in de termen van scholing, gezondheidszorg, veiligheid, politieke vrijheid, natuurlijke omgeving, hoeveelheid van vrije tijd en andere beloningen van goederen en diensten die toevoegen aan de tevredenheid. De levensstandaard is de hoeveelheid van goederen en diensten die mensen kunnen kopen met het geld waar zij over beschikken.
Een bedrijf runnen kan zowel de kwaliteit van het leven als de levensstandaard verhogen. Bedrijven dragen bijvoorbeeld bij aan de samenleving door werkgelegenheid te creëren voor mensen en belastinggeld aan de overheid over te dragen.
Er zijn twee manieren om te slagen in de bedrijfsomgeving: ofwel werken voor anderen ofwel ondernemer worden. Het voordeel van het werken voor anderen is dat je minder risico loopt en dat je bijvoorbeeld betaalde vakanties en sociale zekerheden krijgt aangeboden. Het nadeel van het ondernemer zijn, is dat je een hoog risico loopt, maar daar tegenover heb je de vrijheid om je eigen beslissingen te nemen.
Productiefactoren
Verschillende productiefactoren worden gezien als “de bakstenen” van een onderneming:
Grond: natuurlijke bronnen;
Arbeid: werknemers;
Kapitaal: alles dat gebruikt wordt voor de productie (bijvoorbeeld werkgereedschap en machines), behalve geld;
Ondernemerschap: mensen die de gok durven te wagen en tijd en geld te investeren in een onderneming;
Kennis: bepaalt de benodigdheden en laat deze efficiënt gebruiken;
De bedrijfsomgeving bestaat uit omgevingsfactoren die er zijn om de onderneming te laten ontwikkelen of om juist te hinderen:
De globale zakenomgeving: De globale(wereldwijde) zakenomgeving is erg belangrijk omdat het alle andere omgevingsinvloeden omgeeft (economisch en legale etc.). Twee grote omgevingsveranderingen in de laatste jaren zijn geweest: het stijgen van de vrije handel tussen landen en de groei van de internationale concurrentie. Ook de ontwikkelingen van de distributiesystemen hebben ervoor gezorgd dat de wereldhandel, of globalisatie, sterk is gegroeid. De globale zakenomgeving wordt tevens sterk beïnvloed door oorlog en terrorisme. Deze zaken zorgen vaak voor extra (verzekerings-)kosten bij bedrijven. Oorlog kan er ook voor zorgen dat er markten bijkomen, bijvoorbeeld voor wapens, of dat er markten verdwijnen, zoals toerisme in een bepaald oorlogsgebied. Ook van invloed op de globale zakenomgeving is ‘greening’, de trend van het besparen van energie en het produceren van producten die mindere schade aan het milieu veroorzaken. Dit komt door de klimaatsverandering: het stijgen en het dalen van de temperatuur op de aarde.
Economisch en wettelijke omgeving: De overheid kan invloed uitoefenen op de mate van risico bij het starten van een bedrijf en kan daardoor het ondernemerschap en de rijkdom binnen een land doen stijgen. Dit wordt gedaan door: belastingen en voorschriften tot het minimum te behouden, privé eigenaarschap toe te staan, een vast verhandelbare munt in te stellen, corruptie te doen verdwijnen en wetten vast te stellen die mensen de mogelijkheid geven om contracten te maken die uitvoerbaar zijn in de rechtbank.
Technische omgeving: Goede technologie moet toegankelijk zijn en makkelijk te bereiken zijn. Het gebruik van het internet, bar codes of databanken kunnen de productiviteit duidelijk verbeteren. Bovendien kan het gebruik van technologie de respons naar klanten verbeteren. Bar codes kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden om weer te geven welke producten de klant heeft gekocht. Deze informatie wordt opgeslagen in een databank. Een databank is een elektronisch opslagbestand waar informatie over klanten wordt bewaard over klanten en hun aankopen in het verleden. Ondernemingen ruilen vaak databankinformatie om te zien wat de lokale populatie wil. Het nadeel van databankinformatie is dat dit gestolen kan worden, waardoor persoonlijke informatie gebruikt kan worden voor illegale doeleinden. Dit heet identiteitsdiefstal, ofwel identity theft.
Sociale omgeving: Ondernemingen moeten zich aanpassen aan demografische veranderingen. Deze kunnen invloed hebben op de zaken en ze kunnen leiden tot nieuwe kansen, maar ook nieuwe bedreigingen. Demografie is de studie van de statistieken die slaan op de bevolking, met name de grootte, dichtheid, en andere typeringen zoals leeftijd, geslacht, afkomst en inkomsten. Bovendien moeten ondernemingen diverse arbeidskrachten in dienst hebben die de verscheidenheid van de klanten en de wens van de klanten weergeven. Ten slotte hebben de veranderende situaties van de bevolking een enorm effect op ondernemingen. Als je een alleenstaande ouder bent bijvoorbeeld, kost het veel inspanning om voltijd (fulltime) te werken en een gezin op te voeden. Daarbij gaat de gemiddelde leeftijd van de bevolking omhoog, wat zorgt voor een verandering van de werknemersaantallen en uitkeringen. Daarom moeten ondernemingen zulke dingen in gedachten houden en speciale programma’s aanbieden.
Concurrerende omgeving: Als een onderneming concurrerend wil blijven, moet het voldoen/tegemoet komen aan de wensen van belanghebbenden en werknemers. Bovendien is het belangrijk dat de producten of diensten voldoen aan de verwachtingen van de klanten. Tegenwoordig is voor veel ondernemingen een belangrijk doel om kwalitatief hoogstaande producten tegen concurrerende prijzen te kunnen leveren met uitstekende klantenservice. Herstructurering van een onderneming en de kracht van de frontliniewerkers naar voren brengen door bijvoorbeeld empowerment is ook een deel van klantenservice. Het is niet toegestaan om fouten te maken met producten (zero defects).
Empowerment is dat je werknemers meer vrijheid, meer autoriteit, verantwoordelijkheid, training en benodigdheden verstrekt om hun werk uit te voeren en klanten goed te kunnen helpen.
Internethandel (e-commerce) is het kopen en verkopen van goederen en diensten via het internet. Dit kan verdeeld worden in twee verschillende type transacties, namelijk: Onderneming-naar-Klant (in het Engels B2C, Business-to-Consumer) en Onderneming-naar-Onderneming (B2B, Business-to-business).
Technologie is alles dat ondernemingsprocessen meer effectief, efficiënt en meer productief maakt. Dat zijn bijvoorbeeld softwareprogramma’s, telefoons of computers. Je kunt de hoogste efficiëntie bereiken met het gebruik van de kleinste hoeveelheid bronnen om het doel te bereiken als het gaat om het produceren van goederen en diensten. Effectiefheid is het produceren van de gevraagde hoeveelheid die je wilde hebben. De derde factor, productiviteit, is de hoeveelheid van uitkomst die je voortbrengt, vergeleken met de inbreng (input en output).
Hoofdstuk 2: De economie en ondernemingen
De economie
De economie is de sociale wetenschap dat de distributie, productie en consumptie van goederen en diensten tussen verschillende groepen en individuelen bestudeert. Sommige economen vinden dat de economie de allocatie is van schaarse producten. Zij zijn van mening dat er alleen maar gelimiteerde bronnen beschikbaar zijn die voorzichtig verdeeld moeten worden over mensen, hoofdzakelijk door de overheid. Resource development, ofwel de ontwikkeling van bronnen, slaat op het zoeken naar een manier om bronnen te vergroten en de optimale manier om deze bronnen te benutten zonder dat er iets verloren gaat, zoals recycling.
De economie kan verdeeld worden in twee branches (takken). De macro-economie houdt zich bezig met de economie van een land als een geheel, waar de micro-economie zich alleen bezighoudt met het analyseren van het gedrag van individualisten en organisaties op bepaalde markten.
Neo-Malthusianen geloven dat er ooit te veel mensen op de aarde zullen leven en dat er dan niet genoeg hulpbronnen en voedsel zullen zijn. Zij denken dat de oplossing voor armoede geboortebeperking en adoptie is. Macro-economen zijn echter van mening dat een grote populatie een waardevolle hulpbron kan zijn omdat een beter geschoolde populatie zal leiden tot economische groei.
Adam Smith gelooft echter niet dat hulpbronnen verdeeld moeten worden over individuele personen en dat vrijheid de sleutel was tot welvaart, aangezien een persoon harder werkt als hij/zij een drijfveer heeft. De theorie van Adam Smith zegt dat mensen niet automatisch of bewust geneigd zijn om andere mensen te helpen. In plaats daarvan zijn ze voor zichzelf aan het werk, maar de inspanning die iedereen zelf in zal zetten om zijn eigen situatie te verbeteren, zal tot betere sociale en economische situaties leiden voor iedereen. De term hiervoor is ‘the invisible hand’.
Kapitalisme
De bevolking heeft onder het vrijemarktkapitalisme vier basisrechten:
Het recht om een onderneming te hebben en om de winst die zij behalen te houden.
Het recht op privébezit (individualisten kunnen dingen verkopen, kopen en gebruiken en ze kunnen dit bezit nalaten aan hun erfgenamen).
Het recht op concurrentievrijheid (ondernemingen hebben wetten en voorschriften nodig, bijvoorbeeld wettelijke contracten om er voor te zorgen dat mensen zich aan hun woord houden).
Het recht op vrije keuzes.
Kapitalisme is een economisch en sociaal systeem waarin de middelen van productie en distributie privébezit zijn. Bij overheidskapitalisme zijn de productie- en distributiefactoren in het bezit van de overheid.
De prijs van een product of een dienst wordt bepaald door vraag en aanbod. Het aanbod is de hoeveelheid van producten die een eigenaar of fabrikant aanbiedt bij een bepaalde prijs, en de vraag is de hoeveelheid die consumenten bereid zijn om te kopen tegen een bepaalde prijs.
Als de gevraagde hoeveelheid groot is en de aangeboden hoeveelheid is klein, dan zullen de prijzen stijgen en zo ook andersom. Het evenwichtspunt is het punt waar de gevraagde en geboden hoeveelheid gelijk is, en dit is dus de marktprijs.
Een van de meest beduidende kenmerken van het kapitalisme is concurrentie. Dit zijn de verschillende types:
Perfecte concurrentie: De markt bestaat uit een groot aantal leveranciers, is vrij toegankelijk en volledig transparant. Het product is homogeen (uniform), de klant maakt geen onderscheid tussen verschillende producten. De prijs staat vast aangezien geen van de producenten groot genoeg is om dit te veranderen, en dus is alleen de hoeveelheid die aangeboden wordt, beïnvloedbaar.
Monopolistische concurrentie: De markt bestaat uit een groot aantal leveranciers die vrijwel hetzelfde product leveren, is vrij toegankelijk en niet transparant. Het product is heterogeen, wat betekent dat de consument de producten als verschillend zien. Productdifferentiatie is een veel gebruikte strategie bij de monopolistische concurrentie.
Oligopolie: De markt bestaat maar uit een aantal leveranciers, is niet vrij toegankelijk, en het is moeilijk om er in te komen. Het product is heterogeen. De prijzen zijn vaak hetzelfde aangezien een prijzencompetitie voor minder winst zou zorgen voor alle leveranciers. Net zoals bij monopolistische concurrentie is differentiatie de strategie.
Monopolie: Er is één leverancier, geen concurrenten, en de producent bepaalt de prijs. De markt is transparant, maar moeilijk om in te komen. Deregulatie is het opheffen van het monopolie om concurrentie te veroorzaken, en zo de prijzen voor de consument te verlagen.
Een vrijemarkteconomie zoals het kapitalisme kan grote voordelen hebben. Mensen kunnen zich bijvoorbeeld uit de armoede werken en er komt meer concurrentie tussen bedrijven. Ook zorgt het ervoor dat bedrijven efficiënter te werk gaan zodat ze kunnen concurreren met de prijs en kwaliteit van hun product. Het heeft echter ook zijn nadelen. Bedrijven kunnen bijvoorbeeld hun productie verplaatsen naar landen waar er sprake is van lage lonen. Bovendien kan de ongelijkheid de vrijemarkteconomie doen groeien omdat er een groter verschil in arm en rijke mensen zal ontstaan. Daarbij gaan sommige ondernemers zo op in hun idee om kapitaal te vergaren dat het kan leiden tot illegale handelingen.
Socialisme
Een ander economisch systeem wordt socialisme genoemd. Socialisme is gebaseerd op het inzicht dat de meeste bedrijven geleid moeten worden door de overheid. De taak van de overheid is om de winst van deze overheidsbedrijven en de winst van de belastingen van de privé ondernemingen eerlijk te verdelen over de mensen. Een beveloverheid ontstaat als de overheid, naar een grote omvang, bepaalt welke goederen en diensten worden geproduceerd in dat land, wie ze krijgt en hoe de economie zal groeien.
Voordelen van het socialisme:
Meer sociale gelijkheid dan in het kapitalisme.
Gratis scholing en sociale programma’s die worden betaald met de winst van de overheid en de belastingen die de vrije ondernemers betalen.
Werknemersvoordelen zoals langere vakanties en minder werkuren door de beperkingen van de overheid.
Nadelen van het socialisme:
Minder winst voor ondernemers door de hoge belastingen.
Minder ondernemerschap door de hoge belastingen en de beperkingen die worden opgelegd door de overheid.
Minder innovatie omdat er minder beloning voor is.
De zogenaamde brain drain ontstaat. Landen kunnen hun slimste ondernemers verliezen omdat die vertrekken naar landen waar sprake is van kapitalisme, waar lagere belastingen of waar hogere inkomens zijn.
Communisme
Communisme is een economisch en politiek systeem waarbij de overheid bijna alles bepaalt. Zij maken economische beslissingen en ze bezitten de meeste productiefactoren. Er is een kleine personele vrijheid, ondernemerschap is niet toegestaan en daardoor bestaat er geen concurrentie in een communistisch land. De overheid bepaalt wat en hoe te produceren. Daardoor is de productie dus niet gebaseerd op vraag en aanbod, waardoor het moeilijk is om de juiste hoeveelheid te produceren.
Gemengde economieën
Vandaag de dag wordt de allocatie (toewijzing) van hulpbronnen in veel landen deels door de overheid en deels door de markt gedaan. Dit wordt de gemengde economie genoemd. Een free market economie is een economie waarbij voornamelijk de markt bepaald wat voor goederen en diensten er beschikbaar zijn en voor wie deze beschikbaar zijn, terwijl bij een command economie de markt vooral wordt beïnvloed door de overheid.
Belangrijke economische indicatoren:
Werkloosheidspercentage (unemployment rate): Het percentage van mensen die minstens 16 jaar oud zijn, werkloos zijn en die geen baan hebben gevonden in de afgelopen vier weken.
Er zijn vier soorten werkloosheid: frictiewerkloosheid, structurele werkloosheid, seizoenswerkloosheid en cyclische werkloosheid. Frictiewerkloosheid wijst zowel naar de mensen die hun baan hebben moeten verlaten omdat ze het niet eens waren met de baas, de werkomstandigheden of de baan zelf, als degenen die voor het eerst een baan zoeken, of de personen die na een lange tijd terugkeren naar de arbeidsmarkt. Structurele werkloosheid wordt veroorzaakt door de herstructurering van het bedrijfsleven of een verschil tussen het aanbod en de vraag van bepaalde vaardigheden van werknemers. Seizoenswerkloosheid wordt veroorzaakt door de veranderingen in de vraag naar arbeid in een bepaalde sector in een jaar, bijvoorbeeld in de landbouw. De oorzaak van cyclische werkloosheid is vaak een recessie.
Consumer Price Index (CPI): Het CPI meet of er een grote stijging in de prijs is (inflatie) of juist een grote daling in de prijzen (deflatie) in een maand.
Het kan ook voorkomen dat de prijzen afnemend stijgen (desinflatie), of dat de economie verslechterd, maar de prijzen alsnog stijgen (stagflatie).Producer Price Index (PPI): Het PPI meet de veranderingen in de groothandelsprijzen.
Gross Domestic Product (GDP): Het GDP meet de totale waarde van alle goederen en alle diensten die geproduceerd zijn in een jaar. Ook wel het Bruto Binnenlands Product genoemd (BBP).
De conjunctuurcyclus: Periodieke dalingen en stijgingen die voorkomen in de economie in een bepaalde periode.
Economische voorspoed – Recessie – Depressie – Herstel:
Economische voorspoed: Als de economie groeit.
Recessie: Als het BBP twee of meer kwartalen dalend is.
Depressie: Een intense recessie.
Herstel: De economische groei is weer stijgend. Na dit zal er weer een economische groei ontstaan.
Fiscaal beleid: De interventie van de overheid om de economie stabiel te houden. De overheid kan interveniëren door de belastingen en de overheidsuitgaven te veranderen.
Nationaal tekort/overschot: De hoeveelheid die de overheid meer besteed dan ontvangt/ meer ontvangt dan besteed in één fiscaal jaar.
Staatsschuld: De totale tekorten van de overheid na een gegeven tijd.
Monetair beleid: Het management van het geldaanbod en van de rentevoet door de nationale bank.
Keynesiaanse economische theorie: De theorie dat de economie gestimuleerd kan worden, en dus een recessie verholpen, door de overheid meer te laten uitgeven en belastingen te verlagen.
Hoofdstuk 3: Internationale handel en concurrentie
Er zijn verschillende redenen waarom landen handelen met andere landen. Om te beginnen kan geen enkel land alle producten produceren die ze zelf nodig hebben. Als een land bovendien vast stelt dat ze zelfvoorzienend worden, zullen andere landen handel zoeken om te voldoen aan de vraag van hun eigen bevolking. Daarbij maakt handel het mogelijk dat een land produceert wat zij het beste kunnen produceren.
Import is het kopen van producten of hulpbronnen van een ander land. Daarentegen is export producten of hulpbronnen verkopen aan andere landen. Internethandel heeft het mogelijk gemaakt om markten over de hele wereld toe te treden. Door het internet kunnen bedrijven de normale distributiestromen mijden.
Vrije handel (free trade) komt voor wanneer goederen en diensten tussen landen worden verhandelt zonder enige belemmeringen van economische aard.
Een paar voordelen van internationale handel zijn: een ruimere afzetmarkt, meer competitie en dus meer innovatie. Een aantal nadelen zijn: het verlies van banen van arbeiders in het basisland of de verlaging van salarissen van arbeiders.
Het kan ook gebeuren dat er ‘dumping’ plaatsvindt, wat de negatieve kant kan zijn van de groeiende productie en de vergroting van de afzetmarkt. Dumping houdt in dat producten goedkoper worden verkocht in het buitenland dan in het producerende land.
Theorieën over internationale handel:
Betrekkelijk voordeel: Dit betekent dat landen zouden verkopen wat ze het meest effectief en efficiënt kunnen produceren of waar een land een bepaald monopolie voor heeft. Andere producten, die niet op die manier geproduceerd kunnen worden, zouden geïmporteerd moeten worden vanuit andere landen.
Absoluut voordeel: Het voordeel dat verschijnt wanneer een land een monopolie heeft op het produceren van een bepaald product of wanneer het in staat is om het meer efficiënt te produceren, in vergelijking met andere landen.
De handelsbalans (balance of trade) is de totale waarde van de import van een land vergeleken met de export over een bepaalde periode van tijd. Er is sprake van een
gunstige handelsbalans (favourable balance) als de totale waarde van de export groter is dan de totale waarde van de import. De handelsbalans is ongunstig, of het land heeft een handelstekort (trade deficit), als de waarde van de import hoger is dan de waarde van de export. Als de betalingsbalans ongunstig is en een land moet meer betalen aan landen dan de andere landen aan het land moet betalen, dan wordt dat een deptor nation genoemd (schuldnatie). De betalingsbalans (balance of payments) is gelijk aan het verschil tussen de waardes van de import en de export, plus kapitaal dat binnenkomt van andere factoren zoals buitenlandse investeringen en toerisme.
Strategiën voor wereldhandel
Het verlenen van een vergunning (licensing) is het geven van toestemming aan een ander bedrijf om een product te produceren of een handelsmerk te gebruiken in ruil voor een royalty (een financiële compensatie).
Voordelen: Meer inkomsten; de financiële compensatie; buitenlandse vergunninghouders moeten opstartvoorraden kopen, componentmaterialen en hebben voorlichtingsadvies nodig.
Nadelen: Het licensing gebeurt voor een lange periode waarin de waarde van het product kan toenemen en de vergunningverstrekker heeft dan niet de kans om te profiteren van deze groei. De vergunninghouder zou ook de overeenkomst kunnen verbreken en de vergunningverstrekker zou dan zijn handelsgeheimen kwijt kunnen raken.
Indirect exporteren: het inschakelen van een ander bedrijf om producten te exporteren, ofwel het uitbesteden van deze taak.
Franchising: Het verkopen van de rechten om de ideeën van een bedrijf en de bedrijfsnaam te gebruiken.
Contractvervaardiging: In het Engels ‘contract manufacturing’. Een binnenlands bedrijf koppelt zijn merknaam of handelsmerk aan een product dat werd geproduceerd door een privélabel in een ander land. Dit zorgt ervoor dat een bedrijf in het buitenland kan beginnen zonder grote kosten te maken bij het opstarten. Een onderneming kan contractvervaardiging ook tijdelijk gebruiken om een onverwachte groei in de orders bij te houden. Bovendien zijn de arbeidskosten vaak erg laag. Contractvervaardiging is een van de opties bij het uitbesteden (outsourcing).
Joint venture (gemeenschappelijke onderneming): Joint venture is in het kort een partnerschap tussen twee of meer ondernemingen die een bepaald project aanpakken. In sommige landen is het verplicht om samen te werken in een joint venture om zaken te doen in dat land.
Voordelen: Gedeelde technologie, gedeeld management en marketing experts, toegang tot een nieuwe, lokale markt, gedeeld risico en een snellere groei.
Nadelen: Verlies van flexibiliteit, de ene onderneming leert van de andere en kan zo voordelen daaruit halen of ideeën stelen van de andere onderneming.
Strategische bonden: Strategic alliances. Een langdurig partnerschap van twee of meer bedrijven die elkaar helpen om concurrerende marktvoordelen te vestigen. Het verschil tussen de strategische bonden en de gemeenschappelijke onderneming is dat strategische bonden niet meteen risico lopen wat betreft kosten, management of winst.
Buitenlandse dochterondernemingen: Foreign subsidiaries. Een bedrijf dat in bezit is van een bedrijf in een ander land. Alle technologie en expertise zal in handen blijven van het moederbedrijf. Het voordeel van dochterondernemingen (subsidiaries) is dat de onderneming complete controle blijft beschikken over de expertise of technologie dat het bezit.
Directe investering in het buitenland: Foreign direct investment. Het kopen van een permanent eigendom en onderneming in een ander land. Dochterondernemingen zijn hier dus een deel van.
Multinational: Multinational corporation. Een onderneming die branches (bedrijfstakken) heeft in veel verschillende landen, en daar ook producten produceert en verkoopt. Multinationals hebben een multinationaal aandeelhouderschap en multinationaal management.
Overheidskapitaal fondsen (sovereign wealth funds, SWF) zijn investeringsfondsen in bezit van overheden die een groot aandeel in hebben in buitenlandse bedrijven.
Hindernissen in de wereldhandel:
Sociaal-culturele machten: Culturele verschillen zoals geloof, taal, waarden en sociale structuren. Een deel hiervan is etnocentrisme, het geloof dat het eigen ras beter is dan andere rassen.
Economische en financiële machten: Om de economische situatie te begrijpen zijn kansen voor de countertrade (toonbankhandel) en muntschommelingen cruciaal voor een succes in zaken op de wereldmarkt.
Legale en regulerende machten: Bureaucratische barrières, beperkende wetten en voorschriften.
Fysieke en milieumachten: Verschillen in technologische systemen en verschil in toegang tot technologische systemen. Het gebruik van een computer en internet is bijvoorbeeld in ontwikkelingslanden niet-consequent of wordt weinig gebruikt, wat een obstakel is in de wereldhandel.
Zwevende wisselkoersen (floating exchange rates) laten zien hoe financiële markten opereren. Het systeem geeft aan welke munten ‘zweven’ volgens vraag en aanbod op de wereldmarkt van geld. De wisselkoers is de waarde van de munt van een land weergegeven in de waarde van een andere munt. Devaluatie betekent dat de waarde van de munt van een land relatief is gedaald vergeleken met andere munten.
Ruilen (bartering): is de uitwisseling van diensten voor diensten of koopwaar voor koopwaar zonder dat er geld bij komt kijken. Toonbankruil (countertrading) is een wat meer complexe vorm van ruilen omdat er soms meerdere landen bij betrokken zijn.
De Foreign Corrupt Practices Act (buitenlandse corruptie wet) is een wet die het duidelijk verbiedt om dubieuze of vreemde, vragen oproepende, betalingen te doen naar buitenlandse beambten om zakencontracten vast te stellen.
Handelsprotectie
Handelsprotectie betekent dat de er voorschriften van de overheid worden gebruikt om de import van goederen en diensten te beperken. Dit wordt gezien als een grote barrière voor de wereldhandel.
Er zijn verschillende hulpmiddelen om import te matigen. Allereerst kun je een belasting leggen op producten uit het buitenland, die worden tarieven (tariffs) genoemd.
Er zijn twee verschillende tarieven. Protectionistische tarieven (protective tariffs) worden gebruikt om de verkoopprijs van buitenlandse producten te doen stijgen. Op deze manier worden banen beschermd en de industrieën in het land gehouden. Inkomsttarieven (revenue tariffs) worden gebruikt om geld op te halen voor de overheid. Importquota’s geven een maximaal aantal van een bepaald product aan dat men mag importeren.
Een importquota zorgt ervoor dat een land een gelimiteerd aantal van een bepaald product of van een categorie van bepaalde producten mag importeren.
Een embargo is een volledig verbod op de handel (de import en export) van dit product of doet alle handel met een bepaald land stoppen. Non-tarief barrières zijn beperkende standaarden die duidelijk aangeven hoe een product in een land verkocht moet worden.
Internationale organisaties, overeenkomsten en markten
General Agreement on Tariffs and Trade (GATT), 1948: een overeenkomst dat een internationaal forum creëerde voor de onderhandelingen over wederzijdse vermindering in handelsregels.
World Trade Organization (WTO), 2005: een internationale organisatie die de GATT verving. De WTO heeft ook de taak om te bemiddelen bij internationale handelsdiscussies tussen landen.
North American Free Trade Agreement (NAFTA), 1994: een overeenkomst tussen de Verenigde Staten , Canada en Mexico die een vrije handelsomgeving creëerde tussen deze landen.
Gemeenschappelijke markten (bijvoorbeeld de EU en Mercosur) zijn handelsblokken voor een groep landen. De landen hebben geen internationale tarieven maar hebben een gemeenschappelijk buitentarief. Bovendien hebben zij ook nog een coördinatie van wetten om ruil makkelijker te maken.
Uitbesteden (outsourcing) is het kopen van goederen en diensten van bronnen van buiten een bedrijf in plaats van ze zelf te leveren. Een voordeel van uitbesteding is dat uitbesteed werk bedrijven de kans geeft om doeltreffendheden te creëren die hen in principe meer werknemers kan doen aannemen. Bovendien minder strategische taken kunnen uitbesteed worden over de hele wereld zodat bedrijven zich kunnen richten op gebieden waarin ze kunnen groeien. Verder hebben consumenten voordeel van de lagere prijzen die voortkomen uit effectief gebruik van hulpbronnen van over de hele wereld en ontwikkelen de groei van landen, waardoor de economische groei verbetert.
Nadelen van uitbesteden zijn uitbesteding over zee vermindert de kwaliteit van het product en kan daardoor permanente schade aanrichten voor een reputatie voor een onderneming. Behalve dat banen permanent verloren gaan en de lonen dalen door de lage lonen in de andere landen, zal de communicatie tussen de bedrijfsleden met klanten en met leveranciers moeilijker worden.
Offshore outsourcing is het uitbesteden van werk, voornamelijk fabricage, aan bedrijven in lagelonenlanden.
Een paar landen die op het moment van belang zijn in de economie zijn Brazilië, Rusland, Indië en China, oftewel de BRIC-landen. Deze landen hebben een snelgroeiende economie met dank aan de vele natuurlijke grondstoffen (met name Brazilië en Rusland), en aan de enorme werkende populatie (China en Indië).
Hoofdstuk 4: Gedragsnormen en sociale verantwoordelijkheid
Je ethisch gedragen betekent rekening houden met morele standaarden die geaccepteerd worden door de maatschappij. Wetten geven niet altijd weer hoe iemand zich ethisch zou moeten gedragen. Ethisch betekent dat iemand zich verantwoordelijk gedraagt volgens ongeschreven, morele waarden dat bijdragen aan de rijkdom van de maatschappij. Wetten zijn geschreven verklaringen die ons beschermen voor fraude, diefstal en geweld. De volgende verklaringen worden gezien als morele basiswaarden: zelfcontrole, respect voor het menselijk leven, eerlijkheid, jezelf opofferen, moed. Daarentegen is wreedheid, lafheid en bedrog gezien als slecht.
Wanneer is iets ethisch?
Het is niet makkelijk om te zien of een beslissing die je hebt gemaakt ethisch is of niet omdat morele waarden ongeschreven zijn en daardoor geen algemene definitie hebben. Dat komt doordat gedragsnormen meer subjectief zijn dan objectief. Er zijn een aantal vragen die je jezelf kunt afvragen om uit te vinden of een beslissing ethisch is.
Is het legaal? Als het niet legaal is, is het ook niet ethisch. Overtreed ik de wet of het bedrijfsbeleid?
Is het in balans? Zal ik ten koste van een andere partij winnen? Ben ik eerlijk?
Hoe zal ik mezelf er over voelen? Zal ik trots op mezelf zijn, of zal ik me schamen.
Een onderneming zou ethisch gemanaged moeten worden om de goede reputatie te behouden. Het kan bovendien de werknemersomzet verminderen als het niet wordt gedaan, en rechtszaken en overheidsingrijpen kunnen worden voorkomen. Daarbij zal het nieuwe klanten aantrekken, huidige klanten behouden, en het zal de klanten, de maatschappij en de werknemers plezieren.
Ethisch bedrijfsgedrag
Hoewel sommige managers denken dat ethiek ligt aan het individu, komt het steeds vaker voor dat er een standaard gedragscode wordt vastgelegd in bedrijven om ethisch bedrijfsgedrag te benadrukken. Hier moeten dan managers en werknemers zich aan houden.
Er zijn twee verschillende manieren om een gedragscode vast te stellen:
Op basis van gehoorzaamheid (compliance-based ethics codes): deze benadrukt de preventie van slecht gedrag. Dit wordt gedaan door de controle over de werknemers te verhogen en door iedereen die de regels overtreedt te straffen.
Op basis van integriteit (integrity-based ethics codes): hier gaat het om de stimulatie van ethisch correct gedrag. Als iets fout gaat, worden de werknemers allemaal even verantwoordelijk gesteld.
De bedrijfsethiek kan verbeterd worden door het volgende:
Managers en anderen moeten getraind zijn om de ethiek van alle implicaties in te zien bij elke beslissing die zij maken binnen de onderneming.
De werknemers moeten begrijpen dat verwachtingen voor bedrijfsethiek aan de top begint. Alle werknemers hebben de gedragscode te respecteren en deze te volgen.
Het management aan de top moet de gedragscode accepteren en steunen.
Een kantoor voor de ethiek moet gestart worden om mogelijke klachten over de problemen binnen de onderneming te kunnen verwerken. Mensen die de morele fouten van iemand anders doorgeven (whistleblowers) moeten zich beschermd voelen voor de mensen die wraak op hen zouden willen nemen.
Mensen van buitenaf zoals leveranciers, distributeurs, consumenten etc. zouden geïnformeerd moeten worden over de gedragscodes binnen de onderneming.
De code moet worden afgedwongen en er moet actie ondernomen worden als de regels worden gebroken.
De mensen die illegaal of onethisch gedrag rapporteren worden whistleblowers genoemd. De Corporate and Criminal Fraud Accountability Act verstrekt bescherming voor deze mensen.
Sociale bedrijfsverantwoordelijkheid
Corporate Social Responsability (CSR), ofwel sociale bedrijfsverantwoordelijkheid, is een beleid van ondernemingen voor het welzijn van de maatschappij. Critici zeggen over de CSR dat de rol van de manager alleen is dat deze een marktplek moet wedijveren en winnen (geld verdienen voor belanghebbenden). Zij investeren geld om meer geld te verdienen en niet om de gemeenschap te verbeteren. Daarentegen denken verdedigers van de CSR dat ondernemingen hun bestaan te danken hebben aan de maatschappij die zij dienen. Zonder een succesvolle maatschappij kan de onderneming ook niet goed slagen. Het is dus belangrijk om te realiseren dat er een positief verband is tussen de sociale verantwoordelijkheden en de financiële verantwoordelijkheden van een onderneming.
Er zijn verschillende dimensies van sociale prestaties van een bedrijf:
Bedrijfsfilantropie (corporate philantropy): donaties aan non-commerciële organisaties van allerlei soorten. Strategische filantropie betekent dat bedrijven verbonden maken op een lange termijn basis.
Bedrijfssociale initiatieven (corporate social initiatives): filantropische acties die gerelateerd zijn aan de bekwaamheden van de onderneming zelf.
Bedrijfsverantwoordelijkheid (corporate responsibility): in welke mate een bedrijf zich verantwoordelijk opstelt tegenover sociale problemen en hoe het bedrijf helpt deze problemen op te lossen of te voorkomen. Sociale programma’s verstrekken, milieuvervuiling voorkomen, sociale minderheden aannemen, etc. horen hier bij.
Bedrijfsbeleid (corporate policy): het standpunt dat een bedrijf inneemt over sociale en politieke kwesties.
Om sociale verantwoordelijkheid te begrijpen, kijken we naar hoe ondernemingen verantwoordelijkheden hebben tegenover hun belanghebbenden:
Werknemers: het creëren van banen, de werkzekerheid handhaven, hard werk belonen en kansen bieden voor werknemers om zich omhoog te werken.
Klanten: het aanbieden van goederen en diensten van een bepaalde waarde, eerlijkheid en sociaalbewust gedrag.
Investeerders: het maken van winst.
Maatschappij en omgeving: Sociale gerechtigheid promoten, niet-commerciële bedrijven steunen, rijkdom voor de maatschappij creëren en het milieu en de omgeving verbeteren.
Handel met voorkennis (insider trading) is onethisch gedrag waarbij mensen van binnen een bedrijf de bedrijfsinformatie gebruiken om zichzelf of een select groepje rijker te maken. Dit is illegaal. Om handel met voorkennis te voorkomen heeft de SEC een nieuwe regel opgenomen die luidt ‘Regulation FD for ‘fair disclosure’. Als een onderneming informatie uitbrengt moeten ze dit iedereen tegelijk vertellen, niet een geselecteerde groep mensen.
Meting voor sociale verantwoordelijkheid
Er zijn verschillende manieren om te meten in hoeverre een onderneming zijn sociale verantwoordelijkheden heeft geïntegreerd. Sociale controle (social auditing) is een systematische evaluatie van de vooruitgang van een onderneming wat betreft het invoeren van programma’s die sociaal verantwoordelijk en ontvankelijk zijn. Ondernemingen moeten zich verantwoordelijk gedragen en moeten buitenstaanders overtuigen dat ze dat doen. De netto sociale bijdrage kan gemeten worden door de negatieve effecten af te trekken van de sociale bijdrage die de onderneming heeft geleverd.
Er zijn verschillende groepen die een onderneming kunnen dwingen om meer sociaal verantwoordelijk te worden:
Milieuactivisten (environmentalists). Ze kunnen voor negatieve publiciteit zorgen door de bedrijven te benoemen die niet aan de eisen van de activisten voldoen.
Sociaalverantwoordelijke investeerders. Zij eisen dat ondernemingen al hun eigen hoge standaarden ook over dragen aan hun leveranciers. Dit is een vorm van ‘socially responsibility investing (SRI).
Vakbond beambten. Deze dwingen ondernemingen om hun gedrag te veranderen en te voorkomen dat ze negatieve publiciteit veroorzaken voor de vakbond.
Klanten. Zij willen geen zaken doen met ondernemingen die zich sociaal en ethisch onverantwoordelijk opstellen.
Internationale ethiek
Multinationals hebben vaak te maken met de moeilijke vraag of ze hun eigen standaarden moeten invoeren of de standaarden in het land waar ze opereren. Omdat veel standaarden in ontwikkelingslanden niet ethisch zijn, kunnen multinationals anderen bedrijven beïnvloeden om sociaal verantwoordelijk te handelen. Een onderneming kan bijvoorbeeld weigeren samen te werken met een buitenlands bedrijf dat niet gehoorzaamt aan de bedrijfscode of het bedrijfsgedrag.
Hoofdstuk 5: Bedrijfseigendom
Voordat je een bedrijf start moet je nadenken over welk van de drie basisvormen van eigenaarschap het best bij jou en het bedrijf past. Je kunt kiezen uit partnerschappen, een eenmanszaak en corporaties.
Partnerschappen/firma (partnerships):
Een partnerschap is een legale vorm van een bedrijf met minstens twee of meer eigenaren.
De verschillende types van partnerschappen:
Gelimiteerd partnerschap (limited partnership). Partnerschap tussen één of meer algemene partners en één of meer gelimiteerde partners. Een gelimiteerde partner is een eigenaar die geld investeert in het bedrijf maar die geen managementverantwoording heeft en geen aansprakelijkheid heeft voor verliezen buiten het systeem, of een aandeelhouder. Gelimiteerde verlies (limited liability) betekent dat gelimiteerde partners niet verantwoordelijk zijn voor de schulden van het bedrijf buiten de investeringen in het bedrijf. Een gelimiteerd partnerschap is speciaal ontworpen om geld binnen te halen.
Algemeen partnerschap (general partnership). Alle eigenaren delen in het leiden van het bedrijf. Alle eigenaren zijn even verantwoordelijk en aansprakelijk. De drie elementen voor elk algemene partnerschap zijn gemeenschappelijk eigenaarschap winsten en verliezen worden gedeeld en het recht om betrokken te worden bij het management is gelijk. Een algemeen partner is een eigenaar die een ongelimiteerde aansprakelijkheid heeft en die actief is in het managen van het bedrijf. Elk bedrijf bevat minstens één algemeen partner.
Beheerd gelimiteerde partnerschap (master limited partnership). Werkt als een corporatie op de aandelenmarkt maar is geregistreerd als een partnerschap. Dit voorkomt de corporatieve inkomensbelasting.
Gelimiteerde aansprakelijkheid partnerschap (limited liability partnership (LLP)). Een partnerschap dat het risico van de partners beperkt wat betreft het verliezen van hun persoonlijke activa. Ze zijn nu alleen aansprakelijk voor eigen daden en voor de daden van de mensen die onder hen werken. Dat betekent dat als een partner je zou bedriegen, je niet alle persoonlijke activa kwijt zou raken zoals in een algemeen partnerschap.
Voordelen:
Meer financiële bronnen
Het delen van management en gecombineerde kennis
Langere overleving
Geen speciale belastingen: de eigenaren betalen de normale inkomensbelasting.
Nadelen:
Ongelimiteerde aansprakelijkheid: iedere algemene partner is aansprakelijk voor de schulden van het bedrijf, wie dat ook heeft veroorzaakt. Partners kunnen hun huizen, auto’s etc. verliezen.
Winsten worden gedeeld, wat voor mogelijke conflicten kan zorgen, bijvoorbeeld wat betreft de hoeveelheid van inbrengst, en dus de hoeveelheid van opbrengst voor elke partner.
Onenigheden tussen partners.
Moeilijker om te beëindigen.
Eenmanszaak (sole proprietorship)
Dit is een bedrijf dat eigendom is van, en meestal ook gemanaged wordt door een persoon. Het is de meest gebruikelijke vorm van bedrijfseigendom.
Voordelen:
Je bent je eigen baas
Het opstarten en beëindigen is makkelijk
Geen speciale belastingen: je betaalt gewoon de normale inkomensbelasting, hoewel dit wel afhangt van het land waar je in leeft.
Trots: je verdient al het krediet voor het nemen van risico’s en het verstrekken van goederen en diensten die gevraagd worden.
Erfenis voor verdere generaties (bedrijfseigenaren hebben iets om achter te laten aan de volgende generatie).
Je hoeft de winst niet te delen.
Nadelen:
Beperkte financiële bronnen.
Ongelimiteerde aansprakelijkheid: alle verantwoordelijkheid voor schulden van het bedrijf wordt gedragen door de eigenaar.
Managementmoeilijkheden: niet alles kan gedaan worden door maar één persoon. Bovendien is het moeilijk om getalenteerde werknemers aan te trekken omdat het lastiger is om de voordelen aan eventuele werknemers te kunnen bieden die grote bedrijven wel met zich meebrengen
Overweldigende tijdsverplichtingen: weinig tijd hebben voor andere dingen in het leven.
Weinig randvoorwaarden: betaald vakantie, ziekteverlof en ziekteverzekering etc. zijn niet altijd mogelijk.
Gelimiteerde groei: doordat alle creativiteit en kennis en de financiering van maar een persoon afkomt.
Gelimiteerde levensduur: als de eigenaar overlijdt, met pensioen gaat of niet meer kan werken, stopt het bedrijf vaak met bestaan.
Corporatie
Een corporatie is een legale entiteit met de kracht om te handelen en aansprakelijkheid gescheiden van de eigenaren. Een conventional corporation (C corporation) is een gewone corporatie die ook de kracht om te handelen en de aansprakelijkheid gescheiden houdt van de eigenaren. In Nederland heet deze corporatie een naamloze vennootschap.
Voordelen van een c-corporation:
Er is een scheiden van eigenaarschap en het management: De eigenaren/aandeelhouders hebben enige zeggenschap in wie het bedrijf leidt maar ze hebben geen controle over dagelijkse operaties.
Gelimiteerde aansprakelijkheid: dit betekent dat de eigenaren van het bedrijf verantwoordelijk zijn voor verliezen maar alleen over het bedrag dat zij hebben geïnvesteerd.
Omvang: omdat ze de kans hebben om grote hoeveelheden geld op te halen om mee te werken, kunnen corporaties bijvoorbeeld grote moderne fabrieken bouwen met de nieuwste machines die er zijn.
Eeuwig leven van het bedrijf: de dood van één of meer eigenaren doet het bedrijf niet meteen eindigen omdat corporaties gescheiden zijn van wie hen bezit.
Gemak om van eigenaarschap te wisselen, door het doorverkopen van aandelen.
Gemak om getalenteerde werknemers aan te trekken: door de mogelijkheid hen goede voordelen en aandelenopties aan te bieden. Bovendien bieden grote corporaties meer mogelijkheid om promotie te maken.
Meer geld om te investeren: om geld op te halen bij een corporatie kun je eigenaarschap (aandelen) verkopen aan iedereen die geïnteresseerd is, corporaties kunnen ook geld lenen van individuele investeerders via beleggingsfondsen. En tenslotte kunnen corporaties ook nog geld lenen van financiële instituten.
Nadelen van een C-corporation:
Hoge kosten: ondernemen kost veel geld en brengt dure advocaten en accountants met zich mee.
Uitgebreid papierwerk: de belastingwetten dwingen een corporatie om te bewijzen dat alle aftrekken en aankopen wettig zijn. Corporaties moeten daardoor veel formulieren doorwerken.
Dubbele taxatie: eerst betaalt de corporatie belasting over het inkomen en dan betalen de aandeelhouders belasting over het dividend.
Twee belastingteruggaven: als een individueel persoon moet deze een individueel belasting terugvragen en corporatiebelasting terugvragen.
Omvang: soms worden de corporaties te inflexibel en te gelimiteerd om snel op marktveranderingen te kunnen reageren.
Moeilijk om op te heffen: in de zin dat het moeilijk is om een hele corporatie te beëindigen zonder gevolgen voor de belanghebbenden van het bedrijf. Vaak is dit ook erg duur.
Mogelijkheid op een conflict met de raad van directeuren: als de aandeelhouders een raad van directeuren kiezen die botsen met het huidige management.
Het is ook mogelijk voor mensen om hun bedrijf te fuseren. De hoofdredenen daarvoor zijn de speciale belastingvoordelen en de gelimiteerde aansprakelijkheid.
S-corporaties zijn gemaakt door de overheid en worden belast als een eenmanszaak of een partnerschap. De Nederlandse naam voor deze corporatie is een besloten vennootschap. Een bedrijf dat een S-corporatie wil worden moet voldoen aan deze criteria:
De aandeelhouders moeten individuele personen of landgoederen zijn en een aantal van hen moet een burger of permanent inwoner zijn (van de USA).
Er moeten niet meer dan 100 aandeelhouders zijn.
Het bedrijf moet maar één soort van bijzondere aandelen hebben.
Het bedrijf mag niet meer dan 25 procent van het inkomen van passieve hulpbronnen hebben verworven zoals rente en interest etc.
De gelimiteerde aansprakelijkheidsbedrijven (Limited Liability Companies)
Dit type van eigendom is gelijk aan de S-corporatie maar heeft geen speciale eisen.
Voordelen:
Beperkte aansprakelijkheid: Persoonlijke activa is beschermd.
Keuze voor belastingafdracht: gezien worden als een partnerschap of als een corporatie.
Flexibele regels voor eigenaren: LLC’s hoeven niet te voldoen aan de regels waar een S-corporatie wel aan moet voldoen.
Flexibele distributie van winst of verlies: Winst hoeft niet uitgegeven te worden in de proporties van hoeveel geld iedereen heeft geïnvesteerd.
Flexibele werking: LLC’s hoeven niet precies te zijn in het beschrijven hoe het bedrijf opereert.
Nadelen:
Gelimiteerde levensduur: LLC’s moeten een levensduur vastleggen in de artikelen van de organisatie. Bij overlijden eindigt het bedrijf automatisch.
Geen aandelen: LLC eigenaarschap is niet overdraagbaar. LLC leden moeten de toezegging hebben van de partners om hun aandelen te verkopen. (S corporaties en algemene corporaties kunnen de aandelen verkopen).
Je kunt geen aandelenopties weggeven als een stimulatie voor werknemers
Belasting: LLC leden moeten zelf werknemersbelasting betalen over de winst. Het verschil in vergelijking met een S corporatie is dat ze de belasting betalen over het salaris maar niet over de hele winst.
Papierwerk: Meer dan eenmanszaak, minder dan corporaties.
Corporatie uitbreidingen
Fusie (merger): Als twee bedrijven een nieuw bedrijf samen gaan vormen.
Er zijn verschillende types van fusies:
Verticale fusies: Als twee bedrijven fuseren die in verschillende stadia werken van gerelateerde zaken.
Horizontale functies: Als twee bedrijven fuseren die in dezelfde stadia werken van gerelateerde zaken.
Samenklonteringsfusies (conglomerate merger): Als twee bedrijven die in verschillende dingen zaken doen samen komen. Het grote doel van een samenklonteringsfusie is om te diversifiëren wat betreft zakendoen en investeringen.
Acquisitie: Als een bedrijf obligaties en eigendommen van een ander bedrijf koopt.
Een gespeculeerde overname (Leveraged Buyout (LBO)). Als een groep mensen of een individueel alle aandelen van een bedrijf koopt en zo een bedrijf overneemt. Dit kan voorkomen worden als er teveel negatieve reacties omheen ontstaan, of als er druk op wordt gezet door de overheid.
Franchise
Een franchise is een arrangement waarin een persoon de recht op een bedrijfsnaam koopt en haar producten gaat verkopen in een bepaalde omgeving. Om een franchise en een ander land te beginnen, moet het duidelijk zijn of het voor het bedrijf mogelijk is om zich aan te passen aan de cultuur van het land. De persoon die de franchise koopt wordt een franchisenemer (frinchisee) genoemd. De persoon die het idee verkoopt aan de franchisenemer is een franchisegever (franchisor).
Voordelen:
Personeel eigenaarschap: de eigenaar van de franchise winkel is eigen baas, en geniet dus van de winsten.
Nationaal bekende naam, en dus een betere aantrekkingskracht door de reputatie van de franchisor.
Financieel advies en assistentie
Lager faalpercentage
Management en marketing assistentie: assistentie in alle manieren voor de onderneming, bijvoorbeeld bij promotie en het kiezen van een locatie.
Nadelen:
Franchisegelden kunnen erg duur zijn.
Management regels: je moet toegeven aan de limieten en de opdrachten.
Winsten moeten gedeeld worden.
Slipresultaat (coattail effect): Als de andere franchisebedrijven falen, zou je gedwongen kunnen worden om te stoppen.
Verkoopregels
Frauduleuze franchisegevers
Een coöperatie is een organisatie die eigendom is van klanten of leden die hun vermogens samen hebben gebracht voor een gemeenschappelijk doel. Een reden hiervoor is bijvoorbeeld het verzamelen van meer economische kracht.
Hoofdstuk 6: Ondernemerschap
Ondernemerschap is de acceptatie van het risico van het starten en het runnen van je eigen bedrijf. Redenen voor ondernemerschap zijn de volgende:
Kansen: Een eigen bedrijf starten biedt meer kansen dan voor andere mensen werken.
Winst
Onafhankelijkheid: de vrijheid om je eigen doel te bepalen en te volgen.
Uitdaging: neem afgewogen, berekende beslissingen. Het behalen van doelen is belangrijker dan het hebben van macht.
Kenmerken van ondernemers (entrepreneurs):
Zelfverzorgend: Je moet optimistisch blijven en geloven in je eigen ideeën, zelfs als niemand anders dat doet.
Zelfgeleidend: Het zijn van eigen baas vraagt om zelfdiscipline en verantwoordelijkheid.
Georiënteerd op actie: Je moet je dromen waarmaken.
Energiek: Je moet emotioneel, mentaal en fysiek om kunnen gaan met hard werken.
Onzekerheden moet je kunnen tolereren: Leg je er bij neer dat je risico’s zult moeten nemen.
Bekwaam in organiseren: Je moet een overzicht kunnen behouden.
Niet alle ideeën zijn geschikt om uit te voeren. Het is bijvoorbeeld van belang om vast te stellen of het voldoet aan de vraag van de consumenten, of het mogelijk is om het product of de dienst te verkopen met een prijs waarbij winst valt te behalen, en of het mogelijk is om het bedrijf te laten bestaan.
Ondernemingsteams: een groep van ervaren en bekwame mensen van verschillende bedrijfsgebieden die de ondernemingsuitdagingen samen aangaan.
Een micropreneur is een ondernemer die een onderneming start dat klein blijft, die alleen doet wat hij wil en moet doen en niet meer dan dat en dat levert een gebalanceerde levensstijl op. Veel micropreneurs hebben een bedrijf aan huis omdat dat een manier kan zijn om carrière en familie te combineren. Grotere bedrijven besteden werk vaak uit bij kleinere bedrijfjes aan huis.
Één van de redenen voor de groei van bedrijven aan huis is dat de computertechniek het tegenwoordig mogelijk maakt om bedrijven aan huis net zo groot te laten lijken en net zo groot te handelen als hun concurrenten. Ten tweede hebben de nieuwe belastingwetten de voorschriften versoepeld wat betreft heffingen over het thuis werken. Daarbij is de sociale houding tegenover bedrijven aan huis tegenwoordig veel positiever.
Micropreneurs krijgen ook te maken met verschillende uitdagingen. Allereerst zouden ze problemen kunnen krijgen met het vinden van klanten. Ten tweede zou het moeilijker kunnen zijn om de tijd wijs te besteden omdat dat veel zelfdiscipline vraagt. Ten derde is het een echte uitdaging om het bedrijf te combineren met de familie als beiden zich in hetzelfde huis bevinden. Bovendien kan de overheid een beperking opleggen op sommige types van bedrijven in de samenleving. Ten slotte is het belangrijk om er zeker van te zijn dat je verzekering bedrijfsgerelateerde activiteiten in huis toestaat.
Intrapreneur: een onderneming die werkt in een ondernemingscentrum binnen een al bestaand bedrijf om nieuwe innovatieve ideeën te produceren.
Een andere manier om ondernemerschap aan te bieden is door ondernemingszones (enterprise zone). Een ondernemingszone is een specifieke geografisch gebied waar de overheid bedrijfsinvesteringen heen wil krijgen door lagere belastingen en andere support aan te bieden.
Een incubator (broedmachine) biedt hulp in de kritieke periode van vroege ontwikkeling bij bedrijven. Het is een centrum dat nieuwe bedrijven goedkope kantoren en basishulpdiensten biedt.
Het starten van een klein bedrijf
Klein bedrijf (small business) betekent dat het bedrijf privé wordt beheerd en dat er zo ook wordt gehandeld. Het is niet overheersend op zijn markt en krijgt te maken met verschillende standaarden van grootte in de zin van een bepaald aantal werknemers en jaarlijkse ontvangstbewijzen. Om op te starten, om te managen en om je bedrijf tot een succes te brengen, zijn de volgende onderdelen erg belangrijk:
Planning
Financiering
Marketing (het kennen van je klanten en de markt)
HRM (het managen van je werknemers)
Boekhouding (registraties bijhouden)
Bij het starten van je eigen bedrijf kun je altijd hulp vragen van anderen. Advocaten, accountants, universiteitsprofessoren, voorlichtingsbedrijven, etc. kunnen je helpen om te starten.
Het werken voor een bedrijf in een gerelateerde markt helpt je om de basiskennis wat betreft het managen te leren. Een andere manier om een ondernemer te worden is om voor een bedrijf te werken en het gestabiliseerde bedrijf op een gegeven moment over te nemen.
Een markt bestaat uit consumenten die een bepaalde vraag naar producten of diensten hebben en de middelen hebben om die producten of diensten te kunnen kopen.
Ondernemingsplan
Het plangedeelte van jouw bedrijf begint bij het schrijven van een ondernemingsplan. In een verklaring die bestaat uit 25-50 pagina’s zal ieder aspect van jouw bedrijf aan bod moeten komen en beschreven moeten worden. Een ondernemingsplan is een gedetailleerde verklaring die de basis/natuur van het bedrijf beschrijft, de voordelen die het bedrijf heeft ten opzichte van de concurrentie, de doelmarkten en de hulpbronnen en kwalificaties van de eigenaar(s).
Angel investors zijn individuele personen die hun eigen geld investeren in potentieel nieuwe, succesvolle bedrijven voordat ze publiek wordt. Een ander type van investeerder is een venture capitalist (ondernemingsinvesteerder). Dit is een individueel of een persoon die investeert in nieuwe bedrijven in ruil voor een deel van de eigenaarschap van die bedrijven.
Wereldwijd gaan
Als je je bedrijf globaal wilt maken zul je te maken krijgen met verschillende moeilijkheden. Ook al ben je meer flexibel en kun je meer persoonlijke service bieden dan grotere bedrijven, is het uitdagend om de globale onderneming te starten. De grootste problemen zijn moeilijkheden in de financiering, tijdverbruik bureaucratie en culturele verschillen.
Hoofdstuk 7: Management
Het internet, de snelle technologische veranderingen en de groeiende wereldmarkt creëerde de vraag naar een nieuw type van management. Managers hoeven niet langer als ‘de baas’ op te treden in de oude zin van het woord. Ze staan nu meer open voor de inbreng van de werknemer. De interactie tussen management en werknemers maakt nieuwe innovaties mogelijk. Heerschappij wordt meer en meer gedecentraliseerd en de hoofdtaken van managers worden het begeleiden, het trainen, het steunen en motiveren van werknemers om de klanten gelukkig te houden. Ook is teamwerk een van de meest belangrijke taken geworden.
Management is het proces dat wordt gebruikt om organisatiedoelen te bereiken door planning, organisatie, leiden en het controleren van mensen en andere organisatiehulpbronnen.
De vier hoofdtaken van moderne managers zijn hier in het kort uitgelegd:
Plannen: Als een manager moet je meedoen met trends en de beste strategie en tactieken bepalen om organisatiedoelen te bereiken. Daarnaast moet de manager de huidige waarden benadrukken om de doelen te bereiken.
Organiseren: Dit is een managementfunctie die zich bezighoudt met het ontwerpen van de structuur van de organisatie en het creëren van omstandigheden en systemen waar iedereen en alles samen zal werken om de doelen te bereiken van de organisatie.
Leiden: Dit betekent dat de manager een visie moet creëren moet zorgen voor de communicatie, leiding, training, het coachen en de motivatie van anderen om de doelen van de organisatie effectief te bereiken.
Controleren: Een managementfunctie die zich bezighoudt met het neerzetten van duidelijke standaarden om te bepalen of een organisatie handelt naar de doelen van de organisatie, mensen beloont voor het doen van iets goeds en corrigerende actie onderneemt als mensen het niet goed doen.
Plannen
Een organisatie heeft gemeenschappelijke waarden nodig om de gemeenschappelijke doelen te bereiken. Dat is waarom het belangrijk is om een duidelijke organisatorische visie te hebben. De visie legt uit waarom de organisatie bestaat en wat het precies wil bereiken. Doelen zijn brede, langdurige prestaties die bereikt zouden moeten worden volgens de visie. Het zetten van doelen is vaak een teamproces omdat doelen door werknemers en werkgevers allebei goed gevonden moeten worden. De objectieven zijn specifieke, kortdurende verklaringen die zeggen hoe het bedrijf de doelen zal behalen. Een bedrijf schetst vaak hun fundamentele doelen als visies, doelen en objectieven in de doelstellingen (mission statements).
Een doelstelling zou kunnen zijn:
Lange termijn overleving
Zelfbegrip van de organisatie
Bedrijfsfilosofie en doelen
Vraag van de klanten
Sociale verantwoordelijkheid
De natuur van het product of dienst van het bedrijf
De volgende vragen kunnen helpen om een missie te definiëren:
Hoe is het nu?
Wat is ons doel?
Hoe kunnen we dat doel bereiken?
Om een missie te volbrengen, moet de organisatie sterke punten, zwakke punten, kansen en bedreigingen analyseren. Dit heet de SWOT-analyse (strenght, weakness, opportunities en threats). Hierbij zijn de sterke en zwakke punten voorspelbaarder aangezien ze vanuit het bedrijf zelf komen, terwijl de kansen en bedreigingen onvoorspelbaar kunnen zijn omdat het externe factoren zijn die niet beïnvloed kunnen worden.
De organisatie moet ook goed vooruit plannen. De organisatie begint zo’n proces met een analyse van de bedrijfsomgeving in het algemeen. Dan zal het de sterkte punten en de zwakke punten gaan identificeren. Na een resultaat van de omgevingsanalyse kunnen ze dan ook de kansen en bedreigingen analyseren.
Welke vormen van planning bestaan er?
Strategisch plannen: Bepaalt de grote doelen van de organisatie. Het biedt de basis voor het beleid, procedures en strategieën voor het beheren en gebruiken van hulpbronnen om deze doelen te behalen. In deze zin is het beleid een brede gids voor actie en bepalen strategieën de beste manier om hulpbronnen te gebruiken.
Tactische planning: Het proces van het ontwikkelen van gedetailleerde, verklaringen over de korte termijn over wat gedaan moet worden, wie het moet doen en hoe het gedaan moet worden. Bovendien houdt het zich bezig met het geven van jaarlijkse budgetten en bepaalt over andere details en activiteiten die nodig zijn om de strategische doelen te behalen. Tactische planning wordt meestal gedaan door managers in lagere niveaus van het bedrijf. Daarentegen wordt strategische planning vooral door de topmanagers gedaan in het bedrijf.
Operationele planning: Het proces van werkstandaarden zetten en roosters maken om de doelen van het bedrijf te kunnen bewerkstelligen. Strategische planning kijkt naar het bedrijf als geheel. Operationele planning focust op de specifieke supervisors, managers en individuele werknemers.
Eventualiteitplanning (contingency planning): In het geval dat het primaire plan faalt, moet je een aantal reserveplannen hebben. Dit beschrijft het proces van het voorbereiden van deze reserveplannen.
Bedrijven die zich sterk richten op de markt geven vaak een richting aan in plaats van het maken van een gedetailleerd strategisch plan aangezien het op die manier flexibeler is.
Het maken van beslissingen
Het proces van beslissingen maken gaat volgens de zeven D’s:
Definieer de situatie: Wat is de huidige status van het bedrijf en de markt?
Beschrijf en verzamel benodigde informatie.
Ontwikkel alternatieven: Maak meer dan één plan.
Ontwikkel overeenkomsten onder de betrokkenen: Wat is de vraag van iedereen die er betrokken bij is?
Bepaal welk alternatief het beste is: Hoe kun je voeldoen aan al die vragen?
Doe wat is aangeduid: Het starten van de plannen.
Bepaal of je de juiste beslissing hebt genomen: Voer een follow-up (vervolg) uit.
Het oplossen van problemen gaat vaak sneller en informeler dan het maken van beslissingen. Probleemoplossende technieken zijn brainstormen en PMI. PMI is het maken van een lijst van alle plussen voor een oplossing en alle minnen in een andere. Tenslotte staan de implicaties in de derde kolom. (Plusses, minuses and implications).
Organiseren
Er zijn drie verschillende niveaus van management. Ten eerste, ontwikkelt het top management de strategische planning. Ten tweede is het middenmanagement verantwoordelijk voor de tactische planning en controle. Ten derde is het toeziend management direct verantwoordelijk voor het toezien van werknemers en om hun dagelijkse prestaties te evalueren. De werknemers hebben geen management opties. Zij worden niet-toeziend (non-supervisory) genoemd.
Een manager moet over drie types van bekwaamheid beheersen. Hij/zij moet technische vaardigheden hebben. Dit betekent de bekwaamheid om taken uit te voeren in een specifiek discipline. Ten tweede moet hij/zij menselijke relatievaardigheden hebben. Dit omvat het communiceren met mensen en het motiveren van de werknemers. Ten slotte betrekken conceptuele vaardigheden de bekwaamheid om de organisatie als een geheel en de verhoudingen onder zijn verschillende delen te zien.
Een functie die erg belangrijk wordt is bemannen (staffing). Dit is een managementfunctie die zich bezig houdt met het aannemen, behouden en het motiveren van de beste mensen die er zijn om de doelen van het bedrijf waar te maken. Met internationale handel is management globaal geworden en werken mensen van verschillende generaties, krachten, seksuele oriëntatie, bekwaamheden, godsdiensten etc. samen binnen een bedrijf. Dit vraagt om de bekwaamheid om diversiteit te kunnen managen. Bovendien moet het management ook de eisen van de belanghebbenden in de gaten houden. Dit is het management dat georiënteerd is op de belanghebbenden.
Leiderschap
Voor directeurs is het niet genoeg om een bedrijf te managen. Zij moeten leiders zijn. De manager plant en organiseert. Daarentegen moet een directeur zijn werknemers een visie geven en hij moet hun de huidige waarde en ethiek laten begrijpen. Bovendien is de meest belangrijke functie van een leider kan ook zijn dat hij/zij de manier waarop het bedrijf zaken doet, kan veranderen zodat het meer effectief en efficiënt wordt. Daarbij is het belangrijk dat een leider nadruk legt op verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid.
Er zijn verschillende types van leiderschap:
Autocratisch: De manager neemt beslissingen zonder advies van anderen te vragen. Effectief in noodgevallen.
Meewerkend (democratisch) leiderschap: Managers en werknemers werken samen om beslissingen te maken.
Vrije teugel leiderschap: Managers zetten de doelen maar geven de werknemers de vrijheid om zelf te bedenken hoe ze die gaan behalen. Vaak gebruikt in samenwerking met professionals.
Empowerment betekent het geven van werknemers de autoriteit en verantwoordelijkheid om snel op verzoeken van de klanten te kunnen reageren. Enabling (geven van de gelegenheid) is de term die wordt gebruikt om werknemers de scholing en middelen te geven om hen beslissingen te laten maken. Directing is het tegenovergestelde van empowerment. Je geeft duidelijke instructies aan werknemers, vertelt hen precies wat je moet doen en hoe je die doelen moet waarmaken binnen de onderneming. Kennismanagement probeert om de goede informatie te zoeken, houdt de informatie in een vlot toegankelijke plaats en zorgt er voor dat de informatie bij iedereen binnen het bedrijf bekend wordt.
Controleren
Vestig duidelijke prestatieregels: regels die functie te controleren. Geen regels betekent dat er geen controle plaatsvindt.
Controleer en registreer eigenlijke prestaties: resultaten.
Vergelijk resultaten met standaarden en plannen: dit is waarom de standaarden duidelijk moeten zijn, anders is het niet mogelijk ze te vergelijken met de werknemersprestaties.
Resultaten bespreken met de werknemers: ze moeten weten dat wat ze doen slecht of goed is.
Als het nodig is, corrigerende actie ondernemen, en positieve en negatieve feedback geven.
Een nieuwe ontwikkeling is kijken naar de tevredenheid van de klant als meetresultaat van succes. Dit wordt vaak gecombineerd met de meer traditionele standaarden: Winst en wat het bedrijf terugverdient op de investeringen.
Er zijn twee soorten klanten waarbij de klanttevredenheid gemeten kan worden.
Externe klanten zijn handelaren die het product doorverkopen aan anderen terwijl interne klanten de uiteindelijke consumenten zijn van het product.
Hoofdstuk 8: Reorganiseren van organisaties
Bij het beginnen van een bedrijf zijn er twee algemene basistaken die voldaan moeten worden: het organiseren en het verdelen van de taken. Specialisatie is het verdelen van taken in kleinere banen die gericht zijn op een deel van taak. Taakgroepering, ofwel departmentalization, is wanneer er departementen of groepen een gespecialiseerde taak toegewezen krijgen.
Tijdens de periode van massaproductie kwamen de eerste organisatietheorieën naar voren.
Massaproductie: productie in een grote hoeveelheid, schaaleconomie: de productiekosten van een bedrijf gaan naar beneden als het meer produceert. Dit is mogelijk doordat zij materialen in grotere hoeveelheden inkopen.
Traditioneel organisatieconcept
Samenvatting van de principes van de organisatietheorie van Henri Fayol en Max Weber
Eenheid van heerschappij: iedere werker heeft maar een baas.
Hiërarchie: de commandostructuur met één persoon die beslissingen maakt in de top van de organisatie.
Divisie van werk: het werk moet verdeeld worden onder individuele personen of departementen.
Autoriteit: managers worden verantwoordelijk gesteld voor de groep die ze managen, en hebben het recht om opdrachten te geven en de macht om te straffen. De werkers moeten de orders streng opvolgen.
Graad van centralisatie: Een deel van de beslissingen worden gemaakt door het top management en het andere deel is overgegeven aan managers van een lager niveau.
Communicatiekanalen: werknemers van een bedrijf kunnen elkaar makkelijk bereiken, dit stimuleert efficiëntie en productiviteit.
Orde: werknemers en materialen staan op de juiste plaats.
Actief vermogen: een manager zou de werknemers met eerlijkheid en respect moeten behandelen.
Geest van het bedrijf: creëer gemeenschappelijke waardes en doelen binnen een bedrijf.
Subordinatie van individuele interesse en de algemene interesse: individuele doelen zijn minder belangrijk dan doelen die door een team gemaakt worden.
Bureaucratie: het bepalen van regels en procedures, het consequent zijn in het toepassen van deze, en het bijhouden van registratie.
Duidelijke baanomschrijving: bemanning en promoties zijn gebaseerd op kwalificaties.
Globale concurrentie, nieuwe technologie en veranderende consumentenvraag vraagt in een kapitalistische maatschappij om reorganisaties van een bedrijf.
Een hiërarchie is een systeem waarbij een top down lijn van managers verantwoordelijk is aan een persoon aan de top van de organisatie.
Een commandostructuur (chain of command) is de lijn van autoriteit die van de top van een organisatie, voornamelijk in een hiërarchie, naar het laagste niveau van bestuur loopt.
Een bureaucracy is een organisatie waarbij er veel lagen van managers zijn die de regels instellen en handhaven, en die alle beslissingen overzien.
Traditionele versus moderne organisatieconcepten
Gecentraliseerde versus gedecentraliseerde autoriteit
Gecentraliseerde autoriteit houdt het niveau van het beslissing maken op het niveau van de topmanagers.
Gedecentraliseerde autoriteit geeft managers en werknemers de autoriteit om beslissingen te maken. Het principe van het delegeren van verantwoordelijkheid wordt empowerment genoemd.
De span of control is het optimale aantal ondergeschikte werknemers waarover een manager toezicht kan houden.
Grote versus platte organisatiestructuur
Een grote organisatiestructuur (tall organisational structure) bestaat uit veel verschillende lagen van managers, veel papierwerk en daarom ook langzamere communicatie. Dit betekent meer controle, meer kosten en minder empowerment dan in de platte organisatiestructuur.
Een platte organisatiestructuur (flat organisational structure) bestaat uit minder lagen van managers maar een bredere mate van controle. Een manager stuurt meer mensen aan dan in de grote organisatiestructuur. Dit betekent minder controle, minder kosten en meer empowerment. Deze bedrijven zijn meer in staat om veranderingen in het bedrijf in te voeren omdat hun communicatie sneller gaat.
Traditionele versus moderne managementstructuren
Traditionele structuren:
Lijnorganisatie: Werknemers antwoorden meteen aan een manager die op een hoger niveau staat en werkt voor de topmanager.
Lijn en staforganisatie: Meer interactie tussen lijnpersoneel (autoriteit die beslissingen maakt en opdrachten geeft) en stafpersoneel (geeft advies aan lijnpersoneel maar hebben geen invloed op het proces van het maken van beslissingen).
Moderne structuren:
Matrix organisaties: Lijnpersoneel en stafpersoneel werkt samen. Een manager leent experts van afdelingen om een tijdelijk team samen te stellen om een nieuw product of dienst te creëren. De voordelen hiervan zijn dat de experts een onderdeel van de lijn- en staforganisatie blijven, managers kunnen zich flexibeler opstellen en het zorgt voor samenwerking binnen de organisatie. Het nadeel is echter dat werknemers twee bazen hebben waardoor het verwarrend kan zijn voor werknemers, en dat het ingewikkeld en duur is.
Zelfmanagement teams (cross-functional self-managed teams): Experts van verschillende afdelingen werken samen op een lange termijn basis en zij mogen beslissingen helemaal zelf maken.
Traditioneel versus omgekeerde organisatie
Traditionele organisatie: De directeurmanager aan de top van de piramide maakt beslissingen en geeft opdrachten. Hiërarchie en een commandostructuur.
Omgekeerde organisatie: De directeurmanager zit onderaan de piramide. Hij steunt (met training) en assisteert (met transparantheid) de frontline workers die zelf beslissingen mogen maken.
Formele versus informele organisatie
Formele organisatie: De formele structuur wat betreft de niveaus van verantwoordelijkheid, autoriteit en positie binnen het bedrijf.
Informele organisatie: Systeem van informele relaties binnen een organisatie.
Andere organisatorische gereedschappen en technieken
Departmentalization
Departmentalization is de divisie voor arbeid in groepen. Er zijn verschillende manieren om dit uit te voeren:
Scheiding door functie (productie, ontwerp, boekhouding, financiën, marketing, personeel)
Scheiding door product
Scheiding door klantengroep (klant, instituten, fabrikanten, reclamegebruikers)
Scheiding door geografische locatie
Scheiding door proces (schillen, koken, snijden, portie)
Aan de ene kant specialiseren en ontwikkelen mensen in arbeidsgroepen vaardigheden, maar aan de andere kant is er een tekort aan communicatie tussen de afdelingen. Oplossingen hiervoor kunnen zijn: matrix organisaties, zelfmanagementteams of het samenvoegen van departementen in een hybride vorm.
Virtuele samenwerking
Virtuele samenwerking is een tijdelijke netwerkorganisatie die bestaat uit vervangbare bedrijven die meedoen met het netwerk en die vertrekken als dat nodig is.
Netwerken
Communicatietechnologie wordt gebruikt om bedrijven te linken met werknemers en andere bedrijven. De werknemers van een bedrijf worden gekoppeld door een intranet. Dit is een databank die functie en taak van iedereen in het bedrijf registreert.
De verschillende bedrijven worden allemaal gekoppeld aan een extranet. Dit verzekert dat de mensen uit verschillende bedrijven weten wat de anderen aan het doen zijn, oftewel, het zorgt voor transparantie doordat elektronische informatie gedeeld wordt, wat ook de samenwerking vergemakkelijkt. De mogelijkheid om anderen constant te kunnen controleren wordt communicatie in de werkelijkheid genoemd, oftewel realtime communicatie.
Organisatie/bedrijfscultuur
Ruim gedeelde waarden binnen een organisatie die leiden tot een eenheid tussen de werknemers en identificatie met de onderneming om algemene doelen waar te maken.
Benchmarking en core competencies
Benchmarking betekent het vergelijken van de diensten van een bedrijf met dat van de beste concurrent, en het leren kennen van de concurrent om de eigen diensten en producten te verbeteren.
Core competencies zijn functies die uitgevoerd worden door een bedrijf omdat het bedrijf net zo goed doet als of beter doet dan de concurrenten. Als een ander bedrijf het beter doet dan zal het bedrijf deze functies gaan uitbesteden.
De bedrijfscultuur (organisational/corporate culture) omvat de waarden en normen die een bedrijf hanteert om eenheid en samenwerking te motiveren zodat het doel van de organisatie bereikt wordt.
Hoofdstuk 9: Operationeel management
Operatiemanagement is een gespecialiseerd gebied in management dat hulpbronnen (inclusief human resources) bekeert en transformeert naar goederen en diensten. Het wordt gebruikt door bedrijven die of goederen of diensten produceren of een combinatie van die twee. Operatiemanagement is erg belangrijk, het is de uitvoeringsfase van management.
Productie is het produceren van goederen en diensten door gebruik te maken van de productiefactoren grond, kapitaal, arbeid, ondernemerschap en kennis.
Productie management is alles wat een manager doet om het bedrijf te helpen met het produceren van goederen en diensten.
Faciliteitlocatie: Het bepalen van de beste geografische locatie voor de operaties van het bedrijf. Zaken die de geografische locatie kunnen beïnvloeden:
Arbeidskosten en landkosten
Mogelijkheid om de lokale werkkrachten te trainen of om te scholen
De aanwezigheid van geschoolde en/of werkkrachten die getraind kunnen worden.
Handige belastingwetten en steun van de lokale overheid
Hoge kwaliteit van leven en scholing (nodig om niet-lokale werknemers aan te trekken) lage criminaliteitscijfers.
Aanwezigheid van water en elektriciteit.
Toegang tot transport
Nabijheid van leveranciers
Nabijheid voor klanten (scheelt kosten voor de distributie en maakt communicatie makkelijker).
Kosten van leven.
Een strategie in faciliteitlocatie is een plaats vinden dat het makkelijk maakt voor consumenten om de diensten te bereiken en om een dialoog te creëren over hun vraag naar de producten of diensten.
Faciliteitindeling is hoe je de hulpbronnen verzamelt die je in het productieproces hebt. Veel bedrijven gaan van montageband werkzaamheden (productindeling), waarin teams of werkers maar een paar taken in een bepaalde tijd doen, naar modulaire (cellulaire) indeling waarin teams of werkers het voor elkaar krijgen om meer eenheden van het eindproduct te produceren.
Telecommuting is wanneer werknemers hun werk vanuit thuis via de computer doen.
Dienstensector
Moeilijkheden komen naar voren in het meten van de productiviteit van de dienstensector. Dit is moeilijk omdat, volgens een nieuw controlesysteem, de kwaliteit van de dienst erg belangrijk is. Maar hoe meet je de kwaliteit van onaantastbare goederen?
De technologische ontwikkelingen van de laatste jaren hebben er voor gezorgd dat de dienstensector sneller en meer accuraat te werk kan gaan.
Vervaardigingsector
Met managementoperatie in de fabrieksfactor moet je doen aan procesplanning. Dit betekent gebruik maken van de beste manier om de hulpbronnen die je hebt te verwerken tot de goederen en diensten die je nodig hebt.
Productieproces: Hoe kun je aan je output komen?
Input (productiefactoren – productiecontrole – output (ideeën, goederen en diensten)
Procesvervaardiging is een deel van het productieproces dat fysiek of chemisch materialen verandert. Bovendien houdt het proces in: het in elkaar zetten van componenten om een product te maken. Een ononderbroken proces (assembly process) is als lange productie runs uiteindelijk producten leveren die klaar zijn. Aan de andere kant staat daar het intermitterende proces. Daar is de productie run kort en de machines worden frequent veranderd om verschillende producten te maken. Dit proces is klant georiënteerd.
Het komt ook voor dat kleine bedrijven taken uitbesteden in plaats van ze zelf te doen, en dus nauw samen komt te werken met andere bedrijven. Dit wordt een interfirm proces genoemd.
Het doel tijdens het vervaardigingproces en het vergaderingsproces is het toevoegen van waarde aan de creatie. Form utility is de waarde die is toegevoegd door de creatie van goederen en diensten die klaar zijn.
Het gebruik van ‘computer-aided design’ (CAD) en ‘computer-aided manufacturing’ (CAM) maakt het mogelijk om gewoonteontwerpen te maken die voldoen aan de vraag van een kleine markt met een kleine toename in kosten. Computer-integrated manufacturing is de vereniging van CAD en CAM.
Materials Requirement Planning (MRP) is een computersysteem die er voor zorgt dat er genoeg materialen en hulpbronnen aanwezig zijn om de producten te maken. Deze hoeveelheden zijn gebaseerd op verkoopvoorspellingen. Er is ook een latere versie van de MRP, de Enterprise Resource Planning (ERP). Dit systeem heeft de mogelijkheid om verschillende bedrijven te linken en houdt al het dataverkeer van de verschillende bedrijven bij. Een van de voordelen is dat het mogelijk maakt om de klanttevredenheid toe te schrijven en dat je alle data op hetzelfde moment hebt. Dit bespaart veel tijd.
Nieuwe productietechnieken
De productietechnieken kunnen altijd verbeterd worden om geld en tijd te besparen. Dit heeft geleidt tot verschillende nieuwe productietechnieken.
Just-in-time (JIT): De nodige artikelen worden precies geleverd op de tijd dat jij die nodig hebt. Dit betekent dat je niet hoeft te betalen voor opslagruimte maar het is risicovol omdat de levering zomaar ineens een keer vertraagd zou kunnen zijn.
Internet purchasing: Internet aankopen. Mogelijk gemaakt door nieuwe productietechnieken. Het internet maakt het proces meer efficiënt omdat je direct naar de klant gaat.
Flexible manufacturing: Flexibele productie. Dit houdt in dat de machines verschillende taken doen zodat ze een groot aantal van verschillende producten kunnen produceren.
Lean manufacturing: Slanke productie. Is de productie van goederen waarbij minder van alles wordt gebruikt vergeleken met massaproductie; minder investering in werktuigen, minder menselijke inspanning etc.
Mass customization: Massa aanpassing. Is het maken van producten die de vraag tegemoet komt van een groot aantal individuele klanten. Customize is het maken van een uniek product voor een specifiek individueel.
Competing in time: Concurreren door de tijd. Zorgen dat jouw product eerder verkrijgbaar is dan die van je concurrent. Het uitbrengen van een nieuw product voordat de concurrentie een soortgelijk product uitbrengt.
Computer aided design/manufacturing (CAD/CAM): Computer gestuurd ontwerp of computer gestuurde productie. Het gebruik van computers in het ontwerp- en productieproces van een bedrijf. De CAD en CAM systemen worden samen CIM genoemd, wat het hele productieproces meer efficiënt maakt.
Program Evaluation and Review Technique (PERT): Programma-evaluatie en techniekherziening. Deze stelt een tijd vast die je nodig hebt om de taken in een bepaald project af te hebben door het vaststellen van een minimale tijd die nodig is om het hele project af te hebben.
Het kritische pad (critical path) is in het PERT programma de serie van taken die het langst zal duren.
Grantt chart: Is een staafgrafiek dat productiemanagers op ieder moment laat zien aan welke projecten wordt gewerkt en in welke fasen deze zich bevinden.
Het behouden van kwaliteit is het verminderen van fouten in het product voor en nadat het geleverd is aan de klant om te zorgen dat er consistent wordt geproduceerd wat de klant vraagt van de organisatie.
In het bedrijf is de functie van aankopen (purchasing) het zoeken naar materiaal van hoge kwaliteit, het onderhandelen voor een goede prijs voor goederen en diensten, en het vinden van de beste leveranciers.
Hoofdstuk 10: Motiveren
Er zijn twee verschillende benaderingen voor motivatie: De intrinsieke beloning is het persoonlijke gevoel van trots en tevredenheid wanneer je goed hebt gehandeld en je doelen hebt gehaald. De extrinsieke waarde is de erkenning van goed werk gegeven door iemand anders. Dit kan bijvoorbeeld zijn een loonsverhoging of lof.
Het motiveren van mensen om bij een bedrijf te komen werken en te blijven is van groot belang.
Frederick Taylor wordt gezien als de ‘vader van het scientific management’ omdat hij de eerste persoon was die keek naar een mogelijkheid om de efficiëntie te verhogen. De time motion studies van Taylor zeggen dat managers de beste manier moeten bepalen voor een taak en mensen die methode moeten leren. De time motion studies leidden tot ‘the principle of motion economy’ dat inhoudt dat mensenwerk meer efficiënt is als een baan losgemaakt wordt en verdeeld wordt in verschillende bewegingen. Scientific management ziet mensen meer als machines dan mensengerelateerde management.
De Hawthorne studies door Elton Mayo bracht hem tot de conclusie dat de efficiëntie van werk groeit met de motivatie van werknemers. Dit is het fundamentele idee van mensen gerelateerd management. De studies toonden aan dat mensen anders handelen als ze weten dat ze bestudeerd worden. Dit fenomeen wordt het Hawthorne effect genoemd. Dat is omdat mensen harder werken als ze zich speciaal voelen, gerespecteerd en betrokken worden bij het maken van beslissingen.
Frederick Herzberg maakte onderscheid tussen motivators en hygiëne factoren (maintenance). Hygiëne factoren zijn baanfactoren die ontevredenheid kunnen veroorzaken als ze er niet zijn, maar als ze er wel zijn motiveren ze mensen niet extra.
Abraham Maslow kwam met de piramide van behoeften (pyramid of needs). Maslows hiërarchie van behoeften zegt dat noden motiverend zijn. Een persoon met een onvoldane vraag zal gemotiveerd worden om die vraag te voldoen. Als aan de nood of vraag is voldoen is het echter geen motivator meer.
De noden van bodem tot de top (!) van de piramide zijn:
Psychologische behoeften: Voldoende basisnoden (voedsel en huizing)
Veiligheidsbehoeften
Sociale behoeften
Beloningsbehoeften: een extrinsieke beloning krijgen.
Zelfrealisatie behoeften: Jezelf ontwikkelen.
Andere motivatie strategieën
Doelzettende theorie: Het zetten van ambitieuze maar haalbare doelen kan werkers motiveren en prestatie verbeteren als de doelen geaccepteerd worden, samen gaan met feedback en vergemakkelijkt door organisatorische voorwaarden.
Management by objectives (MBO): Management door objectieve personen. Een systeem van uitvoering en doelenstellen. Het brengt een cyclus van discussie, herzieningen en evaluatie met zich mee.
Expectancy theorie: De taak moet de moeite waard zijn en de moeite moet samengaan met de verwachtingen van de werknemers om hen gemotiveerd te houden.
Reinforcement theorie: Versterkers theorie. Positieve versterkers, (lof) en negatieve versterkers (straf) motiveert een werknemer om op een bepaalde manier te handelen.
Equity theorie: Taken van werknemers en beloningen moeten vergelijkbaar zijn met anderen in dezelfde positie om hen gemotiveerd te houden.
De mensen die baanverrijking bepleiten vinden dat vijf karaktertrekken van werk belangrijk zijn om individuele motivatie en prestatie te verhogen:
Taakidentificatie: In hoeverre de baan vraagt om een taak met een zichtbare uitkomst van het begin tot het eind.
Vaardigheden variëteit: De hoogte waarin de baanfunctie om verschillende vaardigheden vraagt.
Taaksignificatie: In hoeverre de baan een belangrijke waarde toevoegt aan de levens of het werk van anderen binnen het bedrijf.
Autonomie: Hoeveelheid van onafhankelijkheid, vrijheid, discretie in het plannen van werk en het bepalen van procedures.
Feedback.
Baanverrijking theorie (job enrichment) houdt in dat je de werknemers moet motiveren door de baan zelf en door baanomwenteling (job rotation) en baanuitbreiding (job enlargement) aan te bieden. Baanuitbreiding is een ander type van baanverrijking gebruikt voor motivatie. Het bevat een strategie die zich bezig houdt met het combineren van een aantal taken in een uitdagende en interessante opdracht. Ten tweede maakt baanomwenteling ook aantrekkelijk. Dit houdt zich bezig met het verplaatsen van werknemers van de ene baan naar de andere.
Theorieën over management
Er zijn drie theorieën die vaak worden toegepast door managers: Theorie X, Theorie Y en Theorie Z. De eerste twee zijn ontwikkeld door Douglas McGregor en de laatste door William Ouchi.
Aanname van de Theorie X:
Werknemers willen worden aangestuurd en gecontroleerd
Werknemers houden niet van werken en zouden proberen om het te vermijden.
Werknemers moeten geïntimideerd worden door hun managers om te presteren.
Werknemers worden gemotiveerd door financiële vergoedingen
Ze zoeken ook veiligheid, geen verantwoordelijkheid’
Aanname Y Theorie:
Werknemers houden van een gelimiteerde controle en aansturing
Werknemers zien werken als een natuurlijk deel van het leven.
Werknemers zullen verantwoordelijkheid zoeken
Ze presteren beter in werkomgevingen die niet intimiderend zijn.
Ze worden gemotiveerd door veel verschillende redenen.
Ze zijn in staat om creatief te denken om problemen op te lossen.
Theorie Z
Deze theorie is een mix tussen Type A (Amerikaans) en Type J (Japans). Het legt de nadruk op lange termijn werkgelegenheid. De beslissingen worden collectief genomen maar de mensen hebben individuele verantwoordelijkheden. De promotie en evaluatie zijn redelijk langzaam maar je volgt een gematigd gespecialiseerd carrièrepad.
Motivatie in de toekomst
Individuele motivatie van werknemers zal belangrijker worden omdat verschillende mensen van verschillende generaties en culturen met verschillende verwachtingen samen zullen werken. Meer en meer managers zullen hun werknemers machtigen en ze zullen communicatie en samenwerking versterken. Supervisors en managers zullen worden getraind om te luisteren en barrières tussen management en werknemers zoals andere manieren om degene aan te spreken, zal worden verwijderd.
Hoofdstuk 11: Human Resource Management
Human Resource Management betekent het zoeken van de juiste mensen voor vacatures en deze mensen zo goed mogelijk laten presteren door hen de juiste werkomgeving te bieden.
Door recente ontwikkelingen in de demografie van werkers, krijgen human resource managers nu te maken met nieuwe uitdagingen. Sommige van deze demografische veranderingen zijn: oudere werknemers, meer vrouwen willen werken, een toenemend aantal immigranten etc.
Human resource management heeft verschillende stappen, ten eerste begin je met het analyseren van de doelen van de organisatie. Daarna begint het planproces. Nadat je weet waar je naar aan het zoeken bent, probeer je de juiste mensen te vinden (rekrutering, werving). Van alle mensen die er gevonden zijn, wordt er een selectie gemaakt, waarna deze mensen getraind worden voor een bepaalde positie. Als ze beginnen met werken, moet je ze motiveren en je moet hen gemotiveerd houden. Na enige tijd evalueer je de werknemer met een beloning of geef je negatieve feedback.
Plannen
Human resource management begint met plannen. In dit planproces kun je zes stappen onderscheiden:
Denk aan de menselijke hulpbronnen die nodig zijn en die met meest waarschijnlijk zijn te ontwikkelen in de toekomst.
Maak een inventaris van de huidige werknemers van de onderneming.
Maak een werkanalyse door een werkbeschrijving en specificatie te maken. De werkbeschrijving bevat de doelen van de baan en voor wat voor soort werk de werknemer is aangenomen. De verantwoordelijkheden en verplichtingen worden ook gemeld. Met de werkspecificatie kun je bepalen wat de minimale vaardigheden zijn die toekomstige werknemers moeten bezitten.
Ook het bepalen van de toekomstige vraag is nodig. Er voor zorgen dat, wanneer de vraag stijgt, je al de werknemers hebt met de benodigde vaardigheden.
Bepaling van het toekomstige aanbod is ook belangrijk. De werkkracht verandert ook door demografische veranderingen en veranderingen in opleiding etc.
Een strategisch plan opstellen om de juiste werknemers aan te trekken.
Werving
Het werven van mensen betekent het op het juiste tijdstip verzamelen van een geschikt aantal mensen met de benodigde vaardigheden, zodat je veel opties hebt.
Er zijn verschillende methodes te gebruiken om mensen te werven. Je hebt de interne en de externe werving. Interne werving betekent dat de persoon die zich aanbiedt voor de baan al een andere baan binnen hetzelfde bedrijf heeft gehad. Externe werving gebeurt via advertenties van uitzendbureaus of universiteit plaatsingbureaus. Je kunt ook naar het bedrijf verwezen worden door iemand anders.
Het werven van personeel is moeilijker geworden door wettelijke beperkingen. Deze maken het moeilijker om werknemers aan te nemen of te ontslaan. Ook een tekort aan geschoolde mensen op bepaalde markten maakt het moeilijk om goede mensen aan te nemen. Het imago van de onderneming is erg belangrijk omdat mensen sneller zullen reageren op een advertentie van een bekend en gerespecteerde organisatie dan een met een twijfelachtige reputatie.
Andere moeilijkheden zijn:
Het niet hebben van de benodigde vaardigheden, dus deze persoon moet getraind worden voor dat hij productief kan zijn.
De persoon moet passen met de stijl van management en de cultuur van het bedrijf.
Sommige unievoorschriften kan het verbieden om goede lonen aan een nieuwe werknemer te bieden.
Selecteren
Selecteren is het verzamelen van informatie en het beslissen wie er aangenomen zal worden om de belangen van het bedrijf en van het individueel het beste te voldoen. Het selectieproces bevat verschillende stappen:
De sollicitanten een aanmeldingsformulier laten invullen.
Het afnemen van het eerste interview en de vervolgingsinterviews.
Personen testen laten ondergaan, als dit nodig is.
De achtergrond van de sollicitant onderzoeken.
De resultaten van lichamelijke ondervragingen verzamelen. Dit wordt echter steeds vaker bekritiseerd.
Het aanbieden van een proefperiode.
Contingent werkers: Alle werknemers die niet full-time werken. Contingent is letterlijk vertaald: voorwaardelijk. Contigent werkers kunnen ingezet als er een hoge vraag is voor arbeid op een moment, of als full-time medewerkers tijdelijk niet beschikbaar zijn. Ook worden contigent werkers aangenomen in een onzekere economie.
Training
Nadat je iemand hebt geselecteerd, moet je beginnen met het trainen van die persoon. Je kunt een werknemer op verschillende manieren opleiden:
- Oriëntatie: het introduceren van de organisatie zelf, de medewerkers, en alle beleidsmaatregelen, procedures, en doelen van het bedrijf aan nieuwe werknemers.
- On-the-job training: het trainen van nieuwe werknemers op de werkvloer zodat ze kunnen leren en imiteren van andere werknemers, wat ook wel shadowing wordt genoemd.
- Off-the-job training: waarbij werknemers niet op de werkvloer, maar interne of externe training volgen.
- Leerling programma’s: waarbij leerlingen samen werken met ervaren medewerkers om zo ervaring op te doen.
- Online training, ook wel distance learning genoemd.
- Vestibule training: het leren van het vak in scholen waarbij de accommodatie en uitrustingen erg overeenkomen met de werkvloer.
- Baansimulatie: waarbij de condities van het werk nagebootst worden zodat leerlingen kunnen leren voordat ze vaardigheden toepassen.
Als je een werknemer wilt trainen in leidinggevende vaardigheden, ofwel management development, kun je dit doen door hem een understudy positie te geven of een baanrotatie. Een understudy positie is het toewijzen van een persoon als assistent van een hogere manager. Baanrotatie houdt in dat een persoon opdrachten in verschillende departementen krijgt om zo een idee te krijgen van de verschillende functies. Ook off-the-job cursussen en trainingen moeten gevolgd worden.
Een van de belangrijkere vaardigheden die nodig zijn voor management is netwerken, het in contact komen en blijven van andere managers van het eigen, maar ook van andere bedrijven.
Evaluatie
Evaluatie, of performance appraisal, houdt dat de prestatie van de werknemer wordt vergeleken met verwachtingen en standaards om te besluiten of bijvoorbeeld training of compensatie nodig is, of dat er kans is op promotie of terminatie. In het precies van het evalueren van een werknemer zijn er zes stappen:
Eerst moeten er standaarden worden opgesteld voor de werknemers.
Werknemers moeten van de standaarden af weten en deze begrijpen
Na enige tijd kan er naar het werk van de werknemers worden gekeken en dit evalueren.
Erg belangrijk is om de werknemer te laten weten wat de resultaten zijn van de evaluatie.
Als een werknemer sterk onder de standaard norm werkt, zou er correctieve actie ondernomen moeten worden.
Als de evaluatie laat zien dat de werknemer ver boven de standaard norm werk, zou een promotie nodig zijn.
Vergoedingen
De vergoeding (compensation) die werknemers ontvangen is een van de grootste kosten voor een bedrijf. Je hebt verschillende manieren van vergoeding. Je hebt het salaris en het uurloon. Een andere manier is vergoeden per stukwerk of aandeeloptie. Dit zijn goede manieren om individuele personen vergoedingen te geven.
Als je met teams werkt, moet je andere manieren vinden om te vergoeden. Het delen van de groei en een op vaardigheden gebaseerde vergoeding zijn het meest gebruikt. Met de op vaardigheden gebaseerde vergoeding hangt de betaling af van de groei van het team en van het individueel zelf. Het systeem waar de groei wordt gedeeld deelt bonussen uit voor de teams met de grootste verbeteringen.
Een andere manier van compenseren zijn via de randvoordelen (fringe benefits). Dit zijn extra’s zoals ziekteverlof en op een betaalde vakantie gaan. Een ander randvoordeel is het pensioenplan. Sommige bedrijven “geven” hun werknemers een bepaald bedrag van geld, dat ze kunnen uitgeven om hun randvoordelen pakket samen te stellen. Dit worden cafereria-style fringe benefits genoemd.
Flexibiliteit
Op dit moment is het erg belangrijk voor veel bedrijven om flexibele werkuren te hebben. Veel bedrijven hebben een plan voor variabele werktijden (flextime plan). Dit betekent dat een werknemer kan kiezen wanneer hij wil werken, zo lang hij het benodigde aantal uren maar werkt. Normaalgesproken wilt een bedrijf dat de werknemers op het werk zijn voor een bepaalde tijd elke dag.
Deze uren zijn gefixeerd en opgelegd. Een andere mogelijkheid is voor de werknemer om een samengedrukte (compressed) werkweek te werken. Hier werk je het volle aantal van uren, maar plan je ze in minder dagen.
Een werknemer zou ook om de mogelijkheid kunnen vragen om thuis te werken, wat kosten zou kunnen besparen voor de werkgever. Ook zou de werknemer kunnen werken in een soort deeltijdbaan (job sharing program), waar twee parttimers een fulltime baan delen. Voordelen hiervan zijn dat part-time werknemers de kans krijgen op promotie, dat afwezigheid en laatkomen verminderd wordt, en dat de werknemers enthousiaster en productiever zijn. Een nadeel is dat er twee keer zoveel personeel opgeleid en gecontroleerd moet worden.
Veranderende posities
Als een werknemer een baan begint in een bedrijf is het waarschijnlijk dat deze persoon niet in die positie zal blijven voor altijd. Als hij goed werkt, kan hij een promotie krijgen. Maar er is ook de mogelijkheid om opnieuw toegewezen te worden. Als je niet tegemoet komt aan de standaarden van het bedrijf is er de mogelijkheid om ontslagen te worden. Een andere manier om het bedrijf te verlaten is om met pensioen te gaan of om te vertrekken om een andere baan te vinden.
Hoofdstuk 13: Marketing
Marketing is het proces van planning en uitvoering van het ontstaan, het prijzen en de promotie, en distributie van diensten en goederen. Dit zal ruil vergemakkelijken dat individuele en organisatorische doelen tevreden stelt. Beide profit en non-profit organisaties gebruiken marketing in hun beleid.
Het marketing concept bestaat uit drie delen. Ten eerste bestaat het uit customer orientation (consument oriëntatie). Dit betekent dat je uit moet vinden wat consumenten willen en het hen bieden. Ten tweede bevat het marketing concept service orientation. Dit betekent dat iedereen van de organisatie hetzelfde doel moet hebben, namelijk consumententevredenheid. Het derde deel is profit orientation, wat focust op de goederen en services die bedrijven zullen helpen met bestaan en te laten groeien, en de meeste winst opleveren.
Het heeft een tijdje geduurd tot bedrijven het marketingconcept gingen toepassen. Uiteindelijk leidde deze toepassing tot een focus op consumentenrelatie management. Customer relationship management (CRM) is het proces van het zo veel mogelijk leren over consumenten en alles doen wat je kunt om ze tevreden te stellen. Bovendien probeer je om hun verwachtingen te overschrijden met goederen en diensten door de tijd.
De vier P’s/Marketing Mix:
Marketing managers hebben het proces in vier delen verdeeld (ook wel marketingmix genoemd).
Product: Een product is iedere fysieke service, goed of idee dat voldoet aan een vraag plus alles dat het product in de ogen van de consument versterkt, zoals het merk.
Prijs: Wat is de prijs die potentiële klanten zouden betalen en wat is de prijs die je nodig hebt om winst te kunnen maken en concurrerend kunt zijn?
Plaats: Wat is de beste manier om het product bij de consument te krijgen? Bijvoorbeeld in een restaurant of via bezorging.
Promotie: Bestaat uit alle technieken die verkopers gebruiken om mensen te informeren en te motiveren om hun producten/diensten te kopen. Hoe je klanten bewust maakt van de producten.
Om het hele marketingproces te begrijpen, moet je een product of een groep producten nemen en het proces volgen dat leidde tot ontwikkeling en verkoop. Om te beginnen moet je kansen zoeken. Daarna is het belangrijk om research te doen, gevolgd door het identificeren van de doelmarkt. Verder moet je een product ontwerpen dat voldoet aan de vraag gebaseerd op de research. Daarna wordt het product getest. Vervolgens is het gebruikelijk om een merknaam te verzinnen, een verpakking te ontwerpen en een prijs vast te stellen. Daarna wordt er een distributiesysteem samengesteld gevolgd door het ontwerp van een promotieprogramma. Als laatste bouw je een relatie met consumenten op.
Het product is elke dienst, elk idee of materieel goed dat de vraag voldoet, en alles wat het product zou verbeteren in de ogen van de consument.
Test marketing: Is het proces van het testen van producten onder potentiële gebruikers. Concept testing is als je bijvoorbeeld, een grondige beschrijving ontwikkelen van je bedrijf en mensen vragen (online of persoonlijk) of het concept hen aanspreekt.
Het merk staat symbool voor het bedrijf en differentieert het bedrijf van anderen.
Intermediaries/middlemen: Zijn organisaties die in het midden staan van een serie van organisaties die goederen van producent naar consumenten distribueren.
Marketing research
Marketing research is de analyse van markten om vast te stellen welke uitdagingen (challenges) en kansen (opportunities) er zijn. Verder zoekt het naar informatie die nodig is om goede beslissingen te maken.
Definieer de vraag (probleem of kans). Bovendien word de huidige situatie ook bepaald.
Verzamel gegevens
Analyseer de research gegevens
Kies de beste oplossing en pas het toe.
Secundaire informatie is informatie dat al is verzameld door anderen en gepubliceerd is in kranten en in boeken of online staat. Het is slim om eerst secundaire gegevens te verzamelen, voordat je je richt op primaire gegevens om onnodige uitgaven te voorkomen. Primaire data zijn de resultaten van nieuwe studies of gegevens die je zelf hebt verzameld. Een voorbeeld van primaire gegevens is een focus groep. Een focus groep is een kleine groep van mensen die onder de leiding van een leider ontmoeten om hun meningen en perspectieven te delen over een organisatie, haar producten etc.
Marketing omgeving
De marketingomgeving bestaat uit verschillende factoren. Deze zijn de sociale; competitieve; economische; globale en technologische veranderingen. Het proces van identificatie van de factoren dat marketingsucces kan beïnvloeden heet de environmental scanning.
Competitieve factoren: Marketeers moeten hun prijsbeleid aanpassen om competitief te blijven. Een aantal voorbeelden zijn snelheid, service, prijs, en selectie.
Sociaal-culturele factoren: Er zijn verschillende sociale trends die marketeers moeten volgen om hun goede relatie met de klanten te behouden. Voorbeelden zijn: morele waarden, mode/trends, veranderingen van demografische factoren.
Technologische factoren: Bijvoorbeeld computers, telecommunicatie, bar codes, data veranderingen, en internetveranderingen.
Economische factoren: Omgevingscanning is kritiek voor het succes van een bedrijf tijdens de snelle veranderingen in de economische situatie. Marketeers moeten aandacht bieden aan het GDP, het beschikbare inkomen, competitie, en werkloosheid.
Er zijn twee grote markten in de zaken. Ten eerste, de consumentenmarkt bestaat uit alle individuele personen of huishoudens die goederen en diensten willen voor persoonlijk gebruik of consumptie. Ze hebben ook de bronnen om deze te kopen. Ten tweede is er de Business-to-business (B2B) markt. Deze bestaat uit alle individuele personen en organisaties die goederen en diensten willen kopen om andere goederen en diensten te produceren of om ze door te verkopen, te verhuren of aan te bieden aan anderen. Het uiteindelijke gebruik van het product bepaalt of het product een B2B product is of een consumentenproduct.
Consumentenmarkt
De totale consumentenmarkt bestaat uit een groot aantal mensen. Omdat consumentengroepen veel verschillen in bijvoorbeeld leeftijd, inkomen, smaak en scholing, kan een bedrijf meestal niet voldoen aan de vraag van iedereen. Het bedrijf moet dus een doelgroep kiezen. Er zijn verschillende types van segmentatie:
Marktsegmentatie: De totale markt verdelen in groepen waar de leden soortgelijke kenmerken hebben.
Target marketing: Selecteren welke groepen (marktsegmenten) een organisatie winstgevend kan dienen.
Geografische segmentatie: Dit ontstaat als een markt verdeeld is in geografische gebieden. (landen, steden, gebieden etc.)
Demografische segmentatie: Verdeelt de markt aan de hand van leeftijd, scholingsniveau en inkomen.
Psychologische segmentatie: Verdeelt de markt naar de waarden van de mensen, interesses en houdingen.
Benefit segmentatie (voordeel): Verdeelt de markt door te bepalen waar de voordelen van de winst het grootst zijn.
Gebruik/volume segmentatie: Verdeelt de markt door gebruik (volume of gebruik)
Niche marketing is het vinden van een klein maar winstgevend marktsegment en producten voor hen uitvinden of zoeken. One-to-one marketing betekent het ontwikkelen van een unieke mix van goederen en diensten voor iedere individuele klant. Als je producten en promoties ontwikkelt om een grotere groep van mensen te behagen, praat je over massamarketing. Het probeert om zo veel mogelijk producten aan zoveel mogelijk mensen te verkopen. Daarbij maken ze gebruik van massamedia zoals radio, tv, etc. Relationship management gebruikt helemaal geen massaproductie. Het leunt meer naar de op maat gemaakte goederen en diensten. Het doel van relationship management is om individuele klanten te behouden door het aanbieden van nieuwe producten die precies tegemoetkomen aan hun vraag.
Een aantal manieren waarop consumenten consumptie beïnvloeden zijn:
Situatie-invloeden: het type van aankoop, de sociale omgevingen, de psychische omgevingen, en voorgaande ervaring.
Marketing mix invloeden: het product, de prijs, de plaats, en de promotie.
Sociaal-culturele invloeden: referentiegroepen, familie, sociale klasse, cultuur en subcultuur.
Psychologische invloeden: perceptie, houdingen, leren, motivatie.
Andere factoren die belangrijk zijn bij het proces van beslissingen maken van consumenten zijn:
Referentiegroepen: de groep die een individuele persoon gebruikt als referentiepunt in de formatie van zijn/haar houdingen, waarden, aannames en gedrag.
Leren, oftewel ervaring.
Cultuur: de combinatie van waarden, normen, en gedragshoudingen die over worden gebracht van vorige generaties in een bepaalde omgeving.
Subcultuur, de combinatie van waarden, normen, en gedragshoudingen die voortkomen uit het toebehoren tot een bepaalde groep.
Cognitieve wanklank: een type van een psychologisch conflict dat kan ontstaan na een koop. Voorbeeld: consumenten die een dure auto kochten hebben twijfels of ze de beste hebben gekocht voor de beste prijs. Daarom moeten marketeers hun klanten verzekeren dat dat zo is.
Het verschil tussen de B2B en de Consumentenmarkt zijn:
De grootte van bedrijfsklanten is relatief groot. Een klein aantal grote organisaties biedt de meeste goederen/diensten.
Het aantal klanten in B2B markt is relatief kleiner. Wanneer het aantal bedrijven wordt vergeleken met het aantal huishoudens.
B2B markten neigen om geografisch geconcentreerd te zijn.
Bedrijfskopers worden meestal als meer rationeel gezien
B2B aankopen neigen om direct te zijn, maar niet altijd.
De klemtoon ligt meer op persoonlijke verkoop in B2B markten dan in consumentenmarkten.
Hoofdstuk 14: Productie
De waarde van een product wordt bepaald door te kijken naar de opbrengst en daar de kosten van af te trekken om te zien of de opbrengst de kosten overstijgen. Een andere omschrijving van waarde is dat een product/dienst van een goede kwaliteit moet zijn voor een eerlijke prijs. Als consumenten de beslissing willen maken om het product wel of niet te kopen, beoordelen ze het totale waarde plaatje. Die waarde heet value package (total product offer) en dit is alles wat consumenten evalueren wanneer ze beslissen om het product wel of niet te kopen.
Verdeelde productontwikkeling (distributed product development) is het uitbesteden van bepaalde delen van het innovatieproces, vaak aan bedrijven in andere landen.
Als mensen een product kopen, zullen ze verschillende producten verschillen en evalueren. Dit kan volgens alle van de volgende mogelijkheden:
Merknaam
Prijs
Gemak
Verpakking
Winkelomgeving
Service
Internettoegang
Historische ervaring van de koper
Garantie
Snelheid van levering
Het imago dat is gecreëerd door adverteren
Reputaties van de producent
Een product line is een groep van producten die er hetzelfde uitzien of die zijn bedoeld voor een soortgelijke markt en vaak dezelfde concurrentie hebben. De productmix is een combinatie van productlijnen die door een producent worden aangeboden.
Product differentiatie is de creatie van waargenomen of echte productverschillen. De producent kan de prijs of verpakking veranderen, kan een creatieve mix voor het prijzen gebruiken, en kan ook adverteren om een aantrekkelijk, origineel image te maken. Deze vormen van differentiatie worden value enhancers (waardeverhogers) genoemd.
Er is een classificatiesysteem voor de goederen en diensten die verkrijgbaar zijn voor consumenten.
Consumentengoederen en diensten:
Winkelen voor goederen en diensten; de beslissing om deze producten te kopen is gebaseerd op het vergelijken van de prijs, waarde, kwaliteit en de stijl van verschillende verkopers. Winkelgoederen (shopping goods) worden vaak in winkelcentra verkocht (schoenen, kleding, autoreparatie diensten). Promotie gaat via een combinatie van prijs, kwaliteit en service.
Ongezochte (onsought) goederen en diensten; zijn producten waar consumenten onbewust van zijn, die ze niet van tevoren al wilden kopen, of wat ze vinden als ze een onverwacht probleem moeten oplossen. Voorbeelden: autosleepdiensten, verzekering. Promotie vindt plaats door persoonlijke verkoop.
Specialistische goederen en diensten: zijn producten met unieke kenmerken en merkidentificatie. Waargenomen is dat ze geen duidelijke substitutie hebben. Daarom doet de consument extra veel moeite om dat product te kunnen kopen. Ze zijn afhankelijk van het bereiken van een speciaal marktsegment door adverteren.
Gemaksgoederen en diensten; de dagelijkse goederen en diensten die je nodig hebt. Zoals voedsel en drinken. De consument wil het vaak kopen met een minimale inspanning. Locatie, merkbewustzijn, en imago zijn belangrijk voor marketeers van gemaksgoederen en diensten. De beste manier van promotie is om ze snel verkrijgbaar te maken en een goed imago te creëren.
Industriële goederen (B2B goods of business goods) zijn daarentegen producten die worden gebruik voor de productie van andere producten. Adverteren is geen belangrijke factor om industriële producten te verkopen. Je kunt de industriële goederen/diensten verdelen in twee categorieën: Productiegoederen en Supportgoederen.
Productiegoederen omvatten ruwe materialen, componenten, en productiematerialen.
Supportgoederen omvatten installaties, toebehorende uitrusting, voorwerpen voor bijvoorbeeld kantoorinrichting of paperclips, en service (onderhoud en reparatie).
Kapitaalonderdelen: dure producten die lang meegaan. (computers, kopieermachines)
Toebehorende uitrusting: kapitaalonderdelen die niet zo lang mee gaan en niet zo duur zijn als installaties
Installaties: hele dure kapitaalonderdelen zoals nieuwe fabrieken en zware machines. (gebouwen, uitrusting en kapitaalonderdelen)
Verpakking
De manier waarop je product is verpakt heeft invloed op de consument. De verpakking heeft verschillende functies:
Een beschrijving geven van de inhoud
De voordelen van het product laten zien
Beschrijving voor het gebruik, waarschuwingen en informatie over de garantie
Informatie over de prijs en hoe je het moet gebruiken
De aandacht van potentiële klanten trekken
Het product beschermen
De verpakking zou een combinatie kunnen zijn van dienst en product voor één prijs, wat bundling (samenvoeging) genoemd wordt.
Branding
Een brand(=merk) is een naam, een symbool of ontwerp (of combinatie) die de goederen of diensten van verkopers definieert en die hen van de andere goederen, diensten of concurrenten onderscheidt. Een trademark (=handelsmerk) is een merk dat een exclusieve, legale bescherming voor de merknaam en het ontwerp heeft gekregen. Ze moeten beschermd worden voor andere bedrijven die zouden willen handelen onder de reputatie en het image van het handelsmerk. Voor de consument verzekert het handelsmerk kwaliteit, voegt het prestige toe aan aankopen en vermindert de zoektijd. Het voordeel voor de verkoper is dat merknamen introducties van nieuwe producties makkelijker maken, een onderscheid maken tussen producten en promotie-inspanningen gemakkelijker maken zodat prijzen hoger kunnen worden.
Fabrikantenmerken zijn de merken van fabrikanten die hun producten nationaal verspreiden. Producten met een privé merk (private label) hebben niet het merk van de fabrikant, maar in plaats daarvan het merk van de distributeur of de kleinhandelaar. Dit worden ook wel huismerken genoemd.
Een generic name is een naam voor een productcategorie. Voorbeeld: aspirine was ooit een merknaam, nu wordt het gebruikt als een naam voor het product. Generic goods zijn niet-merk producten die meestal met een grote korting verkocht worden vergeleken met nationale of privélabel merken. Knock-off brands zijn illegale kopieën van merkgoederen.
Brand equity is de combinatie van factoren zoals loyaliteit, bewustzijn, waargenomen kwaliteit, beelden en emoties die mensen in verband brengen met een bepaalde merknaam. Brand loyalty is de kern van brand equity. Het is het niveau tot waar klanten tevreden en betrokken zijn en meer aankopen zouden willen toen en het merk leuk vinden. Brand awareness verwijst naar hoe snel of makkelijk een bepaalde merknaam in iemands hoofd schiet als een productcategorie wordt genoemd. Brand association is het linken van een merk aan andere beelden. Bijvoorbeeld het linken aan beroemde mensen. Een merk manager heeft directe verantwoordelijkheid voor een merk of een productlijn. Deze verantwoordelijkheid omvat alle elementen van de marketingmix.
Producten gaan door een levenscyclus bestaande uit vier stadiums:
Introductie
Groei
Rijpheid
Afname
Verwijzing naar: Pagina 350 en 351 van het IB-boek. Daar staan voorbeeldstrategieën die gevolgd worden door de cyclus van hun leven. Deze zijn erg belangrijk.
Een levenscyclus van een product is een theoretisch model van wat gebeurt met de verkoop en winst van een productklasse door de tijd. Het is van groot belang voor marketeers om te herkennen in welke cyclus een product zich bevindt zodat ze intelligente en efficiënte marketingstrategieën kunnen ontwerpen. Wat vooral interessant is, is dat het winstniveau start met dalen voordat de verkoop zijn top bereikt. Dit komt door de dalende prijsconcurrentie.
Productontwikkelingsproces
Voordat je een gereed product hebt, moet het ontwikkeld worden.
Dit proces bestaat uit zes stappen:
Ideeën opdoen: De meeste ideeën komen van bedrijfsbronnen en niet van research en development. Werknemers zijn een hele grote bron, net zoals leveranciers voor ideeën voor nieuwe producten zijn.
Productie doorlichting (screening products): Dit is ontworpen om het aantal van ideeën over nieuwe producten waaraan tegelijk wordt gewerkt te verminderen. Criteria zijn dat het product moet passen bij de bestaande producten, dat er winstpotentieel aanwezig is, dat het verkoopbaar is, en dat het voldoet aam persoonlijke behoeften.
Analyse van het product: Dit vindt plaats nadat het product is doorgelicht. Het is een kwestie van verkoopvoorspellingen en kostenschattingen om een notie van winstgevendheid te krijgen voor een idee voor een nieuw product.
Ontwikkeling: Als het product de doorlichting en de analyse heeft gepasseerd, begint het bedrijf om het product meer te ontwikkelen. Het idee kan ontwikkeld worden als verschillende productconcepten.
Testen van de prototypes: Het product wordt voortduren getest. Concept testing is het testen van een idee voor een product onder consumenten om hun reactie te peilen. Verschillende proeven worden gedaan wat betreft de verpakking en de merknaam.
Commercialization: Het brengen van het product naar de markt. Dit houdt in de promotie van het product bij distributeurs en detailhandelaars om een brede distributie te krijgen en het ontwikkelen van sterke advertenties en verkoopcampagnes om interesse in het product te verzamelen en te behouden onder distributeurs en consumenten.
Een bedrijf kan bij het opzetten van een prijsstrategie verschillende doelen in het hoofd hebben:
Een groter marktaandeel verwerven: door gebruik van: lagere prijzen, lage huurcontracttarieven en kortingen.
Een bepaald deel van de investering terugwinnen of een bepaalde winst
Een netwerk opbouwen. Sommige supermarkten zijn vaak bereid om op korte termijn verlies te leiden om bijvoorbeeld kortingen te geven, zodat ze op langere termijn een klantenbasis kunnen bouwen. Dat soort supermarkten worden loss leaders genoemd.
Een imago creëren: sommige producten zijn hoog geprijsd om ze een imago van exclusiviteit of status te geven
Verdere sociale objectieven: Sociaal/ethisch doel, laat arme mensen in staat zijn om het product te kopen.
Benaderingen voor prijsstrategieën:
Cost-based pricing: Prijs als output. De prijs is gebaseerd op de kosten. Op de lange termijn bepaald niet de producent, maar de markt de prijs.
Demand-based pricing/Target costing: Een product ontwikkelen zodat het de consument tevreden stelt en zodat het de winstdoelen behaald die gezet zijn door het bedrijf. De prijs is hier een input.
Competition-based pricing: is een strategie gebaseerd op wat al de andere concurrenten doen. Price leadership betekent dat de prijs wordt bepaald door één of meer dominante bedrijven.
Skimming price strategy: Een nieuw product heeft een hoge prijs om de optimale winst te behalen wanneer er nog een kleine concurrentie is. Deze grote winst zal concurrenten aantrekken.
Penetrations strategy: Een product wordt lager geprijsd dan dat van de concurrentie om veel klanten aan te trekken en om de concurrentie af te schrikken.
Everyday low pricing (EDLP): De prijzen lager maken dan de concurrentie doet. Je hebt dan echter geen speciale aanbiedingen.
High-low pricing strategy: De prijzen zijn hier hoger dan in EDLP winkels, maar ze hebben veel speciale aanbiedingen waar de prijzen lager zijn dan de concurrenten.
Bundling: Is wanneer je twee of meer producten, of een product en een service, samenvoegt en ze als een eenheid verkoopt.
Break-even analysis houdt het proces in dat gebruikt wordt om winstgevendheid te bepalen op verschillende momenten van de verkoop van het product.
Het break-even punt is gelijk aan de totale vaste kosten gedeeld door de prijs van één stuks min de variabele kosten per stuk.
Totale vaste kosten zijn alle kosten die gelijk blijven ongeacht het aantal producten dat geproduceerd wordt.
Variabele kosten zijn kosten die veranderen naargelang de productie veranderd.
Er wordt ook vaak op andere niveaus dan prijs geconcurreerd tussen bedrijven. Het gaat bijvoorbeeld vaak ook om het imago van het bedrijf, klanttevredenheid en productkwaliteit.
Hoofdstuk 15: Distributie
Wanneer een product geproduceerd is, moet je dit verplaatsen naar zakelijke- en consumentengebruikers. De zogenaamde marketingtussenpersonen verzorgen dit proces dat bestaat uit groothandelaars, detailhandelaren en het transport. De manier waarop producten bij de klant aankomen wordt het distributiekanaal genoemd.
Een tussenpersoon of een vertegenwoordiger (agent/broker) zorgt ervoor dat verkopers en kopers bij elkaar worden gebracht, en zorgen voor dat de onderhandelingen goed verlopen, maar nemen nooit verantwoordelijkheid voor de goederen zelf. De groothandelaar is een tussenhandelaar die goederen inkoopt en weer verkoopt aan andere organisaties. Een kleinhandelaar is een organisatie die de producten aan de uiteindelijke consument verkoopt.
De marketingtussenpersonen zijn nodig omdat ze verschillende marketingfuncties uitvoeren. Je kunt de marketingonderhandelingen terugbrengen om zo de kosten te verlagen, maar je kunt ze nooit allemaal elimineren omdat je dan zelf de marketingfuncties zelf zou moeten verzorgen waardoor de kosten weer stijgen.
Verschillende distributiekanalen zijn mogelijk voor industriële goederen en voor consumentengoederen.
Industriële goederen:
Van de producent direct naar de industriële gebruikers
Van de producent eerst naar de groothandel voordat het naar de industriële gebruikers gaat
De producent produceert het goed en levert ze af bij de consumenten
De producent levert de goederen af bij de detailhandelaren. De consument koopt het bij de detailhandelaar
Consumentengoederen:
De producent brengt het naar de groothandel die het vervolgens naar de detailhandelaar brengt, en de detailhandelaar maakt het verkrijgbaar voor de consument
De boer brengt het naar de broker (makelaar) die het verkoopt aan de detailhandelaren. Deze maken het verkrijgbaar voor de consument
De dienstorganisaties gaan naar de broker, waar het product wordt verkocht aan de consument
Een non-profitorganisatie (en musea, overheidsdiensten, dierentuinen) levert het meteen aan de consument
Een groot voordeel van tussenpersonen is efficiëntie; in plaats van een situatie waarin elke producent naar elke detailhandelaar gaat om zijn product te verkopen, brengt de producent het product naar de groothandel waar het verkrijgbaar zal zijn voor de detailhandelaren. Dit bespaart tijd en geld.
De tussenpersonen voegen waarde toe aan de producten door dingen te veranderen (utilities) (nutsbedrijven)
Tijd: Ze maken het product verkrijgbaar voor consumenten op het moment dat ze het nodig hebben.
Plaats: Het product op locaties plaatsen waar consumenten makkelijk toegang hebben.
Vorm: De vorm van het product veranderen om het nuttiger te maken voor de consument.
Bezit: Taak om de eigenaren van het product te wisselen. (verzendgarantie bieden, etc.)
Service: Vriendelijke en snelle service maakt de consument meer tevreden.
Informatie: Een two-way informatiestroom bieden tussen de markt en alle deelnemers.
Groothandelaren
We hebben het al eerder gehad over de groothandelaar: Dit zijn de bedrijven die de schakel zijn tussen de producenten en de retailers (niet consumenten). Er zijn verschillende type groothandelaren:
De merchant (koopman). Deze bedrijven zijn privé eigendom en kopen goederen van de producenten. Je hebt full-service groothandelaren en limited-function groothandelaren. De eerste regelt het transportkrediet, transport etc. De limited-function groothandelaren heeft niet al die diensten.
Cash-and-carry: zijn kleiner omdat ze leveren aan kleinere retailers met minder diversiteit in hun assortiment.
Rack jobber: deze groothandelaren zetten hun producten in de rekken van de retailer en blijven de eigenaar van deze producten totdat ze zijn verkocht. De retailer krijgt een deel van de winst.
Drop shippers: het regelen dat de producten direct van de producent naar de consument gaat.
Freight forwarder (goederenvervoer): Deze regelt verschillende kleine zendingen met dezelfde eindbestemming om de kosten te verminderen.
Competitie tussen groothandelaren
Natuurlijk is er ook concurrentie tussen groothandelaren. Ze kunnen concurreren over verschillende aspecten:
Service: Het proberen om de klant zo veel mogelijk tevreden te stellen.
Selectie: Veel producten van dezelfde categorie.
Locatie: Een goede locatie hebben is vitaal voor je bedrijf. Je moet goed toegankelijk zijn voor de consumenten.
Entertainment: Er voor zorgen dat de winkel of de internetsite er goed uit ziet.
Prijs
Retailers hebben verschillende distributiestrategieën:
Exclusiviteit: Maar één retailwinkel in een bepaald gebied. Dit creëert betere servies en meer inventarissen.
Selectiviteit: De producten worden verzonden naar maar een paar retailers in de omgeving.
Intensiteit: De producten in zoveel mogelijk winkels plaatsen als mogelijk.
Een manier om een product te verkopen aan de uiteindelijke consumenten is non-store retailing, ook wel E-tailing (E-business) genoemd. Het verkopen van je producten via internet is mogelijk geworden door technologische ontwikkelingen. Een andere bekende non-store retailing manier is telemarketing, waar producten over de telefoon worden verkocht. Er is ook de direct selling, waar je naar het huis van de consument gaat om de producten te verkopen. Multilevel marketing is dat je een commissie krijgt voor ieder product die je verkoopt, maar ook voor elk product dat is verkocht door iemand die jij in hebt gehuurd. Vending machines, carts and kiosks zijn ook non-store retailing voorzieningen.
Direct marketing is redelijk nieuw. Dit aspect beschrijft alles dat de producent, bemiddelaar en de consument samenbrengt en ook de verkoop regelt. Het differentieert van directe verkoop omdat directe verkoop gedaan wordt door een persoon en omdat directe marketing geen persoonlijk contact nodig heeft. Karakteristiek van direct marketing is dat het vaak interactief is, en veel informatie biedt.
Distributiesystemen
De link tussen de producent, groothandelaar, retailer en de consument zijn de distributiesystemen.
Contractual distribution: De distributie overeenkomsten worden opgeschreven in een contract. Er zijn hier drie vormen van:
- Franchise systemen;
- Wholesoler-sponsored chains: distributiesystemen die gesponsord worden door groothandelaren;
- Kleinhandelaar samenwerkingen.Corporate distribution: De distributie in het hele distributiekanaal wordt gedaan door één distributeur.
Supply chain: Alle bedrijven die te maken hebben met de distributieketting en ook de leveranciers van de producent, worden elektronisch aan elkaar gekoppeld en delen hun informatie.
Administered distribution: De producent regelt alle marketingfuncties in het retail level.
Supply chain
De supply chain is dat iedereen te maken heeft met het proces om het product bij de consument te krijgen. De ketting start met de leveranciers van de producent, gevolgd door de producenten, groothandelaren, retailers en op het eind de consument. Het is noodzakelijk dat de weg van het product bij wordt gehouden, of het nog ruwe materialen zijn of een product dat al klaar is. Het regelen van de supply chain wordt supply-chain management genoemd.
Er zijn verschillende distributiemodi zoals schepen, treinen, vrachtwagens, vliegtuigen en pijpleidingen. Schepen worden vaak gebruikt om goederen internationaal te vervoeren. De kosten zijn laag maar het is ook langzaam. Treinen zijn erg handig voor grotere zendingen. Vrachtwagens zijn meer flexibel in hun omgeving. Vliegtuigen zijn erg duur en worden daardoor ook alleen gebruikt voor snel vervoer. De pijpleidingen zijn alleen goed voor het vervoeren van vloeibare goederen.
Intermodal shipping gebruikt meerdere vormen van transportatie om een lange afstand af te leggen.
Als een product binnen een fabriek, winkel, etc. wordt verplaatst, wordt dat material handling genoemd.
Logistiek omvat het plannen, uitvoeren, en controleren van de stroom van materialen, goederen, en de informatie die daarbij hoort om te zorgen dat het product op tijd en veilig aankomt vanaf het beginpunt tot aan de consument.
Hoofdstuk 16: Promotie
Nadat het product van de producent in de winkel ligt, moet je je potentiële consument op de hoogte stellen van je product. Dit wordt gedaan door verschillende promotiegereedschappen die samen de promotiemix vormen. De traditionele promotiemix bestaat uit persoonlijke verkoop, advertentie van sales promotie en publieke relaties. Ook is het product zelf een promotiegereedschap als je proeven uitdeelt. Deze promotiemix is echter altijd aan het veranderen omdat de markt steeds verandert.
Geïntegreerde marketingcommunicatie (Integrated marketing communication) combineert alle promotiegereedschappen om zo één promotiestrategie te ontwikkelen.
Advertenties zijn onpersoonlijke, betaalde berichten die gecommuniceerd worden door verschillende media. Je kunt een advertentie plaatsen in verschillende media. Je kunt een advertentie op televisie plaatsen of op het internet. Maar je kunt ze ook plaatsen in kranten en tijdschriften. Directe mail, de gele pagina’s en het plaatsen van een advertentie in de ‘outdoors’ zijn ook mogelijkheden. Alle mogelijkheden hebben hun eigen verschillende voordelen en nadelen. Je moet kijken naar de kosten, zichtbaarheid, belichtingstijd, is de doelgroep in staat om de advertentie te ontvangen, etc.
Op televisie is er een groeiend aantal van ‘infomercial’ programma’s. Gedurende deze programma’s praten mensen over het product en hoe het werkt. Ze laten ook mensen praten die het product zelf hebben uitgeprobeerd.
Product placement is wanneer producten of merken op een subtiele manier (of niet) verwerkt worden in een film of televisieprogramma, om ze op deze manier te adverteren.
Social media kan door een bedrijf gebruikt worden om een band te creëren met de consumenten, en ze zo te hechten aan het product.
Persoonlijke verkoop
Persoonlijke verkoopt betekent dat een salespersoon face-to-face contact heeft met de klant en het product probeert te verkopen. Dit proces bestaat uit verschillende stappen:
Verwachting en kwalificatie: Onderzoek de potentiële klanten en bepaald welke misschien jouw product zou willen kopen. Hierna moet je onderzoeken of er een vraag naar is en of aan deze vraag kan worden voldaan met dit specifieke product en of ze naar je zouden willen luisteren.
Pre-aanpak: Vind meer informatie over potentiële klanten. Als ze dit product zouden willen kopen, waar zouden ze het dan voor gebruiken?
Aanpak: Een gesprek aangaan en vaststellen dat je de juiste eerste indruk geeft.
Presentatie: Tijdens de presentatie moet je benadrukken hoe het product tegemoet komt aan de vraag van de consument.
Beantwoord vragen.
Sluit de verkoop
Follow-up meeting: Klachten afhandelen en vragen beantwoorden.
Het doel van een objectief verkoper is om de problemen van de klant op te lossen. Dit wordt gedaan door eerst uit te vinden wat de vraag is, door alle aspecten te onderzoeken van de situatie en het vinden van de beste oplossing.
Ook wordt er door de persoonlijke aanpak een band gecreëerd met de consument.
Public relations
Omdat de markt verandert moeten de producent en de retailers ieder moment op de hoogte zijn van veranderingen om de goede producten aan te bieden. Dit wordt gedaan door het departement van de Public Relations.
Er zijn drie dingen dat een goed PR departement doet (het geïntegreerde marketing communicatiesysteem):
De markt onderzoeken en luisteren naar de consument
Maak een nieuw beleid en procedures die tegemoet komen aan de vraag van de klant
Laat de consument weten dat u kunt voldoen aan zijn vraag
Verkooppromotie (sales promotion)
Verkooppromotie stimuleert de interesse van de consument en de dealer om het product te willen kopen door middel van korte acties. Een voorbeeld hiervan is sampling: consumenten een gratis proef van het product geven, zodat ze later het product kopen.
De interne verkooppromotie zijn gericht op het behouden van het enthousiasme van de werknemer over het bedrijf en zijn producten.
Één manier waarop een consument iets te weten krijgt over een product is via mond-op-mond reclame. Een recente ontwikkeling is dat bedrijven mensen geld betalen om op chatrooms positief over hun producten te praten. De betaling wordt meestal gedaan via swag articles (buit), zoals gratis tickets of backstage pasjes. Dit wordt ook wel viral marketing genoemd.
Andere manieren van promoties zijn blogs, een soort online dagboek, en podcasts, online radio programma’s.
Strategieën
Er zijn verschillende promotiestrategieën. Een van deze is de pull-strategie. Bij deze strategie wordt er veel gebruik gemaakt van advertenties om mensen bewust te maken van het product. De mensen gaan naar de retailers en vragen dat product.
Een andere strategie is de push-strategie, waar de producer probeert om zijn producten aan de retailers te verkopen. De retailers moeten de consumenten bewust maken van het product.
Een nieuwe ontwikkeling is het interactieve marketing programma. Hier verwisselen consumenten en het bedrijf informatie. Het bedrijf geeft informatie over zichzelf of de producten en de consumenten geven ook informatie over zichzelf.
Pick economy houdt dat consumenten hun producten online uitzoeken en vergelijkingen maken.
Het interactieve marketingprogramma bestaat uit drie stappen:
Data verzamelen over alle mensen die beïnvloedt worden door het bedrijf
Het evalueren van de gevonden data en zo nodig het beleid veranderen dat de stakeholders en/of consumenten beïnvloedt.
Vaststellen dat de (potentiële) klanten de informatie kunnen bereiken over jouw bedrijf en de veranderingen die je hebt doorgevoerd. Laat ze weten dat er nieuwe manieren voor ze zijn om contact met je op te nemen.
Hoofdstuk 17: Boekhouding
Boekhouding is het opnemen, classificeren, samenvatten en interpreteren van financiële gebeurtenissen en transacties om management en andere geïnteresseerde partijen informatie te verstrekken die ze nodig hebben om de goede beslissingen te nemen.
Een doel van boekhouding is om het management te helpen met het evalueren van de financiële conditie en de operationele prestaties van het bedrijf zodat ze goed geïnformeerde beslissingen kunnen nemen. Een ander groot doel is om financiële informatie te verstrekken aan de mensen buiten de organisatie zoals eigenaren, schuldeisers, leveranciers, investeerders en de overheid (voor belastingdoelen). In basisbegrippen is boekhouden de meting en de rapportage van financiële informatie aan verschillende gebruikers gericht op de economische activiteiten van het bedrijf.
Er zijn veel verschillende types van boekhouding:
1. Financial Accounting: Ook wel financiële boekhouding. Boekhouden van informatie en analyses die gemaakt zijn voor mensen van buiten de onderneming.
Jaarverslag: (Annual Report). Is een jaarlijks verslag van de financiële staat en de financiële voortgang en de verwachtingen van het bedrijf.
Privé accountants: Accountants die voor één bedrijf, één overheidsbedrijf of één non-profitorganisatie werken.
Publieke accountants: Een accountant die zijn boekhoudvaardigheden aanbiedt aan individuele personen of bedrijven in ruil voor een bepaalde financiële vergoeding.
Gecertificeerde publieke accountant: Is een accountant die een serie van onderzoekdiensten uitvoert vastgesteld door het American Institute of Certified Public Accountants.
2. Managerial accounting: Boekhouding die gebruikt wordt om informatie en analyses te verstrekken aan managers binnen het bedrijf om ze bij te staan in het maken van beslissingen.
Certified Management Accountant: CMA, een professionele accountant die voldoet aan verschillende opleidingseisen, die een examen heeft afgelegd in de praktijk en die gecertificeerd is door het Institute of Certified Management Accountants.
3. Auditing: De taak om de gegevens die zijn gemaakt om de financiële verklaringen voor te bereiden, te evalueren en te herzien.
Onafhankelijke auditeur: Een evaluatie en onpartijdige mening over de juistheid van de financiële verklaringen.
Gecertificeerde interne auditor: CIA. Een accountant die een bacheloropleiding heeft afgerond en die minstens twee jaar ervaring heeft in de interne audit functie, en die een examen heeft doorstaan die gemaakt is door het Institute of Internal Auditors.
Na boekhoudschandalen zoals degene die eerder zijn genoemd, werd het toestaan van een bedrijf om zelf-auditing en raadgeving te doen in twijfel getrokken, bijvoorbeeld bij het Enron schandaal.
4. Belastingaccountant: Een accountant getraind in de belastingwetten en verantwoordelijk voor het voorbereiden van belastingteruggaven of voor het ontwikkelen van belastingstrategieën.
5. Overheids- en non-profit accounting
Boekhoudsystemen voor organisaties die niet als voornaamste doel hebben om winst te maken maar juist om belastingbetalers, tariefbetalers en anderen van dienst te zijn volgens een naar behoren toegestaan budget.
Government Accounting Standards (Overheid boekhoudstandaarden) zijn gezet door het Governmental Accounting Standards Board (GASB).
Accounting versus bookkeeping
Boekhouding: De opname van bedrijfstransacties. Bookkeeping is het deel van boekhouding dat echt omgaat met het opslaan van data.
Journal: Een computerprogramma of een record boek waar boekhouddata eerst binnenkomt.
Double-entry bookkeeping: Het concept van het schrijven van iedere bedrijfstransactie op twee plaatsen. In double-entry boekhouding zijn er twee aantekeningen in het journal en de ledgers voor elke bedrijfstransactie.
Ledger: Letterlijk grootboek. Een gespecialiseerd accounting boek of een computer programma waarin informatie van accounting journals zijn geaccumuleerd in verschillende categorieën en zo geordend zijn dat managers alle informatie kunnen vinden over één rekening op dezelfde plaats, bijvoorbeeld the Quicken computer program.
Een proefbalans controleert of alle informatie in de ledgers klopt, en vat dit samen.
Tegenwoordig zijn er veel informatiesystemen die de boekhouding vanzelf regelen. Het is echter belangrijk om goede informatie te hebben over accounting om misverstanden te voorkomen en om het systeem te controleren.
Accounting cycle: Een zes-stappen procedure dat resulteert in de preparatie en analyse van de grote financiële verklaringen.
De eerste drie stappen van de accounting cycle zijn voortdurend:
Analyseren en categoriseren van documenten.
De informatie in journals zetten.
Die informatie in ledgers ordenen.
De vierde stap houdt zich bezig met het voorbereiden van een proefbalans. Een proefbalans is een samenvatting van alle financiële data in de ledgers om te kijken of de cijfers goed en gebalanceerd zijn.
De vijfde stap (als 4 goed is) is om de financiële verklaringen voor te bereiden, inclusief een balansblad, inkomensverklaring en een verklaring over de cashflow.
De zesde stap is wanneer de accountant de financiële verklaringen analyseert en de financiële voorwaarde evalueert van het bedrijf. Dit wordt meestal gecombineerd met computers en accountant software.
Financiële verklaring: Dit is een samenvatting van alle transacties die over een bepaalde periode zijn verschenen.
Dit zijn financiële sleutelverklaringen van een bedrijf:
Balance sheet: De balans die de financiële conditie van het bedrijf weergeeft op een bepaalde datum. Het bestaat uit activa, passiva, en het eigen vermogen.
Income statement: De inkomstenverklaring, die ontvangsten, kosten van goederen en uitgaven (inclusief belasting) samenvat over een bepaalde periode van tijd en de totale winst of verlies van het bedrijf in die periode naar voren laat komen.
The statement of cashflows: Geeft een samenvatting van het geld dat binnenkomt en naar buiten gaat in het bedrijf en die de betalingsbonnen en de betalingen natrekt.
The fundamental accounting equation
Stel je voor dat je niemand geld verschuldigd bent. Dan heb je geen liabilities/debts (schulden). Assets (activa) zijn de liabilities plus het eigen vermogen.
Dit wordt de fundamental accounting equation (fundamentele boekhoudkundige vergelijking) genoemd en is de basis van de balans.
Assets: Activa. Economische bronnen (dingen van waarde) die eigendom zijn van het bedrijf. Bijvoorbeeld gereedschap, gebouwen, grond, of immateriële vaste activa zoals patenten, handelsmerken, copyrights.
Liquiditeit: Verwijst naar hoe gemakkelijk een activa kan worden omgezet in cash.
Drie categorieën:
Current assets: Vlottende activa. Voorwerpen die omgezet kunnen of zullen worden in cash binnen een jaar. Vlottende activa zijn cash, bankrekeningen, ontvangsten en inventaris.
Fixed assets: Vaste activa. Zijn lange termijn activa die redelijk permanent zijn zoals grond, panden en apparatuur (hier wordt ook naar verwezen in de balans als eigendom, plant en apparatuur)
Intangible assets: Immateriële vaste activa. Zijn lange termijn activa die geen fysieke vorm hebben maar die toch een waarde hebben. Patenten, handelsmerken, copyrights en goodwill. Dat zijn allemaal voorbeelden van intangible assets.
Liabilities (schulden, passiva)
De volgende zijn gemeenschappelijke schulden weergegeven op de balans:
Accounts payable: Te betalen rekeningen. Tijdelijke schulden die te maken hebben met het geld dat anderen nog tegoed hebben van je door bijvoorbeeld diensten die je hebt gekocht op kort krediet maar die je nog niet hebt betaald.
Notes payable: Te betalen gelden. Korte termijn of lange termijn schulden (bijvoorbeeld lonen van banken) die een bedrijf belooft te betalen op een bepaalde datum.
Bonds payable: Te betalen obligaties. Zijn lange termijn schulden die staan voor het geld geleend aan het bedrijf dat terug betaald moet worden.
Owners equity: Eigen vermogen. Het bedrag van het bedrijf dat behoort aan de eigenaren min de schulden van het bedrijf.
Retained earnings: Het verdiende geld uit winstgevende activiteiten van een onderneming die in het bedrijf blijven en dus niet worden uitgekeerd aan aandeelhouders in dividenden.
Income statement: De financiële verklaring dat laat zien wat de winst is van de onderneming nadat de kosten, uitgaven en belasting er af is gehaald. Het vat alle geldposten samen die binnen zijn gekomen in het bedrijf (revenue = ontvangsten), al het geld dat de onderneming heeft verlaten, en het daaruit voortvloeiende netto-inkomen.
De brutowinst is de hoeveelheid geld een bedrijf heeft verdient door het produceren of inkopen en het weer verkopen van goederen.
Netto inkomen of netto verlies (net income or net loss): Ontvangsten die over zijn gebleven na het betalen van alle kosten en uitgaven inclusief belasting.
De brutowinst (gross profit/gross margin) is gelijk aan de ontvangsten min de kosten van de verkochte goederen.
Het netto inkomen vóór belasting (net income) is gelijk aan de brutowinst min de bedrijfskosten (operating expenses).
Het netto inkomen (of verlies) is gelijk aan het netto inkomen voor belasting min de belasting.
Revenue: De waarde wat is verkregen voor goederen die zijn verkocht, diensten die zijn betaald en andere financiële bronnen. De meeste revenue komt van verkopen maar er zijn andere types zoals ontvangen huur, geld betaald voor patenten of verdiende interest.
Kosten van verkochte goederen: Een maatregel van de kosten van verkochte goederen of de kosten van grondstoffen en benodigdheden voor de productie of voor wederverkoop.
Bedrijfskosten en nettowinst of verlies
Bedrijfskosten (operating expenses): Kosten die te maken hebben met het opereren van een bedrijf, zoals huur, nutsbedrijven en salarissen.
Verkoopkosten: Bijvoorbeeld marketing en distributie van de producten en diensten van het bedrijf.
Algemene kosten: Administratieve kosten van het bedrijf, bijvoorbeeld kantoorsalarissen, afschrijvingen (depreciations), verzekeringen en huur. Accountants kunnen je helpen hoe je deze kosten moet weergeven en hoe je ze moet aftrekken.
Netto inkomen kan ook worden gezien als netto-verdienst of nettowinst.
Kasstroomoverzicht (statement of cash flows): Financiële verklaring dat de kassaontvangsten en uitbetalingen weergeeft die betrekking hebben tot de drie grootste activiteiten van een bedrijf: operaties, investeringen en financiering.
Cash flow: Het verschil tussen kassa-inkomsten en kassa-uitgaven in een onderneming.
De cash flows die genoemd worden zijn deze:
Operaties: (cash) geld gebruikt voor transacties die vaak voorkomen wanneer je een onderneming runt
Investeringen: (cash) geld gebruikt voor investeringen
Financiering: (cash) geld dat wordt gebruikt om uitgaven of schulden te betalen
Afschrijvingen: Het systematisch afschrijven van de kosten van materiële vaste activa over zijn vastgestelde gebruikstijd.
Afschrijvingen zijn een deel van de bedrijfskosten. Bedrijfskosten bestaan uit verkoopkosten en algemene kosten.
Analyse van de Financiële Verklaringen: Ratio Analyse
Als accountants de financiële informatie analyseren, gebruiken ze ratio’s. De ratio’s die gebruikt worden zijn: winstgevendheid, activiteit, liquiditeit en leverage (hefboomwerking) ratio’s. De ratio’s geven informatie over de positie van het bedrijf vergeleken met die van dezelfde soort ondernemingen. Het laat ook zien hoe de staat van de onderneming is ten opzichte van vorige jaren.
Ratio analyse: De beoordeling van de financiële conditie en de prestaties van een onderneming berekend door interpretaties van financiële ratio’s die zijn ontwikkeld met de financiële verklaringen van de onderneming.
Winstgevendheid ratio:
Basisinkomen per aandeel = netto inkomen na belasting / aantal aandelen
Rendement op verkopen = netto inkomen / netto verkopen
Rendement op het eigen vermogen = netto inkomen na belasting / totaal eigen vermogen
Activiteit ratio:
Omloop van de voorraad (inventory turnover ratio) = kosten van verkochte goederen / gemiddelde voorraad
Liquiditeitsratio:
Current ratio = Huidige activa / huidige schulden
Het wordt goed beschouwd als de ratio 2 of hoger is. Het is het gemak en de snelheid waarin activa omgezet kan worden in cash.
Acid-test ratio (quick ratio)= Cash + debiteuren (accounts receivable) + verkoopbare effecten / schulden.
Het wordt goed beschouwd als de ratio tussen 0.5 en 1 valt. Het berekent het kapitaal, immateriële activa, en de vorderingen van het bedrijf ten opzichte van de huidige schulden.
Leverage ratio’s
Ratio schuld aan het eigen vermogen = Totale schulden / eigen vermogen
Moet boven de 1 zijn (=100%) een bedrijf kan als riskant gezien worden als het meer schulden heeft dan eigen vermogen.
In dit voorbeeld lijkt het wat hoog, maar het is altijd belangrijk om de schuldratio’s te vergelijken met die van andere ondernemingen in dezelfde industrie omdat schuldfinanciering in sommige industrieën meer acceptabel is dan in andere.
Winstgevendheid ratio (profitability ratio): Meet hoe effectief een onderneming is in het gebruiken van zijn geldbronnen om winst te bereiken.
Elementaire verdiensten per aandeel: Basic earnings per share. Netto inkomen na belasting gedeeld door het aantal huidige uitstaande aandelen, bijvoorbeeld € 49.000 / € 1.000.000 = € 0,49 per aandeel.
Een andere betrouwbare indicator voor prestaties wordt verkregen door een ratio te gebruiken dat de teruggave op verkopen weergeeft:
Return on sales = netto inkomen / netto verkopen = € 49.000 / € 700.000.
Return on equity (eigen vermogen) = netto inkomen na belasting / totaal eigen vermogen.
De voorraadomloop (inventory turnover) meet de snelheid van voorraden die door het bedrijf bewegen en de omzet van de producten in verkopen.
Inventory turnover = kosten van verkochte goederen / gemiddelde voorraad =
€ 410.000 / € 215.000 = 1,9 keer.
Een lager-dan-gemiddelde voorraadomloop ratio in een industrie geeft vaak aan dat er sprake is van een verouderde koopwaar manier van slechte aankoop van praktijken.
Hoofdstuk 18: Financiering
Financieel management
Financiering (finance): De functie in een bedrijf dat fondsen werft voor de bedrijven en die deze fondsen beheert binnen de onderneming.
Financieel management: De taak van het beheren van de bronnen van de onderneming zodat het de doelen kan waarmaken en doelstellingen kan behalen.
Financiële managers: Managers die aanbevelingen doen aan de top met betrekking tot de strategieën voor verbetering van de financiële kracht van een onderneming.
De boekhouding- en de financieringfuncties worden meestal bestuurd door een Chief Financial Officer (CFO). Een controleur is de Chief Accounting Officer (CAO).
De financiële zaken van een onderneming hebben een grote invloed op het feit of de onderneming zal overleven of niet. De volgende drie manieren zijn de drie meest bekende manieren waarom een onderneming financieel kan falen:
Onderkapitalisatie (te weinig financiële middelen hebben om de onderneming te starten).
Slechte controle over de cashflow
Inadequate uitgavencontrole
Wat is financieel management?
Financiële managers zijn verantwoordelijk om te controleren dat de onderneming de rekeningen betaalt. Financierfuncties zoals waren op krediet kopen (te betalen rekeningen) en het innen van betalingen van klanten (te ontvangen rekeningen) zijn verantwoordelijkheden van financiële managers. Deze functies zijn vooral kritiek in kleine of middengrote ondernemingen, die minder cash hebben of kredietopvang dan grote ondernemingen.
Meestal checkt een lid van het financiële departement van een onderneming, de interne auditeur, de tijdschriften, grootboeken en financiële doelen die zijn voorbereid door het boekhoud departement om te controleren dat alle transacties volgens de regels zijn verlopen (with Generally Accepted Accounting Principles, GAAP). Als zulke audits niet worden gedaan, zouden boekhoudverklaringen minder betrouwbaar zijn.
Financiële behoeften voorspellen
Financiële planning is een van de meest belangrijke dingen. Financiële planning houdt zich bezig met het analyseren van korte termijn en lange termijn cashflows naar en van de onderneming. Financiële planning houdt zich bezig met drie stappen:
Een deel van de korte termijn voorspelling kan zijn in de vorm van een cashflow voorspelling die voorspelt wat de geldstromen inkomend en uitgaand zullen zijn in een bepaalde periode, meestal maanden of kwartalen.
Korte termijn voorspelling: Voorspelling over de ontvangsten, kosten en uitgaven voor een periode van een jaar of minder.
Lange termijn voorspelling: Voorspelt over de ontvangsten, kosten en uitgaven voor een periode langer dan een jaar, soms zelfs wel 5 of 10 jaar vooruit.
Een voorspelling bestaat uit de financiële behoeften van organisatie op de korte termijn en op de lange termijn. Deze zijn gebaseerd op data verworven door de boekhouding. Het financiële plan bestaat uit deze twee voorspellingen.
Het financiële plan is de basis van het budgetplan. Het budgetplan heeft drie verschillende budgetten, kapitaal, cash en een operationeel budget. Het kapitaalbudget is voor grote uitgaven. Het cash budget laat zien hoeveel cash er beschikbaar zal zijn en het operationeel/master budget verstrekt een link tussen alle andere budgetten en kosten.
Werken met het budgetproces
Budget: Een financieel plan dat de verwachtingen van het management beschrijft, en, op basis van die verwachtingen, het gebruik van bepaalde middelen in de onderneming toewijst.
Kapitaalbudget: Een budget dat weergeeft wat de plannen zijn van de onderneming voor aankopen die vaak grote sommen geld vragen.
Cash budget: Een budget dat vastlegt wat de verwachte cashflow is van de onderneming zodat de onderneming deze kan gebruiken om cash tekortkomingen of overschotten over een bepaalde periode in te plannen.
Operationeel (master) budget: Het budget dat alle andere budgetten van een onderneming samenvoegt. Het is de weergave van de allocatie van geld aan verschillende kosten en uitgaven die nodig zijn om het bedrijf te laten opereren aan de hand van verwachte inkomen.
Hoe veel de onderneming zal uitgeven aan leveringen, reizen, huur, marketing, salarissen enzovoorts wordt bepaald in het operationeel budget.
Financiële controle: Een proces waarin een onderneming periodiek zijn actuele financiële middelen, kosten en uitgaven vergelijkt met de verwachte waarden. Dit helpt om te zien of er geen afdelingen afwijken van het plan.
Financiële behoeften
Een bedrijf heeft vier grote gebieden die bepalen hoeveel geld het nodig heeft. Deze gebieden zijn:
Inventaris: De onderneming moet genoeg inventaris hebben. Het geld dat gebruikt wordt om de inventaris te kopen is een tijdelijke investering omdat de goederen verkocht zullen worden. Het is belangrijk om te weten hoeveel inventaris er nodig is.
Te ontvangen rekeningen (debiteuren): Dit betekent hoe veel een bedrijf kan kopen op krediet. Als er teveel gekocht en verkocht op krediet, zal het bedrijf geen cash over hebben en dat betekent geen krediet meer op de bank.
Dagelijkse bedrijfsoperaties: Er moet genoeg geld zijn voor basis reguliere kosten zoals salarissen en belasting.
Kapitaaluitgaven: De grotere investeringen die nodig zijn om competitief te blijven. Voorbeelden hiervan zijn vaste activa zoals machines, gebouwen, of land, en immateriële activa zoals merken, auteursrechten, en patenten.
We hebben al eerder verteld over de korte termijn en de lange termijn financiën. Deze verwijzen naar de periode of tijd waarin ze terugbetaald moeten worden. Maar je hebt ook het vreemd vermogen en het eigen vermogen. Deze verwijzen naar hoe ze dit geld hebben verkregen. Om vreemd vermogen te krijgen betekent dat je in de schuld moet gaan zitten. Vreemd vermogen is geld dat de onderneming krijgt van de afgifte van aandelen of door het verkopen van eigenaarschap.
Alternatieve bronnen of fondsen
Korte termijn financiering is geleend kapitaal dat terugbetaald zal worden binnen een jaar. Lange termijn financiering is geleend kapitaal dat terugbetaald zal worden over een bepaalde periode langer dan een jaar. Ten derde, vreemd vermogen is geld verzameld door verschillende manieren van lenen dat terugbetaald moet worden. Ten laatste is er het vreemd vermogen. Dat is geld verzameld uit operaties binnen het bedrijf of door de verkoop van eigenaarschap van de onderneming.
Verkrijgen van korte termijn financiering
Veel kleine bedrijven verkrijgen korte termijn krediet door middel van het lenen van familie of vrienden.
Trade credit: is het kopen van goederen en diensten en het pas later betalen. Dit is de minst dure en meest handige vorm van korte termijn financiering.
Promesse: Een geschreven, onbeveiligd contract met een belofte om een leverancier een bepaald bedrag aan geld te betalen op een definitieve tijd.
Commercial paper: Ongedekte beloftebrief van € 100.000 en meer met de belofte dat dat bedrag binnen 270 dagen of minder binnen zal komen.
Beveiligde lening: Een lening ondersteund door iets met een waarde zoals onroerend goed(onderpand). Daarentegen, een onbeveiligde lening is een lening dat niet wordt ondersteund door specifieke activa. Een onbeveiligde lening is de meest moeilijke manier van een lening om van een bank te krijgen of van andere financiële instituten. Normaalgesproken zal een lener alleen een lening verstrekken aan een klant die goed te boek staat. Bijvoorbeeld, een klant die het al lang doet of klanten die gezien worden als financieel stabiel.
Te ontvangen rekeningen: Zijn activa die vaak worden gebruikt door ondernemingen als een onderpand voor een lineal (rechte lijn). Het proces wordt pledging (verpanding) genoemd.
Lijn van het krediet: Een gegeven hoeveelheid van onbeveiligde korte termijn leningen die een bank zal lenen aan een bedrijf, mits de leningen makkelijk verkrijgbaar zijn. Het voornaamste doel van een lijn van krediet is om het leenproces te versnellen zodat de onderneming niet weer het hele traject moet doorlopen iedere keer dat ze een lening willen afsluiten.
Doorlopend krediet management: Revolving credit management. Een lijn van krediet dat wordt gegarandeerd door de bank. Vaak vragen banken hier een betaling voor.
Commerciële financiering bedrijven: Organisaties die korte termijn leningen verstrekken aan leners die tastbare middelen als onderpand bieden. Deze ondernemingen worden vaak niet-banken genoemd. Omdat commerciële financiering banken hogere risico’s willen accepteren dan commerciële banken, vragen ze meestal hogere interestbedragen dan banken.
Factoring: Het proces van het verkopen van debiteuren voor geld.
Hoewel het waar is dat disconteringspercentages die gevraagd worden door factors vaak hoger zijn dan lening percentages gevraagd door banken of commerciële financieringsondernemingen, moet je wel bedenken dat veel kleine bedrijven niet in aanmerking komen voor leningen.
Er zijn ook veel kleinere bedrijven die korte termijn leningen verkrijgen bij vrienden of familie, maar dit kan uit de hand lopen als er geen goede afspraken worden gemaakt.
Lange termijnfinanciering verkrijgen
Bij het zetten van doelen van lange termijnfinanciering, vragen financiële managers vaak drie grote vragen:
Wat zijn de doelen en doelstellingen van de onderneming op de lange termijn?
Wat zijn de financiële benodigdheden die nodig zijn om deze lange termijn doelen en doelstellingen te kunnen realiseren?
Welke bronnen van lange termijn kapitaal zijn verkrijgbaar, en welke zullen het beste zijn voor onze doelen?
Schuldfinanciering door geld te lenen van kredietinstellingen (lending institutions).
Een groot voordeel voor een onderneming voor het gebruiken van deze manier van financiering is dat de interest die moet worden betaald over de lange termijn schuld aftrekbaar is.
Term-leenovereenkomst: een belovende brief dat de lener verplicht om de lening terug te betalen in verschillende termijnen.
Risk/return trade-off: Het principe dat hoe groter de lener het risico maakt, hoe hoger het interestpercentage zal worden.
Leercontract voorwaarden (indenture terms): De voorwaarden van een overeenkomst in een obligatie-uitgifte (bond issue).
Een secured bond: is een uitgave gegeven met een bepaalde vorm van onderpand. Een onbeveiligde uitgave (unsecured bond) is een uitgave alleen gesteund door de reputatie van de issue; ook genoemd een debenture bond (obligatielening).
Financiering van het eigen vermogen
Financiering van het eigen vermogen van ingehouden winsten houdt in dat de winst van een bedrijf opnieuw geïnvesteerd wordt in het bedrijf.
De eerste keer dat een bedrijf het aanbiedt om zijn aandelen te kopen aan het publiek wordt genoemd een initial public offering (IPO).
Venture capital: Geld dat is geïnvesteerd in nieuwe of bestaande bedrijven die bekend staan als potentieel winstgevend.
Leverage: Benodigde middelen verzamelen via leningen om het rendement van de onderneming te verhogen.
Kapitaalkosten: Het rendement dat een bedrijf moet verdienen om te voldoen aan de vraag van de leningverstrekkers en de verwachtingen van de verstrekkers van het eigen vermogen.
Hoofdstuk 19: Handelen met effecten
Security markets (effectenmarkten) zijn marktplaatsen waar investeerders effecten kunnen kopen en verkopen. Effecten zoals aandelen, obligaties en fondsen zijn lange termijn financiering voor ondernemingen en zijn een mogelijkheid om geld te verdienen voor investeerders. Door effecten te verkopen kunnen ondernemingen geld verzamelen om een bedrijf te beginnen of uit te breiden of om goederen of diensten te kopen. de effectenmarkt bestaat uit twee delen: De primaire en de secundaire markten. De primaire markt verhandelt de verkoop van nieuwe aandelen. Als een onderneming zijn effecten voor de eerste keer verkoopt, wordt dit initial public offering genoemd. De secundaire markt is voor het verhandelen van effecten tussen de investeerders. De verkoop gaat naar de belegger, niet naar de onderneming.
Investeringsbankiers zijn specialisten op het gebied van investeringen en helpen met het uitgeven en het verkopen van nieuwe effecten.
Het kan voorkomen dat een bedrijf van investeringsbankiers de gehele obligatie- of aandelenuitgave koopt met een korting en vervolgens voor de volle prijs aan investeerders doorverkoopt. Dit heet underwrite.
Institutionele investeerders zijn grote bedrijven (zoals pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen) die hun eigen fondsen of fondsen van anderen investeren.
Obligaties
Een obligatie is een certificaat met een schuldbedrag (denomination). Een bedrijf doet deze schulden-financiering door het lenen van geld van een instelling. De nominale waarde (face value) van de obligatie wordt genoemd: principal (hoofdsom). De onderneming moet interest betalen over een bepaalde periode van tijd en betaalt de hoofdsom op een bepaalde datum terug, de maturity date (vervaldag). Er zijn verschillende voordelen en nadelen:
Voordelen:
Een obligatie is een tijdelijke schuld
De interest is aftrekbaar
De onderneming blijft onafhankelijk van de institutie die de obligatie verleent. Het management beslist en beheert het bedrijf.
Nadelen:
De interestbedragen moeten legaal worden betaald
De hoofdsom moet terugbetaald worden op de vervaldag. Dit kan financiële problemen veroorzaken als de onderneming de terugbetaling niet van tevoren plant. Om het risico te verminderen dat de obligatie niet terugbetaald kan worden richten ondernemingen vaak een reservepost op genaamd sinking fund (amortisatiefonds).
Er zijn secure obligaties en unsecured obligaties. Een unsecured bond of debenture bond heeft geen onderpand. Gerespecteerde bedrijven met goede kredietcijfers kunnen unsecure obligaties uitgeven. De secure bond heeft een onderpand.
De onderneming kan kiezen voor speciale kenmerken van de lening zoals de converteerbare obligatie(convertable bond), die omgezet kan worden in een aandeel en de opvraagbare obligaties (callable bond), die terugbetaald kunnen worden voor de verloopdatum zodat de onderneming daarna nieuwe obligaties zou kunnen uitgeven met een lager interestpercentage. Echter, als een bedrijf de obligatie wil aflossen voor de verloopdatum, moet het een prijs betalen die boven de hoofdsom ligt.
Als je een obligatie hebt gekocht en je het weer wilt verkopen, kun je het verkopen op een korting of voor een premie. Als een obligatie met korting verkocht wordt, betekent dat dat deze verkocht is in de effectenmarkt voor een lagere prijs dan de huidige waarde. Een obligatie die verkocht wordt met een premie betekent dat de obligatie verkocht wordt voor een hogere prijs dan de huidige waarde.
Of de obligatie verkocht kan worden voor een korting of met een premie, hangt af van de waarde van de obligatie. Als de interestpercentages omlaag gaan, gaan de prijzen van de obligaties omhoog. Zaken die bepalen hoeveel je obligatie waard is op de markt zijn hoge interestpercentages en een vroege vervaldatum.
Aandelen
De verkoop van gemeenschappelijke aandelen is een andere vorm van financiering.
Aandelen zijn gedeelte van eigenaarschap van een bedrijf, en een aandeelbewijs (stock certificate) is het bewijs van de eigenaarschap van een aandeel.
Aandeelhouders hebben het recht om te stemmen voor de bestuursleden en belangrijke zaken en, als dit wordt goedgekeurd door de bestuursleden, kunnen ze een bepaald percentage van de winst delen. Dit wordt dividend genoemd. Er zijn verschillende voordelen en nadelen:
Voordelen:
Het dividend hoeft niet wettelijk betaald te worden
De aandelenprijs hoeft niet terug te worden betaald
Wanneer de onderneming aandelen verkoopt verdient het meer geld in het begin
Nadelen:
De aandelen zijn niet tijdelijk
Een dividend is niet belastingaftrekbaar
Een onderneming is afhankelijk van de aandeelhouders. Zij zijn de eigenaar van een bepaald deel van de onderneming.
Gemeenschappelijke aandelen zijn het meest voorkomende soort aandelen. Aandeelhouders hebben het recht om te stemmen en om beslissingen te maken, en hebben tevens het voorkeursrecht, dat het eerste recht is om nieuwe aandelen te kunnen kopen.
Een ander type zijn preferente aandelen. Deze aandelen geven aandeelhouders een preferentie in activa als de onderneming stopt met opereren of in de betaling van dividend. Als de onderneming het dividend niet kan betalen, worden de niet-betaalde dividendbedragen opgeteld en later volledig betaald. Echter, eigenaren van preferentie aandelen hebben geen stemrecht in de onderneming en ze kunnen gevraagd worden om hun aandelen terug te verkopen aan de onderneming (preferentie aandelen zijn opvraagbaar).
De beurs (stock exchange)
Beurzen zijn nationale en regionale organisaties die het mogelijk maakt voor zijn leden om aandelen te kopen en te verkopen. Verder verstrekt de over-the-counter market een lijst van bedrijven die niet op de lijst van de internationale markten staan.
NASDAQ was het eerste nationale elektronische systeem dat de mogelijkheid gaf om effecten te kopen en verkopen.
Een onderneming kan de beurs toetreden als het de goedkeuring van een commissie heeft. Investeringsbankiers helpen de onderneming ook om aan de gevraagde normen te voldoen en om de goedkeuring zo te krijgen. De handel op de aandelenmarkt gebeurt met de hulp van tussenpersonen op de markt, zogenoemde stockbrokers (effectenmakelaars). Met de mogelijkheid om online te investeren, hoeft een onderneming echter niet altijd meer een effectenmakelaar in te huren. Floor-based exchange is het handelen met aandelen op een aandelenbeurs en een telecommunicatie netwerk is de elektronische handel van aandelen.
De Securities and Exchange Comission is een agentschap van de Amerikaanse federale overhead die de aandelenbeurs reguleert en in de gaten houdt. Om nationaal te kunnen handelen moet een bedrijf bij SEC registreren en aan mogelijke investeerders moet een prospectus worden gestuurd, een samengevatte versie van de informatie die nodig is om te kunnen registreren bij SEC.
Voor het maken van de beslissing om een bepaald aandeel te kopen, zouden verschillende aspecten beschouwd moeten worden.
Rendement: Hoeveel winst kun je maken?
Liquiditeit: Hoe lang duurt het om het geïnvesteerde bedrag terug te verdienen?
Duur: Is er een bepaalde tijd waarin je het aandeel moet aanhouden voor je het weer kunt verkopen?
Risico: Wat is de kans dat de waarde minder waard zal worden in de toekomst?
Consequenties voor belasting: Verandert het hebben van aandelen je belastingsituatie?
Er zijn verschillende belangrijke termen in betrekking tot aandelen:
Capital gains: Meerwaarden. De winst waarvoor je een aandeel verkoopt.
Bull: Een investeerder die verwacht dat de aandelenprijs zal stijgen
Bears: Een investeerder die verwacht dat de aandelenprijs zal dalen
Growth stock: Groeiaandelen. Aandelen van ondernemingen die waarschijnlijk zullen gaan toenemen.
Blue-chip stocks: Aandelen van ondernemingen die een consequente groei hebben doorgemaakt.
Penny stocks: Goedkope aandelen van hoge risico industrieën.
Market order: Bestensorder. Vertelt een effectenmakelaar om aandelen te verkopen of kopen voor de beste prijs die er is.
Limit order: Vertelt een effectenmakelaar om aandelen te kopen of verkopen voor een bepaalde prijs.
Insider trading: Handel met voorkennis. Het handelen met interne informatie zodat een individueel persoon oneerlijk voordeel heeft.
Rounds lots: Aankoop van 100 aandelen.
Odd lots: Aankoop van minder dan 100 aandelen.
Stock splits: Aandelensplitsingen. Het verdelen van aandelen in kleinere delen omdat de vraag naar goedkopere aandelen groter is.
Load versus no-load fund: Is een opdracht om of aandelen te verkopen of te kopen, wel of niet betaald.
Mutual fund (beleggingsfonds)
Een beleggingsfonds combineert de financiën van verschillende individuele investeerders en koopt aandelen en obligaties die te duur zouden zijn voor individuele personen. Om het risico te minimaliseren, investeert het fonds in verschillende aandelen. Door te investeren in beleggingsfondsen is het mogelijk om te investeren in verschillende bedrijven met een bepaald algemeen doel op hetzelfde moment. Zo heeft een fluctuatie van de waarde van één van de aandelen niet zo’n grote invloed en is je investeringsrisico verminderd. Fondsen worden verdeeld in open-end en closed-end fondsen. Een closed-end fonds heeft een gelimiteerd aantal van investeerders en een open-end fonds accepteert investeringen van iedere investeerder.
Je kunt ook diversifiëren door te investeren in verschillende types van aandelen op hetzelfde moment om het risico te verminderen. Deze strategie heet diversification, portfolio strategy of allocatie model.
Hoge-risico investeringen
Sommige mensen hebben voorkeur om te investeren in hoge-risico investeringen omdat deze investeringen een hogere output kunnen hebben. Manieren om dat te doen zijn investeren in rommelobligaties, aandelen op de marge kopen of om te investeren in grondstoffen.
Junk-bonds: Ondernemingen met een hoog risico en een hoog interestpercentage.
Aandelen kopen op marge: Investeren in aandelen met geleend geld van een beursvennootschap (brokerage firm). De marge is het bedrag geld geleend en geïnvesteerd. Investeerders moeten interest betalen en het verlies van de acccount. Dat is margin call.
Investering in grondstoffen: Investeren in handelsartikelen. Investeerders maken winst van de opkomst en de ondergang van de onderdelen zoals kostbare metalen (inclusief valuta’s), mineralen en landbouwproducten.
Ups en downs van de effectenmarkten
Om crashes op de beurs te voorkomen wordt het gemiddelde van die beurs altijd vergelen met de Dow. De Dow Jones Industrial Average (Dow) geeft het algemene verloop aan van de aandelenmarkt door het gebruiken van 30 geselecteerde organisaties van verschillende sectoren als indicators. Als de Dow een aantal punten daalt of stijgt, wordt er een program trading curb, circuit breakers of een trading close in werking gesteld. Program trading betekent dat investeerders hun computer de opdracht geven om een aandeel voor een bepaalde minimumprijs te verkopen. Als te veel aandeelhouders op dezelfde tijd aandelen verkopen gaat de Dow naar beneden en “curbs in” wordt in werking gesteld. Investeerders kunnen hun aandelen dan niet meer online verkopen. Ze moeten het op een Floor-based exchange verkopen. Als de Dow nog meer valt wordt de circuit breaker in werking gesteld en de handel blijft bij Floor-based exchange en telecommunicatie netwerk voor een tijd tot twee uur. Als de Dow meer dan 30 procent valt, wordt de beurs voor een hele dag gesloten.
Hoofdstuk 21: Informatiesystemen in bedrijfskunde
Een informatie systeem (IS) is een georganiseerde, systematische combinatie van databronnen, communicatienetwerken, hardware, software, mensen, en procedures die er voor zorgt dat informatie wordt verwerkt, opgeslagen, verspreidt, en veranderd.
Hardware zijn materiële apparaten, software zijn procedures en programma’s die informatie verwerken, networks, of netwerken, zijn communicatiesystemen, en data resources zijn de opgeslagen data en informaties.
Er zijn vijf punten die van belang zijn om te weten als het gaat om informatie systemen:
- De fundamentele opvatting: het algemene idee van de onderdelen en de rol van informatiesystemen, met name binnen een organisatie.
- Information technology, ofwel informatica: de belangrijkste ontwikkelingen, concepten, en management problemen van informatietechnologie.
- Ontwikkeling: hoe informatiesystemen verbeterd kunnen worden zodat een bedrijf mogelijkheden kan creëren.
- Uitdagingen voor de management: om informatie technologie effectief en ethisch verantwoord te gebruiken.
- Zakelijke toepassing: op welke manier informatiesystemen gebruikt kunnen worden voor management, operations, en de concurrentiepositie van een organisatie.
De drie belangrijkste rollen van informatiesystemen voor bedrijven zijn het steunen van bedrijfsprocessen en –transacties, het steunen bij het maken van beslissingen, en het ondersteunen van strategieën voor het verbeteren van de concurrentiepositie van het bedrijf.
Eerst waren informatie systemen vooral gericht op het verwerken van data, oftewel electronic data processing (EDP). Daarna werd dit ook gemanaged: management information systems (MIS). In de jaren ’70 kwam er licht op het maken van besluiten en er ontstond een concept van decision support systems (DSS). End-user computing zorgde ervoor dat eindgebruikers gebruik konden maken van de computer zonder directe steun van services. Het werd duidelijk dat de DSS geen analytisch complexe besluiten konden steunen, waardoor executive information systems ontstonden. Hierna kwamen aan pas: artificial intelligence, expert systems en andere systemen gebaseerd op kennis, stragetic information systems (SIS) en enterprise resource planning (ERP), wat alle informatie van een bedrijf gebruikte om te plannen.
Business intelligence omvat alle applicaties en technologie die gebruikt worden om informatie te verwerken en te verzamelen die van toepassing kunnen zijn bij het maken van strategische beslissingen.
E-business is het gebruik van het internet om bedrijfsprocessen te verbeteren en te laten werken.
Intranet: een netwerk dat alleen verkrijgbaar is voor werknemers.
Extranet: verschillende ondernemingen die toegang hebben tot hetzelfde netwerk.
Enterprise collaborationsystems (samenwerkingssystemen voor ondernemingen) houden in dat software en hardware worden gebruikt om coördinatie, communicatie, en samenwerking tussen verschillende werkgroepen. Zo kan er ook een virtueel team ontstaan, die het intranet gebruikt om hun werk te doen.
e-commerce is het kopen, verkopen, promoten en het bieden van services, producten en informatie op verschillende computernetwerken.
Er zijn verschillende types informatiesystemen:
Operations support systems produceren informatie-uitkomsten die beide intern en extern gebruikt kunnen worden, maar leggen geen nadruk op de informatie die het best bruikbaar is voor het maken van beslissingen. Voorbeelden hiervan zijn:
Transaction processing systems: verwerken en leggen informatie vast die voortkomt uit bedrijfstransacties.
Process control systems: controleren fysieke processen die er gaande zijn.
Enterprise collaboration systems.
Management support systems verzamelen en verwerken niet alleen informatie, maar verstrekken ook informatie die gebruikt kan worden om effectieve beslissingen te maken.
Management Information systems geven informatie in de vorm van rapporten, waardoor het makkelijker is om alles te overzien.
Decision support systems geven de managers direct steun bij het maken van beslissingen, en kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden om mogelijke situaties te weergeven.
Executive information systems verstrekken kritische informatie van verschillende externe en interne bronnen, ook om beslissingen makkelijker te maken.
Cross-functional informational systems zijn informatiesystemen die verschillende informatie systemen, zoals management information systems of operations support systems, combineren.
Expert systemen kunnen advies geven op expert niveau voor operationele taken. Kennis management systemen ondersteunen de creatie, organisatie, en verspreiding van bedrijfskennis aan medewerkers en managers van een bedrijf. Deze systemen zijn functionele bedrijfssytemen.
Een systeem is een set van gerelateerde onderdelen met een duidelijke grens, die samenwerken en door het verwerken van inputs en het produceren van outputs bepaalde doelen proberen te bereiken.
Input is verzamelen van informatie en bronnen die nog verwerkt moet worden,
Processering is het verwerken van de informatie om input in output te veranderen.
Output is het omzetten van de resultaten van de processering om het uiteindleijke doel te bereiken.
Feedback is informatie over de prestaties van een systeem, en controle omvat het controleren van de feedback en het beoordelen of een systeem zijn doel behaald heeft. Dit word ook wel het cybernetisch systeem genoemd.
Een systeem staat meestal niet alleen, maar in een omgeving met andere systemen, en als het een deel is van een groter systeem, wordt het een subsysteem genoemd. Open systemen reageren actief op andere systemen in de omgeving. Dit zijn vaak ook adaptieve systemen, die zichzelf kunnen aanpassen.
Informatiebronnen zijn:
Menselijke bronnen voor informatie systemen zijn de gebruikers en de IS-specialisten.
Hardware bronnen zijn niet alleen machines, maar ook data media, oftewel, materialen waarop data opgeslagen kan worden.
Software resources zijn alle informatie systemen die instructies verwerken. Voorbeelden hiervan zij programma’s, die hardware sturen, en procedures.
Data resources zijn informatie bronnen die belangrijk zijn voor de gebruiker.
Network resources zijn bronnen waarvan de informatie vaak van communicatietechnologie en -media afkomt.
- 1 of 2153
- next ›
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the topics and taxonomy terms
- The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Check or follow your (study) organizations:
- by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
- this option is only available trough partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- by following individual users, authors you are likely to discover more relevant study materials.
- Use the Search tools
- 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
- The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Field of study
- All studies for summaries, study assistance and working fields
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
Add new contribution