HR 8 februari 2013, LJN BY4889 (Rabobank/ Donselaar)
Casus
Donselaar (gedaagde) heeft drie overeenkomsten van geldlening gesloten met de Rabobank en op dezelfde dag een notariële akte opgemaakt. Rabobank krijgt het recht van hypotheek op het huis en de goederen van Donselaar. De woning van Donselaar is executoriaal verkocht door de Rabobank op basis van het recht van hypotheek. Nadat Rabobank de executieopbrengst heeft gekregen is Donselaar de bank nog een bedrag verschuldigd. Om dit te innen heeft de Rabobank een deurwaarder opdracht gegeven tot verdere executie van de hypotheek op de goederen. De deurwaarder stuit op een bezwaar en weigert daarom zijn ministerie. Op grond van art. 438 lid 4 Rv heeft de deurwaarder de voorzieningenrechter gevraagd op dit bezwaar te beslissen.
De deurwaarder is van mening dat verdere executie van de restantvordering op grond van art. 430 Tv niet mogelijk is. Uit onder andere Rabobank/Visser leidt de deurwaarder namelijk af dat vereist is dat de rechtsverhouding in een authentieke akte is omschreven en dat rechten en plichten daarin zodanig zijn geformuleerd dat zij ook als zodanig kunnen worden geëxecuteerd. Met de onderhavige akte is uitsluitend een recht van hypotheek gevestigd en niet tevens een overeenkomst van geldlening of andere rechtsverhouding omschreven op basis waarvan geëxecuteerd kan worden.
De Rabobank is van mening dat de akte wel een executoriale titel is op grond van de omstandigheden van het geval. Ook zegt de Rabobank dat in Rabobank/Visser uitsluitend door de Hoge Raad is besloten dat een dubbel toekomstige vordering niet op basis van de grosse van de notariële akte kan worden geëxecuteerd, die beslissing geldt echter niet voor vorderingen uit hoofde van ten tijde van het verlijden van de hypotheekakte reeds bestaande rechtsverhoudingen, te weten de op dezelfde dag gesloten overeenkomst van geldlening die is omschreven in de akte.
De voorzieningenrechter stelt aan de Hoge Raad de volgende prejudiciële vraag:
“Levert de grosse van de tussen partijen opgemaakte notariële hypotheekakte tevens een executoriale titel op in de zin van artikel 430 Rv, voor de na uitwinning van het hypotheekrecht overgebleven restantvorderingen uit hoofde van de overeenkomsten van geldlening die ten tijde van het verlijden van de hypotheekakte reeds bestonden?”
Hoge Raad
De notariële hypotheekakte kan niet worden aangemerkt als een executoriale titel in de zin van art. 430 Rv, voor de na uitwinning van het hypotheekrecht resterende vorderingen uit hoofde van de overeenkomsten van geldlening, ook niet voor zover die reeds bestonden ten tijde van het verlijden van de hypotheekakte.
Add new contribution