Internationaal recht - Blois - Universiteit Utrecht

Hoofdstuk 20: internationaal recht. 

Staten zijn soeverein: zij zijn in juridisch beginsel niet aan een hoger gezag onderworpen. In juridische zin zijn de staten dan ook gelijk aan elkaar.  

Kenmerken van de internationale samenleving: 

  • Staten zijn in beginsel zelf verantwoordelijk voor de vorming en de handhaving van het recht. Dit wil niet zeggen dat zij zich daarbij alles kunnen veroorloven. Bij de vorming van het recht zijn zij gebonden aan bestaande verplichtingen, ze mogen niet afwijken van het dwingende volkenrecht.  

  • Het gebruik van geweld door staten is in beginsel uitgesloten. Er zijn drie uitzonderingen: 

  • Toestemming van de VN-veiligheidsraad 

  • Individuele of collectieve zelfverdediging 

  • Een gewapende interventie om een einde te maken aan ernstige schending van de mensenrechten (humanitaire interventie). 

  • Niet alleen het gebruik van geweld, maar ook het hanteren door staten van andere middelen om het recht te handhaven, is door het internationale recht genormeerd. 

  • Interdependent = staten zijn steeds meer van elkaar afhankelijk (voor het bevorderen van een vreedzaam en welvarend samenleven van hun burgers). 

  • Er is een sterke groei van internationale contacten (bijv. Door problemen als het milieu > internationaal milieurecht).  

Subjecten van internationaal recht 

Welke personen/organisaties ontlenen rechten en/of plichten aan het nationaal recht? 

  • Natuurlijke personen = mensen 

  • Rechtspersonen = verenigingen en stichtingen. 

Welke personen/organisaties ontlenen rechten en/of plichten aan het internationaal recht? 

  • Staten 

  • Internationale organisaties 

  • Individuen  

  • Ondernemingen, bevrijdingsbewegingen en de Heilige Stoel 

Wanneer ben je een staat? 

  1. Een grondgebied 

  1. Een bevolking 

  1. Een effectief gezag 

  1. Effectief: het moet in staat zijn zich daadwerkelijk te laten gelden. 

Voor het bestaan van een staat als subject van internationaal recht is niet vereist dat deze staat erkend is door andere staten. 

  • Erkenning van een staat is uitdrukking van de bereidheid met die staat betrekkingen aan te gaan. Erkenning van staten is een politiek besluit met bepaalde juridische gevolgen. De erkennende staat aanvaardt dat aan de erkende staat alle internationaalrechtelijke rechten en verplichtingen toekomen.  

  • Niet-erkenning van een staat door een regering wil niet zeggen dat het bestaan van die staat genegeerd kan worden. 

Gouvernementele organisaties = door staten op basis van verdragen in het leven geroepen organisaties. Door onze Grondwet ‘volkenrechtelijke organisaties’ genoemd. 

Non-gouvernementele organisaties = door particulieren of particuliere instellingen uit verschillende landen in het leven geroepen. 

De rechtspersoonlijkheid van internationale organisaties is functioneel bepaald. Zij is beperkt tot de taken die de oprichters aan de organisatie hebben meegegeven. 

Het internationale recht geldt tussen staten, internationale organisatie en voor individuen. Individuen kunnen zowel verplichtingen als rechten aan het internationaal recht ontlenen. Ook kunnen ze voor de rechter gedaagd en veroordeeld worden. 

Het internationaal strafhof is bevoegd om te oordelen over: 

  • Genocide 

  • Misdrijven tegen de mensheid 

  • Oorlogsmisdrijven 

  • Misdrijf van agressie 

Het internationale recht kent het individu ook rechten toe, zoals mensenrechten. De verdragen beperken zich niet altijd tot het erkennen van deze rechten en de daarmee gepaard gaande verplichting van de verdragsluitende partijen (staten) om die rechten in de nationale rechtsorde te realiseren. 

Bronnen van het internationaal recht: 

  • Internationale verdragen 

  • Internationaal gewoonterecht 

  • Besluiten van internationale organisaties 

  • Algemene rechtsbeginselen 

  • Jurisprudentie en de doctrine als hulpmiddelen voor het vaststellen van de inhoud van rechtsregels (aanvullende rechtsbronnen). 

Bij jurisprudentie en doctrine gaat het om aanvullende rechtsbronnen. Zij komen aan bod wanneer het gebruik van een van de andere bronnen geen duidelijke oplossing biedt. 

Verdragen  

  • Algemene regels van het verdragenrecht zijn neergelegd in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht. 

  • Definitie verdrag = een internationale overeenkomst in geschrifte tussen staten gesloten en beheerst door het volkenrecht, hetzij nedergelegd in een enkele akte, hetzij in twee of meer samenhangende akten, en ongeacht haar bijzondere benaming. 

  • Er bestaan ook mondelinge verdragen. 

  • Verschillende benamingen: tractaat, handvest, akte, statuut en protocol. 

  • Indelingen: 

  • Verdragspartijen > tweedeling: 

  • Bilaterale verdragen: verdragen tussen twee staten 

  • Multilaterale verdragen: verdragen waarbij meer dan twee staten partij zijn 

  • Geografisch bereik verdragen: 

  • Regionale verdragen: deze zijn bestemd om in een bepaalde regio van de wereld te gelden. 

  • Mondiale verdragen: deze beogen in principe een wereldwijde strekking. 

  • Sluiting, ondertekeningen, ratificatie, inwerkingtreding: 

  • Over de tekst van een verdrag wordt onderhandeld door vertegenwoordigers van de verdragsluitende partijen. 

  • Een verdrag wordt ondertekend/geparafeerd wanneer de onderhandelende partijen het eens zijn over de tekst van het verdrag. 

  • Een verdrag is pas juridisch bindend wanneer het verdrag is geratificeerd of op een andere manier tot uitdrukking is gebracht dat het verdrag als bindend beschouwd wordt en wanneer het verdrag in werking is getreden. 

  • Ratificatie blijkt wanneer de akte van ratificatie wordt neergelegd bij de depositaris. 

  • Het moment van inwerkingtreding van een verdrag is vastgelegd voor zowel nationale als internationale inwerkingtreding, in het verdrag. 

Internationaal gewoonterecht  

  • Gewoonterecht is in het internationale recht van veel grotere betekenis dan in het nationale recht. 

  • Gewoonterecht is ongeschreven. 

  • Voor staten die een verdrag dat gewoonterecht codificeert niet ratificeren, blijven de regels als gewoonterecht gelden. 

  • Twee criteria van het gewoonterecht: 

  1. Het is de gangbare handelswijze. Er moet sprake zijn van een algemene praktijk: onder subjecten van internationaal recht gangbare handelwijze. Relevant is alleen die praktijk die een algemeen karakter heeft, dat wil zeggen dat hij door de in aanmerking komende staten in het algemeen gevolgd wordt. 

  1. Opinio iuris: de overtuiging moet bestaan dat het recht eist dat overeenkomstig de algemeen gevolgde praktijk gehandeld wordt. 

Algemene rechtsbeginselen 

  • Algemene rechtsbeginselen zijn ongeschreven, al kunnen zij wel in een verdrag neergelegd worden. De afbakening tussen algemene rechtsbeginselen en gewoonterecht is in de praktijk niet altijd even scherp. 

  • Twee categorieën algemene rechtsbeginselen: 

  • Worden aangetroffen in de meeste nationale rechtsstelsels 

  • Beginselen die ontwikkeld zijn in het kader van internationale rechtsorde. 

Jurisprudentie 

  • Bij jurisprudentie denken we vooral aan uitspraken van internationale rechters. Evenals in het nationale recht geldt in het internationale recht dat rechterlijke uitspraken slechts bindend zijn voor de partijen zijn bij een geschil. Vaak hebben zij echter een verderstrekkende betekenis. 

  • Internationale rechters: Internationaal Gerechtshof, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Hof van Justitie van de Europese Unie. 

  • Ook beslissingen van nationale rechters op het gebied van het internationale recht vallen onder deze rechtsbron (bijv. Nationale jurisprudentie op het gebied van staatsimmuniteit). 

Doctrine 

  • Opvattingen van de meest bevoegde schrijvers.  

  • Waar nog veel onduidelijkheid bestaat over de inhoud van het recht kan aan de hand van de opvattingen van gezaghebbende auteurs wellicht meer licht worden verkregen. 

Besluiten van internationale organisaties 

  • Besluiten van internationale organisaties zijn de besluiten die door organen van die organisaties op grond van hun bevoegdheden zijn genomen. 

  • Bij deze rechtsbron gaat het om besluiten met een juridisch bindend karakter. Of een besluit bindend is, zal a.d.h.v. het oprichtingsverdrag van de organisatie beoordeeld moeten worden. 

  • We kunnen de besluiten onderscheiden in besluiten met interne werking en besluiten met externe werking. 

Verhouding internationaal en nationaal recht 

Zijn de hiervoor besproken bronnen van het internationale recht van betekenis voor de nationale rechtsorde, op welke wijze? 

  • Geldigheid: we kunnen alleen spreken van de betekenis van internationaal recht voor de nationale rechtsorde wanneer we hebben vastgesteld dat we met een geldige internationaalrechtelijke norm te maken hebben, die voor de betreffende staat verbindend is. 

  • Doorwerking/interne werking: de vraag of de internationaalrechtelijke norm al dan niet moet worden omgezet in nationaal recht om in de nationale rechtsorde van betekenis e zijn.  

  • Rechtstreekse werking: kan een burger zich voor de nationale rechter op deze norm beroepen? 

  • Voorrang: heeft een intern werkende internationaalrechtelijke norm voorrang boven een daarmee strijdig nationaalrechtelijk voorschrift? 

Monisme = het internationale recht en internationale recht vormen 1 rechtssysteem. Het internationale recht is van hogere rang dan het nationale recht > het internationale recht kan zonder meer toegepast worden binnen de nationale rechtsorde. Nationaal recht dat in strijd is met internationaal recht moet buiten toepassing blijven. 

Dualistische leer = het internationale recht en het nationale recht zijn twee gescheiden rechtssferen. Een staat is internationaalrechtelijk gebonden aan het internationale recht. Voor de nationale rechtsorde heeft dit geen betekenis zolang het internationale recht nog niet is omgezet (getransformeerd) in nationaal recht. 

Nederlandse rechtsorde: 

Artikel 93 GW kent interne werking toe aan eenieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van internationale organisaties, aangezien zij verbindende kracht hebben na bekendmaking, zonder dat daartoe transformatie in nationaal recht nodig is. Zij hebben bovendien rechtstreekse werking en kunnen dus zonder meer door de rechter worden toegepast. Nederlandse staatsrecht heeft een gematigd monistische opvatting: De voorrang van rechtstreeks werkend internationaal recht op daarmee strijdig nationaal recht. 

Ook internationaal gewoonterecht heeft interne werking in de Nederlandse rechtsorde. De Hoge Raad heeft echter bepaald dat een regel van internationaal gewoonterecht geen voorrang heeft boven een daarmee strijdige bepaling van nationaal recht.  

Internationale geschillenbeslechting 

  • Onderhandelingen: partijen trachten er gezamenlijk uit te komen; 

  • Feitenonderzoek: er wordt een derde ingeschakeld om de feiten waarop het geschil betrekking heeft boven water te krijgen. 

  • Bemiddeling: derde partij actief betrokken in die zin dat hij de partijen voorstellen doet voor het vinden van een oplossing; 

  • Conciliatie: partijen vragen aan een onafhankelijke commissie van onderzoek o.b.v. de door haar vastgestelde feiten een niet-bindend voorstel te doen voor de beslechting van het geschil. 

  • Arbitrage: bindende beslissing die genomen wordt door een arbitragetribunaal. 

  • Rechterlijke beslissing: bindend resultaat 

  • Regionale organen of akkoorden: verwijst niet naar een speciale wijze van geschillenbeslechting, als wel naar het kader waarin deze plaatsvindt. 

  • Andere vreedzame middelen naar eigen keuze. 

Het Internationaal Gerechtshof (IGH) 

  • Het Internationaal Gerechtshof is een van de hoofdorganen van de VN. Alleen staten kunnen een geschil aan het Hof voorleggen en dat alleen als zij de rechtsmacht van het Hof hebben erkend. Staten kunnen dus niet tegen hun wil worden onderworpen aan een uitspraak van het Hof. 

  • Aanvaarding rechtsmacht van het Hof: 

  • Compromis: door partijen gesloten overeenkomst waarbij wordt afgesproken een geschil aan het IGH voor te leggen. 

  • Compromissoire clausule: hierbij wordt in een verdrag al bepaald dat geschillen die rijzen m.b.t. dat verdrag zullen worden voorgelegd aan de IGH. 

  • Facultatieve clausule: staten in een eenzijdige verklaring de rechtsmacht van het Hof aanvaarden inzake geschillen met een wederpartij, die eenzelfde verklaring heeft afgelegd. 

  • Gedrag: wanneer een staat voor het Hof gedaagd wordt, daar verschijnt en verweer gaat voeren, is dat voldoende voor de rechtsmacht. 

  • De procedure voor het Hof kent een schriftelijke en mondelinge fase. Uitspraak is bindend voor de partijen. Uit de uitspraak blijkt welke rechters het standpunt van het Hof gevormd hebben. Degenen die een afwijkend standpunt innemen, kunnen hun meningen toevoegen: 

  • Concurring opinions: rechters die wél instemmen met de conclusie, maar die op het punt van argumentatie een afwijkende opvatting hebben. 

  • Dissenting opinions: rechters die zowel ten aanzien van de conclusie als ten aanzien van de argumentatie een afwijkend standpunt innemen. 

  • Wanneer een partij zich niet houdt aan een uitspraak, is de andere partij gerechtigd een beroep te doen op de Veiligheidsraad > maatregelen. 

  • IGH heeft ook adviesbevoegdheid. Deze adviezen zijn niet bindend, wel beschouwd als zeer gezaghebbend. 

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: AnnevanVeluw
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1158