Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Hoorcollege 1: Klassieke benadering
Massapsychologie is de basis van de sociale psychologie. Het is belangrijk om massapsychologie te bestuderen aangezien massagedrag de loop van de geschiedenis kan veranderen. Een voorbeeld hiervan is de Franse Revolutie, deze gebeurtenis heeft nog steeds nog steeds invloed op onze hedendaagse samenleving.
Theorieën over massapsychologie
Er zijn twee manieren om het denken over de massa in te delen: enerzijds zijn theorieën opgedeeld per vakgebied (namelijk historisch/ politiek, sociologisch en psychologisch), anderzijds kunnen de theorieën opgedeeld worden per fase. De eerste fase die onderscheiden wordt is de periode in de geschiedenis tot ongeveer 1945. In deze fase werd er nog geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar massagedrag maar werden er uitspraken gedaan over massagedrag die een bepaald politiek doel dienden. Een voorbeeld hiervan is Karl Marx die met zijn uitspraken over de massa aanhang voor het communisme probeerde te werven. De tweede fase was grofweg tussen 1945 en 1980 waarin uitspraken over massagedrag iets beter wetenschappelijk onderbouwd werden. Maar van echte experimenten was destijds nog geen sprake en veel onderzoek was slechts gebaseerd op krantenartikelen. De derde fase is vanaf 1980 tot nu, waarin onderzoekers proberen om via systematische observaties massagedrag in kaart te brengen.
Er zijn drie overkoepelende vooronderstellingen over massagedrag:
- Rationaliteit. Absolute rationaliteit is mogelijk en eerder aanwezig bij het hoog opgeleide deel van de bevolking. Agressie en geweld gebruiken om een doel te bereiken is niet rationeel.
- Sociale invloed. Deze vorm van invloed wordt gestuurd door de groepsziel, verloopt via intimidatie en het lijkt wel een vorm van hypnose te zijn. Iemands persoonlijkheid kan radicaal (maar tijdelijk) door de groepsziel veranderen.
- Ethiek/ maatschappelijk. Door de ‘hypnose’ die mensen ervaren vanwege de groepsziel, wordt men ontoerekeningsvatbaar. Dit effect treedt eerder op bij de lagere klassen en deze klassen dienen opgevoed te worden, aangezien deze mensen dommer en dierlijker zijn dan mensen uit de hogere klassen.
Historisch/ politieke theorieën
Een voorbeeld van een historisch/ politieke theorie over massagedrag is de theorie van Scipio Sighele (1890). Deze theorie stelt dat mensen die zich in een lagere maatschappelijke positie bevinden dan andere mensen geen andere keus hebben dan om in opstand te komen. Deze mensen zijn dan ook niet verantwoordelijk voor hun opstandige daden, deze verantwoordelijkheid ligt bij de gevaarlijke massa. Een ander voorbeeld is de theorie van Roland Holst (1920) die stelt dat klassenstrijden voorkomen in verschillende periodes in de geschiedenis en dat opstanden veroorzaakt worden door ongelijkheid. Tot slot is een belangrijke theorie die van Tilly en Tilly (1975), deze theorie stelt dat sociale onrust (en mogelijk opstand) veroorzaakt wordt door relatieve deprivatie; sommige mensen leven in slechtere omstandigheden dan anderen. Solidariteit ervaren voor mensen die slechter af zijn is niet vanzelfsprekend en opstanden zijn dus nodig om gelijkheid te creëren.
Sociologische theorieën
Sociologische theorieën over massagedrag richten zich op georganiseerde sociale bewegingen. Een belangrijke sociologische theorie is het model van de Acting Crowd (Blumer, 1939). Volgens dit model komen sociale bewegingen tot stand in fasen. Ten eerste is er een ‘exciting event’ (er gebeurt iets, bijvoorbeeld de recente bommelding in Groningen). Vervolgens vindt er ‘milling behaviour’ plaats waarin mensen bij elkaar komen en met elkaar gaan praten over de bommelding. Ondertussen wordt de informatie die verspreid wordt steeds verder aangedikt en sterker gemaakt, dit heet een circulaire reactie. Hierna ontstaat een ‘common object’, dit is een gemeenschappelijk idee over hetgeen er gebeurt is. De circulaire reacties vinden nog steeds plaats en de collectieve opwinding over de gebeurtenis wordt steeds groter en versterkt het common object en de common impulses (neigingen naar massagedrag). Zodra er tot slot sociale besmetting heeft plaatsgevonden, ontstaat er elementair collectief gedrag.
Een andere invloedrijke sociologische theorie is de theorie van de toegevoegde waarde (Smelser, 1962). Voordat er een massagebeurtenis (zoals een opstand) kan plaatsvinden, zijn er een aantal voorwaarden/ gebeurtenissen die aanwezig moeten zijn:
- Structurele voorwaarden. Bijvoorbeeld een structurele voorwaarde voor een feministische opstand is dat er feministen bestaan en dat er sprake is van ongelijkheid.
- Structurele spanning. Als er aan de structurele voorwaarden voldaan is, dient er een tijd lang een spanning te heersen.
- Groei van beliefs. Mensen gaan na aanleiding van de structurele voorwaarden en de bijbehorende spanningen bepaalde opvattingen hierover vormen.
- Aanleidingen. Dit zijn directe aanleidingen die de al gespannen situatie nog verder escaleren. Bijvoorbeeld dat een vrouw geweigerd wordt voor een bepaalde functie vanwege haar geslacht.
- Mobilisatie. De mensen dienen zich te mobiliseren, ze verzamelen zich bijvoorbeeld op het malieveld om te gaan protesteren.
- Sociale controle. De groep mensen gaan elkaar controleren en vormen een eenheid.
Indien één van de bovengenoemde processen niet tot stand komt, vindt er uiteindelijk geen sociale beweging plaats.
De laatste sociologische theorie die besproken werd is de Resource mobilisation theory. Deze theorie is een aantal keren aangepast en uitgebreid. De eerste versie is van Olsen (1971) en stelt dat of men zich mobiliseert of niet afhangt van de bijbehorende kosten en baten. Mobilisatie gebeurt alleen door de mensen die echt specifieke doelen/ belangen hebben omdat voor hen de baten belangrijker zijn dan de kosten. Deze theorie is in 1973 uitgebreid door Mc Carthy & Zald en stelt dat mobilisatie veroorzaakt wordt door netwerken van mensen (dus niet per se mensen die zich in een lagere positie bevinden). Tot slot beweerde Klandermans (1983) met zijn uitbreiding van de theorie dat er zelfs geen verband is tussen het aantal ontevreden mensen en het tot stand komen van een opstand. Verder beweerde hij dat deelname aan een opstand afhankelijk is van de ratio tussen enerzijds de beloning/ opbrengst van het protest, en anderzijds het risico op statusvermindering dat deelname aan een dergelijk protest met zich meebrengt.
Psychologische theorieën
Psychologische theorieën over massagedrag proberen onder andere te verklaren hoe er een psychologische eenheid tussen mensen kan ontstaan en hoe het mogelijk is dat een groep individuen uniform gedrag vertoont.
Volgens LeBon (1895) zijn er vier kenmerken van een massa:
- De massa vormt een mentale eenheid. Dit houdt in dat er een psychologische groepsziel is die er voor zorgt dat mensen zich hetzelfde voelen en hetzelfde gedragen. Individueel gedrag wordt vervangen door het gedrag dat de groepsziel voorschrijft.
- De persoonlijkheid van de mensen die zich in de massa bevinden verandert. De individuele persoonlijkheid van de mensen verdwijnt, mensen worden irrationeel, ontoerekeningsvatbaar en beïnvloedbaar.
- De nieuwe eenheid die door de groepsziel gevormd is heeft negatieve kenmerken. Deze negativiteit bestaat onder andere uit agressie, destructiviteit en vatbaarheid en vormt daarmee een bedreiging voor de heersende klasse.
- De groepsprocessen zijn gedeeltelijk mysterieus/ raadselachtig (bijvoorbeeld de hypnose die ontstaat door de groepsziel) maar zijn tevens wel begrijpelijk (bijvoorbeeld dat mensen via emoties overtuigt kunnen worden om iets te ondernemen)
Een andere psychologische benadering van massagedrag is gegeven door Sigmund Freud (1921). Hij beweerde dat mensen (net als apen) vroeger in kleine groepen leefden met leiders die de groep aanstuurden. Mensen zijn dus uitgerust met een ingebouwd mechanisme dat er voor zorgt dat ze in staat zijn om te gehoorzamen aan autoriteit. Het moderne massagedrag berust op dit mechanisme van het volgen van een leider. De psychologische eenheid die binnen een massa bestaat is ontstaan doordat ieder lid zich met de leider identificeert. De leider heeft vaak narcistische eigenschappen en heeft de steun van aanhangers nodig om aan zijn narcistische behoeften te voldoen. De aanhangers merken dat hun steun de leider kracht geeft en ze identificeren zich met de leider en voelen zich op deze wijze zelf ook machtig. De consequenties van dit proces is dat de aanhangers gaan voelen dat de wens van de leider ook hun eigen wens is. De leider krijgt steeds meer macht en vervult de functie van het super-ego (geweten) van de aanhanger. De aanhangers voelen vervolgens een persoonlijke band met elkaar omdat ze hetzelfde aanhangen. Op deze wijze komt een massa met een psychologische eenheid tot stand.
De laatste relevante psychologische theorie is die van Canetti (1960). Volgens hem zijn er een aantal kenmerken die een massa definiëren:
- Mensen in de massa blijven individuen.
- In een massaproces gaat het er om dat mensen niet meer bang zijn om fysiek dicht bij elkaar te staan/ tegen elkaar aan te moeten staan.
- Bij een massaproces verdwijnen de gangbare grenzen, afspraken en regels naar de achtergrond.
- De massa mensen streeft naar een psychologische/ emotionele ontlading van de opgebouwde spanning.
- Een massaproces is nooit blijvend van aard.
- Er is een bepaald gevoel/ affect die het motief vormt binnen het massaproces. Dit kan bijvoorbeeld vreugde of agressie zijn, maar tevens het gevoel om iets te willen veranderen.
Misvattingen
Door het bestaan van de bovengenoemde klassieke theorieën over massagedrag heersen er tegenwoordig onder beleidsmakers, bedrijfsleiders en mensen die zich uiten in de media bepaalde misvattingen over massagedrag. Deze opvattingen die volgens de hedendaagse visie van onderzoekers niet juist zijn omvatten onder andere het geloof dat: er een eenheid is onder de mensenmassa, dat deze mensenmassa in een bepaalde richting gestuurd kan worden, dat deze richting bepaald wordt door het opstellen van maatregelen, dat mensen een onbekende leider kunnen gehoorzamen, dat de mensen die zich in een crisissituatie nog steeds gehoorzamen aan autoriteit en dat men overal op voorbereid is.
Gevolgen van misvattingen over massagedrag
De klassieke theorieën over massa’s hebben ook als gevolg dat er een bepaalde (veelal onjuiste) perceptie over de massa ontstaat en dat massa’s in lijn met deze wijze opvattingen benaderd worden. Hedendaagse gevolgen van de oude visies op massagedrag omvatten onder andere dat men:
- Mensen als een eenheid gaat zien en dus verschillende mensen (relschoppers, toeschouwers) hetzelfde gaat behandelen.
- Het publiek dom en ontoerekeningsvatbaar acht.
- De misvatting heeft dat alleen geweld begrepen wordt (geweld moet met geweld bestreden worden).
- Vasthoudt aan negatieve attitudes over de mensenmassa (de menigte is gespuis).
- Geen actie onderneemt om met het publiek in een dialoog te raken.
- Informatie voor het publiek verborgen houdt om escalatie van de situatie te voorkomen (terwijl als dit gegeven uitlekt er juist meer escalatie zal plaatsvinden).
- Er van uit gaat dat bevelen die gegeven worden aan een massa ook daadwerkelijk opgevolgd dienen te worden.
- De opvatting heeft dat massagedrag kan stoppen door de groep mensen van elkaar te separeren en ze te verspreiden.
Moderne massa’s
De massa’s die tegenwoordig bestaan verschillen van de massa’s die bestonden in vroegere tijden. Hedendaagse massa’s zijn groter van omvang en komen vaker voor dan vroeger, aangezien er meer mensen op aarde zijn en mobilisatie makkelijker is geworden. Tevens zijn er meer evenementen dan vroeger, dit is zo gekomen vanwege de toenemende vrijheid en persoonlijke mogelijkheden die mensen ervaren. Daarnaast is er meer communicatie (bijvoorbeeld vanwege de opkomst van het internet) waardoor mensen beter op de hoogte zijn van wat er gaande is. De communicatie is ook sneller en efficiënter van aard, waardoor massa’s sneller kunnen ontstaan. Mogelijkerwijs is de mate van uniformiteit in massa’s afgenomen doordat er meer verscheidenheid in culturen is gekomen wegens toenemende globalisatie. Door deze verscheidenheid kan echter de kans op een intergroepsconflict toenemen.
Hoorcollege 2: Moderne benadering
Één van de centrale concepten binnen de bestudering van massagedrag is deïndividuatie. Dit betekent letterlijk een reductie van self-awareness. Overlap tussen theorieën over deïndividuatie en het eerder genoemde werk van LeBon is het gegeven dat volgens beide leden van een massa hun gevoel van individualiteit kwijtraken. Deïndividuatietheorieën verschillen echter met het werk van LeBon in het feit dat er volgens deze theorieën geen overkoepelende groepsziel bestaat. In plaats daarvan ontstaan massagedrag en sociale onrust vanwege de ontremming die tot stand komt zodra het gevoel van een individuele ‘’ik’’ op de achtergrond raakt.
Deïndividuatie volgens Zimbardo (1969)
De deïndividuatietheorie van Zimbardo gaat uit van drie fasen met betrekking tot eerst kenmerken van de menigte, daarna het verminderde zelf-bewustzijn van leden binnen deze menigte en tot slot het gedisinhibiteerde gedrag dat de mensen vertonen (de sociale onrust).
Voor de eerste factor, de menigte, zijn er een aantal kenmerken die er voor zorgen dat er een klimaat gecreëerd wordt waarin het mogelijk is dat er uiteindelijk sociale onrust uit voort vloeit. Deze kenmerken zijn zogeheten input variabelen:
- De aanwezigheid van anonimiteit.
- Mensen beschouwen de verantwoordelijkheid voor wat er gaande is als een gedeelde verantwoordelijkheid.
- Fysiologische en/ of psychologische opwinding.
- De aanwezigheid van veel sensorische stimuli (bijvoorbeeld geschreeuw, herrie of ruzies) die samen kunnen leiden tot een sensorische overload.
- Een situatie waarin weinig structuur/ regels aanwezig zijn.
- Een verminderde mate van bewustzijn door bijvoorbeeld alcohol of andere stimulerende middelen.
De tweede factor, namelijk verminderd zelf-bewustzijn, is een mogelijk gevolg van de eerste factor en bestaat uit:
- Verminderd vermogen om jezelf te observeren en beoordelen.
- Minder rekening houden met wat wel en/ of niet sociaal acceptabel is.
Tot slot is er de derde factor, namelijk disinhibitie en gedrag wat tegen de norm in gaat. Dit is een mogelijk gevolg van de aanwezigheid van de bovengenoemde eerste en tweede factoren. De kenmerken van deze factor zijn:
- Gedrag dat irrationeel, impulsief, emotioneel en extreem van aard is.
- Ongecontroleerd gedrag.
- Problemen met accuraat geheugen en/ of perceptie van de werkelijkheid.
- Overgevoeligheid voor de nabije omgeving.
- Positieve gevoelens ten opzichte van de massa.
- Uiteindelijk resulterend in vernietiging van tradities en oude regels/ structuren.
Inschatting van gevolgen sociale onrust
Gedurende het college werd een wetenschapsquiz gehouden onder de studenten om te peilen hoe men de schade inschat die ontstaat als gevolg van sociale onrust. Hieruit bleek dat de meeste studenten het aantal doden en gewonden als gevolg van een rel overschatten. Dit aantal ligt vaak erg laag. De studenten gaven echter wel een goede indicatie van het percentage van de populatie die tijdens een natuurramp in paniek raakt en het percentage van de populatie die als gevolg van een natuurramp gaat plunderen. Beide percentages liggen erg laag. Meestal wordt er zelfs tijdens een ramp niet zomaar geplunderd, maar gaan mensen in noodsituaties georganiseerd levensmiddelen halen uit een supermarkt en is er dus weinig sprake van chaos. Indien er wel een huis of winkel geplunderd wordt, is dit meestal een pand wat er bij voorbaat al verwaarloosd uit ziet. Verder is het lastig om in te schatten hoeveel mensen er tijdens sociale onrust zich opeens gaan misdragen (bijvoorbeeld panden gaan plunderen) terwijl zij dit eerder niet deden, omdat er altijd mensen zijn die sowieso al crimineel gedrag vertonen (ongeacht of er een noodsituatie gaande is). De conclusie die uit deze wetenschapsquiz getrokken kon worden is dat veel intuïties die mensen hebben over massagedrag onjuist zijn. Dit is verklaarbaar doordat de inmiddels achterhaalde klassieke theorieën over massagedrag nog steeds invloedrijk zijn.
Onderzoek naar sociale onrust
Een modernere benadering om massagedrag te onderzoeken is de zogeheten ‘event analysis’. Dit is een database waarin zo veel mogelijk informatie verzameld is over een bepaald event waarbij sprake was van massagedrag. Hierbij probeert men de gebeurtenis op een systematische wijze te onderzoeken. Resultaten van dit soort studies tonen aan dat over het algemeen: massageweld zeldzaam is (terwijl protesten veel voorkomen), er bepaalde periodes zijn waarin veel protesten voorkomen, de initiatiefnemers van een protest vaak hoog opgeleid zijn en de activisten vaak afkomstig zijn uit de middenklasse.
Theorieën toetsen via onderzoek
De resultaten van de studies die massagedrag in kaart brachten, zijn soms inconsistent met de heersende theorieën over massagedrag. In tegenstelling tot de deïndividuatie volgens LeBon, indiceren studies dat massagedrag niet chaotisch, ontremd of onvoorspelbaar is. Teven is er geen bewijs gevonden voor de irrationaliteit of het verlaagde zelf bewustzijn die volgens LeBon plaatsvinden binnen de massa. Daarnaast gedragen de meeste massa’s zich niet gewelddadig. De conclusie die uit deze bevindingen getrokken werd is dat massagedrag normaal en rationeel gedrag is. Massa’s handelen daarentegen vanuit een gedeelde sociale identiteit. Dit is de huidige visie op massagedrag.
Hoorcollege 3: Massaverschijnselen
Huidige modellen over massagedrag
Bij de moderne visie, waarin de sociale identiteit centraal staat, horen drie belangrijke modellen die massagedrag proberen te verklaren. Het eerste model betreft het ‘Social Identity Model of Collective Action’, afgekort SIMCA (van Zomeren, Spears & Postmes, 2008). Dit model richt zich op de vraag welke psychologische factoren kunnen voorspellen of mensen zich wel of niet gaan mobiliseren voor massale actie. Deze factoren zijn:
- De gedeelde sociale identiteit: indien er een sociale identiteit aanwezig is, heeft deze ook een inhoud in de vorm van bijbehorende regels, normen en waarden die voorschrijven hoe men zich dient te gedragen. Daarnaast vindt er een scheiding plaats tussen ‘wij versus zij’ en kan er stereotypering ontstaan. Het is deze inhoud van de sociale identiteit die bepaalt welke acties de massa zal ondernemen.
- Efficacy en macht: of men de (technologische) middelen en mogelijkheden heeft om massagedrag op te zetten.
- Legitimiteit en rechtvaardiging: Indien een persoon de overtuigingen van de groep legitiem vindt en zich identificeert met de groep, kan deze persoon bereid zijn om vanuit deze overtuiging te handelen. Indien de persoon zich niet identificeert met de groep, kan deze persoon alsnog actie ondernemen (zoals deelnemen aan een protest) uit eigenbelang of om diens eigen rechten te beschermen.
Het tweede model heet het 'Social Identity model of Deindividuation Effects', afgekort SIDE (Reicher, Spears & Postmes, 1995). Dit model richt zich op processen die zich afspelen binnen de massa. Het SIDE model stelt -in tegenstelling tot de meeste klassieke benaderingen- dat het zelfbewustzijn van individuen in een menigte niet afneemt, maar dat in plaats daarvan een verschuiving plaatsvindt van de persoonlijke identiteit naar de sociale identiteit. Bij deze verschuiving hoort dan dat de inhoud van waargenomen emoties, normen/ waarden en gedragingen verschuift van individueel naar collectief.
Tot slot is er het ‘Elaborated Social Identity Model’, afgekort ESIM (Reicher, 1996). Dit model tracht escalatie en radicalisatie van conflicten te beschrijven. Volgens dit model omvat de sociale identiteit een ‘wij versus zij’ component en komt deze segregatie tijdens een conflict centraal te staan en leidt dit tot escalatie.
Simulaties
Met de opkomende ontwikkelingen van de hedendaagse technologie zijn er computerprogramma’s ontwikkeld die de beweging van mensenmassa’s simuleren. De eerste persoon die begon met het simuleren van massagedrag (in een nog primitief stadium) was Granovetter in 1978. Hij simuleerde op basis van demografische gegevens over massa’s. Rond 1990 werd de simulatiemethode geavanceerder, en werd het eerste programma ontwikkeld waarmee massagedrag via simulaties onderzocht kan worden.
Nieuwere inzichten
Door de toenemende systematiek in de studies over massagedrag zijn er nieuwe wetenswaardigheden ontwikkelt die hedendaagse massa’s beschrijven. De combinatie van resultaten van meerdere studies geven ons een aantal globale kenmerken over massa’s:
- Groepsleden in een massa kunnen zich makkelijker misdragen omdat er minder toezicht mogelijk is vanwege het grote aantal mensen.
- Er vindt emotionele besmetting plaats tussen leden van de massa.
- Aangezien mensen binnen een massa vaak dicht bij elkaar staan, is het zicht beperkt.
- Massa’s hebben vaak goede zelfregulatie, hierdoor gebeuren er doorgaans weinig ongelukken en vallen er vaak maar weinig slachtoffers.
- Indien het toch misgaat komt dit vaak door fysieke agressie (gevechten), gedrang/ vertrapping en ongelukken. Deze aspecten dienen dan ook zo veel mogelijk in toom gehouden te worden.
Hoorcollege 4: Processen in de massa
Sociale identiteit
Een belangrijk proces binnen massa’s betreft de sociale identiteit van een massa. Sociale identiteit bestaat uit drie componenten:
- Identificatie. Dit houdt in dat groepsleden positieve emoties ervaren ten aanzien van de groep, solidaire gevoelens hebben voor andere groepsleden en een representatie van de groep onderdeel uitmaakt van het zelf-beeld van de groepsleden.
- Inhoud van de identiteit. Deze inhoud wordt gevormd door de normen en waarden binnen de groep en de ‘wij versus zij’ classificatie en bijbehorende stereotypen.
- De identiteit is gedeeld met andere groepsleden.
‘Ingroup identity’
De ingroup identity heeft betrekking op de identiteit die ontstaat binnen de groep zelf. De ingroup heeft de sterkste invloed op hoe mensen zich ontwikkelen. De ingroup bestaat namelijk uit mensen die psychologisch het dichtst bij je staan (bijvoorbeeld ouders en familieleden). Sociale identiteiten en sociale werkelijkheden worden gevormd, deze vormen de basis van inter-group gedrag (interacties tussen groepen).
Intergroup percepties
Een sociale identiteit kan politiseren, dit houdt in dat de tegenstelling tussen enerzijds de ingroup en anderzijds de outgroup een centrale positie inneemt binnen de sociale identiteit. Dit versterkt het conflict, maar is niet hetzelfde als radicalisatie.
Kenmerken van een conflict
Een conflict tussen groepen wordt gekenmerkt door:
- De ene groep is zich bewust van de aanwezigheid van de andere groep.
- Politisering.
- Er is een anticipatie op problemen met de andere groep (al dan niet voortkomend uit een geschiedenis van voorgekomen problemen).
- De eigen sociale identiteit dient beschermd en getoond te worden. De eer die bij de eigen groep hoort is gekrenkt.
- Escalatie geschiedt vervolgens geleidelijk.
Emoties
Volgens de klassieke theoriën over massa’s zijn de emoties die in een massaproces ontstaan irrationeel, primitief en overheersend. Volgens een model over appraisal processen uit de jaren 80, is de ervaren emotie afhankelijk van de bijbehorende appraisals (Lazarus & Folkman, 1980; Frijda, 1986). De eerste factor van dit model betreft de primaire appraisal. Indien de persoon iets motivationeel relevant vindt, is het vervolgens de vraag of een actie congruent of incongruent is. Daarna volgt de secundaire appraisal, dit betreft de toewijzing van verantwoordelijkheid en coping strategieën. Indien de actie congruent is, en de persoon zich zelf verantwoordelijk acht, volgt de emotie trots. Indien het congruent is, en de persoon een ander verantwoordelijk acht, volgt de emotie dankbaarheid. Indien de actie incongruent is, de persoon zichzelf verantwoordelijk acht en emotionele copingstrategieën toepast, volgt de emotie verdriet. Indien het incongruent is, de persoon zichzelf verantwoordelijk acht en problem focused copingstrategieën toepast, volgt de emotie spijt/ schaamte. Indien de actie incongruent is, het individu de ander verantwoordelijk acht terwijl hij of zij emotionele copingstrategieën toepast, volgt de emotie angst. En indien het incongruent is, de persoon iemand anders verantwoordelijk acht voor de daden terwijl deze persoon problem focused coping toepast, volgt de emotie woede/ walging.
Emoties en bijbehorende acties
Verschillende emoties kunnen verschillende acties faciliteren. Hierbij staan vier emoties en de bijbehorende typerende acties centraal:
- Boosheid/ verontwaardiging. Deze gevoelens kunnen leiden tot een behoefte aan protest.
- Minachting. Dit kan er voor zorgen dat men het object van de minachting gaat negeren en vermijden.
- Walging en angst. Deze emoties faciliteren de behoefte aan repressie en ontwijking.
- Wrok. Deze emotie kan leiden tot een behoefte aan wraak in de vorm van schade toebrengen aan de ander.
Emoties kunnen individueel of collectief zijn. Ze kunnen gebaseerd zijn op groepen of op individuen.
Kernemoties in een massa
Samenvattend zijn er bepaalde kernemoties te onderscheiden in een massa:
- De sociale identiteit van een massa kan zorgen voor een gevoel van blijdschap, verwantschap en macht.
- Het gedrag van de andere partij roept negatieve emoties op: verontwaardiging, minachting, walging, resulterend in wraakgevoelens. Deze gevoelens komen vaak voort uit een gevoel van onrechtvaardigheid.
- De context (namelijk de massale situatie) brengt arousal met zich mee (dit is technisch gezien geen emotie maar een toestand) en veroorzaakt angst indien er sprake is van een conflict.
Efficacy en macht
Het is een misvatting om de efficacy te zien als een rationele rekensom waarbij de mate van efficacy een product is van de kans op slagen en hoe belangrijk men de uitkomst vindt. Deze deelaspecten (kans op succes en de waardering van de uitkomst) zijn namelijk op zichzelf staande sociale processen. Hoe belangrijk een bepaalde uitkomst van een massale actie voor een persoon is hangt namelijk af van de ingroup waarin deze persoon zich bevindt.
Hoorcollege 5: Crowd management
Crowd management wordt gedefinieerd als alles omvattende de voorbereiding een event (zoals een muziekfestival). Eerst is er de preparatie fase, in deze fase worden bijvoorbeeld de bands geregeld en de kaartjes voor het festival verkocht. Deze fase duurt doorgaans lang. Vervolgens start crowd control, gedurende deze tijd probeert men de menigte in toom te houden om escalatie te voorkomen (simpelweg orde handhaven). Deze fase is vaak van korte duur en start met de mobilisatie van de menigte (mensen gaan naar het festival toe). Vervolgens starten de actie fase (het festival begint) en de demobilisatie, gedurende deze periode kan geweld ontstaan en hier is het cruciaal om de orde te handhaven en riot control toe te passen.
Het doel van crowd management is dus om een veilige massabijeenkomst te plannen. Keytermen bij crowd management zijn regeling en begeleiding. Dit kan men bereiken door onder andere:
- De locatie overzichtelijk houden door drankhekken en borden te plaatsen.
- Van te voren alvast uitstippelen wat men doet in geval van nood.
- Lange wachtrijen te voorkomen zodat mensen niet geërgerd raken.
- Te proberen om een goede communicatiecirkel te hebben met het publiek, het personeel en het bestuur.
Het doel van crowd control is het voorkomen van geweld, rellen en andere vormen van escalatie. Keytermen bij crowd control zijn preventie en proactie. Enkele manieren om dit te bereiken zijn:
- Kennis vergroten en de leiders en medewerkers goed opleiden.
- Proberen om de ‘harde kern’ van de relschoppers er uit te pikken en deze te verwijderen. Meestal is het slechts maar een klein gedeelte van de groep die aanzet tot vervelend gedrag en men moet dan ook proberen om deze kleine groep aan te pakken. Hierbij voorkom je het risico dat je een onschuldige omstander aanpakt waardoor onbedoeld meer escalatie ontstaat.
- De massa met respect benaderen en inlichten.
- Regels streng handhaven, al vanaf het begin.
Het doel van riot control is het verslaan van de tegenpartij. Hierbij vindt er een gevechtsactie plaats.
Enkele richtlijnen zijn:
- Kies een omgeving voor escalatie waarin de materiële schade beperkt zal blijven.
- Ontwikkel een duidelijke strategie en pas je strategie op het soort tegenstander aan.
- Probeer de tegenstanders bij elkaar te houden in een cluster.
- Pas duidelijke communicatie toe, zowel onderling als naar de tegenstander.
- Probeer de leiders van de tegenpartij uit te schakelen.
- Wees geduldig.
Soorten gevaar in massa’s
Er zijn drie soorten gevaar te onderscheiden in massa’s:
- Gevechten. Er zijn verschillende soorten gevechten, zowel op individueel als groepsniveau. Gevechten tussen groepen zijn het lastigst, vooral die met de politie. Gevechten zijn meestal van korte duur. Er wordt vaak gebruik gemaakt van projectielen, áls er al wapens aan te pas komen dan dient dit meestal slechts om de tegenstander te intimideren.
- Ongelukken. Ongelukken komen sowieso overal al voor, maar met massa’s zijn deze extra risicovol. De oorzaak is vaak onvoorspelbaar en toevallig. Ongelukken kunnen vaak opgelost worden met behulp van reddingsmiddelen.
- Gedrang. Dit is wegens verdrukking en vertrapping het meest gevaarlijk. Gedrang komt vaak door bewegende en dichte geclusterde massa’s (massa’s met meer dan drie mensen per vierkante meter). Gedrang kan alleen worden voorkomen via een goede voorbereiding op mogelijk gedrang; nauwe in- en uitgangen voorkomen, kruisende wegen voorkomen en noodplannen opstellen.
Uitvoering crowd management
Indien er een gebeurtenis plaatsvindt is het noodzakelijk om over voldoende kennis te beschikken met betrekking tot het handhaven van een menigte. Om over deze kennis te beschikken en om crowd management adequaat te kunnen uitvoeren zijn systematische observaties nodig. Bij het uitvoeren van crowd management worden vier fasen onderscheiden, binnen elke fase zijn er verschillende eisen om de crowd management succesvol te laten verlopen.
Ten eerste is er de voorbereidingsfase, deze bestaat uit:
- Een proactieve strategie opstellen.
- Contacten leggen en afspraken maken.
- Hulpmiddelen en hulpdiensten regelen.
Daarna is er de mobalisatiefase, deze omvat onder andere:
- Mogelijke problemen inschatten.
- Observaties doen (via bijvoorbeeld gesprekken met het leden van het publiek).
- Weten welke maatregel wanneer moet worden ingezet.
Vervolgens is er de actiefase, deze heeft betrekking op:
- Overzicht houden op de gebeurtenis.
- De juiste maatregel toepassen.
- Continu blijven observeren.
Tot slot is er de afloop, deze fase wordt bereikt zodra de actiefase tot een einde komt.
Risico Analyse Model (RAM)
Een ander hulpmiddel voor het onderzoeken van mogelijke risico’s is het Risico Analyse Model (RAM). Dit instrument neemt veel factoren in beschouwing. De gebeurtenis wordt geïdentificeerd aan de hand van informatie over onder andere de menigte, de context, de kwaliteit van de organisaties en strategieën van de beveiliging. Het voordeel van dit instrument is dat het zo veel factoren tegelijk kan verwerken en hiermee kan fungeren als hulpmiddel in het beslissingsproces over de uitvoering van het event en als hulpmiddel voor risicotaxatie.
Hoorcollege 6: Massacommunicatie/ Moderne media en de massa
Massacommunicatie
Sinds 1800 is de bevolkingsgroei sterk toegenomen. Het toegenomen aantal mensen op aarde zorgde er voor dat de maatschappij veranderde in een massamaatschappij. Dit bracht vele veranderingen met zich mee, waaronder: toegenomen verstedelijking, meer technologische mogelijkheden en een grotere afhankelijkheid van deze technologie, massacommunicatie (televisie, internet), massaconsumptie en een toenemende vraag naar producten en tot slot meer evenementen en mogelijkheden om zich te amuseren.
Modellen over communicatie
Communicatie wordt gedefinieerd als het overbrengen (en ontvangen) van informatie. Een belangrijk model met betrekking tot communicatie is ‘Dunbar’s Monkeysphere’ (1993). Dit model stelt dat het voor dieren die in groepsverband leven belangrijk is om sociale relaties te onderhouden en elkaar aandacht te geven. Indien dit niet gebeurt, ligt het dier uit de groep. Mensen zijn hierop geen uitzondering. Mensen onderhouden sociale relaties via communicatie.
Een simpel model over communicatie stelt dat de boodschap van de communicatie vaak begint met een feit. Vervolgens komt dat feit terecht bij de zender van de boodschap die het nodig acht om dit feit te verspreiden. De zender gebruikt een bepaald medium om deze boodschap te verspreiden waarna het bij de ontvanger terecht komt. Echter kunnen alle aspecten van dit proces, gedurende alle stadia van het proces, beïnvloed worden door zowel de eigenschappen als al het ruis die de communicatie met zich meebrengt. Hierdoor treedt er binnen de communicatie vervorming op.
Katz en Lazersfeld (1955) ontwikkelden de zogeheten ‘two step flow of communication’. Zij stellen dat massacommunicatie niet altijd effectief is aangezien de boodschap niet altijd gehoord en/ of begrepen wordt. Indien de boodschap binnen een groep belandt, wordt deze boodschap vaak besproken en daarbij vervormd. Dit heet een milling proces. Hierbij wordt de meeste waarde gehecht aan de mening van invloedrijke personen, ook wel ‘opinion-leaders’. Derhalve is het belangrijk om deze opinion- leaders gericht te benaderen.
In de jaren 60 van de vorige eeuw publiceerde Marshall McLuhan ‘understanding media’. Hierin beschreef hij hoe de sociale wereld beïnvloed wordt door de technologie waarmee men communiceert. Het medium dat gebruikt wordt om te communiceren bepaald de mogelijkheden tot communicatie en heeft daarom invloed op de sociale organisatie. Zo is er bijvoorbeeld met de intrede van de televisie meer nadruk komen te liggen op de visuele aspecten van een communicatieve boodschap.
Een ‘global village’ verwijst naar het fenomeen dat er wegens de hoge snelheid van informatieverspreiding en de nadruk op visuele beelden weer sprake is van een soort stamachtige samenleving. Hierdoor zullen angst, rages (iets wat plotseling erg populair is), hypes (door media gecreëerde rage) en scares (angstopwekkende hype) toenemen. Bijvoorbeeld oorlogen die zich ver weg afspelen kunnen via de televisie op psychologische wijze impact hebben op mensen die niks met de desbetreffende oorlog te maken hebben. De media bepalen hierin welke boodschappen overgedragen worden.
- 1 of 2153
- next ›
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the topics and taxonomy terms
- The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Check or follow your (study) organizations:
- by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
- this option is only available trough partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- by following individual users, authors you are likely to discover more relevant study materials.
- Use the Search tools
- 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
- The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Field of study
- All studies for summaries, study assistance and working fields
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
Add new contribution