Bosman (HvJ 15-12-1995, Zaak C-415/93)
Feiten
I.c. gaat het om een prejudicieel verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag, van het Hof van Beroep te Luik (België), in de gedingen tussen VZW Koninklijke Belgische Voetbalbond, Royal Club Liégeois SA en de UEFA enerzijds en J.-M. Bosman anderzijds.
De Belgische beroepsvoetballer, Jean-Marc Bosman, speelde in 1990 bij de Belgische voetbalclub RC Luik. Na afloop van zijn contract, in de zomer van 1990, wilde hij vertrekken naar een andere club, te weten het Franse USL Dunkerque. Er ontstond een geschil omdat Bosman beweerde dat de Belgische Voetbalbond en de transferregels van de UEFA-FIFA zijn transfer naar een Franse club verhinderde. Volgens hem stond de hoge transfersom aan zijn transfer in de weg. Hij voerde daarom een rechtszaak tegen VZW Koninklijke Belgische Voetbalbond, Royal Club Liégeois SA en de UEFA. Bosman voerde aan dat de transferregels en nationaliteitsregels in het voetbal in strijd waren met het vrije verkeer van werknemers.
In dit kader vorderde hij bij de Belgische rechter dat verklaard zou worden dat de transferregels en de nationaliteitsclausules niet op hem van toepassing waren omdat deze in strijd zouden zijn met het Verdrag van Rome inzake de mededinging en het vrije verkeer van werknemers.
Hof van Justitie
De Belgische rechter verwees de zaak naar het Europese Hof van Justitie en verzocht een prejudiciële beslissing. Het Hof moest onderzoeken of de transfersommen na het aflopen van een contract en de nationaliteitsclausules in strijd waren met artikel 48 EEG-verdrag.
Het Hof stelde Bosman in het gelijk. Wanneer het contract van een voetballer is afgelopen, kan men niet langer een transfersom vragen.
Volgens het Hof verzet artikel 48 EEG-Verdrag zich tegen de toepassing van door sportverenigingen vastgestelde regels, volgens welke een beroepsvoetballer die onderdaan is van een Lidstaat, bij het verstrijken van het contract dat hem aan een club bindt, door een club van een andere Lidstaat alleen in dienst kan worden genomen, als deze club aan de club van herkomst een transfer-, opleidings- of promotievergoeding heeft betaald.
Verder geeft het Hof aan dat artikel 48 EEG-Verdrag zich verzet tegen de toepassing van door sportverenigingen vastgestelde regels, volgens welke de voetbalclubs voor de door hen georganiseerde competitiewedstrijden alleen een beperkt aantal beroepsspelers mogen opstellen die onderdaan zijn van een andere Lidstaat.
Kern: de transferregeling die een voetballer belemmerd om in een andere lidstaat bij een club te voetballen, is in strijd met het vrije verkeer.
Add new contribution