Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen IV

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

Voor een codificatie worden drie kenmerken wezenlijk geacht, als er één ontbreekt dan is er geen sprake van een codificatie. Welke drie kenmerken heeft een codificatie?

Vraag 2

Waarom voelden de plebejers zich rechteloos en teleurgesteld na de uitvaardiging van de Wet der twaalf tafelen?

Vraag 3

Men kan volhouden dat de wet volledig, onuitputtelijk is en dat de wet altijd spreekt. Wat betekent de zinspreuk lex semper loquitur? (De wet spreekt altijd).

Vraag 4

Er zijn verscheidene interpretatiemethoden. Wat is de authentieke interpretatie?

Vraag 5

Het Corpus Iuris Canonici (het corpus van het canonieke recht) bestaat uit vijf rechtsboeken. Welke twee van de vijf rechtsboeken zijn te beschouwen als een codificatie?

Vraag 6

Wie was de eerste koning van Nederland?

Vraag 7

Heeft de praetor een wetgevende bevoegdheid gehad?

Vraag 8

Als zich er een geval voordoet waardoor de Zwitserse rechter geen onmiddellijke oplossing vindt in de wet, hoe moet de Zwitserse rechter hier dan mee omgaan?

Vraag 9

Heeft de Hoge Raad in Nederland een wetgevende bevoegdheid?

Vraag 10

Hadden de parlementen (de gerechtshoven) in Frankrijk een wetgevende bevoegdheid?

Vraag 11

Feodaliteit was voornamelijk in de middeleeuwen erg populair. Wat wordt er verstaan onder het beneficium?

Vraag 12

Waarom is in Nederland al het recht rechtersrecht?

Vraag 13

Wat is de mos italicus?

Vraag 14

Op den duur komt er een methode tegenover de mos italicus te staan. Welke methode is dit?

Vraag 15

Welke verschillen bestaan er tussen het Allgemeines Landrecht für die Preussischen Staaten (ALR) en het Allgemeines Bürgerliches Gesetzbuch (ABGB)?

Vraag 16

Wat bedoelde Montesquieu met het feit dat hij de rechter beschouwde als de mond van de wet, de ‘bouche de la loi’?

Vraag 17

Welk uitgangspunt koos Jeremy Bentham voor zijn codificaties?

Vraag 18

Wat werd beoogd met het zogeheten ‘Placaet van Verlatinghe’?

Vraag 19

Op welk moment werd Karel de Grote gekroond tot keizer?

Vraag 20

Stel als Karel de Grote wist wat er ging gebeuren bij zijn kroning, waarom was hij dan nooit gekomen naar de kerk?

Vraag 21

Bij het toepassen van een wet door de rechter wordt verschil gemaakt tussen ‘interpretation’ en ‘construction’. Wat is het verschil?

Vraag 22

Waartoe dienden koninklijke ‘writs’ en wat waren deze koninklijke ‘writs’ van oorsprong?

Vraag 23

Toepassing van het Europees recht is aan een bepaalde rechter voorbehouden. Welke rechter is dit?

Antwoordindicatie

Vraag 1

De drie kenmerken voor een codificatie zijn:

  1. Er is een overheid, die gezag uitoefent over haar onderdanen;
  2. Het recht is op schrift gesteld;
  3. De volledigheid van dat recht, die bewerkstelligd wordt door het machtswoord van de overheid, dat aan dat recht een exclusieve gelding verleent.

Vraag 2

HIII; Lex XII Tabularum

De uitleg van de wettekst is belangrijker dan de wettekst zelve. Echter bleef de uitleg in handen van de patriciërs, die de regels volgens welke zij de twaalftafelen interpreteerden, niet openbaar maakten. De plebejers hadden geen toegang tot de interpretatie en voelden de plebejers zich rechteloos en evenzeer overgeleverd aan de willekeur van de patricische rechters. Daar kwam pas verandering in toen Gnaeus Flavius de interpretatie openbaar maakte.

Vraag 3

HI; De rechter

De wet blijft eeuwig jong door de onbeperktheid van uitlegging veroudert de wet namelijk niet. De wet blijft zo jong als de rechter haar ziet. Hierdoor kent de wet geen leemten en is zij nimmer onvolledig, vandaar de oude zinspreuk; de wet spreekt altijd. (Lex semper loquitur).

Vraag 4

HI; De wetgever

Een authentieke interpretatie is een gezaghebbende uitleg door de wetgever. Als voorbeeld kan Justinianus genoemd worden, Justinianus heeft namelijk in verschillende verordeningen zijn eigen wetten uitgelegd.

Vraag 5

HIV: Corpus Iuris Canonici

Het Decretum van Gratianus en de Decretalen van Gregorius IX zijn als een codificatie te beschouwen. De Liber Sextus van Bonifacius VIII is evenwel als een codificatie op te vatten.

Vraag 6

HVII; Eenheidsstaat en codificatie

De eerste koning van Nederland was Willem I, een zoon van de in 1795 verdreven laatste stadhouder Willem V.

Vraag 7

HIII; Ius civile en ius praetorium

Ja, de praetor heeft op ruime schaal gebruik gemaakt van zijn wetgevende bevoegdheid. De praetor had het imperium en vaardigde op grond daarvan edicten uit, die alle Romeinse burgers bonden, maar niet langer van kracht waren dan zijn imperium duurde, namelijk één jaar.

Vraag 8

HVIII; Het ‘Zivilgesetzbuch’ (1912)

Ondanks dat de wet geen onmiddellijke oplossing biedt, blijft de Zwitserse rechter wel gebonden aan de wet. De Zwitserse rechter hoeft in zijn oplossing niet door een interpretatie onder woorden van een bestaand wetsartikel te brengen, maar de wet biedt Zwitserse rechter een systematisch kader waarbinnen zijn oplossing moet passen. Art. 1 ZGB biedt de Zwitserse rechter geen volmaakte vrijheid.

Vraag 9

HI; De rechter

Nee, de Hoge Raad heeft geen wetgevende bevoegdheid. Anders dan de Engelse rechter de bevoegdheid heeft om een zelfstandige, nieuwe regel uit te vaardigen, indien naar zijn oordeel geen precedent voorhanden is, heeft de Hoge Raad deze bevoegdheid niet.

Vraag 10

HV; De parlementen (gerechtshoven)

Ja, de parlementen hebben zich niet beperkt tot hun rechtsprekende taak, maar de koning stond een deel van de wetgevende bevoegdheid af aan de parlementen. Zij konden als bewaarnemers maatregelen uitvaardigen die niet alleen voor de procederende partijen golden maar voor alle onder hun jurisdictie vallende inwoners. Deze verkapte wetten van de parlementen werden in de vorm van een arrest (een rechterlijke uitspraak) gegeven en werden ook wel ‘arrêts de règlement’ genoemd.

Vraag 11

HIV; Feodaliteit, belening en leenrecht

In de vroege Middeleeuwen werd het al gebruikelijk dat een magnaat een stuk grond ter beschikking stelde aan zijn vazallen waarvan die moesten leven. Dit stuk grond wordt wel het beneficium genoemd. De vazalliteit kreeg op deze wijze naast een persoonlijk aspect ook een zakelijk aspect.

Vraag 12

HVII; Codificatie en hercodificatie

Omdat de organische ontwikkeling van het recht in handen van de rechterlijke macht is. De verdere ontwikkeling van het privaatrecht is overgelaten aan de jurisprudentie. Anders dan in Engeland waar het recht principieel gecodificeerd is.

Vraag 13

HIV; De commentatoren en de ‘mos italicus’

De mos italicus is een Italiaanse methode. De mos italicus past de Corpus Iuris toe op de moderne praktijk en het is slechts een toepassing die mogelijk was door een ruime interpretatie van de tekst van het Justianus wetboek.

Vraag 14

HV; ‘Mos gallicus’ tegenover ‘mos italicus’

Dit is de mos Gallicus. Op den duur komen mos Gallicus en mos Italicus tegenover elkaar te staan.

Vraag 15

HVI; Het Allgemeines Bürgerliches Gesetzbuch (ABGB)

Het ALR heeft zijn praktische betekenis verloren en was een encyclopedische codificatie het bevatte zowel publiekrecht, strafrecht als burgerlijk recht en daarnaast was het ALR bedoeld als subsidiaire rechtsbron. Het verschil met het ABGB is dat het alleen een deelcodificatie bevat met uitsluitend burgerlijk recht. Daarnaast was het ABGB opgezet als een exclusieve codificatie van het burgerlijke recht.

Vraag 16

HI; De wetgever

Montesquieu bedoelde hiermee dat de rechter alleen fungeert als een machine en feiten mag oplezen, maar dat de rechters niet mogen interpreteren.

Vraag 17

HX; ‘Common law’ en ‘equity’ na 1876

Jeremy Benthem grondde zijn codificaties op het utility-beginsel. Jeremy Bentham was van oordeel dat een rechtsregel niet gebaseerd moest zijn op de subjectieve rede van de ontwerper, maar op de mate waarin die regel een bijdrage levert aan ‘the greatest happiness of the greatest possible number’.

Vraag 18

HVII; De staatsinrichting

Bij het ‘Placaet van Verlatinghe’ hadden de opstandige gewesten hun landsheer Filips II in 1581 afgezet.

Vraag 19

HIV; Paus en keizer

In de kerstnacht van het jaar 800 werd Karel de Grote gekroond tot keizer door paus Leo III.

Vraag 20

HIV; Paus en keizer

Omdat vanaf dat moment het conflict tussen paus en keizer om de suprematie, het hoogste gezag is ontstaan. Doordat de Paus de keizerskroon op Karel de Grote plaatste, symboliseerde dit dat de keizer zijn waardigheid uit handen van de paus ontving en de paus hoger stond dan het wereldlijke gezag, namelijk de keizer.

Vraag 21

HX; Interpretatie van wetgeving

Tussen ‘interpretation’ en ‘construction’ maken Engelse juristen een subtiel onderscheid. Men verstaat onder interpretation het normale taalkundig proces waardoor aan een woord een betekenis wordt gehecht, iedere wet moet dus worden geïnterpreteerd. Daarentegen is construction een proces waarbij aan dubbelzinnige of onduidelijke bepalingen in een wet een duidelijke betekenis toegekend wordt.

Vraag 22

HX; De centralisering van de rechtspraak

Een writ was een geschrift dat een bevel van de koning behelsde en deze writ werd opgeteld door zijn kanselarij, de ‘Lord Chancellor’ was hiervan het hoofd. De koning kon een writ uitvaardigen wanneer een onderdaan de koning om rechtsbescherming verzocht.

Vraag 23

HXI; Het Europese Hof van Justitie te Luxemburg

De toepassing van het Europees recht is aan het Europese Hof van Justitie voorbehouden. Het Europees Hof van Justitie is bevoegd om kennis te nemen van geschillen waarbij een regel van Europees recht in het geding is tussen burgers van een lidstaat onderling of tussen een lidstaat en één van zijn burgers.

Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.