Begrippenlijst_Psychische stoornissen

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Hoofdstuk 6: Somatoforme en dissociatieve stoornissen

Antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASPD)

Deze mensen zijn vaak ongevoelig voor straf en andere negatieve gevolgen van hun impulsieve gedrag. Ook vertonen ze weinig angst en schuldgevoel

Body dysmorphic disorder

Dit is een stoornis waarbij men er normaal uitziet, maar geobsedeerd is door een bepaald lelijk gevonden lichaamsdeel of waar het algemeen uiterlijk van iemand lelijk gevonden wordt

Conversiestoornis

Hierbij gaat het vaak om fysieke disfunctioneren, zoals verlamming, blindheid of spraakproblemen, zonder dat er een duidelijke fysieke of organische oorzaak teruggevonden kan worden. De neurologische systemen in het lichaam zijn nog intact

Depersonalisatiestoornis

Hierbij verliest iemand het gevoel van eigen realiteit, alsof men in een droom zit en vanaf een afstand naar zichzelf kijkt. Iemand staat dan los van zichzelf en er is minder emotionele expressie

Derealisatie

Hierbij staat iemand los van de wereld. Dingen kunnen van vorm of grootte veranderen. De omgeving verandert

Dissociatieve amnesie

Individuen die zich niets kunnen herinneren, inclusief wie ze zijn, lijden aan een gegeneraliseerde amnesie. Individuen die zich bepaalde specifieke gebeurtenissen tijdens een specifieke periode niet kunnen herinneren, bijvoorbeeld trauma’s, lijden aan een gelokaliseerde of selectieve amnesie

Dissociatieve fugue

Geheugenverlies wordt hierbij gecombineerd met een onverwachte trip. Vaak gaan individuen dan weg en vinden ze zichzelf later op een nieuwe plek, terwijl ze zich niet kunnen herinneren waarom of hoe ze daar gekomen zijn. Soms neemt een individu tijdens de trip een nieuwe identiteit aan, of ontstaat er verwarring over de oude identiteit

Dissociatieve identiteitsstoornis (DID)

Hierbij is er sprake van het aannemen van een nieuwe (of meerdere) identiteit(en). Elke identiteit heeft zijn eigen gedrag of stem en de identiteiten zijn vaak onafhankelijk van elkaar. De verschillende identiteiten worden ‘alters’ genoemd. De identiteit die uiteindelijk om een behandeling vraagt wordt gezien als de gastidentiteit (‘host identity’). Dit hoeft niet per se de originele persoonlijkheid te zijn

Dissociatieve stoornissen

Wanneer een individu het gevoel heeft dat hij losstaat van zichzelf, van de wereld en van herinneringen, dan is er sprake van een dissociatie

Dissociatieve trance stoornis (DTD)

Dit zijn dissociaties die cultureel bepaald zijn. In veel gebieden op de wereld komen dissociatieve fenomenen als trance of bezetenheid voor. Dissociatieve symptomen zorgen vaak voor veranderingen in persoonlijkheid. Deze veranderingen worden vaak toegeschreven aan bezetenheid

Hypochondrie

Deze mensen worden erg bang van de gedachte dat er een kans is dat ze zo ernstig ziek zijn. Vaak kan er geen duidelijke oorzaak voor de lichamelijke klachten teruggevonden worden. De stoornis wordt gekenmerkt door angst

Pijnstoornis

Over pijnstoornissen is er weinig bekend. In het begin kunnen er duidelijke fysieke redenen voor pijn aanwezig zijn, maar na verloop van tijd kunnen psychologische factoren een groot rol spelen in het onderhoud van de stoornis, met name angst die gefocust is op het ervaren van pijn

Somatisatiestoornis

Hierbij is er sprake van een groot aantal fysieke klachten zonder oorzaak. Bij somatisatiestoornis wil iemand ziek blijven en stelt diegene het uit om naar de arts te gaan. Ziek zijn wordt gezien als de identiteit van het individu

Somatoforme stoornis

Deze mensen zijn continu bezig met het uiterlijk of het functioneren van hun lichaam. Ze maken zich ernstig zorgen om de minst fysieke klachten en gaan dan ook vaak op zoek naar de hulp van de huisartsen

 

Hoofdstuk 8: Eet- en slaapstoornissen

Angst- en stemmingsstoornissen

Komen ook voor in de families met eetstoornissen en andere negatieve emoties. Samen met de stemmingsintolerantie kan het bingen uitlokken

Anorexia nervosa

Hierbij eet iemand het minimale hoeveelheid voedsel, zodat het gewicht vaak ernstig daalt, waarmee ze vaak hun leven in gevaar brengen. Er zijn twee vormen: de restricting type (zo min mogelijk calorieën innemen) en de binge-eating-purging type (afhankelijk zijn van purging). Bij de binge-eating-purging type is er sprake van bingen op een kleine hoeveelheid voedsel, en purgen ze ook vaker

Antidepressiva

Is op korte termijn ook effectief bij eetstoornissen. Effectiviteit wordt gemeten door de vermindering van de frequentie van bingen en de percentage patiënten die stoppen met purgen

Binge-eating disorder (BED)

Hierbij is er wel sprake van binge eten, maar compenseren ze het niet door andere gedragingen waardoor ze de diagnose boulimia niet kunnen krijgen. Meer dan de helft van de BED patiënten heeft eerst geprobeerd te diëten voordat ze begonnen met bingen

Boulimia nervosa

Bij boulimia nervosa is er sprake van eetbuien waarbij iemand de controle verliest (‘binges’), waarna iemand vervolgens het eten weer probeert kwijt te raken door te overgeven, het gebruiken van laxeermiddelen of andere methodes. Er zijn twee vormen: de purging type en de nonpurging type. De purging type maakt gebruik van technieken als overgeven en het gebruik van laxeermiddelen en diuretica. De nonpurging type maakt gebruik van het sporten en vasten, en komt niet zo vaak voor

Circadiaans ritmestoornissen

Wordt gekenmerkt door een verstoorde slaap (hypersomnia of insomnia), veroorzaakt door het onvermogen van het brein om de slaappatronen met de op dat moment geldende dag-en-nacht patronen te synchroniseren

Cognitieve gedragstherapie (CBT)

Dit is op korte termijn, gericht op het behandelen van eetgedrag en geassocieerde attitudes over lichaamsgewicht en vorm, belangrijk bij boulimia. Er worden coping strategieën aangeleerd om bingen en purgen tegen te gaan

Dyssomnia’s

Hebben te maken met moeilijkheden om in slaap te vallen, problemen met de timing van slaap (als je bijvoorbeeld nog om 2 uur ’s nachts wakker ligt terwijl je om 9 uur ’s ochtends college hebt) en klachten over de kwaliteit van slaap

Hypnagogische hallucinaties

Levensechte en angstaanjagende gebeurtenissen aan het begin van de slaap, waar alle zintuigen bij betrokken zijn

Interpersoonlijke psychotherapie (IPT)

Is ook effectief bij bingen, hierbij richt men zich op het verbeteren van het interpersoonlijke functioneren

Kataplexie

Het plotselinge verlies van spierspanningen en komt voor als iemand wakker is. Vaak kan het door een sterke emotie uitgelokt worden. Het is het gevolg van het plotseling optreden van de REM slaap

Lage serotonine-activiteit

Dit wordt geassocieerd met impulsiviteit en binge eten

Nachtelijke eetsyndroom

Hierbij eet men tijdens het slaapwandelen

Narcolepsie

Deze mensen hebben naast slaperigheid overdag ook last van kataplexie, slaapverlamming en hypnagogische hallucinaties

Obesitas

Hiervan bestaan twee vormen, BED is er één van, de andere is het nacht eetsyndroom, waar de meerderheid van de patiënten met obesitas last van heeft. Hierbij wordt een derde van de dagelijkse caloriën na de avondmaaltijd genomen en gaan ’s nachts minstens één keer uit bed om een calorierijke snack te eten

Parasomnia’s

Worden gekenmerkt door abnormaal gedrag of fysiologische gebeurtenissen die tijdens het slapen voorkomen. Stoornissen die hier onder vallen zijn: nachtmerries, slaapterrors en slaapwandelen

Parasomnia’s

Er zijn twee soorten parasomnia’s: parasomnia’s die tijdens de NREM-slaap optreden (sleep terrors en slaapwandelen) en parasomnia’s die tijdens de REM-slaap optreden (nachtmerries en dromen)

Polysomnographische evaluatie (PSG)

Een instrument om slaap mee te onderzoeken. Verschillende dingen worden hiermee gemeten: ademhaling, zuurstofopname, beenbewegingen, hersenactiviteit , oogbewegingen, spierbewegingen en hartactiviteit. Ook moet er overdag naar het gedrag gekeken worden en moeten typische slaappatronen genoteerd worden

Primaire hypersomnia

Hierbij gaat het er om dat iemand teveel slaapt. Mensen die de hele nacht slapen, vallen meerdere malen overdag ook weer in slaap. ’s ochtends wanneer ze wakker worden zien ze er vaak uitgerust uit. Toch klagen ze dan nog over vermoeidheid

Primaire insomnia

Onder insomnia wordt verstaan: problemen om in slaap te vallen, in slaap te blijven, te vroeg wakker worden of niet uitrusten tijdens de slaap. ‘Primair’ geeft aan dat de klacht niet aan andere medische of psychiatrische problemen gerelateerd is

Reverse anorexia nervosa

Komt uitsluitend bij mannen voor, zij maken zich extreem zorgen over dat ze smal lijken, ook al zijn ze in werkelijkheid gespierd. Veel mannen vermijden dan het strand, kleedruimtes en andere ruimtes waar hun lichaam gezien kan worden. Deze mannen zijn ook vaker geneigd om steroïden te gebruiken

Slaap terrors

Komen het meest bij kinderen voor. Tijdens de slaap terrors zijn kinderen die dit hebben vaak erg angstig en moeilijk wakker te maken of te troosten. Vaak herinneren kinderen zich er ook niets van

Slaapapneu

Hierbij valt de ademhaling tijdens de slaap af en toe tien tot dertig seconden stil. Er bestaat obstructieve slaapapneu, voornamelijk gekenmerkt door veel snurken, centrale slaapapneu, waarbij de ademhaling helemaal stilvalt en gemixte slaapapneu, een combinatie van beide

Slaapefficiëntie (SE)

Het aantal uur in slaap gedeeld door het aantal uur in bed

Slaapstoornissen

Een slaaptekort heeft voor ons mentale, lichamelijke en sociale gevolgen. Psychologische factoren spelen bij slaaptekort vaak ook een rol. De combinatie van een psychologische of ontwikkelingsstoornis en een slaapprobleem is veelvoorkomend. Depressie wordt vooral vaak geassocieerd met slaapproblemen

Slaapverlamming

Hierbij kan men na het wakker worden of vlak voor het in slaap vallen een korte periode niet bewegen of spreken

Slaapwandelen (Somnambulisme

Komt voor tijdens de NREM slaap. Men kan het bed verlaten, maar dit hoeft niet: iemand kan ook gewoon rechtop in bed zitten. Men is moeilijk wakker te maken en heeft geen herinnering van wat er is gebeurd

Toxische omgeving

Als overmatige consumptie gecombineerd word met een inactieve levensstijl, dan is het niet vreemd dat de prevalentie van obesitas toeneemt

 

Hoofdstuk 9: Fysieke stoornissen en gezondheidspsychologie

AIDS

Wanneer iemand besmet raakt met het HIV–virus, is het verloop van de ziekte erg variabel. Na enkele maanden of soms zelfs jaren ontstaan er lichte gezondheidsklachten. Als de ziekte echt ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid, wordt het pas AIDS genoemd. De meeste mensen overlijden binnen een jaar na de diagnose

Angina pectoris

Hierbij is de borstpijn het volg van een gedeeltelijke blokkade

Antigenen

Lichaamsvreemde stoffen, worden verwijderd door het immuunsysteem

Atherosclerose

Hierbij zit er een vettige substantie in de slagaders. Dit leidt tot een blokkade

B-Cellen

Deze cellen zoeken in het bloed naar antigenen. Als taak hebben ze het neutraliseren van antigenen. Geheugen-B-cellen zorgen dat er na een eerste infectie sneller gereageerd kan worden op een bepaald antigen

Beroerte (CVA)

Hierbij worden de bloedvaten in de hersenen tijdelijk geblokkeerd. Hierdoor ontstaat er zuurstoftekort in het brein en dit leidt tot tijdelijke of permanente breinschade

Biofeedback

Door middel hiervan worden mensen zich bewust van lichaamsprocessen die vaak ongemerkt plaatsvinden. Ook leert men deze processen direct te controleren

Chronisch vermoeidheidssyndroom (CFS)

Heeft nog geen bewezen oorzaak. Individuen hebben hierbij last van onder andere geheugenverslechtering, pijn, hoofdpijn en slaapproblemen. Het is mogelijk ook een reactie op stress

Chronische pijn

Vaak heeft dit een psychologische en/of sociale component. Er wordt onderscheid gemaakt tussen pijn en pijngedrag. Pijn is een subjectieve ervaring. Pijngedrag is gedrag dat men vertoont als gevolg van pijn

Coronaire hartziekten (CHD)

Hierbij zijn de slagaders, die bloed naar de hartspier vervoeren, geblokkeerd

Gate-control theorie

Benadrukt zowel de psychologische als de fysieke factoren van pijn. Volgens deze theorie bepaalt de dorsale hoorn van het ruggenmerg (‘gate’) of informatie wordt doorgegeven. Als de stimulatie intens is, dan gaat de gate open en worden de pijnsensaties doorgegeven. Kleine vezels (A-delta en C) openen de poort, terwijl grote vezels (A-beta) de poort sluiten. Ook informatie uit de hersenen heeft invloed op de poort

Gedragsgeneeskunde

Hierbij wordt kennis, afgeleid van gedragswetenschap, toegepast om medische problemen te voorkomen, te diagnosticeren en te behandelen. Dit is een interdisciplinair veld

General adaptation syndrome (GAS)

De drie fases van stress, zoals genoemd door Selye: Alarmfase, resistance fase en uitputtingsfase

Gezondheidspsychologie

Dit wordt als een deel van de gedragsgeneeskunde gezien, en is geen interdisciplinaire veld. Psychologische factoren die belangrijk zijn om de gezondheid te bevorderen en te behouden worden hier bestudeerd

Hartaanval

Hierbij zit de ader vol met plaque, waardoor het weefsel afsterft

HIV

Valt de T-helpercellen aan en verlaagt zo het immuunsysteem

Hoge bloeddruk

Ontstaat als bloedvaten zich vernauwen en er dus meer bloed door de aderen stroomt

Immuunsysteem

Wordt aangetast door stress, dit kan al na twee uur te zien zijn. Dit komt doordat het lichaam het immuunsysteem op een laag pitje zet wanneer er gereageerd moet worden op stressoren

Ischemie

Hierbij is er een vernauwing in de slagaders als gevolg van plaque. Dit leidt tot bloed deficiëntie

Macrofagen

de ‘first line of defense’. Ze sluiten geïdentificeerde cellen gelijk in en vernietigen ze. Ook geven ze een boodschap door aan lymfocyten (B-cellen en T-cellen)

Psychoneuroimmunologie

Houdt zich voornamelijk bezig met de psychologische invloeden op de neurologische reacties die betrokken zijn bij immunologische reacties

Psycho-oncologie

Een richting waarin men kijkt naar het verband tussen psychosociale factoren en kanker

Resistance fase van stress

Wanneer stress na een initiële alarmreactie aanblijft. In deze fase probeert men op allerlei manieren met de stress om te gaan (coping strategieën worden gebruikt)

Stress

De fysiologische reactie van het individu op een stressor. Tijdens het hebben van stress wordt het sympathische zenuwstelsel geactiveerd. Het sympathische zenuwstelsel activeert interne organen die het lichaam voorbereiden op het vluchten-of-vechten reactie

Stressmanagement-programma’s

Kunnen ook tot pijnreductie leiden. Men krijgt hierdoor een beter inzicht in de stress en de symptomen daarvan. Als tweede leert men hoe je beter met stress om zou kunnen gaan

T-Cellen

Werken meer in het vaste weefsel. Killer-T-cellen doden infecties en kankercellen meteen. Geheugen-T-cellen zorgen ervoor dat in het vervolg de reactie nog sneller is. Andere T-cellen helpen het immuunsysteem te reguleren. T-helpercellen (T4) lichten B- en T-cellen in over de aanwezigheid van antigenen. T-onderdrukker cellen onderdrukken de aanmaak van antilichamen wanneer dit niet meer nodig is

Type-A persoonlijkheid

Vaak ongeduldige, drukke en vijandige mensen. Hebben een grotere kans op coronaire hartziekten

Type-B persoonlijkheid

Zijn vaak juist rustig en relaxed

Uitputtingsfase van stress

Wanneer de stress te lang aanhoudt of te hevig is, kan in deze fase schade of de dood optreden

 

Hoofdstuk 10: Seksuele stoornissen en gender identiteitsstoornis

Cyproterone acetate

Deze medicatie zorgt ervoor dat seksuele verlangens en fantasieën verdwijnen doordat het testosteronlevels dramatisch verlaagd worden. Het wordt ook wel chemische castratie genoemd

Erotophobia

Ontstaat wanneer mensen al vroeg leren dat seksualiteit negatief kan zijn. Hierbij kunnen trauma’s een rol spelen

Exhibitionisme

Het seksueel bevredigd worden door het blootstellen van de eigen genitaliën aan vreemden die het niet verwachten. Dit wordt soms geassocieerd met een lage educatie

Fetisjisme

Men voelt zich hierbij aangetrokken tot niet-levende objecten

Frotteurisme

Het opgewonden raken door lichamelijk contact (aanwrijving) met onbekenden

Gender identiteitsstoornis

Hierbij is er sprake van een psychologisch ontevredenheid over iemand zijn eigen geslacht. Dit is niet een seksuele stoornis, maar eerder en verstoring in iemand zijn identiteit

Gender non-conformiteit

Houdt in dat mannen zich op een vrouwelijke manier gedragen of vrouwen zich op een mannelijke manier gedragen

Interseks individuen

Ook wel hermafrodieten, dit zijn individuen die met zowel vrouwelijke als mannelijke genitalia geboren zijn, geassocieerd met hormonale of fysieke abnormaliteiten

Medroxyprogesterone

Dit is een hormonaal product dat ook de testosteronlevels verlaagt. Deze medicatie kan erg nuttig zijn om gevaarlijke seksuele wetovertreders aan te pakken, die niet op alternatieve behandelingen reageren

Orgasmestoornissen

Deze komt zowel bij de vrouwen als de mannen voor. De meest voorkomende stoornis bij de mannen is de vroegtijdige ejaculatie

Parafilie

Hierbij is er sprake van een seksuele afwijking

Pedofilie

Een sterke seksuele aantrekking tot kinderen. Incest is een type pedofilie waarbij het slachtoffer familie is van de dader

Psychofysiologische beoordeling

Hierbij wordt de vaardigheid van individuen om seksueel opgewonden te raken onder verschillende condities onderzocht. Bij mannen wordt dit gedaan doormiddel van een ‘penile straun gauge’ en bij vrouwen wordt dit gedaan met behulp van een ‘vaginal photoplethysmograph’

Scripttheorie

Dit houdt in dat we allemaal volgens een script functioneren die sociale en culturele verwachtingen reflecteren en die ons gedrag stuurt. Dit kan een rol spelen in seksuele disfuncties

Seksueel disfunctioneren

Hierbij heeft iemand problemen om tijdens seksuele gemeenschap normaal te functioneren

Seksueel masochisme

Het opgewonden raken bij het ervaren van vernedering of pijn

Seksueel sadisme

Het opgewonden raken bij het vernederen van anderen, of bij anderen pijn toe te brengen

Seksuele pijnstoornissen

Hier onder vallen dyspareunie en vaginisme. Bij dyspareunie wordt pijn geassocieerd met seksueel activiteit en kan zowel bij vrouwen als mannen voorkomen. Vaginisme komt alleen bij vrouwen voor. Hierbij zorgen spiersamentrekkingen in de vagina bij het penetreren voor pijn

Sensate focus / nondemand pleasure

Een behandeling voor seksueel disfunctioneren waarbij men leert om simpelweg alleen te verkennen en te genieten. In het begin richt men zich op de niet genitale aspecten. Later ook de genitale aspecten

Sex reassignment surgery

Het aanpassen van de anatomie aan de gender-identiteit. De eisen om deze operatie te mogen ondergaan is dat iemand 1 tot 2 jaar als het andere geslacht moet leven om er zeker van te zijn dat ze de operatie willen. Ook moeten ze zowel sociaal, psychologisch als financieel stabiel zijn

Stoornis met seksueel verlangen

Stoornissen die hier onder vallen zijn een hypoactief seksuele verlangenstoornis (weinig of geen verlangen in seksueel gemeenschap) en seksueel aversie stoornis (aversie voor en vermijding van seksueel gemeenschap). De interesse in seksuele relaties is erg laag en bestaat bij deze stoornissen soms niet

Stoornissen van seksuele opwinding

Stoornissen die hier onder vallen zijn de mannelijke erectiestoornis (problemen op erecties te krijgen of te behouden) en vrouwelijke seksuele opwindingsstoornis (problemen met de vaginale lubricatie)

Transvestisch fetisjisme

Dit is een parafilie,  waarbij individuen (meestal mannen) opgewonden raken door het dragen van kleding van het andere geslacht

Voyeurisme

Het seksueel opgewonden raken door het observeren van mensen die niets vermoeden terwijl ze zich staan uit te kleden of terwijl ze naakt zijn

 

Hoofdstuk 11: Substantiegerelateerde en impulscontrolestoornissen

Agonistsubstitutie

Het vervangen van de drug met een veiliger alternatief

Alcohol

Alcohol is een onderdrukkend middel, maar het effect begint met stimulatie (omdat de inhibitiecentra in de hersenen worden geremd). Hoe meer men drinkt, hoe meer gebieden in de hersenen er onderdrukt worden en hoe moeilijker het wordt om normaal te functioneren

Amfetaminen

Geven men een goed gevoel tot dat het uitgewerkt is, daarna is men vaak lusteloos en moe.. Men kan afhankelijk worden van amfetaminen

Antagonistische middelen

Blokkeren het effect van drug. De gebruiker moet eerst vrij zijn van ontwenningsverschijnselen en moet gemotiveerd zijn om met de behandeling door te gaan

Aversieve therapie

Zorgt voor een extreem onplezierige ervaring bij de inname van de misbruikte stof. Als een individu drugs met  negatieve gevoelens associeert, dan zal diegene het gebruik van die drugs ook proberen te vermijden

Barbituraten

Deze middelen werken kalmerend, slaap bevorderend en angst remmend. Barbituraten waren eerst bedoeld als slaapmiddel, maar bleken erg verslavend te zijn

Cafeïne

De meest gebruikte drug. In een lage dosis verbetert het de stemming en verlicht de vermoeidheid. Het heeft een bloedhalfwaardetijd van 6 uur en kan tot slapeloosheid leiden. Ontwenningsverschijnselen zijn hoofdpijn, slaperigheid en een onprettige stemming

Cocaïne

Remt de heropname van dopamine in de hersenen. Dit veroorzaakt een energiek en vrolijk gevoel. De symptomen voor het gebruik van cocaïne zijn gelijk aan die van amfetaminen. Cocaïne verlicht honger en vermoeidheid. Het effect van cocaïne duurt slechts kort

Contingency management

Hierbij worden beloningen voor goed gedrag afgesproken

Depressiva

Deze substanties werken kalmerend en ontspannend. Substanties die hier onder vallen zijn: alcohol, barbituraten en benzodiazepines. Barbituraten en benzodiazepines werken kalmerend, anxiolytisch en hypnotisch

Dissociatieve anesthetica

Designer drugs, geven een gevoel van slaperigheid, pijnverlichting en uit het lichaam treden. Deze middelen worden gemaakt op een synthetische manier

Drugszoekend gedrag

Wordt gebuikt om de afhankelijkheid te meten. Onder dit gedrag valt het herhaaldelijk gebruiken, steeds meer nodig hebben en er alles aan doen om het ook te krijgen

Expectancy effect

Wat mensen verwachten te ervaren tijdens het gebruiken van drugs beïnvloedt hoe ze op de drugs reageren. Als een individu verwacht dat hij minder geremd is wanneer hij alcohol gedronken heeft, dan zal diegene zich ook zo gedragen

Fetal alcohol syndrome (FAS)

Ontstaat door alcoholgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap. Bestaat uit groeiachterstand en cognitieve-, gedrags- en leerproblemen. Kinderen met FAS hebben een karakteristiek gezicht

Hallucinogenen

Deze substanties veranderen de sensorische perceptie en produceren wanen, paranoia en hallucinaties. Middelen die hier onder vallen zijn marihuana en LSD

Impulscontrole-stoornissen

Hierbij gaat het om een onvermogen om niet op een drive of verleiding te reageren

Intermittent explosive disorder

Houdt in dat mensen episodes hebben waarin ze zeer agressieve impulsen uitvoeren en daarbij serieuze schade (kunnen) aanrichten

Kleptomanie

De onbedwingbare neiging om dingen te stelen terwijl men het niet nodig heeft. Het begint met het voelen van een bepaalde druk vlak voor het stelen, gevolgd door het gevoel van opluchting en plezier nadat men gestolen heeft

LSD

Wordt synthetisch in laboratoria geproduceerd, is een hallucinogeen

Marihuana

Gedroogde cannabis savita (door wildgroei ook wel ‘weed’ genoemd). Lage doses zorgen voor een high gevoel, maar grotere doses kunnen zorgen voor paranoia, hallucinaties en duizeligheid. Er zijn geen heftige ontwenningsverschijnselen en het opbouwen van tolerantie is ook dubieus

Nicotine

Het stofje in de sigaret wat ervoor zorgt dat mensen verslaafd raken aan roken.  Lage dosis zorgt voor vermindering van stress en verbetering van de stemming. Ook kan het voor een hoge bloeddruk zorgen en de kans op kanker en hartaandoeningen vergroten

Onthoudingsdelirium

Een conditie waarbij er angstaanjagende hallucinaties en trillingen geproduceerd worden

Opiaten

Deze substanties verminderen pijn of verdoven zelfs tijdelijk. Ook zorgen ze voor euforie. Middelen die hier onder vallen zijn: heroïne, opium, codeïne en morfine

Pathologisch gokken

Er zijn abnormaliteiten gevonden bij mensen die pathologische gokpatronen laten zien. De dopamine- en serotoninesystemen zijn anders dan bij mensen die geen gokprobleem hebben. Ook is er een afgenomen activiteit in de breinregio’s die betrokken zijn bij impulsregulatie

Polysubstantiemisbruik

Hierbij worden er meerdere substanties gebruikt. De term substantie verwijst naar een chemische stof die de stemming en het gedrag kan beïnvloeden (psychoactieve substanties)

Pyromanie

De onbedwingbare dwang om vuur te maken. Iemand met pyromanie voelt een bepaalde druk of opwinding voor het starten van een vuur, en het gevoel van opluchting en voldoening als het vuur gestart is

Stimulantia

Deze substanties zorgen er voor dat iemand actiever en alerter worden. Ook verlichten ze de stemming. Substanties die hier onder vallen zijn: amfetamine, cocaïne, nicotine en cafeïne

Substantie-afhankelijkheid

Wordt op verschillende manieren gedefinieerd. De meest gebruikte definitie is dat het een fysiologische afhankelijkheid is, waarbij men steeds meer nodig heeft voor hetzelfde effect (=tolerantie) en waarbij men fysiek negatief reageert wanneer het niet meer ingenomen wordt (=’withdrawal’)

Substantiegebruik

Hierbij is er sprake van een beperkte inname van de psychoactieve substantie. Het wordt in zo’n beperkte mate ingenomen dat het geen invloed op het functioneren in een sociaal-, onderwijs- of beroepsomgeving heeft

Substantiegerelateerde stoornissen

Hierbij wordt er misbruik gemaakt van drugs zoals alcohol, cocaïne en heroïne om het gevoel, denken en gedrag te veranderen

Substantie-intoxicatie

Dit is een fysiologische reactie op de ingenomen substantie. Voorbeelden van deze reacties zijn het dronken worden of het high worden

Substantiemisbruik

Is lastiger te definiëren. Het is namelijk afhankelijk van hoe significant het met je leven interfereert

Terugvalpreventiemodel

Ziet terugval als het falen van cognitieve en gedragscopingsvaardigheden. De therapie richt zich op het helpen van mensen om ambivalentie over het stoppen met drugsgebruik weg te nemen door hun overtuigingen over de positieve aspecten van de drugs te onderzoeken en hun te confronteren met de negatieve aspecten

Trichotillomanie

De neiging om haren uit te trekken van over het hele lichaam. Er zou een genetische aanleg voor zijn. Ook stress speelt een belangrijke rol

 

Hoofdstuk 12: Persoonlijkheidsstoornissen

 

Persoonlijkheidsstoornissen / personality disorders

 

 

 

 

- Statistiek

- Sekseverschillen

- Comorbiditeit

Patronen van perceptie van, relatie met, en gedachten over de omgeving en zichzelf die worden uitgedragen in een breed gebied van sociale en persoonlijke context. Deze patronen zijn inflexibel, dragen niet bij aan aanpassing en zorgen voor signficant lijden (bij zelf of omgeving) of beperkingen in het functioneren. Deze stoornissen ontstaan in de kindertijd en blijven gedurende het hele leven.

Prevalentie is moeilijk te bepalen omdat mensen zelf vaak geen hulp zoeken, maar schattingen zijn 0,5-2,5% van de populatie. Onset is ook onbekend omdat iemand vaak lang wacht met hulp zoeken.

Borderline wordt vaker gediagnosticeerd bij vrouwen. Ook wordt dezelfde casus bij vrouwen gediagnosticeerd als theatrale stoornis en bij mannen als antisociale stoornis. Criteria voor stoornissen kunnen evt. al fouten bevatten (criterion gender bias) of de assessmentgegevens worden verkeerd gebruikt (assessment gender bias).

Er wordt veel samenhang gevonden bij persoonlijkheidsstoornissen onderling.

Vijf-factormodel / Big Five

 

- Extraversie / extraversion

- Vriendelijkheid / agreeableness
- Conscientieusheid / conscientiousness
- Neuroticisme / neuroticism
- Openheid / openness to experience

Mensen worden gescoord op een serie van persoonlijkheidsdimensies:

Veel praten, actief en assertief, vs. stil, passief en gereserveerd.

Aardig, vertrouwend en warm, vs. vijandig, egoïstissch en wantrouwend.

Georganiseerd, doortastend en betrouwbaar, vs. onbedachtzaam, nalatig en onbetrouwbaar.

Gelijkgestemd, vs. nervous, humeurig en temperamentvol.

Inlevend, nieuwsgierig en creatief, vs. oppervlakkig en ongevoelig.

Cluster A persoonlijkheidsstoornissen

 

- Paranoïde persoonlijkheidsstoornis / paranoid personality disorder
- Oorzaak
- Behandeling
- Schizoïde persoonlijkheidsstoornis / schizoid personality disorder
- Oorzaak
- Behandeling

- Schizotypische persoonlijkheidsstoornis / schizotypal personality disorder
- Oorzaak

- Behandeling

Gekenmerkt door vreemde en excentrieke stoornissen, namelijk paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornis.

Vrijwel altijd wantrouwend en achterdochtig, in situaties waarvan anderen dit ongegrond zouden vinden.

Er lijkt een lichte genetische basis te zijn en er is ook een kleine link met schizofrenie, maar is nog vrij onduidelijk.

Eerst wordt geprobeerd een vertrouwens-band te creëren, vervolgens wordt cognitieve therapie toegepast.

Een gebrek aan verlangen of plezier om met andere mensen te zijn. Komen koud over en leven sociaal geïsoleerd.

Vroege verlegenheid, misbruik en verwaarlozing lijken samen te hangen. Dopamine kan bijdragen aan de afstandelijkheid.

Komt vrijwel alleen voor als iemand in een crisissituatie verkeert. Dan worden sociale vaardigheden en empathie geleerd.

Lijkt op schizoïde type, maar deze mensen gedragen zich opvallend, zijn wantrouwend en hebben vreemde overtuigingen. Last van ‘ideas of reference’, waarbij iemand er van overtuigd is dat een gebeurtenis om hem draait.

Er lijkt een relatie te zijn tussen schizofreniegenetia en de schizotypische stoornis. Toch kan omgeving ook van grote invloed zijn (zoals griep tijdens de zwangerschap).

Er is vaak comorbiditeit met depressie, dus daar richt behandeling zich op. Verder wordt antipsychotische medicatie gebruikt, sociale vaardigheidstraining.

Cluster B persoonlijkheidsstoornissen

 

- Antisociale persoonlijkheidsstoornis / antisocial personality disorder

- Oorzaak

- Ondergeprikkeldheid-hypothese / underarousal hypothesis

 

 

- Onbevreesdheidshypothese / fearlessness hypothesis
- Behandeling
- Borderline persoonlijkheidsstoornis / borderline personality disorder
- Oorzaak

- Behandeling

 

- Theatrale persoonlijkheidsstoornis / histrionic personality disorder
- Oorzaak

 

- Behandeling

 

- Narcistische persoonlijkheidsstoornis / narcissistic personality disorder
- Oorzaak

 

- Behandeling

Gekenmerkt door dramatische, emotionele of instabiele stoornissen, namelijk antisociale, borderline, theatrale en narcistische persoonlijkheidsstoornis.

Deze mensen hebben geen oog voor de rechten van anderen, zijn agressief, liegen en bedriegen. DSM-criteria focussen op gedrag. Sommige patiënten raken op het criminele pad terecht. Veel patiënten hebben in hun kindertijd Conduct Disorder gehad.

Dit is een genen-omgevinginteractie. Kinderen van criminele ouders blijken later ook grote kans te hebben om crimineel te worden (zelfs bij adoptiestudies). Voor kinderen die voor adoptie in een weeshuis hebben gezeten is de kans nog groter.

Psychopaten hebben een extreem laag niveau van corticale prikkeling. Bij extreme niveau’s (hoog en laag) ervaart iemand negatief affect en presteert slecht. Bij psychopaten leidt dit tot antisociaal en risicovol gedrag: ze zoeken stimulatie.

Psychopaten hebben een hogere drempel voor het ervaren van angst.

Sociale factoren kunnen inconsistent ouderschap zijn, maar ook stress.

Vaak willen patiënten zelf geen hulp en zijn ze manipulatief. Bij kinderen wordt vaak oudertraining toegepast.

Mensen zijn instabiel, hebben turbulente relaties, zijn bang voor verlating en hebben geen controle over hun emoties. Zijn vaak zelfmutilerend of suicidaal. Veel comorbiditeit met stemmings- en eetstoornissen.

Er is een disbalans in serotonine, wat zorgt voor emotionele instabiliteit, suïcidaal gedrag en impulsiviteit. Dit verklaart mogelijk ook de overlap met depressie. Het merendeel van de patiënten heeft misbruik of verwaarlozing meegemaakt als kind. Hier ligt een link naar PTSD.

De patiënt wil vaak graag geholpen worden. Medicatie (SSRI’s) is effectief, maar ook DBT (dialectical behavior therapy) die leert omgaan met stressoren die tot suicide kunnen leiden.

Deze mensen tonen hun emoties op een overdreven manier. Zezijn vaak ijdel, egocentrisch en oncomfortabel als ze niet in het middelpunt staan. Ze willen verleiden, maken zich zorgen om hun uiterlijk en zijn op zoek naar bevestiging.

Er is grote overlap met de antisociale stoornis, waardoor mogelijk hetzelfde onderliggende construct bij vrouwen wordt toegeschreven aan de theatrale stoornis en bij mannen aan de antisociale stoornis.

Patiënten krijgen uitgelegd hoe de korte termijnopbrengsten van hun gedrag leiden tot lange termijnkosten.

 

Deze mensen vinden zichzelf heel belangrijk en zijn zo geobsedeerd door zichzelf dat ze gevoeligheid en medeleven voor anderen tekort komen. Ze zijn op zoek naar aandacht van anderen en fantaseren over hun grootsheid (grandiosity).

Het socialisatieproces zou kinderen empathie en altruisme moeten leren. Dit is waarschijnlijk misgegaan bij deze patiënten. De maatschappij wordt ook steeds meer op individualisme ingesteld.

Cognitieve therapie focust op het vervangen van hun grootse fantasieën door dagelijkse plezierige ervaringen.

Cluster C persoonlijkheidsstoornissen

 

- Ontwijkende persoonlijkheidstoornis / avoidant personality disorder
- Oorzaak
- Behandeling
 

- Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis dependent personality disorder
- Oorzaak
- Behandeling

- Obsessieve-compulsieve persoonlijkheids-stoornis / obsessive-compulsive personality disorder
- Oorzaak
- Behandeling

Gekenmerkt door angst en vrees, namelijk ontwijkende, afhankelijke en obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis.

Deze mensen zijn zo gevoelig voor de mening van anderen, dat ze daarom de meeste relaties ontwijken (komt dus niet door desinteresse).

Kan komen door afwijzing van ouders wat leidt tot lage eigenwaarde en sociale vervreemding.

Gedragsinterventies voor de angst en sociale vaardighedentraining.

Sterke wens om steunende en voedende relaties te behouden, waardoor iemand vaak zijn mening aanpast aan de ander om niet te worden afgewezen.

Door bepaalde gebeurtenissen (verlies van ouder) kan iemand de angst ontwikkelen om verlaten te worden.

Richt zich op het onafhankelijk en verantwoordelijk maken van iemand.

 

Fixatie op de manier van dingen doen. Patiënten willen de controle over alle aspecten in een situatie hebben.

 

Het kan zijn dat netheid en orde gestimuleerd is door ouders, waar een kind in doorslaat.

Het aanpakken van de onderliggende angst, ontspanning- of afleidingtechnieken om de compulsieve gedachten te sturen.

 

 

Hoofdstuk 15: Cognitieve stoornissen

Agnosie

Hierbij kan iemand objecten niet meer herkennen en benoemen

Azheimer

Hierbij is er sprake van een graduele en progressieve achteruitgang van cognitieve vaardigheden. Er kunnen zowel geheugen-, gedrag- en cognitieve problemen ontstaan.  Vaak vertonen alzheimer patiënten één of meer cognitieve problemen, zoals taalproblemen, motorproblemen, agnosie en moeite met executief functioneren, zoals plannen en organiseren

Chronische traumatische encefalitis (CTE)

Komt vaak bij boxers en atleten voor. Het wordt veroorzaakt door een hoofdtrauma dat voor neurodegeneratie kan zorgen

Cognitieve reserve hypothese

Suggereert dat hoe meer synapsen een individu in zijn leven ontwikkelt, hoe meer neurale afsterving moet plaatsvinden voordat de symptomen van dementie zichtbaar worden. Mentale activiteit die tijdens het leren plaatsvindt zorgt voor een verzameling synapsen en werkt beschermend bij het ontwikkelen van de stoornis

Cognitieve stoornissen

Hierbij is er sprake van een verslechtering van de cognitieve vaardigheden (geheugen, aandacht, perceptie en denken). De meeste cognitieve stoornissen ontstaan op latere leeftijd

Corticale dementie

Dementie die ontstaat in de functies die zich in de cortex bevinden, alzheimer is hier een voorbeeld van

Creutzfeld-Jakob ziekte

Erg zeldzaam, maar een nieuwe variant lijkt veroorzaakt te worden door de bovine spongiform encephalopathy (gekke koeienziekte)

Delirium

Wordt gekenmerkt door een verslechterd bewustzijn en cognitie en kan een aantal uren tot een aantal dagen aanhouden. Het is een tijdelijke conditie waar ook sprake is van verwarring, desoriëntatie en een verstoorde aandacht en geheugen

Dementia

Hierbij is er sprake van een graduele achteruitgang van de cognitieve vaardigheden (geheugen, taal, beoordeling en andere hogere cognitieve processen). Dementie kan door verschillende medische condities en door drugs- of alcohol misbruik veroorzaakt worden. Dementie door infecties of depressie is meestal omkeerbaar

Gezichtsagnosie

Hierbij kan iemand gezichten niet meer herkennen

Huntington

Een genetische aandoening die motorproblemen veroorzaakt. Slechts een deel krijgt ook dementieverschijnselen. Ook deze vorm van dementie heeft dezelfde symptomen als subcorticale dementie

Parkinson

Een degeneratieve hersenaandoening waarbij vooral motorproblemen voorkomen. Ook de spraak verandert. Dit is het gevolg van de veranderingen in de dopaminepaden. Vaak is er een tekort aan dopamine

Pick’s ziekte

een zeldzame neurologische aandoening met dezelfde symptomen als Alzheimer. De ziekte duurt 5 tot 10 jaar. Het komt relatief vroeg in het leven voor en is daarom een voorbeeld van presenile dementie

Subcorticale dementie

Dementie die de gebieden binnen het brein onder de cortex beïnvloedt. Deze patiënten hebben geen last van afasie en herkennen dingen ook nog wel, alleen herinneren is vaak een probleem

Vasculaire dementie

Komt vaak voor bij mensen die een beroerte overleven. Vasculaire dementie is een progressieve hersenstoornis. Als de bloedvaten in het brein geblokkeerd of beschadigd worden en ze niet langer zuurstof en andere voedingsstoffen naar de breinweefsels kunnen vervoeren, dan kan het brein beschadigd raken

Wernicke-Korsakoff syndroom

Een voorbeeld van een amnestische stoornis, de stoornis wordt veroorzaakt door een beroerte of alcoholmisbruik. De thalamus is vaak beschadigd en er is vaak sprake van een tekort aan vitamine B1

 

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!

Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Check: concept of JoHo WorldSupporter

Concept of JoHo WorldSupporter

JoHo WorldSupporter mission and vision:

  • JoHo wants to enable people and organizations to develop and work better together, and thereby contribute to a tolerant tolerant and sustainable world. Through physical and online platforms, it support personal development and promote international cooperation is encouraged.

JoHo concept:

  • As a JoHo donor, member or insured, you provide support to the JoHo objectives. JoHo then supports you with tools, coaching and benefits in the areas of personal development and international activities.
  • JoHo's core services include: study support, competence development, coaching and insurance mediation when departure abroad.

Join JoHo WorldSupporter!

for a modest and sustainable investment in yourself, and a valued contribution to what JoHo stands for

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Image

Follow the author: Vintage Supporter
Share this page!
Statistics
1777
Submenu & Search

Search only via club, country, goal, study, topic or sector