Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
TentamenTests bij Klinische Neuropsychologie van Kessels - herziene 1e druk
- Hoe heeft de klinische neuropsychologie zich ontwikkeld? - TentamenTests 1
- Wat is de wetenschappelijke aanpak van de neuropsychologie? - TentamenTests 2
- Hoe geschiedt de neuropsychologie in de praktijk? - TentamenTests 3
- Hoe kunnen de hersenen in beeld worden gebracht? - TentamenTests 4
- Hoe verlopen de behandeling en het herstel? - TentamenTests 5
- Wat is visuele, auditieve, lichamelijke en smaak- en reuk waarneming? - TentamenTests 6
- Waar bestaat het geheugen uit? - TentamenTests 7
- Meer TentamenTests - Hoofdstuk 8 t/m 25 (Exclusief voor wie volledige online toegang heeft)
Hoe heeft de klinische neuropsychologie zich ontwikkeld? - TentamenTests 1
Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1
MC vraag 1
Wat houdt de celtheorie in?
- De mens heeft een hogere-orde ziel die zich bevindt in drie cellen (ventrikels) van de hersenen.
- Gebieden in de hersenen communiceren door middel van cellen met lange uitlopers, ook wel neuronen genoemd.
- De hersenen bestaan uit verschillende cellen (gebieden) die allemaal hun eigen functie hebben, zoals de subcorticale cel voor waakzaamheid en aandacht.
MC vraag 2
Op wat voor manier testte Franz Joseph Gall zijn opvattingen?
- Hij nam klinische interviews af bij patiënten om zowel hun gedrag te beoordelen als de mogelijke beschadigingen aan het hoofd.
- Hij geloofde dat mensen alles aanleren (associationisme) en bekeek hersenbeschadigingen per individu, zonder algemene conclusies te trekken over hersenfuncties.
- Hij onderzocht patiënten post mortem en relateerde de beschadigingen van de hersenen aan het gedrag dat ze vertoonden.
- Door op het hoofd te voelen of er knobbels en bulten aanwezig waren en die te linken aan de kenmerken van de patiënt.
MC vraag 3
Waarom bood Luria een oplossing voor het probleem van de holisten dat zij geen goed alternatief hadden voor lokalisatie?
- Hij vond dat een gedragsstoornis nooit direct gerelateerd kan worden aan de intactheid van specifieke gebieden, maar tegelijkertijd vond hij dat een nauwkeurige analyse een gestoorde factor kan aantonen.
- Het idee dat de hersenen uit verschillen zones bestaan zette de lokalisten buiten spel.
- Hij zag de hersenen als een systeem waarbij ieder subgebied een eigen bijdrage levert aan een algemene functie, waardoor de theorie holistisch was, maar ook aansloot bij de lokalisten.
- De secundaire zones, voor multimodale integratie, waren het alternatief voor lokalisatie dat de holisten nog niet hadden gevonden.
MC vraag 4
Welke van de onderstaande functies hebben computermodellen die cognitieve functies nabootsen niet gemeen met de hersenen?
- Als knopen worden beschadigd valt niet de hele functie uit maar zal een deel van de informatie wegvallen.
- Een klein deel van de informatie kan het hele geheugenspoor activeren.
- Leren via 'trial-and-error'.
- De knopen communiceren met elkaar door specifieke elektrische reacties die ontstaan nadat een bepaalde waarde is overschreden.
Antwoordindicatie Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1
MC vraag 1
A. De mens heeft een hogere-orde ziel die zich bevindt in drie cellen (ventrikels) van de hersenen.
MC vraag 2
C. Hij onderzocht patiënten post mortem en relateerde de beschadigingen van de hersenen aan het gedrag dat ze vertoonden.
MC vraag 3
A. Hij vond dat een gedragsstoornis nooit direct gerelateerd kan worden aan de intactheid van specifieke gebieden, maar tegelijkertijd vond hij dat een nauwkeurige analyse een gestoorde factor kan aantonen.
MC vraag 4
D. De knopen communiceren met elkaar door specifieke elektrische reacties die ontstaan nadat een bepaalde waarde is overschreden.
Wat is de wetenschappelijke aanpak van de neuropsychologie? - TentamenTests 2
Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 2
MC vraag 1
Bij welke van de onderstaande onderzoekssituaties is er sprake van longitudinaal onderzoek?
- Via het ziekenhuis worden 100 ouders van kinderen met epilepsie benaderd. Als de ouders toestemming geven voor het onderzoek, wordt het kind iedere 5 jaar gevraagd voor een vragenlijstonderzoek en een fMRI scan. Na tien meetmomenten, dus vijftig jaar later, worden de gegevens geanalyseerd.
- Patiënt F.D. wordt onderzocht vanwege ernstige psychoses na een ongeluk op zijn werk. Hij moet verschillende vragenlijsten invullen en er wordt een scan van zijn hersenen gemaakt.
- Onderzoekers doen een groot onderzoek naar autisme. Er zijn vijf leeftijdsgroepen: 10-19, 20-29, 30-39, 40-49 en 50+. Per leeftijdsgroep worden 10 mannen en 10 vrouwen benaderd voor een onderzoek dat ongeveer één dag duurt.
- Onderzoekers willen weten of een medicijn voor depressie ook werkt wanneer iemand gediagnosticeerd is met ADHD. Hun onderzoek bestaat uit vier groepen: één groep met ADHD en het medicijn, één groep met ADHD en een placebo, één groep zonder ADHD en met het medicijn en één groep zonder ADHD en met placebo. Na de interventie worden de depressiescores van de verschillende groepen met elkaar vergeleken.
MC vraag 2
Bij welke van de onderstaande onderzoekssituaties is er sprake van een 'single-case' studie?
- Via het ziekenhuis worden 100 ouders van kinderen met epilepsie benaderd. Als de ouders toestemming geven voor het onderzoek, wordt het kind iedere 5 jaar gevraagd voor een vragenlijstonderzoek en een fMRI scan. Na tien meetmomenten, dus vijftig jaar later, worden de gegevens geanalyseerd.
- Patiënt F.D. wordt onderzocht vanwege ernstige psychoses na een ongeluk op zijn werk. Hij moet verschillende vragenlijsten invullen en er wordt een scan van zijn hersenen gemaakt.
- Onderzoekers doen een groot onderzoek naar autisme. Er zijn vijf leeftijdsgroepen: 10-19, 20-29, 30-39, 40-49 en 50+. Per leeftijdsgroep worden 10 mannen en 10 vrouwen benaderd voor een onderzoek dat ongeveer één dag duurt.
- Onderzoekers willen weten of een medicijn voor depressie ook werkt wanneer iemand gediagnosticeerd is met ADHD. Hun onderzoek bestaat uit vier groepen: één groep met ADHD en het medicijn, één groep met ADHD en een placebo, één groep zonder ADHD en met het medicijn en één groep zonder ADHD en met placebo. Na de interventie worden de depressiescores van de verschillende groepen met elkaar vergeleken.
MC vraag 3
Wat is een reden op gebruik te maken van een controletest?
- Om te kijken of er sprake is van een verschil tussen de experimentele groep en de controle groep.
- Om te kijken of de gebruikelijke test een andere gemiddelde score oplevert dan de controletest.
- Om te kijken of er een specifiek effect plaatsvindt op functie A na de behandeling.
- Om te kijken of er geen sprake is van een placebo-effect.
MC vraag 4
Er is sprake van een test-hertesteffect wanneer...
- ...de patiënt beter scoort op een test door bekendheid met de instructies en de situatie.
- ...de patiënt beter scoort op een test door thuis te hebben geoefend.
- ...de test bij een tweede patiënt iets anders meet dan bij de eerste patiënt.
- ...de test bij de tweede afname van dezelfde patiënt een compleet andere score oplevert.
Antwoordindicatie Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 2
MC vraag 1
A. Via het ziekenhuis worden 100 ouders van kinderen met epilepsie benaderd. Als de ouders toestemming geven voor het onderzoek, wordt het kind iedere 5 jaar gevraagd voor een vragenlijstonderzoek en een fMRI scan. Na tien meetmomenten, dus vijftig jaar later, worden de gegevens geanalyseerd.
MC vraag 2
B. Patiënt F.D. wordt onderzocht vanwege ernstige psychoses na een ongeluk op zijn werk. Hij moet verschillende vragenlijsten invullen en er wordt een scan van zijn hersenen gemaakt.
MC vraag 3
C. Om te kijken of er een specifiek effect plaatsvindt op functie A na de behandeling.
MC vraag 4
A. ...de patiënt beter scoort op een test door bekendheid met de instructies en de situatie.
Hoe geschiedt de neuropsychologie in de praktijk? - TentamenTests 3
Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 3
MC vraag 1
Waaruit bestaat de diagnostische cyclus?
- Klachtenanalyse, probleemanalyse, diagnosestelling, behandeling
- Klachtenanalyse, probleemanalyse, diagnosestelling, indicatiestelling
- Observatie, interpretatie, behandeling
- Anamnese, testafname, testinterpretatie, indicatiestelling
MC vraag 2
In welk van de onderstaande situaties zorgt een heteroanamnese voor de meeste informatie?
- Els (27) is afgelopen jaar verhuisd, heeft een nieuwe baan gekregen en haar moeder is ernstig ziek. Sinds een paar weken kan ze zich niet zo goed concentreren op haar werk en heeft ze vermoeidheidsklachten.
- Henk (54) komt bij een psycholoog vanwege problemen met zijn vrouw. Volgens haar is hij de laatste tijd erg veranderd: hij luistert niet naar haar problemen, eet veel ongezonde dingen en lijkt snel geïrriteerd. Henk zelf is het niet eens met zijn vrouw en vindt dat er niks aan de hand is.
- Een paar maanden geleden was Peter (21) betrokken bij een auto-ongeluk. Sindsdien stapt hij niet graag meer in de auto. Soms heeft hij last van paniekaanvallen.
- Vivian (37) en haar man hebben een scheiding aangevraagd. Ze merkt dat haar stemming is veranderd: ze is vaak somber, huilt veel en vraagt zich af hoe ze verder moet als ze er alleen voor staat.
MC vraag 3
Welke vraag heeft niet te maken met validiteit?
- In hoeverre zegt de score op cijferreeksen werkelijk iets over het werkgeheugen?
- Heeft een patiënte met een extreem lage score op reactiesnelheid last van cognitieve belemmering in haar dagelijks leven?
- Meet de test wat het op het eerste gezicht lijkt te meten?
- In hoeverre is zijn de resultaten van een test hetzelfde als ze op een ander moment worden verzameld?
MC vraag 4
Meneer Osterham (87) scoort veel lager dan verwacht op de Stroop-test. Achteraf vertelt hij dat hij erg zenuwachtig was en de nacht ervoor nauwelijks had geslapen. Er was dus sprake van
- Stoorfactoren
- Een te lage ecologische validiteit
- Een lage Cohen's kappa
- Gebrekkige observatie door de proefleider
Antwoordindicatie Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 3
MC vraag 1
B. Klachtenanalyse, probleemanalyse, diagnosestelling, indicatiestelling
MC vraag 2
B. Henk (54) komt bij een psycholoog vanwege problemen met zijn vrouw. Volgens haar is hij de laatste tijd erg veranderd: hij luistert niet naar haar problemen, eet veel ongezonde dingen en lijkt snel geïrriteerd. Henk zelf is het niet eens met zijn vrouw en vindt dat er niks aan de hand is.
MC vraag 3
D. In hoeverre is zijn de resultaten van een test hetzelfde als ze op een ander moment worden verzameld?
MC vraag 4
A. Stoorfactoren
Open vragen bij hoofdstuk 3
Open vraag 1
Wanneer je een intelligentietest wilt afnemen is het belangrijk te kijken naar de betrouwbaarheid en de validiteit van de test. Er kunnen verschillende soorten validiteit onderscheiden worden.
Noem 2 soorten validiteit en geef aan wat ze beogen te meten.
Open vraag 2
Een belangrijk onderdeel van neuropsychologisch onderzoek is het psychometrisch testonderzoek. Bij het afnemen van een test is het van belang te bepalen of het testresultaat een goede afspiegeling is van de te meten cognitieve functie. De begrippen betrouwbaarheid en validiteit zijn hierbij belangrijk.
Wat wordt bedoeld met ecologische validiteit?
Antwoordindicatie Open vragen bij hoofdstuk 3
Open vraag 1
Er worden vijf verschillende soorten validiteit genoemd.
- Face validity: de mate waarin een test op het eerste gezicht lijkt te meten wat hij behoort te meten.
- Inhoudsvaliditeit: de mate waarin een test representatief is voor het onderwerp dat men wilt meten.
- Construct of begripsvaliditeit: de mate waarin het resultaat van en test ook werkelijk een indicatie is van het construct waar je een uitspraak over wilt doen.
- Criteriumvaliditeit: de mate waarin een test de prestatie van een patient kan voorspellen op een extern criterium (criteriumvaliditeit valt uiteen in predictieve en concurrente validiteit, deze mogen ook los genoemd worden).
- Ecologische validiteit: de mate waarin een test voorspelt hoe een patient functioneert in zijn eigen omgeving, in het dagelijks leven.
Open vraag 2
Ecologische validiteit is de mate waarin een test voorspelt hoe een patiënt functioneert in zijn eigen omgeving/het dagelijks leven.
Hoe kunnen de hersenen in beeld worden gebracht? - TentamenTests 4
Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 4
MC vraag 1
Welke uitspraak over een CT-scan is juist?
- Op het beeld van een CT-scan kan het verschil tussen witte en grijze stof duidelijk worden gezien.
- Een CT-scan werkt door middel van de doorlating van röntgenstralen.
- Een CT-scan heeft als voordeel dat het een hogere resolutie oplevert dan een MRI-scan.
- Bij een CT-scan komt er minder kankerverwekkende straling van dan bij een MRI scan.
MC vraag 2
Waarin verschilt functionele beeldvorming van structurele beeldvorming?
- Functionele beeldvorming kan gebruikt worden bij psychische stoornissen; structurele beeldvorming kan gebruikt worden bij hersenbeschadiging door beroertes of ongelukken.
- Functionele beeldvorming kan gebruikt worden bij hersenbeschadiging door beroertes of ongelukken; structurele beeldvorming kan gebruikt worden bij psychische stoornissen.
- Functionele beeldvorming laat niet zien welke gebieden actief zijn, structurele beeldvorming wel.
- Functionele beeldvorming laat zien welke gebieden actief zijn, structurele beeldvorming niet.
MC vraag 3
Welke uitspraak over fMRI is waar?
- Bij fMRI wordt hemoglobine als natuurlijke contrastvloeistof gebruikt.
- fMRI is vrij schadelijk.
- Bij fMRI wordt water radioactief gemaakt, waarna het zuurstofgebruik in beeld kan worden gebracht.
- fMRI levert beelden op met een zeer goede temporele resolutie.
Antwoordindicatie Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 4
MC vraag 1
B. Een CT-scan werkt door middel van de doorlating van röntgenstralen.
MC vraag 2
D. Functionele beeldvorming laat zien welke gebieden actief zijn, structurele beeldvorming niet.
MC vraag 3
A. Bij fMRI wordt hemoglobine als natuurlijke contrastvloeistof gebruikt.
Open vragen bij hoofdstuk 4
Open vraag 1
De laatste jaren hebben we door beeldvorming veel geleerd over de hersenen. Veel gebruikte technieken voor structurele beeldvorming zijn CT en MRI.
Geef aan met behulp van welke technieken deze scans gemaakt worden.
Open vraag 2
EEG is de oudste methode voor beeldvormende hersenfunctieonderzoek en wordt nog steeds veelvuldig gebruikt. Toch zijn er ook nadelen aan deze techniek.
Noem een nadeel van EEG onderzoek.
Antwoordindicatie Open vragen bij hoofdstuk 4
Open vraag 1
CT is gebaseerd op rontgenstralen, MRI op magnetisisme.
Open vraag 2
Gevoeligheid voor meten van individuele neuronen is laag, de spatiele resolutie is beperkt, gevoeligheid en nauwkeurigheid neemt sterk af naarmate hersengebieden dieper liggen.
Hoe verlopen de behandeling en het herstel? - TentamenTests 5
Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 5
MC vraag 1
Patiënt P. heeft hersenbeschadiging als gevolg van een aanrijding. Een tijd lang lijkt zijn cognitief functioneren vooruit te gaan, maar na een jaar komt deze vooruitgang tot stilstand. P. leert echter wel beter omgaan met zijn verminderde concentratievermogen, vergeetachtigheid en trillerigheid in zijn handen en armen. Dit beter leren omgaan noemt men ook wel:
- Positieve restverschijnselen
- Negatieve restverschijnselen
- Herstel op neurologisch niveau
- De restauratieve stroming van revalidatie
MC vraag 2
Wat is de term voor het gebrek aan vooruitgang dat patiënt P. ervaart (vorige vraag)?
- Suboptimale coping
- Neurologische eindtoestand
- Plasticiteit
- Growing into deficit
MC vraag 3
Welke uitspraak over plasticiteit is niet waar?
- Plasticiteit is een levenslang proces.
- De mate van plasticiteit is afhankelijk van het ontwikkelingsstadium.
- Onderzoek ondersteunt het Kennard-principe: de prognose na een hersenbeschadiging op jonge leeftijd is beter dan de prognose na hersenbeschadiging op latere leeftijd.
- Onderzoek ondersteunt de double hazard hypothese: jongere kinderen die ernstig letsel oplopen hebben de slechtste prognose.
MC vraag 4
Wat houdt state dependent learning in?
- Dat leren afhankelijk is van de emotionele toestand waarin een patiënt zich bevindt.
- Dat leren afhankelijk is van de mate van hersenbeschadiging van een patiënt.
- Dat leren afhankelijk is van de context waarin het leren gebeurt.
- Dat leren onmogelijk is zonder motivatie van de patiënt.
MC vraag 5
Welke uitspraak over training bij hersenbeschadiging is waar?
- Er is veel bewijs gevonden voor de werkzaamheid van trainingen die vallen onder het restauratieve model.
- Vaardigheidstraining is een voorbeeld van een training die hoort bij het compensatoire model.
- Bij psycho-educatie geeft een patiënt uitleg over ervaringen aan lotgenoten, om zo de sociale steun en het netwerk te vergroten.
- Functietraining is een voorbeeld van een training die hoort bij het compensatoire model.
Antwoordindicatie Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 5
MC vraag 1
A. Positieve restverschijnselen
MC vraag 2
B. Neurologische eindtoestand
MC vraag 3
C. Onderzoek ondersteunt het Kennard-principe: de prognose na een hersenbeschadiging op jonge leeftijd is beter dan de prognose na hersenbeschadiging op latere leeftijd.
MC vraag 4
C. Dat leren afhankelijk is van de context waarin het leren gebeurt.
MC vraag 5
B. Vaardigheidstraining is een voorbeeld van een training die hoort bij het compensatoire model.
Open vragen bij hoofdstuk 5
Open vraag 1
Na het oplopen van een hersenbeschadiging vindt er meestal in enige mate spontaan herstel plaats. De mate waarin dat gebeurd is afhankelijk van de ernst, locatie en oorzaak van het letsel. Na traumatisch hersenletsel, bijvoorbeeld door een ongeluk, zien we dat het grootste herstel van de cognitieve functies in de eerste maanden plaatsvindt, waarna het hersteltempo geleidelijk afneemt. Na ongeveer een jaar is voor de meeste mensen het herstel in de vorm van regeneratie van hersenweefsel ten einde gekomen (neurologische eindtoestand).
Leg uit waarom veel patiënten ook na dit jaar nog verbetering in hun functioneren ervaren.
Open vraag 2
Er kan ook sprake zijn van growing into deficit.
Leg uit wat er met deze term bedoeld wordt.
Antwoordindicatie Open vragen bij hoofdstuk 5
Open vraag 1
Dit komt door compensatie. Patiënten leren beter omgaan met hun stoornissen, zij zijn beter in staat hun situatie hierop af te stemmen door herstructureren van taken en activiteiten. Dit is in principe ook herstel, maar dan psychologisch/gedragsmatig. De mate waarin dit gebeurt hangt af van het inzicht in de stoornissen en het adaptieve vermogen het gedrag hierop aan te passen. Kern van het antwoord moet zijn dat er op verschillende manieren compensatie plaatsvindt. Men kan concreet minder taken gaan doen, of andere taken die beter aansluiten bij de beperkingen en mogelijkheden, men kan opknappen van angst/somberheid/verwerking, waardoor het psychologisch meer ruimte in het hoofd is om de oude taken op te pakken. Men kan dezelfde taken op een andere manier leren aanpakken (structureren, geheugensteuntjes). Mensen verschillen in hun vermogen om goed om te gaan met hun veranderde situatie (adaptief vermogen).
Open vraag 2
Men spreekt van growing into deficit wanneer beschadigde hersenfuncties pas op latere leeftijd tot uiting komen. Op jongere leeftijd lijken er geen problemen te zijn, maar wanneer de functies normaliter tot uiting komen worden ernstige tekorten zichtbaar. Een voorbeeld zijn de excutieve functies, die komen pas later tot rijping.
Wat is visuele, auditieve, lichamelijke en smaak- en reuk waarneming? - TentamenTests 6
Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 6
MC vraag 1
Welke uitspraak over sensorische verwerking is onjuist?
- Alle primaire sensorische gebieden zijn modaliteitspecifiek.
- De primaire visuele cortex ligt in het centrum van de occipitaalkwab.
- In de tertiaire gebieden vindt er koppeling plaats met andere sensorische informatie.
- Gezichtsherkenning valt onder het primaire visuele gebied (V1).
MC vraag 2
Wat is het verschil tussen de waar-route en de wat-route?
- De waar-route bevindt zich in het occipito-pariëtale gebied; de wat-route bevindt zich in het occipito-temporale gebied.
- De waar-route richt zich primair op waar in het visuele veld een stimulus zich bevindt; de wat-route richt zich primair op hoe die stimulus beweegt.
- De waar-route verwerkt alleen basale informatie; de wat-route dient ter verwerking van meer complexere informatie.
- De waar-route is betrokken bij visueel-ruimelijke verwerking en lokalisatie van objecten; De wat-route is betrokken bij de herkenning van objecten en de verwerking van kleur, vorm en textuur.
MC vraag 3
Patiënt Q. ziet alleen fletse tinten. Een scan wijst uit dat dit het gevolg is van een laesie. Wat heeft Q. waarschijnlijk?
- Prosopagnosie
- Akinetopsie
- Achromatopsie
- Een apperceptieve agnosie
MC vraag 4
Welke uitspraak over prosopagnosie is niet waar?
- Mensen met prosopagnosie kunnen gezichten van anderen niet herkennen, maar het beeld van het eigen gezicht in de spiegel blijft wel altijd intact.
- Prosopagnosie is vaak het het gevolg van een bilaterale laesie in de occipitaal-temporale regio.
- Bij prosopagnosie speelt de fusiform face area een rol.
- Prosopagnosie is een hogere-orde visuele stoornis.
Antwoordindicatie Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 6
MC vraag 1
C. In de tertiaire gebieden vindt er koppeling plaats met andere sensorische informatie.
MC vraag 2
D. De waar-route is betrokken bij visueel-ruimelijke verwerking en lokalisatie van objecten; De wat-route is betrokken bij de herkenning van objecten en de verwerking van kleur, vorm en textuur.
MC vraag 3
C. Achromatopsie
MC vraag 4
A. Mensen met prosopagnosie kunnen gezichten van anderen niet herkennen, maar het beeld van het eigen gezicht in de spiegel blijft wel altijd intact.
Open vragen bij hoofdstuk 6
Open vraag 1
Prosopagnosie betreft een stoornis in het verwerken van gezichts-gerelateerde visuele informatie.
Welke gebieden van het brein zijn doorgaans aangetast bij patiënten met prosopagnosie?
Open vraag 2
Mevrouw van Dijk (64 jaar, rechtshandig) komt voor een neuropsychologisch onderzoek bij de klinisch neuropsycholoog. In de anamnese vertelt patiënte dat zij soms tegen dingen aanloopt. Zij heeft het gevoel dat zij met haar linkeroog niet goed zien, ze probeert hier voor te compenseren door meer naar links te kijken.
Geef aan of er bij mevrouw van Dijk sprake lijkt te zijn van hemianopsie of neglect. Onderbouw je keuze.
Antwoordindicatie Open vragen bij hoofdstuk 6
Open vraag 1
Unilaterale en bilaterale occipto-temporale laesies. Speciaal de zogenaamde Fusiform Face Area lijkt belangrijk (laterale temporaalkwab, overgang occiptaal–temporaal kwab).
Open vraag 2
Het feit dat de patiënt zelf klaagt dat zij tegen dingen aanloopt en dat zij het gevoel heeft dat zij met haar linkeroog niet goed ziet + daarvoor compenseert door naar links te kijken pleit tegen een neglect syndroom. Eén van de karakteristieken kenmerken van neglect is dat de patiënt zich hier niet bewust van is. Naar alle waarschijnlijk heeft deze patiënt (homonieme) hemianopsie.
Waar bestaat het geheugen uit? - TentamenTests 7
Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 7
MC vraag 1
Welke van de volgende is geen onderdeel van het lange-termijngeheugen (LTG)?
- Het declaratief geheugen
- Het impliciete geheugen
- De fonologische lus
- Het semantische geheugen
MC vraag 2
Patiënt F. (78) heeft moeite met het herinneren van gebeurtenissen, maar als ze achter een piano gaat zitten, kan ze stukken die ze in haar jeugd heeft geleerd nog perfect spelen. Welk onderdeel van haar geheugen is niet beschadigd?
- Het impliciete geheugen
- Het expliciete geheugen
- Het declaratief geheugen
- Het werkgeheugen
MC vraag 3
Welke drie factoren bepalen hoe goed informatie later herinnerd kan worden?
- Hoe goed de informatie is opgeslagen, cues en het soort test.
- Cues, de mate van overschrijving en het soort test.
- Cues, het retentie-interval en de mate van overschrijving.
- Hoe goed de informatie is opgeslagen, het retentie-interval en het soort test.
MC vraag 4
Welk van de onderstaande processen valt onder het niet-declaratieve lange-termijn geheugen?
- Het onthouden van een woordenlijst.
- Het sneller herkennen van een woord als vlak daarvoor een gerelateerd begrip is getoond.
- Het kunnen voorstellen van de indeling van je huis.
- Het herinneren van een bijzondere gebeurtenis.
MC vraag 5
Wanneer is er sprake van het amnestisch syndroom?
- Als de patiënt zowel anterograde als retrograde amnensie heeft.
- Als de patiënt anterograde amnesie heeft.
- Als de patiënt retrograde amnesie heeft.
- Als er sprake is van abnormaal snel vergeten.
MC vraag 6
Welke uitspraak over transient global amnesia (TGA) is waar?
- Bij een TGA wordt de amnesie niet beter; de patiënt blijft altijd geheugenproblemen houden.
- De etiologie van TGA is heel duidelijk.
- Soms is epilepsie de oorzaak van een TGA. We spreken dan van een transient epileptic amnesia (TEA).
- Psychiatrische stoornissen zoals depressie of schizofrenie kunnen nooit de oorzaak zijn van een TGA.
Antwoordindicatie Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 7
MC vraag 1
C. De fonologische lus
MC vraag 2
A. Het impliciete geheugen
MC vraag 3
D. Hoe goed de informatie is opgeslagen, het retentie-interval en het soort test.
MC vraag 4
B. Het sneller herkennen van een woord als vlak daarvoor een gerelateerd begrip is getoond.
MC vraag 5
A. Als de patiënt zowel anterograde als retrograde amnensie heeft.
MC vraag 6
C. Soms is epilepsie de oorzaak van een TGA. We spreken dan van een transient epileptic amnesia (TEA).
Meer TentamenTests - Hoofdstuk 8 t/m 25 (Exclusief voor wie volledige online toegang heeft)
- Ben je aangesloten bij JoHo, log dan in en lees hieronder verder voor de vragen bij hoofdstuk 8 t/m 25
- Nog niet aangesloten, sluit je dan eerst hier aan.
Tentamens: oude tentamens voor Biopsychologie en neuropsychologie, oefenmateriaal en tentamentips
- TentamenTests bij Brain and Cognition van Goldstein e.a. - 4e Custom UU druk
- TentamenTests bij Brain and Cognition Custom edition UU van Kalat e.a. - 3e Custom UU druk
- TentamenTests bij Cognition: Exploring the Science of the Mind van Reisberg - 7e druk
- Tentamentest bij de 3e druk van Cognitive Development and Learning in Instructional Contexts van Byrnes
- TentamenTests bij de 2e druk van Cognitive Psychology van Goldstein & Van Hooff
- TentamenTests bij Human factors in simple and complex systems van Proctor en Van Zandt - 3e druk
- TentamenTests bij Klinische Neuropsychologie van Kessels - herziene 1e druk
- TentamenTests bij Klinische Neuropsychologie van Kessels - 1e druk
- TentamenTickets Biopsychosociale perspectieven op psychopathologie (BPOP) - Universiteit Utrecht
- Tentamens: startpagina voor oude tentamens en tentamentips per vak bij psychologie en gedrag
Work for WorldSupporter?
Volunteering: WorldSupporter moderators and Summary Supporters
Volunteering: Share your summaries or study notes
Student jobs: Part-time work as study assistant in Leiden

Contributions: posts
Spotlight: topics
Tentamens: oude tentamens voor Biopsychologie en neuropsychologie, oefenmateriaal en tentamentips
Oude tentamens voor Biopsychologie en neuropsychologie, oefenmateriaal en tentamentips
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourism & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden, Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden









Add new contribution