TentamenTests bij de 2e druk van De diagnostische cyclus: Een praktijkleer van De Bruyn et al.


Wat is het belang van de diagnostische cyclus in de klinische psychodiagnostiek? - TentamenTests 1

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Procedures die rationeel verantwoorde beslissingen mogelijk maken komen voort uit…

  1. Besliskunde

  2. Het ongewapende oordeel

  3. Het klinisch oordeel

Open vragen

Vraag 1

Wat is een prescriptief kader?

Vraag 2

Noem een nadeel van de wetenschappelijke basis van diagnostiek als onderdeel van de gedragswetenschap.

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

A. Besliskunde.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Een visie op wat wel en niet voldoet aan verantwoorde diagnostiek.

Vraag 2

De gedragswetenschap is nog volop in ontwikkeling, waardoor ‘harde’ cumulatieve kennis nog beperkt is.

Wat zijn de uitgangspunten van de diagnostische cyclus? - TentamenTests 2

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Bij welk van onderstaande voorbeelden wordt gebruik gemaakt van de beschikbaarheidsheuristiek?

  1. Een orthopedagoog werkt veel met kinderen met autisme. Wanneer ze een meisje met sociale angst ziet, denkt ze eerder aan een symptoom van autisme dan aan sociale fobie.

  2. Een neuropsycholoog heeft een intake met een man met gedragsproblemen. Hij zet frontotemporaaldementie hoog op het lijstje met differentiaaldiagnostische overwegingen, maar denkt hierbij niet aan de base rate.

  3. Een onderwijskundige evalueert de effectiviteit van een anti-pestprogramma op de basisschool. Hij zoekt hierbij vooral naar effecten die zijn theorie ondersteunen.

Vraag 2

Welke theorie geeft aan op wat voor manier het beste gehandeld kan worden om beslisfouten te voorkomen?

  1. Descriptieve beslissingstheorie

  2. Normatieve beslissingstheorie

  3. Prescriptieve beslissingstheorie

Vraag 3

“Mensen hebben de neiging om de kans op het optreden van een verschijnsel hoger in te schatten naarmate zij met minder moeite voorbeelden van het verschijnsel voor de geest kunnen halen.” Welk begrip is hier omschreven?

  1. Tunnelvisie

  2. Beschikbaarheidsheuristiek

  3. Toegang tot cognitieve vuistregels

  4. Cirkelredenering

Vraag 4

Welke tak van de methodologie houdt zich bezig met het funderen, formuleren en onderzoeken van diagnostische regels en procedures?

  1. Normatieve diagnostiek

  2. Descriptieve diagnostiek

  3. Prescriptieve diagnostiek

  4. Subjectieve diagnostiek

Open vragen

Vraag 1

Melissa is psycholoog en behandelt jongeren met depressie. Zij gebruikt hierbij de cognitieve theorie van Beck en de hopeloosheidstheorie. Door deze verschillende cognitieve modellen te gebruiken voldoet ze aan één van de criteria voor Van Striens notie van verwetenschappelijking van de praktijk. Welke?

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

A. Een orthopedagoog werkt veel met kinderen met autisme. Wanneer ze een meisje met sociale angst ziet, denkt ze eerder aan een symptoom van autisme dan aan sociale fobie.

Vraag 2

B. Normatieve beslissingstheorie.

Vraag 3

B. Het begrip dat hier wordt omschreven is beschikbaarheidsheuristiek

Vraag 4

A. Normatieve diagnostiek.

Antwoordindicatie open vragen

Vraag 1

Expliciet werken met theorieën en de verschillende theorieniveaus met elkaar in verband brengen

Hoe verloopt de diagnostische cyclus? - TentamenTests 3

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Wat voor soort diagnostisch scenario wordt gebruikt als er een verhelderende, onderkennende en indicerende vraag opgesteld zijn?

  1. 1-scenario

  2. 2-scenario

  3. 3-scenario

Vraag 2

Hoe ziet het verloop van het diagnostisch er in de meeste gevallen uit?

  1. Lineair

  2. Curvilineair

  3. Cyclisch

Vraag 3

Welk onderdeel van de diagnostische cyclus wordt gekoppeld aan de onderkennende diagnose?

  1. Klachtanalyse

  2. Probleemanalyse

  3. Verklaringsanalyse

Vraag 4

Welke van onderstaande uitspraken is waar?

  1. De klinische cyclus bestaat uit de diagnostische cyclus en de therapeutische cyclus

  2. De therapeutische cyclus bestaat uit de diagnostische cyclus en de klinische cyclus

  3. De therapeutische cyclus valt onder de klinische cyclus, maar de diagnostische cyclus staat hier los van

Vraag 5

Waar is sprake van bij een 0-scenario?

  1. Er vindt geen onderzoek plaats

  2. Er vindt een onderkennend onderzoek plaats, maar daarna wordt besloten niet verder te gaan met een volgend type onderzoek

  3. Er worden verschillende typen onderzoek gedaan, maar uiteindelijk wordt besloten het behandelingsproces niet in te gaan

  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist

Vraag 6

Wat is de goede volgorde van de diagnostische cyclus?

  1. Indicatieanalyse – probleemanalyse – klachtanalyse – verklaringsanalyse

  2. Indicatieanalyse – klachtanalyse – probleemanalyse – verklaringsanalyse

  3. Probleemanalyse – klachtanalyse – verklaringsanalyse – indicatieanalyse

  4. Klachtanalyse – probleemanalyse – verklaringsanalyse – indicatieanalyse

Vraag 7

Waar is de volgende hulpvraag een voorbeeld van: ‘Wat is er met mijn kind aan de hand?’

  1. Een verhelderende vraagstelling.

  2. Een onderkennende vraagstelling.

  3. Een verklarende vraagstelling.

  4. Een indicerende vraagstelling.

Vraag 8

Waar is de volgende hulpvraag een voorbeeld van: ‘Hoe moet ik verwoorden wat ik met mijn kind ervaar?’

  1. Een verhelderende vraagstelling.

  2. Een onderkennende vraagstelling.

  3. Een verklarende vraagstelling.

  4. Een indicerende vraagstelling.

Vraag 9

Wat is de meest voorkomende volgorde van onderzoekstypen?

  1. Verklarend-onderkennend-verhelderend.

  2. Verhelderend- onderkennend- verklarend.

  3. Verhelderend-onderkennend-indicerend.

  4. Onderkennend- indicerend- verklarend.

Open vragen

Vraag 1

Noem drie redenen om te kiezen voor een verklaringsanalyse.

Vraag 2

Carolien meldt zich aan bij een eerstelijnspraktijk met slaap- en concentratieproblemen die haar beperken bij het leren. Ze wil graag weten wat er aan de hand is en wat eraan gedaan kan worden. Welke typen onderzoeksvragen zijn van toepassing?

Vraag 3

De term ‘diagnose’ wordt in de praktijk doorgaans voor twee verschillende betekenissen gebruikt. Welke zijn dit?

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

B. 2-scenario.

Vraag 2

C. Cyclisch.

Vraag 3

B. Probleemanalyse.

Vraag 4

A. De klinische cyclus bestaat uit de diagnostische cyclus en de therapeutische cyclus.

Vraag 5

B. Er vindt een onderkennend onderzoek plaats, maar daarna wordt besloten niet verder te gaan met een volgend type onderzoek.

Vraag 6

D. Klachtanalyse – probleemanalyse – verklaringsanalyse – indicatieanalyse

Vraag 7

B. Een onderkennende vraagstelling.

Vraag 8

A. Een verhelderende vraagstelling.

Vraag 9

B. Verhelderend- onderkennend- verklarend.

Antwoordindicatie open vragen

Vraag 1

1) er is sprake van een hardnekkig probleem en een weinig succesvolle hulpverleningsgeschiedenis

2) er zijn meerdere alternatieven voor de behandelindicatie, waarvoor de verklaring doorslaggevend kan zijn

3) de cliënt wil zelf graag de verklaring voor zijn/haar probleem kennen

Vraag 2

Onderkennend en indicerend onderzoek.

Vraag 3

Als onderkenning van een stoornis en als verklaring voor het probleem of de stoornis

Wat is het startpunt van de diagnostische cyclus? - TentamenTests 4

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Wat voor soort traject is van toepassing wanneer een forensische instelling de opdracht geeft tot diagnostisch onderzoek bij een jeugddelinquent?

  1. Een hulpverleningstraject

  2. Een dienstverleningstraject

  3. Een vervolgtraject

Vraag 2

Bertrand is 14 jaar oud. Wie moet er toestemming verlenen om aan het aanmeldingstraject mee te werken?

  1. Alleen de ouders/opvoeders van Bertrand

  2. Alleen Bertrand zelf

  3. Zowel de ouders/opvoeders als Bertrand zelf

Vraag 3

Welke stelling is juist?

Stelling I: we spreken van een hulpverleningstraject als de opdrachtgever samenvalt met de cliënt of diens wettelijke vertegenwoordiger

Stelling II: er is sprake van procedurele vrijheid als bij voorbaat geen stappen uit de diagnostische cyclus worden uitgesloten

  1. Stelling I is juist, stelling II is juist

  2. Stelling I is juist, stelling II is onjuist

  3. Stelling I is onjuist, stelling II is juist

  4. Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist

Vraag 4

Wat wordt geëxpliciteerd in een startcontract?

  1. De door de diagnosticus gestelde diagnose

  2. Het behandelplan

  3. De verwachtingen over en weer

  4. De voorwaarden voor deelname aan het behandelplan

Vraag 5

Wie wordt in het aanmeldingsproces gezien als de aanmelder?

  1. De persoon die de cliënt vanuit een professionele relatie met die cliënt heeft gewezen op het belang van psychopedagogische hulpverlening.

  2. De persoon die krachtens een wettelijk-professionele bevoegdheid de opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van een diagnostisch onderzoek.

  3. De persoon op wie het diagnostisch onderzoek betrekking heeft.

  4. De persoon die daadwerkelijk met de hulpverlener contact heeft opgenomen met het verzoek aandacht te besteden aan de problematiek van de cliënt.

Vraag 6

Indien de aanmelding betrekking heeft op een adolescent van 15 jaar, wie is dan de opdrachtgever?

  1. De adolescent

  2. De adolescent en de ouder

  3. De ouder

Vraag 7

Welke term beschrijft het beste de situatie waarin de opdrachtgever samenvalt met de cliënt of diens wettelijke vertegenwoordiger?

  1. Aanmeldingstraject.

  2. Vervolgtraject.

  3. Hulpverleningstraject.

  4. Dienstverleningstraject.

Vraag 8

Welke van deze stellingen is juist?

Stelling 1: De term professionele relatie verwijst naar de formele positie die de betrokkenen ten opzichte van elkaar innemen.

Stelling 2: De term samenwerkingsrelatie verwijst naar de informele positie die de betrokkenen ten opzichte van elkaar innemen.

  1. Stelling 1 is juist, Stelling 2 is onjuist.

  2. Stelling 1 is onjuist, Stelling 2 is juist.

  3. Beide stellingen zijn juist.

  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Open vragen

Vraag 1

Wat is het cliëntsysteem?

Vraag 2

Wat is het verschil tussen procedurele en inhoudelijke vrijheid?

Vraag 3

Bij Theresa is een vermijdende persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. De diagnosticus adviseert om schematherapie te starten, maar is hier zelf niet voor gekwalificeerd. Wat is de vervolgstap?

Vraag 4

Leg uit waarom motieven en verwachtingen van de cliënt zijn informatieverstrekking kunnen beïnvloeden.

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

B. Een dienstverleningstraject.

Vraag 2

C. Zowel de ouders/opvoeders als Bertrand zelf.

Vraag 3

A. Stelling I is juist, stelling II is juist. Beide stellingen zijn correct.

Vraag 4

C. De verwachtingen over en weer.

Vraag 5

D. De persoon die daadwerkelijk met de hulpverlener contact heeft opgenomen met het verzoek aandacht te besteden aan de problematiek van de cliënt.

Vraag 6

C. De ouder. Als de aanmelding betrekking heeft op een adolescent van 15 jaar, zijn de ouders nog steeds de opdrachtgever. De diagnosticus zal nu echter wel toestemming aan de adolescent moeten vragen om aan het aanmeldingstraject mee te werken

Vraag 7

C. Hulpverleningstraject.

Vraag 8

A. Stelling 1 is juist, Stelling 2 is onjuist.

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

Het cliëntsysteem bestaat uit de groep personen waarop het diagnostisch onderzoek betrekking heeft.

Vraag 2

Procedurele vrijheid heeft betrekking op de stappen in de diagnostische cyclus, terwijl inhoudelijke vrijheid verwijst naar de beslisvrijheid over de inhoud van het onderzoek.

Vraag 3

De diagnosticus deelt mondeling en schriftelijk mee dat het contact beëindigd wordt en dat er wordt doorverwezen naar een andere therapeut.

Vraag 4

Afhankelijk van wat een cliënt probeert te bereiken met de aanmelding, kan hij/zij onder- of overrapporteren. Problemen kunnen worden aangedikt of de cliënt kan zo min mogelijk problemen gaan rapporteren

Wat is het belang van klachtanalyse in de diagnostische cyclus? - TentamenTests 5

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Als een diagnosticus vraagt een voorbeeld te geven van een moment waarop genoemde klachten zich niet voordoen, om welke gesprekstaak gaat het dan?

  1. Het controleren van de betekenis van de klachten

  2. Het controleren van de volledigheid van de klachten

  3. Het controleren van de interne consistentie van de klachten

Vraag 2

Een duidelijk geformuleerde vraag om bepaalde hulp die op grond van de klachtenanalyse tot stand komt is een voorbeeld van:

  1. Een impliciete hulpvraag

  2. Een hulpvraag als funderend beginsel

  3. Een verhelderende diagnose

  4. Een expliciete hulpvraag

Vraag 3

“U voelt zich machteloos als Piet de vuilnisbakken van de buren weer heeft omgetrapt. Komt dit gevoel ook in andere situaties voor?” Het gaat in dit voorbeeld om controle op…

  1. Explicitering

  2. Specificiteit

  3. Feitelijkheid

  4. Betrouwbaarheid

Vraag 4

Hoe kan de diagnosticus de ‘reflectieve gespreksmethodiek’ in de praktijk brengen?

  1. Door zelf geen informatie of termen toe te voegen, maar bij de formulering letterlijk de uitspraken van de cliënt te gebruiken

  2. Door geen suggestieve vragen te stellen naar klachten die de cliënt niet zelf heeft genoemd

  3. Door regelmatig om directe feedback te vragen, waarmee hij zijn oordeelsvermogen voortdurend controleert

  4. Door in gedachte te houden dat de cliënt de terminologie van zijn vakgebied niet kent, en daarom de neiging om klachtgedrag meteen te formuleren in diagnostische of professionele termen te onderdrukken.

Vraag 5

Welk soort onderzoek past bij een klachtanalyse?

  1. Onderkennend onderzoek.

  2. Indicerend onderzoek.

  3. Verklarend onderzoek.

  4. Verhelderend onderzoek.

Vraag 6

Wat is geen gesprekstaak in het gesprek voor de klachtanalyse?

  1. Het controleren van de betekenis van de geformuleerde klachten en hulpvragen.

  2. Het controleren van de volledigheid van de geformuleerde klachten en hulpvragen.

  3. Het controleren van de interne consistentie van de geformuleerde klachten en hulpvragen.

  4. Het controleren van de betrouwbaarheid van de geformuleerde klachten en hulpvragen.

Open Vragen

Vraag 1

Noem een professionele reden waarom het belangrijk is om aandacht te besteden aan de subjectieve beleving van de cliënt.

Vraag 2

Leg uit wat een verhelderende (ook wel reflectieve) gespreksmethodiek inhoudt.

Vraag 3

Voor welke valkuil is de diagnosticus het meest kwetsbaar tijdens de klachtanalyse?

Vraag 4

Hoe kan de diagnosticus valkuilen tegengaan tijdens de klachtanalyse?

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

B. Het controleren van de volledigheid van de klachten.

Vraag 2

D. Een expliciete hulpvraag.

Vraag 3

B. Specificiteit. Het gaat hier om controle op specificiteit

Vraag 4

C. Door regelmatig om directe feedback te vragen, waarmee hij zijn oordeelsvermogen voortdurend controleert, past de diagnosticus de ‘reflectieve gespreksmethodiek’ toe.

Vraag 5

D. Verhelderend onderzoek.

Vraag 6

D. Het controleren van de betrouwbaarheid van de geformuleerde klachten en hulpvragen.

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

De ervaring van de cliënt dat de diagnosticus het vermogen heeft zijn/haar belevingswereld te begrijpen en verhelderen bevordert de samenwerkingsrelatie.

Vraag 2

In een verhelderende/reflectieve gespreksmethodiek wordt een cliënt gestimuleerd om zijn klachtervaring zo open mogelijk te onderzoeken en onder woorden te brengen.

Vraag 3

Valkuilen als gevolg van de eerste indruk (vasthouden aan de juistheid van de eigen mening, bevoordelen van informatie die als eerste verkregen is, en uitsluitend zoeken naar informatie die consistent is met een opgestelde interpretatie).

Vraag 4

Door 1) zich bewust te zijn van de foutenbronnen, 2) regelmatig om directe feedback van de cliënt te vragen, en 3) eventueel audio- of video-opnamen te bespreken tijdens inter- of supervisie.

Hoe ziet het diagnostisch scenario eruit in de cyclus? - TentamenTests 6

MC-vragen

Vraag 1

Welke van onderstaande hulpvragen is geen diagnostische hulpvraag?

  1. Kan een kind met leesproblemen op school geholpen worden of is er een interventie van buitenaf nodig?

  2. Kunnen de gescheiden ouders van een kind met depressie elkaar beter begrijpen om de onderlinge communicatie te verbeteren?

  3. Hoe kan het dat een kind moeite heeft met nieuwe vriendschappen sluiten na een verhuizing?

Vraag 2

Marijke heeft een dochter met het syndroom van Asperger en vraagt zich af of ze haar naar de peuterspeelzaal kan laten gaan. Wat voor type onderzoek is nodig voor het beantwoorden van deze vraag?

  1. Onderkennend

  2. Verhelderend

  3. Indicerend

Vraag 3

Welke stelling is juist?

Stelling I: Onder diagnostisch onderzoek vallen alle handelingen die de diagnosticus moet verrichten ter beantwoording van de vraagstelling

Stelling II: Een diagnostisch scenario is een reeks van typen onderzoek, per diagnostische hulpvraag geordend en afgestemd op de principes van de diagnostische cyclus

  1. Stelling I is juist, stelling II is juist.

  2. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

  3. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

  4. Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist.

Vraag 4

Welk van onderstaande stappen hoort niet bij het analyseren van de hulpvragen?

  1. De diagnostische hulpvragen achterhalen bij de cliënt.

  2. De diagnostische hulpvragen controleren op deelhulpvragen.

  3. De diagnostische hulpvragen verkort herschrijven.

  4. Het identificeren van het type vraagstelling.

Vraag 5

Wat is de belangrijkste voorwaarde voor het opstellen van het diagnostisch scenario?

  1. Het inzichtelijk maken van de hulpvragen voor de cliënt.

  2. Duidelijkheid creëren voor de diagnosticus.

  3. Het expliciteren van stappen in het onderzoeksproces.

  4. Het controleren van onderzoeksgegevens.

Open vragen

Vraag 1

Wat zijn de drie doelen van het diagnostisch scenario?

Vraag 2

Uit welke drie stappen bestaat de fase van het analyseren van hulpvragen?

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

B. Kunnen de gescheiden ouders van een kind met depressie elkaar beter begrijpen om de onderlinge communicatie te verbeteren?

Vraag 2

C. Indicerend

Vraag 3

A. Stelling I is juist, stelling II is juist. Beide stellingen zijn juist

Vraag 4

A. De diagnostische hulpvragen achterhalen bij de cliënt

Vraag 5

A. Het inzichtelijk maken van de hulpvragen voor de cliënt.

Antwoordindicatie open vragen

Vraag 1

1) het informeren van de cliënt

2) creëren van een beslissingskader

3) waarborgen van volledigheid

Vraag 2

1) controleren op deelhulpvragen

2) de hulpvragen verkort herschrijven

3) het type vraagstelling en onderzoek identificeren

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Welke van onderstaande hulpvragen is geen diagnostische hulpvraag?

  1. Kan een kind met leesproblemen op school geholpen worden of is er een interventie van buitenaf nodig?

  2. Kunnen de gescheiden ouders van een kind met depressie elkaar beter begrijpen om de onderlinge communicatie te verbeteren?

  3. Hoe kan het dat een kind moeite heeft met nieuwe vriendschappen sluiten na een verhuizing?

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

B. Kunnen de gescheiden ouders van een kind met depressie elkaar beter begrijpen om de onderlinge communicatie te verbeteren?

Wat zegt de diagnostische cyclus over probleemanalyse? - TentamenTests 7

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Welk classificatiesysteem wordt met Machine Aided Diagnosis (MAD) gebruikt?

  1. Het DSM-systeem

  2. Het CBCL-systeem

  3. Zowel de DSM als de CBCL

Vraag 2

Dennis is in behandeling geweest voor angstklachten. Aan het einde van de behandeling is de GAF (Global Assessment of Functioning)-score gestegen van 50 naar 80. Is de ernst van zijn symptomen toe- of afgenomen?

  1. Toegenomen

  2. Afgenomen

  3. Dat kun je op basis van de GAF-score niet bepalen.

Vraag 3

‘Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid’ in de probleemanalyse is een voorbeeld van het toepassen van:

  1. Methodologische voorwaarden

  2. Psychometrische voorwaarden

  3. Professionele voorwaarden

  4. Diagnostische voorwaarden

Vraag 4

Welke stelling is juist?

Stelling I: Een nadeel van het Achenbach-systeem is dat voor een betrouwbare onderkenning van stoornissen een tijdrovend gestructureerd interview nodig is door een ervaren interviewer.

Stelling II: De DSM onderscheidt 52 stoornissen, terwijl het Achenbach-systeem er slechts 10-12 onderscheidt.

  1. Stelling I is juist, stelling II is juist

  2. Stelling I is juist, stelling II is onjuist

  3. Stelling I is onjuist, stelling II is juist

  4. Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist

Vraag 5

Wat wordt in de probleemanalyse met ordening bedoeld?

  1. Het ordenen van resultaten van de screeningsinstrumenten.

  2. Het ordenen van de informatie die verkegen is uit het diagnostisch interview.

  3. Het ordenen van probleemgedragingen in syndromen of stoornissen.

  4. Het op een rijtje zetten van de voorkomende problemen.

Open Vragen

Vraag 1

Welke twee communicatieve functies heeft het benoemen van patronen van disfunctioneel gedrag?

Vraag 2

Wat is steekproefvaliditeit en wat is het belang hiervan in de probleemanalyse?

Vraag 3

Waar komt het criterium voor ernst bij de CBCL op neer?

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

C. Zowel de DSM als de CBCL.

Vraag 2

B. Afgenomen.

Vraag 3

B. Psychometrische voorwaarden.

Vraag 4

D. Het op een rijtje zetten van de voorkomende problemen. (stelling I geldt voor de DSM, het Achenbachsysteem onderscheidt vijf tot zeven stoornissen)

Vraag 5

C. Het ordenen van probleemgedragingen in syndromen of stoornissen.

Antwoordindicatie open vragen

Vraag 1

1) samenvatten

2) toegang geven tot kennis in de literatuur

Vraag 2

Steekproefvaliditeit garandeert dat de observaties een goede representatie vormen van datgene wat men wil observeren. Dit is van belang voor de inhoudvaliditeit.

Vraag 3

Dit komt neer op het aantal verschillende probleemgedragingen dat het kind vertoont en op de mate waarin die overheersen in diens gedragsrepertoire.

Hoe werkt een verklaringsanalyse volgens de diagnostische cyclus? - TentamenTests 8

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Wat voor soort relatie is een causale samenhang in de gedragswetenschappen?

  1. Probabilistisch

  2. Deterministisch

  3. Conditioneel

Vraag 2

Charlie wordt getest op intelligentie om te bepalen of ze te maken heeft met hoogbegaafdheid. De diagnosticus gebruikt hiervoor de WISC-III en hanteert hierbij een ondergrens van een IQ van 120 of hoger. Wat is hier het toetsingscriterium?

  1. Hoogbegaafdheid

  2. De WISC-III

  3. Een IQ van 120 of hoger

Vraag 3

Wat is de voorkeursvolgorde in het type wetenschappelijke kennis waarop we een beroep willen doen bij het verkennen van potentiële verklaringen van een probleem?

  1. Systematische praktijkkennis – experimentele kennis – longitudinale kennis die causaal kan worden geïnterpreteerd – correlationele kennis

  2. Systematische praktijkkennis – correlationele kennis – experimentele kennis – longitudinale kennis die causaal kan worden geïnterpreteerd

  3. Experimentele kennis – systematische praktijkkennis – longitudinale kennis die causaal kan worden geïnterpreteerd - correlationele kennis

  4. Experimentele kennis – longitudinale kennis die causaal kan worden geïnterpreteerd – correlationele kennis – systematische praktijkkennis

Vraag 4

Wat is een syllogisme?

  1. Een uitgebreide woordenlijst waarin elke term is voorzien van synoniemen waarmee het een ondergeschikte dan wel bovengeschikte relatie onderhoudt.

  2. Een systeem waarin de hele verscheidenheid van individuele gedragsprofielen wordt ondergebracht.

  3. Hierbij wordt het bij het individu vastgestelde probleem vanuit een causaal probabilistische ‘wet’ verklaar.

  4. Hierin zijn zowel de klachten, problemen en verklarende condities als de positieve factoren en mogelijkheden samengebracht.

Vraag 5

Wat wordt bedoeld met conditie?

  1. De situatie waarin een bepaald probleem zich voordoet.

  2. Een variabele die verantwoordelijk is voor het in gang zetten of houden van een probleem.

  3. Een voorwaarde voor het voorkomen van een bepaald verschijnsel.

  4. Een variabele die een bepaald probleem doet verminderen.

Vraag 6

Voor welk verschijnsel zal het snelst een vragenlijst als diagnostisch instrument worden gebruikt?

  1. Een gebeurtenis die heeft plaatsgevonden.

  2. Onbewuste thema’s van de cliënt.

  3. Het beheersen van een vaardigheid.

  4. Een emotie of beleving van een persoon.

Open Vragen

Vraag 1

Wanneer wordt gesproken van een ‘zinvol probabilistisch te interpreteren verklaring’?

Vraag 2

Welke vier professionele voorwaarden gelden voor de verklaringsanalyse?

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

A. Probabilistisch.

Vraag 2

C. Een IQ van 120 of hoger.

Vraag 3

D. Experimentele kennis – longitudinale kennis die causaal kan worden geïnterpreteerd – correlationele kennis – systematische praktijkkennis.

Vraag 4

C. Hierbij wordt het bij het individu vastgestelde probleem vanuit een causaal probabilistische ‘wet’ verklaar. Optie A is een ‘Thesaurus’, optie B is ‘een systeem met een optimaal bereik’, en optie D is ‘een integratief beeld’

Vraag 5

B. Een variabele die verantwoordelijk is voor het in gang zetten of houden van een probleem.

Vraag 6

C. Het beheersen van een vaardigheid.

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

Wanneer personen waarbij een factor van kracht is die een grotere kans op het vertonen van bepaald gedrag veroorzaakt

Vraag 2

1) beschikken over contactuele vaardigheden.

2) in staat zijn wetenschappelijke literatuur te interpreteren.

3) beschikken over metakennis van de keuze van onderzoeksmiddelen.

4) in staat zijn om te gaan met eigen beperkingen.

Hoe werkt een indicatieanalyse volgens de diagnostische cyclus? - TentamenTests 9

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Cathlin is cognitief gedragstherapeut en stelt tijdens de indicatieanalyse altijd de vraag of cognitieve gedragstherapie geïndiceerd is om de problemen van haar cliënt op te lossen. Wat voor soort indicerende vraag is dit?

  1. Een open indicerende vraag

  2. Een gesloten indicerende vraag

  3. Een gespecificeerde indicerende vraag

Vraag 2

Welke variant van interventie wordt ook wel mediatietherapie genoemd?

  1. De individuele aanpak

  2. De groepsaanpak

  3. De opvoedersaanpak

Vraag 3

Wat zijn empirische criteria?

  1. Criteria waarvan is vastgesteld dat zij de kans van slagen van de behandeling beïnvloeden

  2. Criteria waarvan verondersteld wordt dat zij de kans van slagen van de behandeling beïnvloeden

  3. Criteria waarvan nog onderzocht moet worden of zij de kans van slagen van de behandeling beïnvloeden

Vraag 4

Wat is geen stap in de indicatie-analyse?

  1. Het nagaan of een interventie ingezet kan worden.

  2. Het formuleren en prioriteren van doelen.

  3. Het selecteren van de in aanmerking komende typen interventies.

  4. Advies uitbrengen aan de cliënt.

Open Vragen

Vraag 1

Welke twee aspecten spelen een rol bij het globale doel van een interventie?

Vraag 2

Wat is het nadeel van het gebruiken van een classificatiesysteem bij de inschatting van de noodzaak van interventie?

Vraag 3

Wat is het doel van een indicatieanalyse en wat omvat deze?

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

B. Een gesloten indicerende vraag.

Vraag 2

C. De opvoedersaanpak

Vraag 3

A. Criteria waarvan is vastgesteld dat zij de kans van slagen van de behandeling beïnvloeden. optie B is een omschrijving van ‘hypothetische criteria’.

Vraag 4

D. Advies uitbrengen aan de cliënt.

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

1) de aansluiting bij het onderkende probleem

2) de theoretische oriëntatie ten aanzien van ontstaans- en veranderingsprocessen

Vraag 2

Classificatiesystemen houden geen rekening met het ontwikkelingspsychologische en -pedagogische perspectief

Vraag 3

Het doel is te komen tot een verantwoorde, liefst wetenschappelijk gefundeerde aanbeveling voor de best passende aanpak van het probleem, bij voorkeur als resultaat van toetsing van indicerende hypothesen (p.189). Dit omvat zowel informatie uit de klachtanalyse, de probleemanalyse en de verklaringsanalyse, als kennis over de best passende interventie voor dit probleem met deze diagnostische verklaring

Hoe werkt een adviesgesprek volgens de diagnostische cyclus? - TentamenTest 10

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Wat is geen specifiek doel van het adviesgesprek?

  1. Het verschaffen van informatie over de onderkennende en verklarende diagnose.

  2. Het controleren van het door de diagnosticus verrichte werk aan de hand van de reacties van de cliënt.

  3. Via overleg tot overeenstemming met de cliënt komen.

  4. Het doorverwijzen naar andere deskundigen.

Vraag 2

Welke gespreksmodus is in de overlegfase van het adviesgesprek van toepassing?

  1. De informatiemodus

  2. De consensusmodus

  3. De beïnvloedingsmodus

Open Vragen

Vraag 1

Wat zijn over het algemeen de vier doelen van een adviesgesprek?

Vraag 2

Noem drie redenen die ertoe kunnen leiden dat een interventie niet het beoogde effect oplevert.

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

D. Het doorverwijzen naar andere deskundigen.

Vraag 2

B. De consensusmodus.

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

Informeren over het integratief beeld, het controleren van het werk aan de hand van reacties van de cliënt, tot overeenstemming komen en het verzamelen van informatie met betrekking tot de invulling van het gekozen advies.

Vraag 2

1) Het diagnostisch proces is niet juist uitgevoerd

2) De interventie is niet correct uitgevoerd

3) er is sprake van onvoorziene belemmerende factoren

Hoe maak je een diagnostisch verslag in het kader van de diagnostische cyclus? - TentamenTests 11

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Voor wie is het technisch-professionele verslag bedoeld?

  1. De cliënt.

  2. De diagnosticus zelf.

  3. Collega’s en andere vakgenoten van de diagnosticus.

  4. Het technisch-professionele verslag is algemeen en dus voor iedereen bedoeld..

Vraag 2

Waarmee hoeft in het cliëntverslag geen rekening te worden gehouden?

  1. Door ouders verstrekte gegevens die het kind niet mag lezen.

  2. Informatieverschaffing voor behandelaars.

  3. Informatie die te confronterend is.

  4. Aan welke informatie de cliënt behoefte heeft.

Vraag 3

Op welke wijze kan een cliëntverslag helpen de cliënt te motiveren?

  1. Inzicht in de overwegingen en nuances van de diagnosticus.

  2. Helderheid over de methodologische termen die van toepassing zijn.

  3. Inzage in uitslagen en psychometrische gegevens.

  4. Inzage in het verloop van het diagnostisch proces.

Vraag 4

Hoeveel aanbevelingen voor interventie staan er in een diagnostisch verslag?

  1. De aanbeveling met de hoogste kans van slagen.

  2. De aanbeveling met het hoogste verwachte nut.

  3. De aanbeveling met de hoogste kans van slagen, en een of twee alternatieven.

  4. De aanbeveling met het hoogste verwachte nut, en een of twee alternatieven.

  5. Alle mogelijke aanbevelingen, gerangschikt naar kans van slagen.

  6. Alle mogelijke aanbevelingen, gerangschikt naar verwacht nut.

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

C. Collega’s en andere vakgenoten van de diagnosticus.

Vraag 2

B. Informatieverschaffing voor behandelaars.

Vraag 3

D. Inzage in het verloop van het diagnostisch proces.

Vraag 4

F. Alle mogelijke aanbevelingen, gerangschikt naar verwacht nut.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer