Begrippenlijst De Diagnostische Cyclus (De Bruyn)


 

Hoofdstuk 2

Uitgangspunten

Beslissingsprobleem

Een keuzeprobleem waarbij verschillende opties tot verschillende consequenties kunnen leiden met betrekking tot een doel.

Besliskunde

Procedures en modellen die beschrijven hoe een beslisser in de verschillende stappen van het beslissingsproces het beste kan handelen.

Normatieve diagnostiek

Houd zich bezig met het formuleren, funderen en onderzoeken van diagnostische procedures en regels.

Prescriptieve diagnostiek

De grondkenmerken van het professionele diagnostische proces worden geanalyseerd en blootgelegd. Houd zich bezig met de vraag hoe een diagnosticus het diagnostisch proces het beste vorm kan geven.

 

Hoofdstuk 3

De diagnostische cyclus

Verheldering

Hoe moet ik verwoorden wat ik ten opzichte van dit kind of mijzelf ervaar? Hoort bij verhelderend onderzoek (VHD).

Onderkenning

Wat is er met dit kind of met mij aan de hand? Hoort bij onderkennend onderzoek ODK).

Verklaring

Waarom is dit met dit kind of met mijzelf aan de hand? Hoort bij verklarend onderzoek (VKR).

Indicatie

Hoe kan dit kind of ik het beste geholpen worden? Hoort bij indicerend onderzoek (IDC).

Diagnostisch scenario

De geordende sequentie van verschillende typen onderzoek. Dit begint altijd met verheldering van de hulpvraag. Het kan zijn dat verder onderzoek niet nodig is, er is dan een 0-scenario. Het scenario wordt genoemd naar het aantal overgangen dat gemaakt wordt van het ene type naar het andere type onderzoek.

3-scenario

Het meest volledige scenario dat gebaseerd is op de gedachtegang dat verheldering van de klacht kennis oplevert die bijdraagt tot een goede onderkenning van het probleem. Pas wanneer het probleem onderkend is, kan een verklaring worden gegeven. Voor de indicatie moet men beschikken over informatie uit eerdere onderzoekstypen.

Klachtanalyse

De diagnosticus verzamelt de klachten en kijkt of de verwoording door de cliënt overeenkomt met wat hij/zij daadwerkelijk bedoelt. Ook wordt er met de cliënt overlegd over een geschikte diagnostische hulpvraag.

Klachten

Uitspraken die aangeven dat het gedrag van de cliënt, de gevolgen daarvan of de situatie door de cliënt als negatief worden ervaren.

Verhelderende diagnose

De uitkomst van de klachtanalyse; een ordening van de door de cliënt onderschreven en herkende klachten, waarop de hulpvragen betrekking hebben.

Problemen

Situaties of gedragingen van de cliënt waarover de diagnosticus (op theoretische of empirische gronden) kan aannemen dat de toestand voor de cliënt ongunstig is.

Probleemanalyse

De diagnosticus legt een verband tussen klachten en problemen, groepeert en benoemt klachten en taxeert de ernst.

Onderkennende diagnose

De uitkomst van de probleemanalyse; een benoeming van het probleem in termen die door diagnostici onderschreven worden.

Verklaringen

Empirisch getoetste uitspraken over afzonderlijke of samenhangende condities die het problemen hebben veroorzaakt of in stand houden.

Verklaringsanalyse

De diagnosticus genereert hypothesen, leidt daaruit empirische voorspellingen af en formuleert ze, toetst ze en stelt een integratief beeld op.

Verklarende diagnose

Een samenhangend beeld; met een bepaalde mate van waarschijnlijk gelden één of meer condities als verklaring voor het probleem.

Indicaties

Theoretisch of empirisch onderbouwde aanbevelingen voor één of meerdere interventies.

Indicatieanalyse

De diagnosticus formuleert, in overleg met de cliënt een globaal interventiedoel, inventariseert de mogelijke typen interventie, bepaalt het nut daarvan, kijkt op de indicatiecriteria van de verschillende interventies aanwezig zijn, schat de kans van slagen in en formuleert uiteindelijk een aanbeveling.

Indicerende diagnose

De uitkomst van de indicatieanalyse; een lijst van indicaties bestaand uit aanbevelingen voor mogelijke interventies.

Causale (actor-observator) attributie

Heuristiek; de handelende persoon verklaart zijn gedrag vaak vanuit externe of situationele omstandigheden. De observator verklaart het handelen van de observator juist vanuit interne of stabiele omstandigheden.

Gedragsconfirmatie

Heuristiek; informatie die de eigen denkbeelden ondersteunt, wordt uitgelokt door eigen gedrag.

Beschikbaarheidsheuristiek

Het gemak waarmee men voorbeelden kan bedenken vormt het oordeel over de mate waarin een verschijnsel voorkomt.

Representativiteitsheuristiek

De mate waarin het te beoordelen verschijnsel overeenkomt met wat daarvoor als typerend wordt gezien, vormt het oordeel over de kans waarmee een verschijnsel optreedt.

Verankering

Heuristiek; oordelen over de omvang of frequentie van een verschijnsel is sterk verankerd in de aanvangswaarden van de beoordelaar.

Confirmatorische teststrategie

Heuristiek; informatie opzoeken die aansluit bij de eigen mening.

 

Hoofdstuk 8

Verklaringsanalyse

Voorlopig diagnostisch denkschema

De diagnosticus stelt een eerste conceptueel ‘schema’ op, op basis van informatie uit voorgaande stappen en dit te koppelen met beschikbaar, empirische of klinische kennis.

Conditie

Een variabele die volgens de wetenschap verantwoordelijk is voor het ontstaan of in stand houden van een probleem.

Wetenschappelijke verklarende hypothese

Een bewering over de veronderstelde causale samenhang tussen 2 of meer condities.

Diagnostische verklarende onderzoekshypothese

Een bewering – die getoetst kan worden – over een conditie waarvan men denkt dat het een verklaring is voor het onderkende probleem.

Onderzoeksmiddelen

Alle middelen die bruikbaar zijn om een conditie uit een hypothese te operationaliseren. Vb.: vragenlijsten of projectieve technieken.

Toetsingscriteria

Welke maatstaven er gebruikt worden bij de gekozen onderzoeksmiddelen om te bepalen of een onderzoekshypothese al dan niet aangenomen kan worden. Zijn inhoudelijk gebonden aan het gekozen middel.

Integratief beeld

Een bijgewerkte versie van het voorlopig diagnostisch denkschema. Het is het antwoord van de diagnosticus op de onderkennende en verklarende diagnostische hulpvragen die in overleg met de cliënt geformuleerd zijn.

Falsificatie

Een belangrijk uitgangspunt in de wetenschap; als er geen resultaten worden gevonden die tégen de hypothese pleiten, wordt de hypothese aangehouden. Je weet dan echter nooit of er genoeg gezocht is naar contra-evidentie.

Verificatie

Men gaat uit van bewijsmateriaal ten gunste van de onderzoekshypothese, naarmate er meer voorspellingen uitkomen, wordt de hypothese als waarschijnlijker gezien.

Belief perseverance

Ondanks ontkrachtende of weerleggende informatie toch vasthouden aan de juistheid van de eigen mening.

Primacy effect

Informatie die het eerst wordt verkregen in de oordeelsvorming bevoordelen.

Confirmation bias

Alleen zoeken naar informatie die overeenkomt met de opgestelde hypothese.

Overconfidence in positive test results

De waarde van positieve testuitslagen overschatten en daarmee de kans dat bepaalde scores nu eenmaal in de populatie gevonden worden onderschatten.

Excessive data collection

Veel meer gegevens verzamelen dan nodig is.

Search for the exotic

Zoeken naar het buitengewone en daarbij voorbij gaan aan wat meer voor de hand ligt. Het onderliggend mechanisme is de neiging om de kans op weinig voorkomende verschijnselen te overschatten.

Premature closure

Het aantal mogelijke hypothesen te vroeg beperken, als gevolg van belief perseverance en primacy effect.

Illusory correlation

Verbanden veronderstellen die in werkelijkheid niet worden aangetroffen.

Overconfidence in own capability

De kwaliteit van het eigen oordeelsvermogen overschatten, bijvoorbeeld door het uitkomen van een bepaalde voorspelling als haast onvermijdelijk te zien.

Framing effect

Te weinig rekening houden met de invloed waarop keuzesituaties gestructureerd worden. Een positieve formulering kan bijvoorbeeld tot een andere beslissing leiden dan een negatieve formulering.

Objectiviteit

Algemeen wetenschappelijke eis. Een instrument moet bij onafhankelijk gebruik door verschillende diagnostici tot hetzelfde resultaat leiden. Afhankelijk van de mate waarin het instrument gestandaardiseerd is.

Betrouwbaarheid

De nauwkeurigheid waarmee de gevonden score de echte score benaderd.

Validiteit

In hoeverre een instrument meet wat het pretendeert te meten.

Bron:

  • Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.