Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2018


MC-vragen

Vraag 1

De minister van Economische Zaken en Klimaat legt een bestuurlijke boete op grond van artikel 51 van de Meststoffenwet op aan een landbouwer in Sittard, omdat een te hoog gehalte meststoffen in zijn landbouwgrond is gesignaleerd.
Wat is de volledige rechtsgang die tegen dit besluit openstaat? Ga ervan uit dat de Meststoffenwet geen bijzondere regels kent omtrent de rechtsbescherming.

  1. Tegen dit besluit staat geen bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open.
  2. In bezwaar bij de minister, in beroep bij de rechtbank Limburg (afdeling bestuursrecht) en in hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
  3. In bezwaar bij de minister, in beroep in eerste en enige aanleg bij de het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
  4. In bezwaar bij de minister, in beroep bij de rechtbank Limburg (afdeling bestuursrecht) en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Vraag 2

Vanwege de aanhoudende problematiek in het Zeeuwse overstromingsgebied bundelen ondernemers uit het noorden hun krachten in een nieuwe Stichting Probleemloos Zeeland. Deze stichting zal financiële ondersteuning bieden aan gedupeerden. Het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland (GS) is erg blij met dit initiatief. GS besluit dat de provincie ook een financiële bijdrage zal leveren door het toekennen van een bedrag aan de stichting dat even groot is als alle gelden die de ondernemers in de stichting steken. GS stelt verder dat de stichting zelf mag bepalen hoe zij het verkregen geld zal verdelen. De stichting keert alle gelden die zij van de ondernemers en de provincie krijgt aan de gedupeerden uit.

Zou u het bestuur van de Stichting Probleemloos Zeeland als bestuursorgaan kwalificeren?

  1. Ja, omdat aan het financieel en het inhoudelijk vereiste is voldaan.
  2. Ja, omdat aan het financieel vereiste is voldaan.
  3. Nee, omdat enkel aan het inhoudelijk vereiste is voldaan.
  4. Nee, omdat noch aan het financieel, noch aan het inhoudelijk vereiste is voldaan.

Vraag 3

Cafébaas Roderick Meeuwissen uit Deventer heeft in 2002 van het college van B&W van de gemeente Deventer op verzoek een gedoogverklaring ontvangen voor het verkopen van maximaal 5 gram aan softdrugs per dag en per persoon. Op basis van strafrechtelijk onderzoek komt vast te staan dat Roderick zich niet heeft gehouden aan dit maximum. De burgemeester stuurt Roderick een brief met de mededeling dat de gedoogverklaring wordt ingetrokken.

Zou de bestuursrechter de brief kwalificeren als een besluit in de zin van de Awb dan wel de brief met een besluit gelijkstellen?

  1. Ja, want de brief is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan.
  2. Nee, want de brief is niet gericht op een rechtsgevolg.
  3. Ja, de brief kwalificeert als een beschikking in de zin van artikel 1:3 lid 2 Awb.
  4. Nee, want beslissingen over het wel of niet gedogen zijn geen besluiten.

Vraag 4

Emma heeft een evenementenvergunning aangevraagd voor een buurtbarbecue. De burgemeester wijst de aanvraag af en maakt het besluit volgens de voorschreven wijze bekend op 21 maart 2018. Wat is de uiterste termijn voor Emma om in bezwaar te gaan tegen het besluit?

  1. Dinsdag 1 mei 2018 om 23:59 uur.
  2. Woensdag 2 mei 2018 om 23:59 uur.
  3. Donderdag 3 mei 2018 om 23:59 uur.
  4. Vrijdag 4 mei 2018 om 23:59 uur.

Vraag 5

Artikel 2:6 lid 1 Awb is een voorbeeld van:

  1. Dwingend recht.
  2. Regelend recht.
  3. Aanvullend recht.
  4. Facultatief recht.

Vraag 6

De gemeente Breda heeft met WorldwideSleeping een overeenkomst gesloten om afspraken te maken over de toeristische verhuur van woningen. Daarin staat bijvoorbeeld dat WorldwideSleeping hun data met de gemeente deelt. Stichting Vrijheid Voorop wil hiertegen opkomen bij de bestuursrechter. De stichting komt volgens de statuten op voor 'het behouden en bevorderen van het recht op privacy in Nederland, onder meer door het in rechte optreden voor burgers in Nederland'. De feitelijke werkzaamheden van Vrijheid Voorop bestaan volgens haar website uit het indienen van bezwaar- en beroepsschriften en het bewust maken van burgers van de privacyproblematiek door te flyeren op straat.

Kan Stichting Vrijheid Voorop de afspraken tussen gemeente Breda en WorldwideSleeping aanvechten bij de bestuursrechter?

  1. Nee, want de stichting is slechts belanghebbende op grond van artikel 1:3 lid 1 Awb en niet op basis van artikel 1:3 lid 2 Awb.
  2. Nee, want de statutaire doelstelling is te ruim omschreven.
  3. Nee, want de door de stichting verrichte feitelijke werkzaamheden omvatten feitelijk niet meer dan procederen, nu flyeren onvoldoende substantieel is.
  4. Nee, want de stichting kan niet bij de bestuursrechter opkomen tegen een privaatrechtelijke handeling.

Vraag 7

Gelede normstelling...

  1. Zorgt ervoor dat burgers in één document hun rechten en plichten kunnen overzien.
  2. Resulteert in extra taken voor de formele wetgever.
  3. Vergroot de democratische legitimatie van wet- en regelgeving.
  4. Kan op decentraal niveau leiden tot regelgeving die dicht bij de burger plaatsvindt.

Vraag 8

De gemeenteraad wil de kennisgeving over de vaststelling van een bepaling in een Algemeen plaatselijke verordening bekend maken. Hoe moet zij dat volgens de Awb doen?

  1. Door toezending of uitreiking van de kennisgeving aan degenen die rechtstreeks door de nieuwe bepaling worden geraakt.
  2. Door deze kennisgeving te publiceren in een huis-aan-huisblad.
  3. Door deze kennisgeving te publiceren op de website van de gemeente, waarbij in het kopje van de tekst 'bekendmaking' staat.
  4. Door deze kennisgeving te publiceren in de Staatscourant.

Vraag 9

Bestuursorganen maken voor veel besluiten gebruik van (externe) adviseurs. Welke stelling over advisering is onjuist?

  1. Het bestuursorgaan moet onderzoeken of het zelf een vergelijkbaar advies zou hebben gegeven.
  2. Het bestuursorgaan mag aan een advies dat subjectieve oordelen bevat beperktere motiveringseisen stellen dan aan adviezen met meer objectieve oordelen.
  3. Het bestuursorgaan moet onderzoeken of de adviseur over de vereiste deskundigheid en onpartijdigheid beschikt.
  4. Het bestuursorgaan mag in een besluit afwijken van een advies, maar moet dat wel motiveren.

Vraag 10

Welke van de onderstaande verschillen over verschillende typen van besluiten van algemene strekking zijn onjuist?

  1. Een algemeen verbindend voorschrift bevat zelfstandige normstelling, maar een concretiserend besluit van algemene strekking niet.
  2. Een bestuursorgaan kan volgens de Awb onder omstandigheden afwijken van een algemeen verbindend voorschrift, maar niet van een beleidsregel zonder dat in de beleidsregel een hardheidsclausule is opgenomen.
  3. Een algemeen verbindend voorschrift heeft externe werking, maar een beleidsregel heeft interne werking, die indirect externe gevolgen kan hebben.
  4. Een beleidsregel is niet appellabel, maar een concretiserend besluit van algemene strekking wel.

Vraag 11

In rechtsoverweging 43 van het arrest Benthem...

  1. Overweegt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat in de Benthem-zaak sprake is van een vervolging in de zin van artikel 6 EVRM.
  2. Overweegt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat in de Benthem-zaak sprake is van een schending van burgerlijke rechten en plichten in de zin van artikel 6 EVRM.
  3. Overweegt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat de Afdeling Geschillen van de Raad van State kan worden gezien als gerecht in de zin van artikel 6 EVRM.
  4. Overweegt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat de Kroon in het Kroonberoep niet kan worden gezien als gerecht in de zin van artikel 6 EVRM.

Vraag 12

De buurtvereniging ‘De Hooy’ wil een straatfeest organiseren op de Hooystraat. In het verleden is het voorgekomen dat feestgangers die iets te diep in het glaasje hadden gekeken, in de gracht vielen. Het college van B&W van de gemeente Haarlem neemt daarom de beslissing om hekken te plaatsen, om de veiligheid van de feestgangers te garanderen.

Hoe zou u deze beslissing kwalificeren?

  1. Een zaaksgerichte beschikking.
  2. Een concretiserend besluit van algemene strekking.
  3. Een privaatrechtelijke handeling.
  4. Een feitelijke handeling.

Vraag 13

Artikel 4:5 van de Algemeen plaatselijke verordening van Groningen bevat de volgende bepaling ten aanzien van incidentele en collectieve festiviteiten:

‘Artikel 4:5 Verbieden of beperken incidentele en collectieve festiviteiten

De burgemeester kan het organiseren van een incidentele of een collectieve festiviteit verbieden of een afwijkende geluidsnorm of eindtijd opleggen wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.’

Hoe kan deze bestuurlijke bevoegdheid het beste worden omschreven?

  1. Een bevoegdheid met zowel beleidsvrijheid als beoordelingsvrijheid.
  2. Een bevoegdheid met slechts beoordelingsruimte.
  3. Een bevoegdheid met slechts beleidsvrijheid.
  4. Een gebonden bevoegdheid.

Vraag 14

Het college van B&W van de gemeente Enschede neemt de beslissing om de aandelen van de gemeente in het bedrijf PowerNow te verkopen. Welk van de onderstaande reeksen geeft het meest volledige beeld van de hoofdstukken, afdelingen en titels uit de Awb die op deze beslissing van toepassing zijn?

  1. Hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3, afdelingen 3.1 tot en met 3.4.
  2. Hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4, titel 4.1.
  3. Hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3, afdeling 3.7.
  4. Hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4, titel 4.2.

Vraag 15

Recentelijk oordeelde het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch het volgende in een belastingzaak:

‘Naar het oordeel van het Hof heeft het Waterschap de bevoegdheid tot het heffen van belasting niet gebruikt ter behartiging van zijn publiekrechtelijke taak, maar in het kader van een privaatrechtelijke dienstverlening. Door aldus haar publiekrechtelijke bevoegdheid tot het heffen van belasting aan te wenden voor een privaatrechtelijke dienstverlening heeft het Waterschap haar bevoegdheid gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze bevoegdheid is gegeven. Deze werkwijze komt in zoverre in strijd met ...’

Welke regel is met het heffen van de belasting geschonden?

  1. Art. 3:46 Awb.
  2. Art. 3:4 lid 2 Awb.
  3. Art. 3:3 Awb.
  4. Art. 3:1 lid 2 Awb.

Vraag 16

Willeke de Vries vraagt een subsidie aan voor het weghalen van oude bomen in haar achtertuin. Het college van B&W wijst de aanvraag af met als reden dat zij hiervoor niet in aanmerking komt. Willeke maakt bezwaar, maar in de beslissing op bezwaar herhaalt het college van B&W dat zij niet in aanmerking komt voor de subsidie. Willeke gaat in beroep bij de bestuursrechter en beroept zich op het motiveringsbeginsel, omdat zij vindt dat het bestuursorgaan in de motivering wel erg kortaf is. De bestuursrechter oordeelt dat het beroep van Willeke gegrond is, omdat de motivering onvoldoende inzicht biedt in de gedachtegang van het bestuursorgaan. Toch weet de rechter dat Willeke inderdaad niet voldoet aan de wettelijke eisen uit de subsidieverordening. Wat kan de rechter vanuit proceseconomisch oogpunt het beste doen?

  1. Het primaire besluit herroepen en de beslissing op bezwaar in stand laten.
  2. Het primaire besluit en de beslissing op bezwaar vernietigen.
  3. De beslissing op bezwaar vernietigen en vervolgens de bestuurlijke lus toepassen.
  4. De beslissing op bezwaar vernietigen met instandlating van de rechtsgevolgen.

Vraag 17

Artikel 54 lid 3 van de Vreemdelingenwet 2000 bevat de volgende bepaling:

‘In gevallen waarin Onze Minister zulks in het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid nodig oordeelt, kan hij aan een vreemdeling een individuele verplichting tot periodieke aanmelding bij de korpschef opleggen.’

Op enig moment besluit de minister van Justitie en Veiligheid een vreemdeling te verplichten om zich periodiek aan te melden bij de korpschef. De vreemdeling gaat na een onsuccesvol bezwaar in beroep. Hoe toetst de bestuursrechter het besluit van de minister?

  1. Het opleggen van de verplichting wordt marginaal getoetst. Of dat in het belang van de openbare orde of nationale veiligheid is, wordt echter vol getoetst.
  2. Het opleggen van de verplichting wordt marginaal getoetst. Of dat in het belang van de openbare orde of nationale veiligheid is, wordt ook marginaal getoetst.
  3. Het opleggen van de verplichting wordt vol getoetst. Of dat in het belang van de openbare orde of nationale veiligheid is, wordt echter marginaal getoetst.
  4. Het opleggen van de verplichting wordt vol getoetst. Of dat in het belang van de openbare orde of nationale veiligheid is, wordt ook vol getoetst.

Vraag 18

Het kabinet Rutte II had het voornemen om de organisatie van de bestuursrechtspraak te herzien en zo te vereenvoudigen. De stand van zaken van dit voornemen is dat:

  1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Centrale Raad van Beroep zullen fuseren.
  2. Het wetsvoorstel dat ertoe strekte om te komen tot een herziening is ingetrokken.
  3. De Centrale Raad van Beroep zal fuseren met de Gerechtshoven, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het College van Beroep voor het bedrijfsleven los van elkaar zullen blijven bestaan.
  4. Op afzienbare termijn cassatie tegen uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zal worden opengesteld.

Vraag 19

Welke van de onderstaande stellingen over de vernietiging van een besluit van het college van B&W door de regering is juist?

  1. De Awb kent aan de regering de bevoegdheid toe om een besluit van het college van B&W te vernietigen.
  2. De gronden voor vernietiging zijn ofwel een schending van een wettelijke bepaling ofwel schending van een algemeen beginsel van bestuur.
  3. Voordat een besluit wordt vernietigd, moet dit eerst worden geschorst.
  4. Tegen een vernietigingsbesluit op grond van artikel 268 lid 1 Gemeentewet staat in eerste en enige aanleg beroep open bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Vraag 20

Wat is geen functie van de bezwaarschriftprocedure?

  1. Zeeffunctie.
  2. Rechtsbeschermingsfunctie.
  3. Bestuurlijktoezichtsfunctie.
  4. Signaleringsfunctie.

Vraag 21

Wie worden bedoeld met ‘degene’ in artikel 1:2 lid 1 Awb?

  1. Natuurlijke personen, rechtspersonen en bestuursorganen.
  2. Natuurlijke personen, belangengroepen en bestuursorganen.
  3. Natuurlijke personen, rechtspersonen en andere entiteiten.
  4. Natuurlijke personen, bestuursorganen en andere entiteiten.

Vraag 22

Welke van de volgende algemene beginselen van behoorlijk bestuur is niet gecodificeerd in de Awb?

  1. Het verbod van vooringenomenheid.
  2. Het beginsel van een deugdelijke en kenbare motivering.
  3. Het gelijkheidsbeginsel.
  4. Het evenredigheidsbeginsel.

Vraag 23

Café De Kattekop te Alkmaar krijgt een bestuurlijke boete ten hoogte van €4.500 opgelegd van de minister van VWS vanwege overtreding van het rookverbod uit artikel 10 Tabaks- en rookwarenwet. De grondslag van de boete is artikel 11b Tabaks- en rookwarenwet. Wie van de onderstaande personen is belanghebbende bij dit besluit?

  1. Perzische Tobak te Almere, die verminderde verkoop van sigaretten en omzetverlies vreest wegens de opgelegde boete aan het café.
  2. Hans de Leeuw uit Hilversum, die elke vrijdag onder het genot van een sigaret een werk van Nietzsche bespreekt met zijn twee vrienden.
  3. Chan Kong-san uit Alkmaar, die als bediende werkt bij Café De Kattekop en volgend jaar als gevolg van de boete geen loonsverhoging krijgt.
  4. Het naastgelegen café Zonder Naam, dat vorig jaar voor hetzelfde vergrijp een veel hogere boete heeft gekregen en stelt concurrentienadeel te ondervinden.

Vraag 24

Jade parkeert haar auto enkele minuten zonder de vereiste parkeerbelasting te betalen om snel een pakketje af te leveren. Een agent die bevoegd is om een naheffingsaanslag (een parkeerboete) op te leggen ziet het gebeuren. Tot opluchting van Jade zegt de agent: ‘Voor deze keer zie ik het door de vingers! Ik leg u geen boete op.’ Enkele weken later ontvangt Jade toch een naheffingsaanslag van diezelfde agent. Jade wil zich beroepen op het vertrouwensbeginsel. Heeft haar beroep kans van slagen?

  1. Nee, een mondelinge toezegging kan geen vertrouwen wekken.
  2. Nee, de toezegging is hier niet ondubbelzinnig en concreet.
  3. Nee, ambtenaren die in mandaat beslissen kunnen geen vertrouwen wekken.
  4. Ja, onder de voorwaarde dat er geen contra-indicaties zijn.

Vraag 25

Welke stelling is onjuist?

  1. Bij mandaat wordt de verantwoordelijkheid voor een besluit overgedragen.
  2. Delegatie geschiedt niet aan ondergeschikten.
  3. Er is een wettelijke grondslag vereist om te kunnen delegeren.
  4. De mandaatgever blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

Vraag 26

Betty wil graag een coffeebar genaamd ‘Sweetie’ openen op het marktplein in Blaricum. Zij verzoekt de burgemeester een vergunning als bedoeld in artikel 2:28 Algemeen plaatselijke verordening Blaricum aan haar te verlenen. De burgemeester wijst de aanvraag af. Wat voor type besluit is dit en welke van de genoemde delen van de Awb zijn van toepassing op deze afwijzing?

  1. De beslissing heeft geen rechtsgevolg: Betty had geen vergunning en heeft die nog steeds niet. Het is derhalve geen besluit en de Awb is op deze handeling niet van toepassing.
  2. De beslissing van de burgemeester is een afwijzing van een beschikking ingevolge artikel 1:3 lid 2 Awb. De hoofdstukken 2, 3 en titel 4.1 van hoofdstuk 4 van de Awb zijn hierop van toepassing.
  3. De beslissing van de burgemeester is een afwijzing van een beschikking ingevolge artikel 1:3 lid 2 Awb. Hoofdstuk 2 en afdeling 3.4 van hoofdstuk 3 van de Awb zijn hierop van toepassing.
  4. De beslissing van de burgemeester is een weigering om een besluit te nemen en is daarom op basis van artikel 6:2 sub a Awb een besluit, waarop alle hoofdstukken van de Awb van toepassing zijn.

Vraag 27

Artikel 73, eerste tot en met het derde lid, van de Politiewet 2012 bepaalt:

  1. Er is een Politieacademie.
  2. De Politieacademie heeft rechtspersoonlijkheid.
  3. De directeur van de Politieacademie is belast met de leiding en het beheer van de Politieacademie. Hij vertegenwoordigt de Politieacademie in en buiten rechte.’

Welk van de onderstaande stellingen is onjuist?

  1. De Politieacademie is een rechtspersoon ingesteld krachtens publiekrecht in de zin van artikel 2:1 lid 2 BW.
  2. De directeur van de Politieacademie is als natuurlijke persoon belast met openbaar gezag en dus een b-orgaan.
  3. De directeur van de Politieacademie heeft een zelfstandige plaats en functie in de wet en is daarom ‘orgaan’ in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a Awb.
  4. Bij een orgaan als de directeur van de Politieacademie wordt een formeel en derhalve niet een materieel criterium gehanteerd om het als bestuursorgaan te kwalificeren.

Vraag 28

Het stelsel van bestuursrechtspraak is vanaf eind jaren 80 hevig veranderd en is nog steeds in ontwikkeling. Welke van de onderstaande ontwikkelingen heeft zich vanaf de jaren 80 niet voorgedaan?

  1. Om het probleemoplossend vermogen van de bestuursrechtspraak te vergroten, concentreren rechters zich steeds meer op het oplossen van het 'echte geschil' in plaats van op het toetsen van de procesregels.
  2. Om het stelsel van bestuursrechtspraak meer overzichtelijk en toegankelijk te maken, zijn er in de Awb uniforme procesregels opgenomen.
  3. Om de steeds complexere besluiten te kunnen beoordelen en maatwerk te bieden, zijn nieuwe en gespecialiseerde bijzondere hogerberoepsrechters in het leven geroepen.
  4. Om dure en tijdrovende procedures te voorkomen, is gezocht naar alternatieven voor rechtspraak om geschillen op te lossen, zoals mediation.

Vraag 29

In de uitspraak Stichting Openbare Ruimte is over belanghebbendheid onder meer overwogen dat:

  1. Rechtspersonen slechts dan kunnen worden aangemerkt als belanghebbende als zij een bovenindividueel belang behartigen.
  2. Rechtspersonen hun doelstellingen voldoende specifiek moeten hebben omschreven in hun statuten om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt.
  3. Rechtspersonen hun feitelijke werkzaamheden duidelijk moeten hebben omschreven in hun statuten om belanghebbende te kunnen zijn.
  4. Rechtspersonen in Nederland niet mogen opkomen voor mondiale belangen.

Vraag 30

Wat is geen voorbeeld van finale geschilbeslechting?

  1. Het doorverwijzen van een zaak naar de burgerlijke rechter op basis van artikel 8:71 Awb.
  2. Het in stand laten van de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit op basis van artikel 8:72 lid 3 Awb.
  3. Zelf in de zaak voorzien op basis van artikel 8:72 lid 4 Awb.
  4. Het doen van een tussenuitspraak op basis van artikel 8:80a Awb.

Open vragen

Casus I

GEEN PLEZIER MEER OP DE BIERFIETS

Sinds de jaren 90 verschenen er opeens bierfietsen in het straatbeeld van Amsterdam. De bedoeling was goed: groepen personen kunnen onder het genot van een biertje in de buitenlucht genieten van het fraaie Amsterdam. Ondertussen bewegen ze ook nog en dat is hartstikke gezond. De praktijk laat echter een ander beeld zien. ‘Bierfietsers’ vertonen in het drukke centrum van de stad baldadig gedrag en zorgen voor geluids- en andere hinder. Ook verkeershinder is een probleem: de groepsfietsen die worden ingezet zijn niet alleen groot maar bewegen zich ook traag voort. Dat leidt in drukke en smalle straten in het centrum al snel tot oponthoud. Het aantal overlastmeldingen is de afgelopen jaren alleen maar gestegen en na twee grote ongelukken die tot fysiek letsel hebben geleid, is voor de gemeenteraad de maat vol. De raad besluit een nieuw artikel aan de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) toe te voegen (besluit 1) dat als volgt luidt:

‘Artikel 2.17A APV:
Groepsfietsen

Het is de bestuurder van een groepsfiets verboden zich met een groepsfiets te bevinden op door de burgemeester aangewezen gebieden, wegen of weggedeelten.’

Voor de bepaling van de werkingssfeer van het verbod neemt de burgemeester op grond van dit artikel het besluit (besluit 2) om de groepsfiets te verbieden in het stadsdeel Centrum. Aldaar mag niet met een groepsfiets worden gefietst in de Haarlemmerbuurt en grachtengordel, het stationsgebied, de Jordaan, postcodegebied 1012, de uitgaanspleinen en het oostelijk deel van de oude binnenstad. Bij dit besluit is ook een kaart gevoegd.

Timo de Groot is exploitant van het bedrijf FietsFun en ziet het verbod met lede ogen aan. Hij beraadt zich op juridische stappen. Zijn bedrijf bestaat al sinds 1995, maar zal hij nu waarschijnlijk moeten opdoeken. De gebieden waar nog wel met bierfietsen mag worden gereden zijn voor toeristen niet aantrekkelijk, zodat hij veel omzet derft. Eén van zijn andere bezwaren is dat de nieuwe regeling in de APV absurd is omdat het begrip ‘groepsfiets’ niet is uitgewerkt en hieronder ook bakfietsen en fietsen voor kinderopvang zouden kunnen vallen. Als tegen hem wordt opgetreden, waarom dan niet (ook) tegen die andere fietsen? Ook heeft hij omvangrijke investeringen gedaan in snellere fietsen met trapondersteuning, dit om tegemoet te komen aan de kritiek van de burgemeester, die in 2016 in een vergadering van het college van B&W had gesteld dat de overlast mede komt doordat bierfietsen te traag fietsen. Door het verbod op bierfietsen in de aantrekkelijkste gedeelten van Amsterdam zal hij de bank niet kunnen terugbetalen en dreigt er een beslag op zijn woning te worden gelegd.

Vraag 1

Begin oktober 2017 leest de Groot op de gemeentelijke website dat het verbod per 1 november 2017 zal ingaan. Hij benadert u met de vraag of u hem uit de brand kunt helpen door een antwoord te geven op de volgende vragen:

Schrijf een juridisch advies waarin u:

  1. Ingaat op de vraag hoe de volledige rechtsgang eruitziet voor de Groot als hij besluit 1 zal aanvechten.
  2. Ingaat op de vraag hoe de volledige rechtsgang eruitziet voor de Groot als hij besluit 2 zal aanvechten.
  3. Eén rechtsbeginsel benoemt waarmee de betrokken bestuursorganen gelet op de casus mogelijk in strijd hebben gehandeld en gemotiveerd aantoont waarom met dit beginsel in strijd is gehandeld.
  4. Bespreekt hoe en onder welke voorwaarden de Groot op korte termijn kan afdwingen dat het verbod tijdelijk niet in het bij besluit 2 aangewezen deel van de stad zal gelden.

Gelet op zijn penibele financiële situatie kan de Groot alleen een bondig en gestructureerd advies over bovenstaande punten betalen. Hij vraagt u daarom niet in te gaan op andere punten, zoals de vragen of de Groot belanghebbende is en in welke stad hij zal procederen.

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. B. In bezwaar bij de minister, in beroep bij de rechtbank Limburg (afdeling bestuursrecht) en in hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

  2. D. Nee, omdat noch aan het financieel, noch aan het inhoudelijk vereiste is voldaan.

  3. B. Nee, want de brief is niet gericht op een rechtsgevolg.

  4. A, B, C en D: Alle antwoorden zijn juist.

  5. B. Regelend recht.

  6. D. Nee, want de stichting kan niet bij de bestuursrechter opkomen tegen een privaatrechtelijke handeling.

  7. D. Kan op decentraal niveau leiden tot regelgeving die dicht bij de burger plaatsvindt.

  8. B. Door deze kennisgeving te publiceren in een huis-aan-huisblad.

  9. A. Het bestuursorgaan moet onderzoeken of het zelf een vergelijkbaar advies zou hebben gegeven.

  10. B. Een bestuursorgaan kan volgens de Awb onder omstandigheden afwijken van een algemeen verbindend voorschrift, maar niet van een beleidsregel zonder dat in de beleidsregel een hardheidsclausule is opgenomen.

  11. D. Overweegt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat de Kroon in het Kroonberoep niet kan worden gezien als gerecht in de zin van artikel 6 EVRM.

  12. D. Een feitelijke handeling.

  13. A. Een bevoegdheid met zowel beleidsvrijheid als beoordelingsvrijheid.

  14. A. Hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3, afdelingen 3.1 tot en met 3.4.

  15. C. Art. 3:3 Awb.

  16. D. De beslissing op bezwaar vernietigen met instandlating van de rechtsgevolgen.

  17. B. Het opleggen van de verplichting wordt marginaal getoetst. Of dat in het belang van de openbare orde of nationale veiligheid is, wordt ook marginaal getoetst.

  18. B. Het wetsvoorstel dat ertoe strekte om te komen tot een herziening is ingetrokken.

  19. D. Tegen een vernietigingsbesluit op grond van artikel 268 lid 1 Gemeentewet staat in eerste en enige aanleg beroep open bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  20. C. Bestuurlijktoezichtsfunctie.

  21. C. Natuurlijke personen, rechtspersonen en andere entiteiten.

  22. C. Het gelijkheidsbeginsel.

  23. D. Het naastgelegen café Zonder Naam, dat vorig jaar voor hetzelfde vergrijp een veel hogere boete heeft gekregen en stelt concurrentienadeel te ondervinden.

  24. D. Ja, onder de voorwaarde dat er geen contra-indicaties zijn.

  25. A. Bij mandaat wordt de verantwoordelijkheid voor een besluit overgedragen.

  26. B. De beslissing van de burgemeester is een afwijzing van een beschikking ingevolge artikel 1:3 lid 2 Awb. De hoofdstukken 2, 3 en titel 4.1 van hoofdstuk 4 van de Awb zijn hierop van toepassing.

  27. B. De directeur van de Politieacademie is als natuurlijke persoon belast met openbaar gezag en dus een b-orgaan.

  28. C. Om de steeds complexere besluiten te kunnen beoordelen en maatwerk te bieden, zijn nieuwe en gespecialiseerde bijzondere hogerberoepsrechters in het leven geroepen.

  29. B. Rechtspersonen hun doelstellingen voldoende specifiek moeten hebben omschreven in hun statuten om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt.

  30. A. Het doorverwijzen van een zaak naar de burgerlijke rechter op basis van artikel 8:71 Awb.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Antwoordindicatie is niet beschikbaar.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

WorldSupporter Resources
Inleiding Bestuursrecht - Recht - UL - B1 - Oefenmaterialen

Inleiding Bestuursrecht - Recht - UL - B1 - Oefenmaterialen

  • In deze bundel worden oefententamens gedeeld voor het vak Inleiding Bestuursrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie. Zoek bijvoorbeeld op vak naam, boek titel of naam van de voorgeschreven arresten voor dit studiejaar.