Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2017


MC-vragen

Vraag 1

Artikel 17 van de Advocatenwet (opgenomen in het privaatrechtelijke deel van uw wettenbundel) luidt als volgt:

  1. "De gezamenlijke advocaten, die in Nederland zijn ingeschreven, vormen de Nederlandse orde van advocaten. Zij is gevestigd te 's- Gravenhage. (...)
  2. De gezamenlijke advocaten die kantoor houden in een zelfde arrondissement, vormen de orde van advocaten in het arrondissement.
  3. De Nederlandse orde van advocaten en de orden zijn rechtspersonen."

Welk van de onderstaande stellingen over de Nederlandse orde van advocaten is juist?

  1. De Nederlandse orde van advocaten is een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.
  2. De Nederlandse orde van advocaten is een orgaan van een rechtspersoon krachtens privaatrecht ingesteld.
  3. De Nederlandse orde van advocaten is een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.
  4. De Nederlandse orde van advocaten is een rechtspersoon krachtens privaatrecht ingesteld.

    Vraag 2

    Een niet tijdig genomen besluit wordt voor de bepalingen over bezwaar en beroep met een (appellabel) besluit gelijkgesteld, zo luidt artikel 6:2 aanhef en onder b Awb. Tijdens de voorbereiding op dit tentamen raakt uw studiegenoot in de war en vraagt aan u: moet tegen een niet tijdig genomen besluit eerst bezwaar worden gemaakt voordat beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld?

    1. Ja, tegen het niet tijdig nemen van een besluit moet eerst bezwaar worden gemaakt.
    2. Nee, tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.

    Vraag 3

    De Autoriteit Consument en Markt (ACM) uit Den Haag legt op grond van artikel 77h van de Elektriciteitswet 1998 aan Stedion Energy N.V., gevestigd te Amsterdam, een last onder dwangsom op. Wat is de juiste beschrijving van de voor Stedion Energy N.V. openstaande bestuursrechtelijke rechtsgang als de Elektriciteitswet 1998 hierover niets bepaalt?

    1. Bezwaar bij de ACM, beroep bij de rechtbank Amsterdam en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
    2. Administratief beroep bij de minister van Infrastructuur en Milieu en hoger beroep bij het gerechtshof ’s-Gravenhage.
    3. Bezwaar bij de ACM, beroep bij de rechtbank Rotterdam en hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
    4. Rechtstreeks beroep in eerste en in enige aanleg bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

    Vraag 4

    Wanneer zowel de belanghebbende als het betrokken bestuursorgaan daarmee instemmen, is het juridisch mogelijk om een bezwaarprocedure te volgen, ook al staat beroep bij de bestuursrechter in de zin van artikel 8:1 Awb niet open.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 5

    In Groningen is veel schade geleden ten gevolge van de gaswinning. Veel huiseigenaren hebben onverkoopbare huizen. Enkele prominente Groningse ondernemers slaan de handen ineen en richten een stichting op om de gedupeerde huiseigenaren te compenseren. De ondernemers doneren een bedrag van 5 miljoen euro. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Groningen is bereid het initiatief te steunen en zegt eveneens een bedrag van 5 miljoen euro toe. Met crowdfunding wordt tot slot een laatste miljoen opgehaald door de ondernemers. Het college van gedeputeerde staten benoemt het bestuur van de stichting. De compensatiebeslissingen worden genomen op basis van een toekenningsreglement dat door de ondernemers is opgesteld. Is de directie van de opgerichte stichting een b-bestuursorgaan?

    1. De directie van de stichting is geen b-bestuursorgaan, want de stichting voldoet niet aan het vereiste van een financiële band en niet aan het vereiste van een inhoudelijke band.
    2. De directie van de stichting is geen b-bestuursorgaan, want de stichting voldoet weliswaar aan het vereiste van een financiële band, maar niet aan het vereiste van een inhoudelijke band.
    3. De directie van de stichting is geen b-bestuursorgaan, want de stichting voldoet weliswaar aan het vereiste van een inhoudelijke band, maar niet aan het vereiste van een financiële band.
    4. De directie van de stichting is een b-bestuursorgaan, want de stichting voldoet aan het vereiste van een financiële band en aan het vereiste van een inhoudelijke band.

    Vraag 6

    Uit de uitspraak Windturbinepark (ABRvS 17 maart 2010) blijkt dat:

    1. De vraag naar de aanwezigheid van een eigen belang mede afhankelijk is van de ruimtelijke uitstraling van de op te richten windturbines.
    2. Het wonen op een grote afstand van de op te richten windturbines niet aan belanghebbendheid in de weg staat, afhankelijk van de ruimtelijke uitstraling van de windturbines.
    3. Het voor de belanghebbendheid van een stichting niet van belang is wat het werkgebied van die stichting is.
    4. Voor de belanghebbendheid van een stichting niet hoeft te worden getoetst aan het ‘rechtstreeks’ zijn van het belang.

    Vraag 7

    De minister voor Wonen en Rijksdienst, Stef Blok, geeft op 11 april een persconferentie over de verbouwing van het Binnenhof die door private bouwbedrijven wordt uitgevoerd.

    1. De minister is op dat moment een bestuursorgaan.
    2. De minister is op dat moment geen bestuursorgaan.

    Vraag 8

    Welk van de onderstaande stellingen over het arrest Benthem (EHRM 23 oktober 1985) is onjuist?

    1. Het EHRM heeft geoordeeld dat de weigering van een Hinderwetvergunning raakt aan de ‘burgerlijke rechten en verplichtingen’ in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM.
    2. Het EHRM heeft geoordeeld dat de minister geen ‘onafhankelijk en onpartijdig gerecht’ is in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM.
    3. Het EHRM heeft geoordeeld dat de Afdeling geschillen van de Raad van State een ‘gerecht’ is in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM.
    4. Het EHRM heeft geoordeeld dat het Kroonberoep in strijd is met de vereisten uit artikel 6 lid 1 EVRM.

    Vraag 9

    Artikel 2.4 lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) luidt als volgt: "Burgemeester en wethouders van de gemeente waar het betrokken project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning (...)." Welk van de onderstaande stellingen over de bevoegdheidsverkrijging is juist?

    1. De formele wetgever heeft hier een bestuursbevoegdheid gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.
    2. De formele wetgever heeft hier een bestuursbevoegdheid geattribueerd aan het college van burgemeester en wethouders.
    3. De formele wetgever heeft hier een bestuursbevoegdheid gemandateerd aan het college van burgemeester en wethouders.
    4. De formele wetgever heeft hier een bestuursbevoegdheid gesubdelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.

    Vraag 10

      Artikel 3:10 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een voorbeeld van:

      1. Dwingend recht.
      2. Regelend recht.
      3. Aanvullend recht.
      4. Facultatief recht.

        Vraag 11

        Kylar ontvangt een aan hem gericht besluit waarin staat dat zijn huis wordt aangewezen als monument. Zijn huis is namelijk gebouwd in de Amsterdamse School-stijl met de kenmerkende rode bakstenen en
        gebeeldhouwde natuurstenen versieringen. Dit jaar viert die stijl haar 100-jarig bestaan en dit is reden voor het college van burgemeester en wethouders om een aantal huizen, waaronder het huis van Kylar, aan te wijzen als gemeentelijk monument. Dit besluit is een beschikking op grond van:

        1. Het persoonscriterium.
        2. Het zaakscriterium.

        Vraag 12

        Lees de volgende bepaling:

        “De vreemdeling kan door Onze Minister ongewenst worden verklaard indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd.”

        Welke stelling over de toetsing van een besluit tot het ongewenst verklaren van een vreemdeling is juist?

        1. De bestuursrechter toetst zowel de vraag of de minister gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid als de vraag of er een onherroepelijk geworden vonnis voor handen is terughoudend.
        2. De bestuursrechter toetst de vraag of de minister gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid terughoudend, maar toetst de vraag of er een onherroepelijk geworden vonnis voor handen is vol.

        Vraag 13

        De gemeenteraad van de gemeente Valkenburg heeft aan de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) een artikel toegevoegd op grond waarvan het afsteken van vuurwerk op oudejaarsavond aan voorwaarden is verbonden. Fitz kan zich geen oudejaarsavond zonder onbeperkt vuurwerk voorstellen. Hij richt op 12 november 2015 een felle brief aan de gemeenteraad. In deze brief betoogt hij dat het nieuwe artikel in de APV in strijd komt met de vrijheid van meningsuiting. Boven de door hem ondertekende brief heeft hij de titel “bezwaarschrift” geplaatst. Het bezwaar van Fitz van 12 november 2015 tegen het nieuwe artikel in de APV moet niet-ontvankelijk worden verklaard. Waarom is dat zo?

        1. Het bezwaar is niet-ontvankelijk omdat een bezwaarschrift moet worden opgesteld door een advocaat die op grond van artikel 2:1 Awb is gemachtigd om de belangen van Mathieu te behartigen.
        2. Het bezwaar is niet-ontvankelijk omdat beroep, en daarmee bezwaar, tegen het nieuwe artikel in de APV is uitgesloten.

        Vraag 14

        Nadat een besluit in werking is getreden, moet het zo snel mogelijk bekend worden gemaakt.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 15

        Op oudejaarsavond steekt Fitz zoals elk jaar in zijn straat vuurwerk af. Hiermee handelt hij echter in strijd met het nieuwe artikel in de APV. Bij beschikking van donderdag 7 januari 2016, op dezelfde dag nog aan Fitz uitgereikt, legt het college van burgemeester en wethouders aan hem een bestuurlijke boete op. Ook tegen dit besluit wil Fitz bezwaar maken. Als Fitz tegen de beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete wil opkomen, wat is dan de laatste dag van de bezwaartermijn?

        1. Dat hangt af van de datum waarop volgens de beschikking de boete uiterlijk moet zijn betaald.
        2. Woensdag 13 januari 2016.
        3. Donderdag 18 februari 2016.
        4. Vrijdag 19 februari 2016.

        Vraag 16

        In de gemeente Leiden overtreedt de heer Barak de asbestregelgeving. De minister van Infrastructuur en Milieu is het bestuursorgaan dat deze regelgeving handhaaft. De minister geeft de heer Barak te kennen dat hij de overtreding gedoogt. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden vreest voor de gezondheid van omwonenden en wil dat de minister optreedt. Welk van de onderstaande stellingen is juist?

        1. Het college is een belanghebbende in deze zaak vanwege de algemene taak die haar in artikel 108 Gemeentewet is opgedragen tot het waarborgen van de belangen van de gemeente en haar inwoners.
        2. De belanghebbendheid van het college hangt af van de vraag of het college een in de wet omschreven specifieke taak heeft ten aanzien van de bescherming van de gezondheid van haar inwoners.
        3. De belanghebbendheid van het college hangt af van de vraag of er een acuut gevaar voor de gezondheid van haar inwoners bestaat.
        4. De belanghebbendheid van het college is niet relevant in deze zaak, omdat de beslissing de overtreding te gedogen geen besluit is in de zin van de Awb.

        Vraag 17

        Welk van de onderstaande reeksen geeft het meest volledige beeld van de hoofdstukken en titels uit de Awb die op een beleidsregel van toepassing zijn?

        1. Hoofdstuk 2, hoofdstuk 3 en titel 4.3 Awb.
        2. Hoofdstuk 2, hoofdstuk 3, titel 4.1 en titel 4.3 Awb.
        3. Hoofdstuk 4, hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6 Awb.
        4. Hoofdstuk 4, maar dan alleen titel 4.3 Awb.

        Vraag 18

        In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Helmond is het volgende artikel opgenomen:

        Artikel 2.3.3.6 Exploitatievergunning speelautomatenhallen

        1. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.
        2. Het college kan een gebied aanwijzen waarbinnen speelautomatenhallen zijn toegestaan.
        3. De burgemeester kan maximaal drie vergunningen verlenen voor een speelautomatenhal in het op grond van het tweede lid aangewezen gebied.

        De burgemeester verwacht dat meerdere exploitanten een aanvraag zullen indienen en dat hij zal moeten kiezen aan wie de vergunningen zullen worden verleend. Hij maakt bij besluit van 14 maart 2016 bekend dat hij, als inderdaad meerdere aanvragen zullen worden ingediend, de kwaliteit van de aanvragen onderling zal vergelijken door te kijken naar:

        • De effecten op de woon- en leefsituatie in de naaste omgeving.
        • De diversiteit en de kwaliteit van het kansspelaanbod.
        • In hoeverre het kansspelaanbod vernieuwend en innovatief is.
        • Hoe de aanvrager gokverslaving probeert te voorkomen.

        Hoe kwalificeert u het besluit van de burgemeester van 14 maart 2016?

        1. Als een algemeen verbindend voorschrift.
        2. Als een beleidsregel.
        3. Als een concretiserend besluit van algemene strekking.
        4. Als een feitelijke handeling.

        Vraag 19

        Uit de uitspraak Jetski’s (ABRvS 18 september 2002) volgt dat omwonenden niet belanghebbend zijn bij de aanwijzing van een vaargebied voor jetski’s en waterscooters, omdat het belang van geluidhinder voor deze omwonenden niet mag worden meegewogen in de belangenafweging bij de aanwijzing.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 20

        De vierjarige Iraanse Amber is doof en verblijft in Nederland. Volgens haar artsen moet Amber zo vroeg mogelijk een gehoorimplantaat krijgen om te kunnen horen en te leren spreken. Een dergelijk implantaat wordt normaliter vergoed uit de basisverzekering. Omdat Amber geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, heeft zij op grond van artikel 10 lid 1 Vreemdelingenwet 2000 geen recht op een basisverzekering. Amber, vertegenwoordigd door haar ouders, vraagt bij de minister van Veiligheid en Justitie toch een vergoeding aan. Zij beroept zich op het volgende (fictieve) artikel uit de Vreemdelingenwet 2000: “Van artikel 10, eerste lid, kan worden afgeweken indien de strikte toepassing ervan naar het oordeel van Onze Minister zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.” Wat voor soort bevoegdheid bevat het hierboven geciteerde artikel?

        1. Een bevoegdheid met alleen beleidsvrijheid.
        2. Een bevoegdheid met alleen beoordelingsvrijheid.
        3. Een bevoegdheid met alleen beoordelingsruimte.
        4. Een bevoegdheid met zowel beleidsvrijheid als beoordelingsvrijheid.

          Open vragen

          Vraag 1

          Zeg “da” tegen het verdrag met de Oekraïne!
          Op 6 april 2016 vindt het referendum plaats over het associatieverdrag van de Europese Unie met de Oekraïne. Ten behoeve van dit raadgevende referendum heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een subsidieregeling vastgesteld. De subsidies dienen om activiteiten te bekostigen die tot doel hebben om het debat te stimuleren over de wet tot goedkeuring van het associatieverdrag tussen de Europese Unie en de Oekraïne. De aanvragen voor de subsidies, die in de vorm van een beschikking worden verstrekt, konden tot 2 maart 2016 worden ingediend.

          De Oekraïense Nederlander Belgarion is krachtig voorstander van het associatieverdrag en zal dus zonder meer ‘ja’ gaan stemmen. Maar hij wil nog meer doen. Hij is voornemens om activiteiten te organiseren om meer steun voor het verdrag te verkrijgen. Zo wil hij petjes, T-shirts en stickers laten drukken met de tekst ‘Zeg “da” tegen het verdrag!’ (‘da’ is Oekraïens voor ‘ja’). Ook wil hij twee debatmiddagen organiseren en wil hij op een lokale zender radiozendtijd inkopen voor reclamespotjes.

          De subsidieregeling in kwestie heet voluit de “Subsidieregeling raadgevend referendum”. Daarin is bepaald dat een commissie van deskundigen de binnengekomen aanvragen beoordeelt op hun bijdrage aan de bevordering van het publieke debat over het verdrag. De commissie is een adviescommissie in de zin van artikel 3:5 Awb. De commissie brengt haar advies uit aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

          Het is vaste praktijk dat de subsidiebesluiten feitelijk niet door de minister worden genomen, maar door de heer Belgarath. Belgarath is een hoge ambtenaar, die leiding geeft aan meer dan veertig juristen op het ministerie en die buitengewoon veel ervaring heeft met het nemen van subsidiebesluiten. De minister vaart al jaren blind op zijn besluiten en heeft dan ook het volste vertrouwen dat Belgarath zich goed van zijn taak zal kwijten. Alle subsidiebesluiten die de heer Belgarath neemt zijn als volgt ondertekend:

          “De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Namens dezen, De directeur van de Afdeling Awb-subsidies, G.E. Belgarath”

          Belgarion dient zijn aanvraag tijdig in en voorziet die van alle noodzakelijke bescheiden, waaronder een duidelijke omschrijving van de beoogde activiteiten, de mate waarin zij naar zijn oordeel bijdragen aan het doel
          van de regeling en een gespecificeerde begroting. Tot teleurstelling van Belgarion wijst de minister de aanvraag af. De minister verwijst hiervoor naar het advies van de adviescommissie. Het advies is als bijlage bij het besluit meegestuurd. In het advies staat dat “de door u aangevraagde subsidie voor het bedrukken van fietszadelhoesjes, sleutelkoorden en pennen niet in voldoende mate bijdraagt aan het doel van de Subsidieregeling”.

          Belgarion laat na het verstrijken van de bezwaartermijn de afwijzing zien aan zijn advocaat Polgara, die Belgarion dan maar adviseert een nieuwe aanvraag in te dienen. Dat doet Belgarion, maar na een nieuwe inhoudelijke afweging wordt de aanvraag wederom afgewezen. Dit keer luidt de motivering dat de begroting van Belgarion niet kan kloppen, nu de kosten voor het drukken van de petjes, stickers en T-shirts nooit € 2.000,- zouden kunnen bedragen, zoals Belgarion in zijn begroting heeft laten zien. De hiermee gemoeide kosten zouden ten hoogste € 1.500,- bedragen, zo valt in het tweede afwijzingsbesluit te lezen. Belgarion is hierover niet gehoord en is daarom zeer verbaasd over de afwijzing. Hij bezint zich op manieren om het besluit aan te vechten.

          U bent advocaat en de advocaat-partner, voor wie u werkt, komt naar u toe met deze casus. Hij vraagt u een notitie te schrijven waarin u Belgarion van advies dient. Naar het gevoel van uw partner zijn verschillende zaken niet in de haak. Zo betwijfelt hij of Belgarath de besluiten feitelijk wel kan nemen, nu aan die bevoegdheidstoedeling geen wettelijk voorschrift ten grondslag ligt. Ook vermoedt hij dat de besluiten 1 en 2 op onderdelen strijdig zijn met bepalingen uit de Awb. Hij leest graag uw deskundige mening alvorens hij zijn cliënt een bestuursrechtelijke procedure adviseert.

          U dient in uw advies tenminste in te gaan op de volgende aspecten:

          • Of de twijfel van uw advocaat-partner betreffende de bevoegdheidstoedeling terecht is.
          • Of de minister bij het nemen van besluit 1 heeft voldaan aan de vergewisplicht.
          • Of Belgarion over besluit 2 terecht niet is gehoord.
          • Welke rechtsgang (tot in hoogste nationale instantie) Belgarion dient te volgen als hij besluit 2 zou willen aanvechten. Bij behandeling van dit onderdeel kunt u ervan uitgaan dat besluit 2 een besluit is in de zin van de Awb, Belgarion belanghebbende is en de Subsidieregeling geen bijzondere bepalingen over de rechtsbescherming bevat.

          Antwoordindicatie MC-vragen

          1. C. De Nederlandse orde van advocaten is een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.
          2. B. Nee, tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.

          3. C. Bezwaar bij de ACM, beroep bij de rechtbank Rotterdam en hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

          4. B. Dit is onjuist. 

          5. A. De directie van de stichting is geen b-bestuursorgaan, want de stichting voldoet niet aan het vereiste van een financiële band en niet aan het vereiste van een inhoudelijke band.

          6. B. Het wonen op een grote afstand van de op te richten windturbines niet aan belanghebbendheid in de weg staat, afhankelijk van de ruimtelijke uitstraling van de windturbines.

          7. A. De minister is op dat moment een bestuursorgaan.

          8. C. Het EHRM heeft geoordeeld dat de Afdeling geschillen van de Raad van State een ‘gerecht’ is in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM.

          9. B. De formele wetgever heeft hier een bestuursbevoegdheid geattribueerd aan het college van burgemeester en wethouders.

          10. D. Facultatief recht.

          11. B. Het zaakscriterium.

          12. B. De bestuursrechter toetst de vraag of de minister gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid terughoudend, maar toetst de vraag of er een onherroepelijk geworden vonnis voor handen is vol.

          13. B. Het bezwaar is niet-ontvankelijk omdat beroep, en daarmee bezwaar, tegen het nieuwe artikel in de APV is uitgesloten.

          14. B. Dit is onjuist.

          15. C. Donderdag 18 februari 2016.

          16. B. De belanghebbendheid van het college hangt af van de vraag of het college een in de wet omschreven specifieke taak heeft ten aanzien van de bescherming van de gezondheid van haar inwoners.

          17. A. Hoofdstuk 2, hoofdstuk 3 en titel 4.3 Awb.

          18. B. Als een beleidsregel.

          19. B. Dit is onjuist.

          20. D. Een bevoegdheid met zowel beleidsvrijheid als beoordelingsvrijheid.

          Open vragen

          Vraag 1

          Geachte heer Belgarion,

          In antwoord op het gesprek dat u eerder met mijn collega hebt gehad, bericht ik u het volgende over de afwijzing van uw subsidieaanvragen.

          De minister heeft de beslissing tot het nemen van subsidiebesluiten aan de heer Belgarath gemandateerd (0,5 punt). Een wettelijk voorschrift is daarvoor niet nodig (1 punt). Dit volgt uit artikel 10:3 Awb (0,5 punt). Op dit punt is dus in overeenstemming met de Awb gehandeld/de twijfel van de advocaat-partner is niet terecht.

          Omdat de minister voor zijn beslissing gebruik heeft gemaakt van het advies van een adviescommissie, geldt voor de minister de vergewisplicht. Dit betekent dat de minister beziet of het advies dat ten grondslag lag aan het besluit op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen (1 punt). Zie artikel 3:9 Awb en/of artikel 3:2 Awb (0,5 punt) en de uitspraak Adviescommissie Basisstipendia (0,5 punt). In casu is de adviescommissie uitgegaan van verkeerde gegevens/feiten* (0,5 punt). De minister heeft dit niet onderkend, waardoor hij niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan.

          [Ter informatie: Het besluit/het advies had betrekking op de subsidieaanvraag voor het bedrukken van fietszadelhoesjes, sleutelkoorden en pennen, terwijl Belgarion een subsidie had aangevraagd voor het bedrukken van petjes, T-shirts en stickers, alsmede voor het organiseren van debatmiddagen en het inkopen van zendtijd voor reclamespotjes. De adviescommissie is dus blijkens de casus uitgegaan van volkomen andere activiteiten.]

          Ten aanzien van besluit 2 bent u ten onrechte niet gehoord. Het voornemen uw aanvraag af te wijzen vanwege de meegezonden kostenraming voldoet immers aan de criteria van artikel 4:7 Awb (1 punt): er was een voornemen tot afwijzing van de aanvraag (0,5 punt), het gaat om gegevens die uw aanvraag betreffen (0.5 punt) én die gegevens wijken af van de gegevens waarop de minister zijn besluit heeft gebaseerd (0,5 punt). Het bestuursorgaan had u dus moeten horen.

          [Ter informatie: Een antwoord over de band van artikel 4:12 Awb kan de volle punten behalen, mits goed gemotiveerd. Een antwoord over de band van artikel 4:11 Awb levert geen punten op, omdat de casus geen aanknopingspunt biedt dat Belgarion in een eerder stadium al in de gelegenheid is geweest zijn zienswijze naar voren te brengen (in welk geval de onjuiste activiteiten in het advies ook eerder zouden zijn opgemerkt).]

          Als u een rechtsmiddel wenst in te stellen tegen besluit 2, dan dient u allereerst bezwaar te maken bij de minister (0,5 punt voor bezwaar + minister/het bestuursorgaan), dit blijkt uit art. 7:1 Awb (0,5 punt). Daarna staat desgewenst beroep open bij de rechtbank, afdeling bestuursrecht (0.5 punt voor beroep + rechtbank incl. afdeling bestuursrecht), blijkend uit artikel 8:6 Awb (0,5 punt). Tot slot is er de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (0,5 punt voor hoger beroep + ABRvS), zie artikel 8:105 Awb (0.5 punt). Er zijn (dus) geen uitzonderingen uit de Bijlagen van de Awb van toepassing (0,5 compensatiepunt voor een elders in de open vraag verloren punt).

          Mocht u nog vragen hebben en/of nadere stappen tegen de afwijzing willen nemen, zijn wij u graag van dienst.

          Hoogachtend,

          Join World Supporter
          Join World Supporter
          Log in or create your free account

          Waarom een account aanmaken?

          • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
          • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
            • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
            • feedback achterlaten
            • deelnemen aan discussies
            • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
          Follow the author: Law Supporter
          Comments, Compliments & Kudos

          Add new contribution

          CAPTCHA
          This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
          Image CAPTCHA
          Enter the characters shown in the image.
          WorldSupporter Resources
          Inleiding Bestuursrecht - Recht - UL - B1 - Oefenmaterialen

          Inleiding Bestuursrecht - Recht - UL - B1 - Oefenmaterialen

          • In deze bundel worden oefententamens gedeeld voor het vak Inleiding Bestuursrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
          • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie. Zoek bijvoorbeeld op vak naam, boek titel of naam van de voorgeschreven arresten voor dit studiejaar.