Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)


MC-vragen

Vraag 1

Van regelend recht kan slechts bij wet in formele zin worden afgeweken.

  1. Dat is juist.
  2. Dat is onjuist.

Vraag 2

De minister van Economische Zaken besluit een subsidieregeling vast te stellen voor projecten die zich richten op natuurbeheer. Deze subsidieregeling bevat de volgende bepaling:

"Een subsidie natuurbeheer wordt geweigerd wanneer de begunstigde in het jaar voorafgaande aan de aanvraag tot subsidieverlening naar het oordeel van de minister met opzet de subsidieverplichtingen heeft geschonden."

Welk van onderstaande stellingen is juist?

  1. Deze bepaling bevat geen discretionaire bevoegdheid.
  2. Deze bepaling geeft de minister zowel beleids- als beoordelingsvrijheid.
  3. Deze bepaling geeft de minister geen beleidsvrijheid, maar wel beoordelingsvrijheid.
  4. Deze bepaling geeft de minister geen beoordelingsvrijheid, maar wel beleidsvrijheid.

Vraag 3

In welke van de onderstaande situaties is er niet sprake van het handelen van een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid Awb?

  1. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht verleent aan een nachtwinkel een ontheffing van het winkeltijdenverbod (art. 2, eerste lid, Winkeltijdenwet jo. art. 3 Verordening winkeltijden 2014).
  2. De belastinginspecteur stelt de aanslag vast van de heer Van Dijk (art. 11 Algemene wet inzake rijksbelastingen).
  3. De Nationale ombudsman start een onderzoek naar de mate waarin bij het voormalige politiekorps Gelderland-Midden de etnische achtergrond en afkomst van kandidaten een doorslaggevende rol speelt bij bevorderingsprocedures (art. 9:26 Awb).
  4. De Stichting Autoriteit Financiële Markten legt een bestuurlijke boete op aan Pecunia B.V. voor het aanbieden van effecten aan het publiek, zonder dat een goedgekeurde prospectus algemeen verkrijgbaar was (art. 5:2 j° art. 1:80 van de Wet op het financieel toezicht).

Vraag 4

In zijn artikel ‘De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State’ geeft prof.mr. J.E.M. Polak enkele historische verklaringen waarom het systeem van bestuursrechtspraak in Nederland ‘verbrokkeld’ is. Lees de volgende stelling:

"In Nederland maakte men lange tijd geen duidelijke keuze bij de vraag of rechtsbescherming tegen besluiten van het openbaar bestuur het beste door een vorm van beroep binnen het openbaar bestuur zou kunnen gebeuren, dan wel door een van het bestuur onafhankelijke rechter."

  1. Deze stelling is juist.
  2. Deze stelling is onjuist.

Vraag 5

Olivia huurt al jarenlang naar volle tevredenheid een huisje aan de Oude Vest in Leiden bij de woningcorporatie ‘Het sleuteltje’. Tot haar grote schrik ontvangt ze van het college van burgemeester en wethouders van Leiden een brief waarin staat dat ‘Het sleuteltje’ toestemming heeft om de woning van Nel te onttrekken aan de bestemming tot bewoning, zodat er kantoren in kunnen worden gevestigd. Niet veel later ontvangt Olivia een brief van ‘Het sleuteltje’ waarin haar wordt medegedeeld dat haar woning binnen een maand dient te zijn ontruimd. Olivia wil tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders opkomen, maar is zij belanghebbende in de zin van de Awb?

  1. Nee, want Nel heeft geen rechtstreeks geraakt belang, aangezien haar belang is afgeleid van dat van ‘Leiden leeft’.
  2. Ja, want bij huurders moet primair worden nagegaan of er sprake is van een acuut belang.
  3. Ja, want Nel heeft een belang dat tegengesteld is aan dat van ‘Het sleuteltje’.
  4. Nee, Nel heeft geen actueel belang aangezien het besluit slechts een uitdrukking geeft aan een voornemen tot ontruiming van haar woning.

Vraag 6

Stel: de staatssecretaris voor Veiligheid en Justitie verleent Bobby Way een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, waarna Bobby in Utrecht wil gaan wonen. Tegen deze man lopen echter in Amerika aanklachten wegens drugshandel. Hoewel Bobby niet door de rechter is veroordeeld, vindt het college van burgemeester en wethouders van Utrecht dat deze man niet in de stad thuishoort. Het college wil daarom opkomen tegen het besluit van de staatssecretaris. Is het college met een beroep op het belang van de goede huishouding van de gemeente (artikel 108 Gemeentewet) belanghebbende bij het besluit van de staatssecretaris?

  1. Ja, het college is belanghebbende op grond van artikel 1:2 lid 2 Awb.
  2. Nee, het college is geen belanghebbende op grond van artikel 1:2 lid 2 Awb.

Vraag 7

Jacques studeert rechten aan de Universiteit Utrecht. Hij lijdt aan een ernstige chronische ziekte, waarvoor hij zware medicatie krijgt toegediend. Door de ziekte loopt hij zowel zijn eerstekans- als zijn herkansingstentamen mis. Om de studievertraging te beperken, dient hij bij de examencommissie een verzoek in voor een individuele (extra) herkansing. In de Onderwijs- en examenregeling van de betreffende opleiding (dit is een algemeen verbindend voorschrift van een bestuursorgaan) is het volgende opgenomen:

Artikel 4.1.7

In bijzondere gevallen kan de examencommissie een extra herkansing toestaan, dit op verzoek van de student.

De Regels en Richtlijnen (R&R) bevatten vervolgens algemene regels die de examencommissie (bestuursorgaan) bij besluit heeft vastgesteld ter invulling van de haar toekomende bevoegdheid op grond van artikel 4.1.7 Onderwijs- en examenregeling. In de R&R is opgenomen dat een student geen extra herkansing krijgt als hij zonder geldige reden meer dan twee keer bij de colleges van het betreffende vak afwezig is geweest.

Welke stelling over de R&R is juist?

  1. De R&R is een concretiserend besluit van algemene strekking, waarin de algemene norm uit de Onderwijs- en examenregeling nader is uitgewerkt.
  2. De R&R is een algemeen verbindend voorschrift, omdat deze voor herhaalde toepassing vatbaar is.
  3. De R&R is een beleidsregel, omdat het bepaalt hoe een bestuursorgaan zijn beleidsvrijheid hanteert.
  4. De R&R is een beschikking, omdat het alleen van toepassing is op de studenten Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Utrecht.

Vraag 8

Beoordeel de juistheid van deze stellingen.

I Voorbeelden van de instrumentele functie van het bestuursrecht vinden we vooral in het bijzondere bestuursrecht.

II Artikel 3:4 Awb is een voorbeeld van de normerende functie van het bestuursrecht.

  1. Beide stellingen zijn onjuist.
  2. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  3. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
  4. Beide stellingen zijn juist.

Vraag 9

Regisseuse Aaltje vraagt bij het bestuur van Het Nederlands Filmfonds (HNF) een subsidie aan voor het maken van een speelfilm. Haar aanvraag wordt afgewezen. Het bestuur van HNF verklaart Aatje's bezwaar ongegrond. Conform de geldende wettelijke bepalingen gaat Aatje in beroep bij de rechtbank, afdeling bestuursrecht. De rechtbank oordeelt dat het bestuur van HNF een slecht gemotiveerde beslissing op bezwaar heeft genomen en vernietigt dit besluit. Wat kan de bestuursrechter doen om het geschil tussen het bestuur van HNF en Aaltje meer definitief te beslechten?

  1. De bestuursrechter kan na de vernietiging van de beslissing op bezwaar overgaan tot het toepassen van de bestuurlijke lus.
  2. De bestuursrechter kan na de vernietiging van de beslissing op bezwaar overgaan tot het geven van aanwijzingen voor het nieuwe besluit aan het bestuursorgaan.
  3. De bestuursrechter kan in plaats van de vernietiging van de beslissing op bezwaar bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
  4. De bestuursrechter kan in plaats van de vernietiging van de beslissing op bezwaar bepalen dat zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

Vraag 10

Een van de kenmerken van een algemeen verbindend voorschrift is dat deze een zelfstandige norm bevat.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 11

Wanneer de burgemeester een klas havo 3-scholieren welkom heet op het gemeentehuis handelt hij als bestuursorgaan in de zin van de Awb.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 12

De burgemeester van Oegstgeest is op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening bevoegd om gebiedsverboden te geven. Is de schriftelijke weigering van de burgemeester om een Oegstgeests raddraaier een gebiedsverbod voor heel Oegstgeest te geven een besluit waartegen bij de bestuursrechter geprocedeerd kan worden?

  1. Ja, want dit soort handelingen wordt met een besluit gelijkgesteld.
  2. Nee, er is geen rechtsgevolg.
  3. Nee, dit is een soort gedoogverklaring.
  4. Nee, algemeen verbindende voorschriften zijn uitgezonderd van beroep bij de bestuursrechter.

Vraag 13

Sinds de inwerkingtreding van de Koppelingswet op 1 juli 1998 hebben illegale vreemdelingen niet langer recht op gefinancierde medische verzorging. De regering heeft daarbij wel onder ogen gezien dat het gelet op de medische beroepsethiek noodzakelijk is om in acute omstandigheden medische zorg te verlenen aan deze illegale vreemdelingen. Omdat het volgens de regering niet redelijk is dat zorginstellingen voor de daarmee gepaard gaande kosten zouden opdraaien, heeft zij voorzien in een dekking van het financiële risico dat de zorginstellingen oplopen. Voor dat doel heeft de regering een fonds in het leven geroepen. De statuten vermelden tevens dit doel. De Stichting wordt voor 100% gefinancierd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze gelden worden via Stichting De Koppeling uitgekeerd aan zorginstellingen die, na het verzorgen van illegale vreemdelingen, met onbetaalde rekeningen zitten. De voorwaarden om voor deze tegemoetkomingen in aanmerking te komen zijn vooraf door de minister bepaald.

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

  1. De Stichting is geen bestuursorgaan, omdat zij niet met openbaar gezag is bekleed krachtens een wettelijk voorschrift.
  2. De Stichting is geen bestuursorgaan, omdat de tegemoetkomingen voortvloeien uit een privaatrechtelijke rechtsverhouding tussen het ministerie en de Stichting.
  3. De Stichting is een bestuursorgaan, omdat zij de belangen van de zorginstellingen krachtens haar statuten en feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigt.
  4. De Stichting is een bestuursorgaan, omdat sprake is van een nauwe band tussen de Stichting en de minister.

Vraag 14

Wat wordt bedoeld met ‘ongelijkheidscompensatie’?

  1. Het verschijnsel dat de rechter, in het licht van de ongelijkwaardigheid van de in het bestuursprocesrecht betrokken partijen, voldoende oog heeft voor de beleidsvrijheid van het bestuursorgaan.
  2. Het verschijnsel dat de rechter een geldelijke compensatie kan toekennen aan een partij die schade lijdt nadat een besluit is vernietigd.
  3. Het verschijnsel dat de rechter, in het licht van de ongelijkwaardigheid van de in het bestuursprocesrecht betrokken partijen, voldoende oog heeft voor de positie van de burger.
  4. Het verschijnsel dat de rechter bij strijd met het gelijkheidsbeginsel zoveel mogelijk zelf in de zaak voorziet.

Vraag 15

Artikel 66a, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 luidt als volgt:

Onze Minister kan een inreisverbod [dit is een beschikking] uitvaardigen tegen de vreemdeling, die geen gemeenschapsonderdaan is en die Nederland niet onmiddellijk moet verlaten.”

Welk van onderstaande stellingen is juist?

  1. De rechter moet de beslissing van de minister om een inreisverbod op te leggen vol toetsen en zijn eigen beoordeling voor die van de minister in de plaats stellen.
  2. De rechter moet de beslissing van de minister om een inreisverbod op te leggen marginaal toetsen en zijn eigen beoordeling alleen voor die van de minister in de plaats stellen als het opleggen van een inreisverbod evident onredelijk is.

Vraag 16

De heer Rossem heeft zijn oog laten vallen op een stuk “snippergroen” dat grenst aan zijn oprit. De gemeente Renesse is eigenaar van het desbetreffende stuk groen. Meneer Rossem zit bij wethouder Steenhouwer van Ruimtelijke Zaken op de tennisclub “Scelveringhe”. Na de tennisles op donderdagavond stapt Rossem in de kantine op de wethouder af met de vraag of de gemeente Renesse het stuk snippergroen aan hem zou willen verkopen. De wethouder geeft aan dat de gemeente Renesse krap bij kas zit en zoveel mogelijk snippergroen van de hand wil doen. Volgens de wethouder zal het stuk grond dan ook zeker aan meneer Rossem worden verkocht. Hij moet nog wel even een schriftelijk verzoek doen, maar dit is enkel een formaliteit. Meneer Rossem schrijft de volgende dag meteen een brief aan de gemeente met het verzoek om het stuk snippergroen naast zijn oprit aan hem te verkopen. Daarnaast bestelt hij voor € 1.000 aan perkplanten om zijn stukje snippergroen op te fleuren. Zijn teleurstelling is groot wanneer hij de week erna namens de gemeente een brief ontvangt dat zijn verzoek wordt afgewezen. Welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is hier in het geding en bij welke rechter kan dat aan de orde worden gesteld?

  1. Het vertrouwensbeginsel. De afwijzing van het verzoek kan op grond van artikel 1:3, tweede lid, van de Awb, worden aangevochten bij de bestuursrechter.
  2. Het vertrouwensbeginsel. Omdat de weigering van de gemeente om een stuk snippergroen te verkopen geen besluit is, staat rechtsbescherming open bij de burgerlijke rechter.
  3. Het materiële rechtszekerheidsbeginsel. De afwijzing van het verzoek kan op grond van artikel 1:3, tweede lid, van de Awb, worden aangevochten bij de bestuursrechter.
  4. Omdat de gemeente hier privaatrechtelijk handelt is de gemeente niet gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn dan ook niet geschonden.

Open vragen

Casus: Parkeerprobleem in het Amsterdamse Oud Zuid

In het Amsterdamse Oud Zuid is al jarenlang een nijpend tekort aan parkeerplaatsen. Met name de plaatselijke winkeliers ervaren dit als een groot probleem. Zij menen dat hun omzet zou stijgen als in de buurt meer parkeermogelijkheden worden gecreëerd. Na een jarenlange lobby vinden hun klachten gehoor bij het college van burgemeester en wethouders. Het college meent dat de aangewezen weg om het parkeerprobleem op te lossen bestaat uit het kappen van 206 populieren in de middenberm, om ter plekke parkeerplaatsen te creëren. Op grond van art. 2.2, eerste lid, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is voor dit voornemen een omgevingsvergunning ‘activiteit kappen’ (hierna: kapvergunning) nodig wanneer een gemeentelijke verordening dit vereist. In Amsterdam is inderdaad in de gemeentelijke verordening geregeld dat voor het kappen van dit soort bomen een kapvergunning nodig is.

Op 3 juli 2014 verleent een ambtenaar van de gemeentelijke afdeling Bouwen en Wonen, namens het college van burgemeester en wethouders, de kapvergunning.

U bent advocaat bij een klein advocatenkantoor in Amstelveen. Bij u meldt zich een bestuurslid van de Stichting ‘Een groen Oud Zuid doen we samen’. Deze Stichting flyert actief en gaat veelvuldig langs de deuren om zoveel mogelijk steun te verwerven tegen de voorgenomen kap van de bomen. In de statuten van de Stichting staat als doelstelling geformuleerd dat de Stichting “beoogt met alle mogelijke vreedzame en juridische middelen te zorgen voor een groen Oud Zuid, en in het bijzonder de kap van bomen tegen te gaan.”

De Stichting vraagt u een advies op te stellen waarin u in elk geval ingaat op de volgende aandachtspunten:

  1. Op welke wijze heeft de ondertekenende ambtenaar de bevoegdheid tot het verlenen van de kapvergunning verkregen? Moet diens bevoegdheid uit de gemeentelijke verordening blijken?

  2. Is de Stichting belanghebbende bij het besluit tot verlening van de kapvergunning?

  3. Bij welke rechter(s) kan, na de bezwaarprocedure, de kapvergunning worden aangevochten?

  4. Stel dat de kapvergunning zou worden verleend, welke mogelijkheden biedt de Awb dan om ervoor te zorgen dat het besluit niet onmiddellijk ten uitvoer kan worden gelegd? Aan welke voorwaarden zou daartoe moeten worden voldaan?

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. B. Dat is onjuist.

  2. C. Deze bepaling geeft de minister geen beleidsvrijheid, maar wel beoordelingsvrijheid.

  3. C. De Nationale ombudsman start een onderzoek naar de mate waarin bij het voormalige politiekorps Gelderland-Midden de etnische achtergrond en afkomst van kandidaten een doorslaggevende rol speelt bij bevorderingsprocedures (art. 9:26 Awb).

  4. A. Deze stelling is juist.

  5. C. Ja, want Nel heeft een belang dat tegengesteld is aan dat van ‘Het sleuteltje’.

  6. B. Nee, het college is geen belanghebbende op grond van artikel 1:2 lid 2 Awb.

  7. C. De R&R is een beleidsregel, omdat het bepaalt hoe een bestuursorgaan zijn beleidsvrijheid hanteert.
  8. D. Beide stellingen zijn juist.

  9. A. De bestuursrechter kan na de vernietiging van de beslissing op bezwaar overgaan tot het toepassen van de bestuurlijke lus.

  10. A. Dit is juist.

  11. A. Dit is juist. 

  12. D. Nee, algemeen verbindende voorschriften zijn uitgezonderd van beroep bij de bestuursrechter.

  13. D. De Stichting is een bestuursorgaan, omdat sprake is van een nauwe band tussen de Stichting en de minister.

  14. C. Het verschijnsel dat de rechter, in het licht van de ongelijkwaardigheid van de in het bestuursprocesrecht betrokken partijen, voldoende oog heeft voor de positie van de burger.

  15. B. De rechter moet de beslissing van de minister om een inreisverbod op te leggen marginaal toetsen en zijn eigen beoordeling alleen voor die van de minister in de plaats stellen als het opleggen van een inreisverbod evident onredelijk is.

  16. B. Het vertrouwensbeginsel. Omdat de weigering van de gemeente om een stuk snippergroen te verkopen geen besluit is, staat rechtsbescherming open bij de burgerlijke rechter.

Antwoordindicatie Open vragen

Casus: Parkeerprobleem in het Amsterdamse Oud Zuid

Geen antwoordindicatie beschikbaar.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources
Inleiding Bestuursrecht - Recht - UL - B1 - Oefenmaterialen

Inleiding Bestuursrecht - Recht - UL - B1 - Oefenmaterialen

  • In deze bundel worden oefententamens gedeeld voor het vak Inleiding Bestuursrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie. Zoek bijvoorbeeld op vak naam, boek titel of naam van de voorgeschreven arresten voor dit studiejaar.