Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)


MC-vragen

Vraag 1

Uit artikel 8:2 Awb volgt dat het niet mogelijk is een bezwaarschrift in te dienen tegen de toepassing van een beleidsregel door een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 2

Als een bezwaarschrift na het verstrijken van de bezwaartermijn wordt ingediend, dan zal het – tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding – niet-ontvankelijk worden verklaard.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 3

Voor de gevallen dat een internationaalrechtelijke bepaling rechtstreekse werking heeft, hanteert de Grondwet de term ‘een ieder verbindende bepaling’. Of een bepaling van verdragsrecht ‘een ieder verbindend’ is, wordt uiteindelijk uitgemaakt door een rechter. Heeft de rechter eenmaal vastgesteld dat het om een een ieder verbindende bepaling van internationaal recht gaat en constateert hij verder dat de toepassing van een nationaal wettelijk voorschrift daarmee onverenigbaar is, dan kan hij de betreffende verdragsbepaling buiten toepassing laten.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 4

Het kabinet heeft in het regeerakkoord vastgelegd dat er in deze kabinetsperiode in totaal 18 miljard Euro bezuinigd dient te worden. Eén van de bezuinigingsmaatregelen die de regering daarbij voor ogen heeft is een verhoging van de eigen bijdrage die de burgers moeten betalen in de kosten van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. De minister van Veiligheid en Justitie kondigt in de Tweede Kamer aan dat de regering het voornemen heeft op basis van artikel 35 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand een algemene maatregel van bestuur op te stellen waarin de hoogte van de eigen bijdragen wordt verdubbeld. De Wet op de rechtsbijstand is niet opgenomen in uw wettenbundels; in artikel 35 lid 2 van deze wet staat echter dat de hoogte van de eigen bijdragen bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.

Een Tweede Kamerlid van één van de oppositiepartijen windt zich vreselijk op over dit voornemen van de regering en stelt tijdens het Kamerdebat daarover dat een dergelijke beperking van het recht op gefinancierde rechtshulp bij algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 18 Grondwet sowieso niet is toegestaan, omdat een regeling met betrekking tot het recht op rechtsbijstand alleen bij wet in formele zin gegeven mag worden.

De stelling van het betreffende Kamerlid is:

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 5

Op 31 mei 2011 verscheen op de website NU.nl het onderstaande bericht. Lees dit bericht en beoordeel vervolgens de juistheid van de daaronder opgenomen opmerking.

Donner wil misbruik Wob tegengaan

AMSTERDAM - Overheden moeten de mogelijkheid krijgen om 'oneigenlijke' vragen om overheidsinformatie af te wijzen en grote verzoeken in te perken.

Dat schrijft minister Piet Hein Donner (CDA) van Binnenlandse Zaken in een brief namens het kabinet aan de Tweede Kamer. Donner wil met de maatregelen een einde maken aan misbruik van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

De Wob geeft burgers het recht om documenten over bestuurlijke aangelegenheden op te vragen. Onder meer journalisten maken regelmatig gebruik van die mogelijkheid.

Volgens Donner wordt de Wob soms misbruikt. Zo zouden sommige verzoeken alleen worden ingediend in de hoop dat de overheid niet tijdig reageert. Dan heeft de indiener recht op een dwangsom. Ook zouden sommige burgers de wet misbruiken om een bestuursorgaan te overladen met werk, of komen verzoeken voort uit "een obsessief streven naar openbaarmaking". Dat kost volgens de minister veel tijd en geld.

Hij wil daarom dat overheden oneigenlijke Wob-verzoeken kunnen afwijzen, en dat ze omvangrijke verzoeken om informatie voortaan in overleg met de aanvrager kunnen inperken.

De door minister Donner voorgestelde wetswijziging zal leiden tot een uitbreiding van de absolute weigeringsgronden van art. 10 lid 1 Wob.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 6

Anterieure gemeentelijke verordeningen die hetzelfde onderwerp regelen als een hogere regeling kunnen zonder rechterlijke tussenkomst hun verbindende kracht verliezen.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 7

Een last onder dwangsom wordt aangemerkt als een herstelsanctie en kan door degene tot wie deze gericht is worden aangevochten v ia de in de Awb geregelde bezwaar- en beroepsmogelijkheden.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 8

Welke van de volgende besluiten is geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb?

  1. Een besluit van de gemeenteraad, op basis van artikel 8 Woningwet, tot vaststelling van een bouwverordening.
  2. Een besluit van het college van burgemeester en wethouders, op basis van artikel 3.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tot verlening van een omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van een woning.
  3. Een besluit van de Eerste Kamer der Staten-Generaal tot vaststelling van het wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht.
  4. Een besluit van de regering, op basis van artikel 2 Woningwet, tot vaststelling van een nieuw Bouwbesluit (de in dit artikel bedoelde algemene maatregel van bestuur).

Vraag 9

De Hema in Voorschoten vraagt bij het College van burgemeester en wethouders (hierna B&W) een vergunning aan voor het plaatsen van vijf lichtgevende reclameborden (‘lichtbakken’) op de voorgevel. Het College van B&W verleent de vergunning.

Mevrouw Brinkman en de heer Verhoeven bezitten elk een appartement boven de Hema en zijn niet blij met de te plaatsen lichtbakken. Doordat de lichtbakken onder hun slaapkamerraam hangen en dag en nacht zullen aanstaan vrezen zij ’s nachts geen oog meer dicht te doen. Zij dienen bezwaar in en stellen dat de normen voor lichtoverlast zullen worden overschreden.

Het college van B&W geeft hen daarop te verstaan dat eventueel na plaatsing van de bakken een lichtmeting gedaan kan worden en verklaart de bezwaren ongegrond. Mevrouw Brinkman en de heer Verhoeven gaan in beroep.

Op grond van welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur kan de bestuursrechter – in het licht van de hierboven gegeven informatie – het bestreden besluit vernietigen?

  1. Het vertrouwensbeginsel.
  2. Het verbod van vooringenomenheid.
  3. Het verbod van détournement de pouvoir.
  4. Het zorgvuldigheidsbeginsel.

Vraag 10

De heer Pechthout is na een hoog oplopend conflict met de burgemeester ontslagen als ambtenaar bij de gemeente Leiden. Sinds zijn ontslag heeft hij samen met zijn vrouw en hond een plaats ingenomen op het stadhuisplein met een protestbord waarop de burgemeester wordt uitgemaakt voor ‘hypocriete leugenaar’. Pechthout was juridisch medewerker bij de afdeling openbare orde en veiligheid en weet dus dat hij van het houden deze demonstratieve manifestatie op basis van de Wet openbare manifestaties (Wom) kennisgeving moet doen aan de burgemeester. Dat heeft hij dan ook keurig gedaan. Aanvankelijk zag de burgemeester geen reden om gebruik te maken van zijn bevoegdheden op basis van de Wom, omdat hij meende dat de bui wel weer zou overwaaien.

ls Pechthout vier maanden later nog steeds op het stadhuisplein bivakkeert, met vrouw en hond en inmiddels een hele reeks protestborden waarop het voltallige gemeentebestuur wordt beschimpt, vindt de burgemeester het welletjes. Op basis van art. 5 lid 1 Wom besluit hij de demonstratie te verbieden. Dit verbod wordt Pechthout in een door de burgemeester ondertekende brief medegedeeld. Daarin staat onder meer dat het verbod wordt ingegeven door de noodzaak verdere wanordelijkheden te voorkomen.

Pechthout meent dat dit handelen een ‘schandelijke inbreuk op de vrijheid van meningsuiting en betoging oplevert door de regentenkliek op het Leidse stadhuis’. Hij start een bestuursrechtelijke procedure tegen deze beslissing van de burgemeester. Omdat hij van de rechter in eerste aanleg geen gelijk krijgt, gaat hij in hoger beroep. Bij welke rechterlijke instantie zal hij zijn hoger-beroepschrift dan moeten indienen?

  1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
  2. De Centrale Raad van Beroep.
  3. Het gerechtshof ’s-Gravenhage.
  4. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.

Vraag 11

Het hoger beroep van Pechthout wordt door de hoger-beroepsrechter ongegrond verklaard. De rechter meent dat geen sprake is van een schending van de vrijheid van meningsuiting of van de betogingsvrijheid, zoals die beschermd worden door art. 7 en 9 Grondwet en art. 10 en 11 EVRM. Pechthout ziet in deze gang van zaken ‘een bevestiging van het feit dat rechters in Nederland niet onpartijdig en onafhankelijk zijn’. Hij wil een klacht indienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Tegen wie zal die klacht dan gericht moeten zijn?

  1. Tegen de burgemeester van Leiden.
  2. Tegen de gemeente Leiden.
  3. Tegen de rechterlijke instantie die in hoger beroep het beroep van Pechthout ongegrond verklaarde.
  4. Tegen de Staat der Nederlanden.

Vraag 12

Met betrekking tot de taken en bevoegdheden die worden uitgeoefend door het provincie- en gemeentebestuur wordt wel onderscheid gemaakt tussen autonome taken en medebewindstaken. Welke van de onderstaande taken kan worden gezien als een medebewindstaak?

  1. Het opstellen van een inspraakvordering door de Provinciale Staten, op grond van artikel 147 Provinciewet.
  2. Het verrichten van periodiek onderzoek door het college van burgemeester en wethouders naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur, op basis van artikel 213a Gemeentewet.
  3. Het vaststellen van een belastingverordening door de gemeenteraad, op grond van artikel 216 Gemeentewet.
  4. Het vaststellen van een bestemmingsplan door de gemeenteraad, conform artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening.

Vraag 13

Welke van de onderstaande eisen hoort niet tot de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn voor het aanvragen van een voorlopige voorziening?

  1. Er moet een beslissing zijn genomen op het gemaakte bezwaar of het ingestelde administratieve beroep.
  2. Er moet griffierecht worden betaald.
  3. Er moet, gelet op de betrokken belangen, sprake zijn van onverwijlde spoed.
  4. Er moet tegen de aan te vechten beslissing beroep open staan op een bestuursrechter.

Vraag 14

Het college van burgemeester en wethouders van Groningen heeft – op basis van de gemeentelijke kapverordening (die geen rechtsbeschermingsbepalingen bevat) – een kapvergunning verleend voor de kap van een tiental monumentale bomen in de Oude Kijk in ’t Jatstraat. Aleid van Veenendael is zeer teleurgesteld, want als bewoonster van de Oude Kijk in ’t Jatstraat geniet zij dagelijks vanuit haar woning van het mooie uitzicht op de karakteristieke bomen. Zij dient tijdig een bezwaarschrift in tegen de verlening van de kapvergunning. Op dat bezwaarschrift beslist het college negatief; Aleids bezwaar wordt ongegrond verklaard. Aleid vindt dit een belachelijk besluit en wil daartegen in beroep gaan.

Aan wie moet zij haar beroepschrift richten?

  1. Aan het college van gedeputeerde staten van de provincie Groningen.
  2. Aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
  3. Aan de (sector bestuursrecht van de) rechtbank.
  4. Aan de burgerlijke rechter.

Vraag 15

Welke van de onderstaande opmerkingen over de bevoegdheden van de Nationale ombudsman is juist?

  1. De Nationale ombudsman kan, indien hij een bepaalde gedraging van een bestuursorgaan als onbehoorlijk beoordeelt, een schadevergoeding toekennen aan de benadeelde belanghebbenden.
  2. De Nationale ombudsman kan, zowel op verzoek van een klager op eigen initiatief, een onderzoek instellen naar bepaalde gedragingen van bestuursorganen.
  3. Om gedegen onderzoek te kunnen doen naar de gedragingen van bestuursorganen beschikt de Nationale ombudsman onder meer over de bevoegdheid om woningen te betreden, zo nodig zonder toestemming van de bewoner.
  4. De Nationale ombudsman kan over gedragingen van bestuursorganen en hun ambtenaren een rapport uitbrengen met aanbevelingen welke het betreffende bestuursorgaan verplicht is uit te voeren.

Vraag 16

Welke van de onderstaande personen of instanties opereert als een zogenaamd b-orgaan (d.w.z. als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1(b) Awb)?

  1. Hoogleraar Elzinga van de Rijksuniversiteit Groningen die een student het cijfer 5 toekent voor het tentamen staatsrecht.
  2. De burgemeester van Oegstgeest die een contract afsluit met een aannemer voor de bouw van een nieuwe vleugel aan het gemeentehuis.
  3. Het bestuur van de protestants-christelijke schoolvereniging Rijnland dat een overeenkomst afsluit met een hoveniersbedrijf voor het onderhouden van de tijd rondom de school.
  4. Het bestuur van de door de Gemeente Leiden opgerichte Stichting Kleinkunst, dat op basis van de Leidse subsidieverordening voor de kunsten een subsidie toekent aan Balletschool De Spiegel.

Vraag 17

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft onlangs bepaald dat gemeenten in hun verordeningen geen nadere regels kunnen opnemen met betrekking tot het gebruik en de verkoop van softdrugs, aangezien dit onverenigbaar is met het in de Opiumwet opgenomen verbod op het bezit en de verwerking van alle soorten drugs. Welke grens aan de verordende bevoegdheid van gemeenten is in deze uitspraak van de Afdeling aan de orde?

  1. De benedengrens.
  2. De territoriale/geografische grens.
  3. De bovengrens.
  4. De grens tussen anterieure en posterieure gemeentelijke verordeningen.

Vraag 18

Drs. G. de Lange is een hoge ambtenaar bij het ministerie van Veiligheid en Justitie. Hij heeft echter ook politieke aspiraties en is kandidaat-Kamerlid van een nieuwe politieke partij, “Politiek Anders”. Tijdens de verkiezingscampagne doet hij herhaaldelijk uitspraken over het justitiebeleid die de Minister van Veiligheid en Justitie in ernstige verlegenheid brengen. Zes weken voor de datum van de verkiezingen ontvangt hij dan ook een brief, die namens de Minister van Veiligheid en Justitie is ondertekend door de secretaris-generaal van het ministerie, waarin hem wordt medegedeeld dat hij met onmiddellijke ingang is geschorst en geen toegang meer heeft tot het ministerie, in afwachting van nadere tegen hem te nemen maatregelen. De Lange is het niet eens met deze beslissing. Welke rechtsgang staat er voor hem open (ervan uitgaande dat de wettelijke regeling waarop deze beslissing berust geen bijzondere rechtsgang vermeldt)?

  1. Bezwaarschrift indienen bij de secretaris-generaal ex art. 7:1 Awb, bij eventuele verwerping daarvan rechtstreeks in beroep bij de Centrale Raad van Beroep op grond van art. 17 Beroepswet.
  2. Bezwaarschrift indienen bij de secretaris-generaal ex art 7:1 Awb, bij eventuele verwerping daarvan administratief beroep instellen bij de minister, indien dit niet baat nog een beroepschrift indienen bij de rechtbank ex art 8:1 Awb en eventueel daarna nog hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ex art. 47 Wet op de Raad van State.
  3. Bezwaarschrift indienen bij de minister ex art 7:1 Awb, bij eventuele verwerping daarvan administratief beroep instellen bij de sector bestuursrecht van de rechtbank ex art 8:6 Awb en daarna hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ex art. 47 Wet op de Raad van State.
  4. Bezwaarschrift indienen bij de minister ex art 7:1 Awb, bij eventuele verwerping daarvan beroep instellen bij de sector bestuursrecht van de rechtbank ex art 8:1 Awb en zonodig daarna hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep op grond van art. 18 Beroepswet.

Vraag 19

In welk van de onderstaande wetsbepalingen is er sprake van preventief bestuurlijk toezicht?

  1. Artikel 163 lid 3 Provinciewet.
  2. Artikel 194 lid 2 Provinciewet.
  3. Artikel 207 lid 1 Provinciewet.
  4. Artikel 261 lid 1 Provinciewet.

Vraag 20

Welk van de onderstaande opmerkingen over handhaving van bestuursrechtelijke regels is juist?

  1. Als het gaat om de cumulatie van sancties is tegenwoordig in de Awb wel het zogenoemde una via-beginsel gecodificeerd, maar niet het ne bis in idem-beginsel.
  2. Als een bestuursorgaan bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen mag het ervoor kiezen om in plaats daarvan een last onder dwangsom op te leggen.
  3. Het intrekken van begunstigende beschikkingen wordt in de jurisprudentie doorgaans aangemerkt als een bestraffende sanctie.
  4. Op grond van de Awb is een bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast verplicht om vervolgens tot verhaal van de kosten van de bestuursdwanguitoefening over te gaan.

Vraag 21

Indien in een wetsartikel de zinsnede ‘bij of krachtens algemene maatregel van bestuur’ voorkomt, dan duidt dit op:

  1. Mandatering van een bestuursbevoegdheid.
  2. Mandatering van een regelgevende bevoegdheid.
  3. Delegatie van een bestuursbevoegdheid.
  4. Delegatie van een regelgevende bevoegdheid.

Vraag 22

Onlangs heeft de wetgever de zogenaamde ‘Wet minimale veiligheidseisen motorvoertuigen’ aangenomen. De wetgever beoogt met die wet, zo valt op te maken uit de wetsgeschiedenis, ‘de veiligheid van bestuurders van motorvoertuigen te verhogen teneinde het aantal dodelijke verkeersslachtoffers te verlagen’. In die wet is ook het volgende artikel opgenomen:

Artikel 40

1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de verkeersveiligheid eisen worden gesteld waaraan motorvoertuigen die deelnemen aan het wegverkeer moeten voldoen.

2. Hij die een bepaling van de in het eerste lid genoemde algemene maatregel van bestuur overtreedt, wordt gestraft met een boete van de eerste categorie zoals bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.

De regering stelt de in artikel 40 bedoelde algemene maatregel van bestuur (AMvB) ook inderdaad op en noemt deze het ‘Veiligheidsbesluit motorvoertuigen’. In het Veiligheidsbesluit motorvoertuigen is de volgende bepaling opgenomen:

Artikel 4

Motorvoertuigen die vóór 1 januari 1970 zijn gemaakt, dienen voorzien te zijn van een roetfilter dat ten minste 95% van het roet uit de uitlaatgassen filtert.

De regering legt in de nota van toelichting uit dat oude motorvoertuigen verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de luchtvervuiling. Met het bovenstaande artikel hoopt de regering daar een einde aan te maken. De heer Van Smits, verzamelaar van old-timers, rijdt op een zonnige dag in een auto uit 1950, maar heeft geen roetfilter geïnstalleerd. Hij krijgt een bekeuring, omdat hij handelt in strijd met artikel 4 van het Veiligheidsbesluit.

Daar is de heer Van Smits niet blij mee en hij vraagt uw mening over de juridische houdbaarheid van deze beslissing. Wat geeft u hem als antwoord?

  1. Artikel 4 van het Veiligheidsbesluit motorvoertuigen is een door straf te handhaven voorschrift. Het had daarom niet bij AMvB mogen worden vastgesteld. Er is dus geen wettelijke basis voor het opleggen van de bekeuring.
  2. Weliswaar kent de wet de bevoegdheid om bij AMvB regels vast te stellen, maar artikel 4 van het Veiligheidsbesluit motorvoertuigen gaat de omvang van de gedelegeerde bevoegdheid te buiten. Er is dus geen wettelijke basis voor het opleggen van de bekeuring.
  3. Artikel 4 van het Veiligheidsbesluit motorvoertuigen mist wettelijke grondslag, omdat hier een door straf te handhaven voorschrift wordt gecreëerd dat terugwerkende kracht heeft. En dat is in strijd met de Grondwet.
  4. Artikel 4 van het Veiligheidsbesluit motorvoertuigen berust op een formeel-wettelijke grondslag. De AMvB is bevoegd vastgesteld en de heer Van Smits zal de in de wet geregelde bekeuring moeten betalen.

Vraag 23

In de jurisprudentie is een aantal criteria uitgewerkt om te bepalen wie belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 Awb. Om welke criteria gaat het dan onder meer?

  1. Eigen, actueel, persoonlijk.
  2. Actueel, evident, openbaar.
  3. Enkelvoudig, rechtstreeks, persoonlijk.
  4. Rechtstreeks, openbaar, eigen.

Vraag 24

Jorick vraagt op grond van art. 2.1 jo. 2.7 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning aan voor de bouw van een schuurtje. Hem wordt telefonisch namens het college van burgemeester en wethouders medegedeeld dat zijn aanvraag zal worden afgewezen omdat één van de wethouders “nog een appeltje met hem te schillen heeft”. Onmiddellijk schrijft Jorick, die woedend is, een bezwaarschrift en stuurt dat naar het college. Zal zijn bezwaar ontvankelijk worden verklaard?

  1. Nee, want Jorick is geen belanghebbende.
  2. Nee, want Jorick had het bezwaarschrift bij een ander bestuursorgaan moeten indienen.
  3. Nee, want er is geen sprake van een besluit.
  4. Ja, want het college van B&W heeft gehandeld in strijd met het verbod van vooringenomenheid van art. 2:4 Awb.

Vraag 25

Stel dat zich de volgende situaties voordoen:

  1. Commissaris van de Koningin Aalberse, van de provincie Limburg, laat telefonisch weten dat hij over twee weken aanwezig zal zijn om de feestelijke heropening te verrichten van het Steenkolenmijnmuseum in Valkenburg.

  2. Wethouder Brinkman van de gemeente Valkenburg verleent per brief namens het College van burgemeesters en wethouders voor die heropening een evenementenvergunning aan het Steenkolenmijnmuseum.

  3. De Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) is door de minister van Infrastructuur en Milieu belast met een verkeersveiligheidstaak: het beoordelen van de rijvaardigheid en medische geschiktheid van bestuurders. Het CBR koopt 10 nieuwe auto’s voor examinatoren die recht hebben op een ‘auto van de zaak’ (voor woon-/werkverkeer).

In welk van de beschreven situaties is de desbetreffende (rechts)persoon onderworpen aan bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht?

  1. Alleen in situatie 1.
  2. Alleen in de situaties 1 en 2.
  3. Alleen in de situaties 2 en 3.
  4. Alleen in de situaties 1 en 3.

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. B. Dit is onjuist. 

  2. A. Dit is juist. 

  3. B. Dit is onjuist.

  4. B. Dit is onjuist.

  5. B. Dit is onjuist.

  6. A. Dit is juist. 

  7. A. Dit is juist. 

  8. C. Een besluit van de Eerste Kamer der Staten-Generaal tot vaststelling van het wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht.

  9. D. Het zorgvuldigheidsbeginsel.

  10. A. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  11. D. Tegen de Staat der Nederlanden.

  12. D. Het vaststellen van een bestemmingsplan door de gemeenteraad, conform artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening.

  13. A. Er moet een beslissing zijn genomen op het gemaakte bezwaar of het ingestelde administratieve beroep.

  14. C. Aan de (sector bestuursrecht van de) rechtbank.

  15. B. De Nationale ombudsman kan, zowel op verzoek van een klager op eigen initiatief, een onderzoek instellen naar bepaalde gedragingen van bestuursorganen.

  16. D. Het bestuur van de door de Gemeente Leiden opgerichte Stichting Kleinkunst, dat op basis van de Leidse subsidieverordening voor de kunsten een subsidie toekent aan Balletschool De Spiegel.

  17. C. De bovengrens.

  18. D. Bezwaarschrift indienen bij de minister ex art 7:1 Awb, bij eventuele verwerping daarvan beroep instellen bij de sector bestuursrecht van de rechtbank ex art 8:1 Awb en zonodig daarna hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep op grond van art. 18 Beroepswet.

  19. C. Artikel 207 lid 1 Provinciewet.

  20. B. Als een bestuursorgaan bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen mag het ervoor kiezen om in plaats daarvan een last onder dwangsom op te leggen.

  21. D. Delegatie van een regelgevende bevoegdheid.

  22. B. Weliswaar kent de wet de bevoegdheid om bij AMvB regels vast te stellen, maar artikel 4 van het Veiligheidsbesluit motorvoertuigen gaat de omvang van de gedelegeerde bevoegdheid te buiten. Er is dus geen wettelijke basis voor het opleggen van de bekeuring.

  23. A. Eigen, actueel, persoonlijk.

  24. C. Nee, want er is geen sprake van een besluit.

  25. B. Alleen in de situaties 1 en 2.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources
Inleiding Bestuursrecht - Recht - UL - B1 - Oefenmaterialen

Inleiding Bestuursrecht - Recht - UL - B1 - Oefenmaterialen

  • In deze bundel worden oefententamens gedeeld voor het vak Inleiding Bestuursrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie. Zoek bijvoorbeeld op vak naam, boek titel of naam van de voorgeschreven arresten voor dit studiejaar.